ALGEMEEN NIEUWS- F.N APVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN.
DIENSTPLICHT
FRISO
BAM
Eerste Blad.
binhenland.
No. 8775
VRIJDAG 18 DECEMBER 1931
71 e Jaargang.
L Mw
Een zonderling.
Geel 30 ct.
if Groen 35ct.
Rood 40ct.
Onze abonne's in het
Buitenland
H.H. Kantoorhouders
De abonne's van het
Gelllustreerd Zondagsblad,
DE UITGEEFSTER.
INSCHRIJVING
iDIUlSffiAvANVALKLnBURCVS-
LEEUWARDEN-
per Vz pond
..-A& m
ARONNEMENTSPRUS: Binnen Ter Neuzen 1,40 per 3 madden - Buiten Ter Neuzen
fr per post f 1 80 per 3 maanden Bij voor uitbetaling fr. per post 6,60 per 3aar
VoorBelgie en Amerika 2,25, overige Ian den 2,60 per 3 maanden fr. per post
Abonnementen voor het buitenland alleen b(j voorultbetaling.
Uitgeef sterFlrma P. J. VAN DE SANDE
GIRO 38150 TELEFOON No. 15.
ADVERTENTIeN: Van 1 tot 4 regels /0,80 Voor elken regel meer 0,20.
Grootere letters en clichd's worden naar plaatsruimte berekend.
Handelsadvertentien bij regelabonnement tegen verminderd tanef, hetwelk op aanvraag
verkrrjgbaar is. - Inzending van advertentien liefst Aen dag voor de uitgave.
DIT BLAD VERSCHIJNT IEDEREN MAA NDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
worden drinqend verzocht, het verschul-
digde abonnementsgeld voor 1 Jan. a.s.
in te zenden. Bij niet-ontvanqst voor dien
datum wordt het abonnement qestaakt.
Abonnementen voor het buitenland
worden slechts aangenomen bij vooruit-
beting. UITGEEFSTER.
worden verzocht het abonnementsgeld
ever het 4e kwartaal 1931 van de ier
Neuzensche Courant voor 1 Jan. a.s. in
te zenden.
Wij vesticjen er de aandacht van onze
abonne's op, dat wij bij terug-ontvangst
van eene onbetaalde kwitantie onmiddel-
lijk de toezending van het blad zullen
stalcen.
laarabonnement bij vooruitbetaling voor
1 Tan. a.s. f 6,60.
DE UITGEEFSTER.
die het blad per post ontvangen, wor
den verzocht, hun abonnementsgeld noor
1 Jan. a.s. in te zenden daar er anders
over beschikt wordt met verhooging van
IS cent.
VOOR DEN
De Burgemeester van TER NEUZEN
maakt bekend, dat in Januari a.s. voor den
dienstplicht moeten worden ingeschreven per
sonen, die geboren zijln in 1913.
Voor de aangifte ter inschrijving zal in het
bijzonder gelegenheid worden gegeven ter
gemeentesecretarie op de dagen en uren op de
persoonlijke oproepingskaarten vermeld.
Omtrent deze inscbrijving en omtrent de
inschrijving, die in sommige gevallen binnen
sen anderen termijn moet plaats hebben gel-
den de volgende bepalingen van de Dienst-
plichtwet en van bet Dienstplichtbesluit.
Wie wel en wie niet ingeschreven moeten
worden.
Art. 6 der wet. 1. Behoudens de bepaiing van
het tweede lid wordt voor den dienstplicht inge-
•ehreven:
a. de Nederlander, die op 1 Januari van hetjaar,
waarin hij 19 jaar oud wordt, woonplaats heeft in
Nederland of in een plaats in het buitenland, welke
niet meer dan 15 K.M. van de Nederlandsche grens
is gelegen, of wiens wettige vertegenwoordiger op
aenoemd tijdstip aldaar woonplaats heeft;
b. de niet-Nederlander, die op genoemd tijdstip
Ingezetene is.
2. Voor den dienstplicht wordt met ingeschreven
de ingezetene, niet-Nederlander, die:
is geboren in Nederlandsch-Indie, Surinam" "f
Gurafao
blijkt te behooren tot een btaat, waar de
Nedei landers niet aan» verplichten krijgsdienst zijn
onderworpen of waar ten aanzien van den dienst
plicht het beginsel van wederkeerigheid is aangenomen.
In welke gemeente de inschrijving moet
geschieden.
Art. 8 van het besluit. 1. De inschrijving voor
den dienstplicht geschiedt:
a. indien de wettige vertegenwoordiger in Neaer-
land woonplaats heeft, in de gemeente, waarin deze
woonplaats is gelegen;
b. indien de in te schrijven persoon in Nederland
woonplaats heeft, in de gemeente, waarin de?e woon
plaats is gelegen, tenzij tnj een wettigen vertegen
woordiger heeft, die in een andere gemeente in Neder
land woonplaats heeft;
o. indien noch de in te schrijven persoon, noch
zijn wettige vertegenwoordiger in Nederland woon
plaats heeft
te Amsterdamals de in te schrijven persoon ot
zijn wettige vertegenwoordiger woonplaats heeft in
Duitschland
te Rotterdamals de in te schrijven persoon of
zijn wettige vertegenwoordiger woonplaats heeft in
Belgie
een en ander, indien de woonplaats is gelegen in
een plaats, welke niet meer dan 15 K.M. van de
Nederlandsche grens is gelegen.
2. Indien de in te schrijven persoon en zijn
wettige vertegenwoordiger beiden woonplaats hebben
binnen het onder c bedoelde gebied. doch een van
hen in Duitschland en de ander in Belgie, geschiedt
de inschrijving te Amsterdam of te Rotterdam, naar
gelang de in te schrijven persoon in Duitschland of
in Belgie woonplaats heeft.
3. Voor de toepassing van dit artikel wordt in
aanmerking genomen de woonplaats, op 1 Januari
van het jaar, waarin de in te schrijven persoon 19
jaar oud wordt, of, geldt het inschrijving op grond
van art. 7 der wet, de woonplaats op den dag waarop
het in dat artikel bepaalde op den in te schrijven
persoon van toepassing is geworden.
Aangifte ter inschrijving.
Art. 8 der wet. 1. Behoudens de hieronder ver-
melde uitzonderingen geschiedt de inschrijving voor
den dienstplicht op aangifte hij den burgemeester
der hierboven vermelde gemeente.
2. De aangifte geschiedt door den in te schrijven
persoon zelf of hij verhindering door zijn wettigen
vertegenwoordiger; zij kan geschieden door tusschen-
komst van een daartoe schriftelijk gemachtigde.
3. De aangifte geschiedt:
a. voor zooveel betreft de ingevoige art. 6 der
wet in te schrijven personen, in de maand Januari
van het jaar, waarin zij 19 jaar oud worden;
b. voor zooveel betreft de ingevoige art. 7 der
wet in te schrijven personen (lie hierna), binnen
dertig dagen na den dag, waarop het in dat artikel
bepaalde op hen van toepassing is geworden.
Art. 10 van het besluit. 1. Zonder aangifte wordt
voor den dienstplicht ingeschreven
a. hij, die is opgenomen in een krankzinnigen-,
idioten-, doofstommen- of blindengesticht, een rijks-
opvoedingsgesticht, een tuchtschool, een gevangenis
of een rijkswerkinrichting
b hij, die ingevoige art. 39 van het Wethoek
van Strafrecht ter beschikking van de Regeering is
gesteld en niet in een rijksopvoedingsgesticht is
opgenomen
c. hij, die als vrijwilliger behoort tot de land-
macht, uitgezonderd den vrijwilligen landstorm
tot de zeemacht of de overzeesche weermacht.
d. hij, wiens inschrijving wordt vervroegd krach
tens een toestemming, als hierna bedoeld.
Inschrijving v66r den gewonen tjjd.
Art. 15 van het besluit. 1. Hij, die eerder wenscht
te worden ingeschreven dan naar zijn leeftijd zou
moeten geschieden, vraagt daartoe met opgaaf van
ledenen toestemming bij een verzoekschrift, dat hij
aan den Minister van Defensie zendt voor 1 Mei van
het jaar, waarin hij 17 jaar oud wordt. Hij legt
daarbij over een bewijs van instemniing van zijn
wettigen vertegenwoordiger. Indien de minister in
de opgegeven redenen aanleiding zou vinden het
verzoek toe te staan, stelt hij den belanghebbende
in de gelegenheid een onderzoek te ondergaan ter
zake van lichamelijke geschiktheid, voor zoover niet
bij het verzoekschrift verklaringen zijn overgelegd,
waaruit de geschiktheid voldoende blijkt.
Inschrijving na den gewonen tijd.
Art. 7 der wet. 1. Voor den dienstplicht wordt
ook of wordt opnieuw ingeschreven voor zoover
hij niet reeds ingevoige art. 6 der wet is inge
schreven
a. de Nederlander, die na 1 Januari van hetjaar,
waarin hij 19 jaar oud wordt, en voor 1 Januari van
het jaar, waarin hij 25 jaar oud wordt, zijn woon
plaats in Nederland of in een plaats in het buiten
land, welke niet meer dan 15 K.M. van de Neder
landsche grens is gelegen, heeft gevestigd of wiens
wettige vertegenwoordiger in dat tijdvak zijn woon
plaats aldaar heeft gevestigd
b. hij, die in bedoeld tijdvak Nederlander of op
nieuw Nederlander is geworden, indien hij of zijn
wettige vertegenwoordiger in Nederland of in een
plaats, als onder a bedoeld, woonplaats heeft;
c. de niet-Nederlander, die in bedoeld tijdvak
ingezetene of opnieuw ingezetene is geworden
d. de ingezetene. niet-Nederlander, die in bedoeld
tijdvak ophoudt te behooren tot een staat, als be
doeld in art. 6, tweede lid onder b, der wet (zte
hiervoor).
2. Met betrekking tot het bepaalde onder cgeldt
art. 6, tweede lid. der wet (zie hiervoor).
(Zie omtrent de aangifte art. 8 der wet, derde
lid b, hiervoor).
Strafhepalingen.
Art. 48 der wet. 1. Met hechtenis van ten hoog-
ste veertien dagen of geldboete van ten hoogste hon-
derd vijftig gulden wordt gestraft
a. hij, die niet voldoet aan een ingevoige art. 8,
tweede lid der wet op hem rustende verpliehting
b. degene, die de in verband met deze wet van hem
gevraagde opgaven niet of niet naar waarheid ver-
strekt
c. diegene der bestuurders van krankzinnigen-,
idioten-, doofstommen- of blindengestichten, rijks-,
opvoedingsgestichten, tuchtscholen, gevangenissen of
rijkswerkinrichtingen, die niet voldoet aan een in
gevoige art. 8, tweede lid, der wet op de bestuur
ders rustende verpliehting of die niet overeenkomstig
hij Koninklijk beslmt gegeven voorschriften opgaven
verstrekt ter inschrijving voor den dienstplicht van
in die gestichten opgenomen personen.
2. Met gevangenisstraf van ten hoogste twee
maanden of geldboete van ten hoogste zeshonderd
gulden wordt gestraft hij, die opzettelijk een der
in het eerste lid bedoelde feiten pleegt.
Vrijstelling van den dienstplicht.
Hij, die vrijstelling wenscht wegens broederdienst
of wgens het bekleeden van een geestelijk of een
godsdienstig-menschlievend ambt of opleiding tot
zoodanig ambt, behoort daartoe, voor zoover mogelijk,
aanvraag te doen bij de aangifte ter inschrijving.
Bij die aangifte bestaat tevensgelegenheid om indien
de in te sid'rijven persoon vermoedelijk een andere
reden van vrijstelling, zal kunnen doen gelden, ook
hiervan opgaaf te doen.
Beteekenis van de uitdrukliing „wettige
vertegenwoordiger".
Waar in de Dienstplichtwet of in het Dienstplicht
besluit wordt gebezigd de uitdrukking wettige ver
tegenwoordiger", wordt daaronder verstaan degeen,
die de ouderlijke maeht, de voogdij of de curateele
uitoefent.
Ter Neuzen, 15 December 1931.
De Burgemeester voornoemd,
J. HUIZINGA.
Hij zal wel altijd een beetje n bijzon
der mensch zijn geweest. Hij was wat
apart, hij was anders dan andere men-
schen, hij was wat tevredener dan ande
ren, en tegelijk was hij toch ook allerminst
een zelfvoldane. Hij was er een, die met
beide beenen stond in het leven van zijn
tijd, en tegelijk verlangde hij vurig naar
het nieuwe, dat te komen stond. De
meeste menschen konden maar slecht met
hem opschieten. Hij deed en sprak en
keek zoo anders. Maar hij was geen on-
rustig mensch, geen mensch, die onrust
verwekte, of van wien onrust uitging. Hij
had geleerd, dat het in deze wereld toch
niet in orde komt alleen door uiterlijke
maatregelen, allerminst als die met kracht
en geweld zouden worden ingevoerd of
door gezet. En dan was hij tegelijk weer
de man, die meer dan iemand anders vast-
hield aan en zichzelf liet ophouden door
de Messiaansche verwachtingen van zijn
volk. Die Messias-verwachtina was een
onlosmakelijk bestanddeel van Israels ge-
ioof: zij was samengeweven met Israels
godsdienst, maar, vreemd toch scheen
het, alsof. terwijl iedereen het geloofde
en hoopte en wenschte, intusschen ieder
een er al aan gewend was geraakt, dat het
toch niet komen zou, althans voorloopig
nog in geen jaren. De groote massa had
zich er bij neergelegd; iedereen geloofde
het en toch leefde haast niemand er
mee uit.
Temidden nu van deze menschen leeft
onze Simeon. Hij treedt niet naar voren,
hij treedt niet op, hij doet niet zooals
anderen gedaan hadden, die een partij
hadden gevormd, en die in het openbaar
of in het verborgen heel in het verborgen,
een kring van geestverwanten rondom
zich hadden verzameld. Neen, Simeon
hield het voor zich, het was zijn levens-
geheim, maar dan ook in den vollen zin
van het woord: een geheim. En terwijl
niemand hem begreep, en velen het hoofd
over hem schudden, ging hij stil en rustig
zijn gang, en met ieder jaar wies nog zijn
zekerheid, zijn vast geloof: dat de Messias
nu welhaast komen zou. Langzamerhand
is het toen zoo geworden, dat zijn geloof
hem echt ophield. Men begjon zich te ver-
bazen over zijn kracht. Hij stond vrijwel
alleen, en toch was hij zoo sterk. Hoe
kwam hij toch zoo flink en krachtig; waar
had hij zijn moed vandaan Simeon zelf
voelde het wel: wat het was, dat hem
op-hield: het was zijn geloof in de nade-
ring van den Messias, die welhaast
komen zou.
Toen is Simeon zich gaan voorstellen,
hoe dat dan straks wel wezen zou. Hij
was als een kind, dat heel sterk vervuld
is van een bepaalde zaak, en dat zich daar
nu een heel duidelijke voorstelling van
begint te vormen. Het wordt nu lang
zamerhand alles al wat vaster van vorm,
het begint kleur en proporties te krijgen.
Simeon stelde het zich voor en dacht het
zich in: Als de Messias op aarde komen
zou, dan zou hij komen langs den weg
van de moeder. Dat was de weg van alle
vleesch; zoo kwam men ter wereld. en
dus: zoo zou ook deze Beloofde dan straks
op aarde komen. En Simeon, die al den
tijd nam en had voor deze aedachten, ging
zich alles indenken: hoe dan die moeder
er uit zou zien, en hoe het gaan zou, en
ook... wat ze dan met het kindeke zouden
doen Zoek zoo'n kind nu maar eens in
heel dat wijde land, temidden van al die
menschen en hun kroost
Maar een kans was er, en daaraan
schonk hij al zijn aandacht: als dit
kindeke er was. zouden de ouders het op
den bepaalden dag, naar den tempel
brengen. Zij waren toen alien wetsge-
trouw, en dezen zouden dat zeker zijn.
Dus dan zou Simeon maar trouw den
tempel bewaken, want daar zou de
Beloofde langs komen, door die deur en
dan gebracht worden in dat vertrek!
Hij week niet meer van die plaats. Het
viel den menschen op, dat die oude man
daar altijd zoo stond, iederen dag weer,
en dat het wel leek, alsof hij ze monsterde,
al die menschen, die daar naar den tempel
kwamen, die ouderparen, zoo heel ver-
schillend in optreden en stand. Wat zou
die man toch willen Wat zou hij toch
voor bedoelingen hebben
Maar over zijn bedoelingen liet Simeon
niets los. Hij hield ze voor zich, want zij
was hem zoo oneindig dierbaar, zijn ver-
wachting. Maar dat het gebeuren zou,
dat stond voor hem vast; het zou dezer
dagen geschieden. Het was, alsof zijn
geloof de komst van den Messias nog ver-
haastte. Het was, alsof Simeon's geloof
den Messias nog iets gauwer komen deed.
Hij had al herhaalde malen ,,neen" ge-
zegd. Hij begreep meestal onmiddellijk,
wie het niet waren. Neen, dat konden de
ouders niet zijn, en dat was ,,het" kindeke
niet. Uiterlijk vertoon, praal of pracht,
verblindden hem niet. Daardoor liet
Simeon zich geen oogenblik ,,van de wijs
brengen. En als dan de namen werden
gevraagd, en de woonplaats, en het ge-
slacht, dan volgde het bewijs, dat deze de
Messias niet wezen kon.
Maar daar opeens, op den schoonsten
dag van zijn leven, daar werd het kindeke
Jezus binnengebracht. Simeon voelde het
aan zijn hart. Hij zag het aan die ouders;
dat was ,,het" paar, dat was de moeder.
Geen staatsie, geen uiterlijke heerlijkheid,
echt of onecht, geen vertoon, niets van
dat alles. Alles even gewoon, alles even
sober, op het arme af, maar toch... hoe
schoon en hoe teer en hoe voornaam,
Daar zijn armen, van wie majesteit uit-
gaat. Zij zijn zeldzaam, maar toch... zij
zijn er. En dat zag men hier.
Maria, o, Haar te mogen zien. de
Moeder van den Zaligmaker
En Simeon volgde. Simeon is de eerste
discipel van Jezus geweest. Hij is hem
nagegaan, den tempel door, en toen dat
vertrek binnen, waar de priester zat, die
wel heel weinig attentie hun zal hebben
geschonken. Deze man was dat zoo ge
woon om dit werk te doen, en misschien
zal hij zich nog hebben geergerd, dat zij
waren ,,uit het huis en geslacht van
David". Maar wat dien eenen ergerde,
nuuiuc "i| yucu i y»ch.h
uit dat geslacht En was het kindeke ge
boren te Betlehem Simeon begreep nu
ineens alles. Wat eertijds nog maar een
vermoeden ws geweest, was dan nu voile
werkelijkheid.
Felix Timmermans zegt het zoo mooi;
,,En weer voelde hij in zich een van
,,die huiveringen, die hem boven tijd
,,en eeuwigheid verhieven, die tranen
,,naar zijn oogen brachten, en heel zijn
wezen opslorpten in ongekende heer-
,,lijkheden. Dat waren steeds de
groote stonden van zijn leven, de be-
..zoekingen van God, en hij voelde het
,,met zijn ziel als met zijn vingeren, dat
,,dit hulpeloos kindeken degene was,
„dien hij zocht."
En Simeon nam het kindeken in zijn
armen. Misschien heeft het Maria moeite
gekost, het af te staan. Welke moeder
laat nu gemakkelijk haar kindje los, en
geeft het dan over in de handen van een
ouden, beverigen man Maar toch kon
zij het niet laten.
En toen kwam het er alles bij hem uit.
Het waren oude, oudtestamentische klan-
ken, maar zij kregen nu opeens een ge-
heel nieuwen inhoud. Het leefde nu op
eens, zooals alles leven gaat, als de Geest
er in of onder komt. „Nu laat Gij, Heere,
uw dienstknecht gaan in vrede, naar Uw
woord, want mijne oogen hebben Uwe
zaligheid gezien, die Gij bereid hebt voor
al de volken; een licht tot verlichting der
heidenen, en tot heerlijkheid van uw volk
Israel". Maar dat was nog niet het
eenige. Simeon zag niet enkel heerlijk
heid en zaligheid, niet enkel licht en
vrede. Hij begreep, al was het dan nog
vaag, dat er ook strijd zou komen en
smart, tegenspraak en teleurstelling. Door
Maria's ziel zou een zwaard gaan.
Vreemd, of toch ook weer niet vreemd,
dat dit alleen tot Maria gezegd werd.
Simeon zag het precies zooals het was en
wezen zou.
En nu was zijn taak volbracht, zijn
leven vervuld, nu kon hij gaan. De Zalig
maker was er nu. God zou het nu verder
doen. Hij zou het maken. De dienst
knecht trad achteruit, de Zoon was ge-
komen.
Staat deze Adventsmensch alleen? Is
hij alleen bijven staan Of voelen wij in
dezen Adventstijd met hem mede
(Ingez. Med.)
B68
(Ingez. Med.)
DE OUDE GULDENS NA
31 DECEMBER a.s. NIET MEER GELDIG.
Wij wijzen onze lezers er nog eens op, dat
de termijn voor het inleveren van de guldens,
welke van v66r 1920 zijn gedateerd op 31 De
cember a.s. verstrijikt. Na dien datum zijn
de betreffende munten dus aan de circulatie
onttrokken en kunnen dan niet meer als
wettig betaalmiddel dienst doen, zoodat nie
mand dus meer gehouden is ze in betaling
aan te nemen.
Wrj raden dus een ieder aan, vooral de win-
keliers en andere zakenmensehen om bun
kasgeld gedurende deze laatste dagen ter-
dege na te gaan, opdat zij na 31 December
niet zullen bemerken, dat er nog oude mun
ten in hun bezit zijn.
De oude guldens zijn nog ten postkantore
inwisselbaar.
SCHERPE DALING IN DE EIERPRIJZEN
Deze week deden de kippeneieren aan de
veiling van /2,95 tot 6,15 de honderd stuks.
Voor de grootere eieren is dat nog vrij be-
hoorlijk, docb gemiddeld is de prijs plotse-
ling 'weer f 2 lager dan in het vorige jaar,
toen de prijzen ook alweer f 2 beneden die
van December 1929 waren. Wel hebben de
voederprijzen tot dusver deze daling ook mee-
gemaakt en zoo is het versehil van f A k f 5
binnen twee jaar tijds daardoor min of meer
gecompenseerd, doch de andere bedrijfs-
onkosten zfn niet gedaald, zoodat nu inder-
daad ook in den eierhandel een crisis voor de
deur staat.
Immers tegen den winter zitten de koel-
buizen van den eierhandel vol met opge-
spaarde eieren, die men bewaart om ze aan
de markt te brengen als er schaarschte komt
em dus de veilimgsprijzen smel omhoog gaan.
Op het oogenblik echter is er geen vraag in
verhouding tot bet aanbod geweest en nu de
jonge kippen aan den leg gaan, komen die
met haar kleine eieren, vooral de kleinere
soorten, concurrentie aandoen en dit beeft tot
gevolg, dat de kleinste soorten nog geen drie
gulden maken, thans reeds nu de nieuwe
leg pas inzet. Eerst na Nieuwjaar zal de con
currentie der pas gelegde eieren met de koel-
huis-eieren op haar scberpst beginnen, docb
bet is toch al te verwachten, dat de handel
zijn opgeslagen product snel aan de markt zal
willen brengen om er nog van te maken, wat
er van te maken valt. Wel zit er altijd nog 'n
speculatieve kant aan een plotseling imvaUen-
den strengen winter, omdat de kippen dan
bet leggen weer staken, doch daar staat te-
genover, dat noch de buitenlandsche markt,
noch de binnenlandsche markt zelfs tegen
lagere prijzen bijzonder gretig koopt. De ver-
minderde koopkracbt zoowel binnen als bui
ten de grenzen is een groote riskante factor
geworden voor aUe marktspeculatie en -
naar men aan bet „Rott. Nwsbl." zei zelfs
de in zijm beroep grij-s geworden eierhande-
laar waagt het op bet moment niet eeniger-
lei positieve voorspelling te doen. Maar het
ligt voor de hand, dat bij den eierprijs van
heden niet anders dan een catastrofale prrjs
val in het vroege voorjaar is te verwachten.
Als de eieren nu al 3 of 4 centem (op de
veiling) gaan kosten, wat moet het dan tegen
Paschen worden?
BURGERWACHTEN,
DIE POLITIEDIENSTEN DOEN.
Het Tweede Kamerldd Van der Sluis bad
den Minister van Binnenlandsche Zaken en
Landbouw vragen gesteld in verband met de
uitoefeming van poiitiediensten door de bur-
gerwacht in de gemeente Weerselo, waarbij
bet voorgekomen zou zijm, dat op een auto-
bestuurder enkele schoten werden gelost.
De Minister antwoordt thans o.m., dat uit
bet onderzoek is gebleken, dat op de bewuste
auto niet is gescboten, docb dat schoten in de
lucht zijn gelost.
Het is hem bekend, dat ook in andere ge-
meenten de burgerwackt voor poiitiediensten
(patrouillediensten) is of wordt gebruikt.
Naar zijn oordeel behooren in overigens
normale omstandigbeden de burgerwacbten
slechts in daartoe geeigende gevallen van bij-
zondere noodzaak tot bet verrichten van po-
litiedienstem te worden aangewend. Zulks
mag niet geschieden zoolang in den poiitie-
dienst door de gemeentepolitie of door aan
te vragen bijstand der Rijkspolitie in vol
doende mate kan worden voorzien.
Bij evemtueel optreden van de burgerwacht
voor poiitiediensten behoort deze dienst te
staan onder directe leiding van bet hoofd
van politie, van een deskundig hoofdinspec-
teur of inspecteur van politie of van den
leiding bebbenden functionaris van Rijks
politie, wier medewerking of bijstand is ge-
vorderd.
Op een vraag, of de Minister voomemens
is, aan bet gebruik van de burgerwacht voor
de uitoefening van poiitiediensten een einde
te maken, antwoordt de Minister o.a., dat hij
overleg met zijn ambtgenoot van Justitie
heeft gepleegd en dat bij een uitgebreid
onderzoek heeft ingesteld.
De Minister is van oordeel, dat onder om
standigbeden en met inachtneming overigens
van de bovengenoemde voorwaarden, de bur
gerwacbten poiitiediensten vooral ten
plattelande kunnen verrichten. Hjjl kan
dan ook geen termen vinden om de burger-
wachten geheel van bet eventueel verrichten
van poiitiediensten uit te sluiten. Hij zal zich
echter tot de burgemeesters wenden, opdat
dezen met de voorwaarden, als boven be
doeld, voor het toekomstige rekening bouden
DE OORZAKEN DER MALAISE.
Het weekblad ,,Handelsbelangen" noemt
het zoogenaamde bankroet van het kapdtalis-
me. een fantastisch fabeltje. Het zijn niet de
ondememers en de leiders van bedrijven die
verantwoordelijk kunnen worden gesteld voor
de malaise. Niet de individuen hebben een
oorlog gewild en gefinancierd, maar de sta-
ten, de veelgeprezen, almacbtige staten, die
de schulden die zij aangingen, niet kunnen