ALGEMEEN NIEUWS- F.N APVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN. DIENSTPLICHT FRISO BAM Eerste Blad. binhenland. No. 8775 VRIJDAG 18 DECEMBER 1931 71 e Jaargang. L Mw Een zonderling. Geel 30 ct. if Groen 35ct. Rood 40ct. Onze abonne's in het Buitenland H.H. Kantoorhouders De abonne's van het Gelllustreerd Zondagsblad, DE UITGEEFSTER. INSCHRIJVING iDIUlSffiAvANVALKLnBURCVS- LEEUWARDEN- per Vz pond ..-A& m ARONNEMENTSPRUS: Binnen Ter Neuzen 1,40 per 3 madden - Buiten Ter Neuzen fr per post f 1 80 per 3 maanden Bij voor uitbetaling fr. per post 6,60 per 3aar VoorBelgie en Amerika 2,25, overige Ian den 2,60 per 3 maanden fr. per post Abonnementen voor het buitenland alleen b(j voorultbetaling. Uitgeef sterFlrma P. J. VAN DE SANDE GIRO 38150 TELEFOON No. 15. ADVERTENTIeN: Van 1 tot 4 regels /0,80 Voor elken regel meer 0,20. Grootere letters en clichd's worden naar plaatsruimte berekend. Handelsadvertentien bij regelabonnement tegen verminderd tanef, hetwelk op aanvraag verkrrjgbaar is. - Inzending van advertentien liefst Aen dag voor de uitgave. DIT BLAD VERSCHIJNT IEDEREN MAA NDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. worden drinqend verzocht, het verschul- digde abonnementsgeld voor 1 Jan. a.s. in te zenden. Bij niet-ontvanqst voor dien datum wordt het abonnement qestaakt. Abonnementen voor het buitenland worden slechts aangenomen bij vooruit- beting. UITGEEFSTER. worden verzocht het abonnementsgeld ever het 4e kwartaal 1931 van de ier Neuzensche Courant voor 1 Jan. a.s. in te zenden. Wij vesticjen er de aandacht van onze abonne's op, dat wij bij terug-ontvangst van eene onbetaalde kwitantie onmiddel- lijk de toezending van het blad zullen stalcen. laarabonnement bij vooruitbetaling voor 1 Tan. a.s. f 6,60. DE UITGEEFSTER. die het blad per post ontvangen, wor den verzocht, hun abonnementsgeld noor 1 Jan. a.s. in te zenden daar er anders over beschikt wordt met verhooging van IS cent. VOOR DEN De Burgemeester van TER NEUZEN maakt bekend, dat in Januari a.s. voor den dienstplicht moeten worden ingeschreven per sonen, die geboren zijln in 1913. Voor de aangifte ter inschrijving zal in het bijzonder gelegenheid worden gegeven ter gemeentesecretarie op de dagen en uren op de persoonlijke oproepingskaarten vermeld. Omtrent deze inscbrijving en omtrent de inschrijving, die in sommige gevallen binnen sen anderen termijn moet plaats hebben gel- den de volgende bepalingen van de Dienst- plichtwet en van bet Dienstplichtbesluit. Wie wel en wie niet ingeschreven moeten worden. Art. 6 der wet. 1. Behoudens de bepaiing van het tweede lid wordt voor den dienstplicht inge- •ehreven: a. de Nederlander, die op 1 Januari van hetjaar, waarin hij 19 jaar oud wordt, woonplaats heeft in Nederland of in een plaats in het buitenland, welke niet meer dan 15 K.M. van de Nederlandsche grens is gelegen, of wiens wettige vertegenwoordiger op aenoemd tijdstip aldaar woonplaats heeft; b. de niet-Nederlander, die op genoemd tijdstip Ingezetene is. 2. Voor den dienstplicht wordt met ingeschreven de ingezetene, niet-Nederlander, die: is geboren in Nederlandsch-Indie, Surinam" "f Gurafao blijkt te behooren tot een btaat, waar de Nedei landers niet aan» verplichten krijgsdienst zijn onderworpen of waar ten aanzien van den dienst plicht het beginsel van wederkeerigheid is aangenomen. In welke gemeente de inschrijving moet geschieden. Art. 8 van het besluit. 1. De inschrijving voor den dienstplicht geschiedt: a. indien de wettige vertegenwoordiger in Neaer- land woonplaats heeft, in de gemeente, waarin deze woonplaats is gelegen; b. indien de in te schrijven persoon in Nederland woonplaats heeft, in de gemeente, waarin de?e woon plaats is gelegen, tenzij tnj een wettigen vertegen woordiger heeft, die in een andere gemeente in Neder land woonplaats heeft; o. indien noch de in te schrijven persoon, noch zijn wettige vertegenwoordiger in Nederland woon plaats heeft te Amsterdamals de in te schrijven persoon ot zijn wettige vertegenwoordiger woonplaats heeft in Duitschland te Rotterdamals de in te schrijven persoon of zijn wettige vertegenwoordiger woonplaats heeft in Belgie een en ander, indien de woonplaats is gelegen in een plaats, welke niet meer dan 15 K.M. van de Nederlandsche grens is gelegen. 2. Indien de in te schrijven persoon en zijn wettige vertegenwoordiger beiden woonplaats hebben binnen het onder c bedoelde gebied. doch een van hen in Duitschland en de ander in Belgie, geschiedt de inschrijving te Amsterdam of te Rotterdam, naar gelang de in te schrijven persoon in Duitschland of in Belgie woonplaats heeft. 3. Voor de toepassing van dit artikel wordt in aanmerking genomen de woonplaats, op 1 Januari van het jaar, waarin de in te schrijven persoon 19 jaar oud wordt, of, geldt het inschrijving op grond van art. 7 der wet, de woonplaats op den dag waarop het in dat artikel bepaalde op den in te schrijven persoon van toepassing is geworden. Aangifte ter inschrijving. Art. 8 der wet. 1. Behoudens de hieronder ver- melde uitzonderingen geschiedt de inschrijving voor den dienstplicht op aangifte hij den burgemeester der hierboven vermelde gemeente. 2. De aangifte geschiedt door den in te schrijven persoon zelf of hij verhindering door zijn wettigen vertegenwoordiger; zij kan geschieden door tusschen- komst van een daartoe schriftelijk gemachtigde. 3. De aangifte geschiedt: a. voor zooveel betreft de ingevoige art. 6 der wet in te schrijven personen, in de maand Januari van het jaar, waarin zij 19 jaar oud worden; b. voor zooveel betreft de ingevoige art. 7 der wet in te schrijven personen (lie hierna), binnen dertig dagen na den dag, waarop het in dat artikel bepaalde op hen van toepassing is geworden. Art. 10 van het besluit. 1. Zonder aangifte wordt voor den dienstplicht ingeschreven a. hij, die is opgenomen in een krankzinnigen-, idioten-, doofstommen- of blindengesticht, een rijks- opvoedingsgesticht, een tuchtschool, een gevangenis of een rijkswerkinrichting b hij, die ingevoige art. 39 van het Wethoek van Strafrecht ter beschikking van de Regeering is gesteld en niet in een rijksopvoedingsgesticht is opgenomen c. hij, die als vrijwilliger behoort tot de land- macht, uitgezonderd den vrijwilligen landstorm tot de zeemacht of de overzeesche weermacht. d. hij, wiens inschrijving wordt vervroegd krach tens een toestemming, als hierna bedoeld. Inschrijving v66r den gewonen tjjd. Art. 15 van het besluit. 1. Hij, die eerder wenscht te worden ingeschreven dan naar zijn leeftijd zou moeten geschieden, vraagt daartoe met opgaaf van ledenen toestemming bij een verzoekschrift, dat hij aan den Minister van Defensie zendt voor 1 Mei van het jaar, waarin hij 17 jaar oud wordt. Hij legt daarbij over een bewijs van instemniing van zijn wettigen vertegenwoordiger. Indien de minister in de opgegeven redenen aanleiding zou vinden het verzoek toe te staan, stelt hij den belanghebbende in de gelegenheid een onderzoek te ondergaan ter zake van lichamelijke geschiktheid, voor zoover niet bij het verzoekschrift verklaringen zijn overgelegd, waaruit de geschiktheid voldoende blijkt. Inschrijving na den gewonen tijd. Art. 7 der wet. 1. Voor den dienstplicht wordt ook of wordt opnieuw ingeschreven voor zoover hij niet reeds ingevoige art. 6 der wet is inge schreven a. de Nederlander, die na 1 Januari van hetjaar, waarin hij 19 jaar oud wordt, en voor 1 Januari van het jaar, waarin hij 25 jaar oud wordt, zijn woon plaats in Nederland of in een plaats in het buiten land, welke niet meer dan 15 K.M. van de Neder landsche grens is gelegen, heeft gevestigd of wiens wettige vertegenwoordiger in dat tijdvak zijn woon plaats aldaar heeft gevestigd b. hij, die in bedoeld tijdvak Nederlander of op nieuw Nederlander is geworden, indien hij of zijn wettige vertegenwoordiger in Nederland of in een plaats, als onder a bedoeld, woonplaats heeft; c. de niet-Nederlander, die in bedoeld tijdvak ingezetene of opnieuw ingezetene is geworden d. de ingezetene. niet-Nederlander, die in bedoeld tijdvak ophoudt te behooren tot een staat, als be doeld in art. 6, tweede lid onder b, der wet (zte hiervoor). 2. Met betrekking tot het bepaalde onder cgeldt art. 6, tweede lid. der wet (zie hiervoor). (Zie omtrent de aangifte art. 8 der wet, derde lid b, hiervoor). Strafhepalingen. Art. 48 der wet. 1. Met hechtenis van ten hoog- ste veertien dagen of geldboete van ten hoogste hon- derd vijftig gulden wordt gestraft a. hij, die niet voldoet aan een ingevoige art. 8, tweede lid der wet op hem rustende verpliehting b. degene, die de in verband met deze wet van hem gevraagde opgaven niet of niet naar waarheid ver- strekt c. diegene der bestuurders van krankzinnigen-, idioten-, doofstommen- of blindengestichten, rijks-, opvoedingsgestichten, tuchtscholen, gevangenissen of rijkswerkinrichtingen, die niet voldoet aan een in gevoige art. 8, tweede lid, der wet op de bestuur ders rustende verpliehting of die niet overeenkomstig hij Koninklijk beslmt gegeven voorschriften opgaven verstrekt ter inschrijving voor den dienstplicht van in die gestichten opgenomen personen. 2. Met gevangenisstraf van ten hoogste twee maanden of geldboete van ten hoogste zeshonderd gulden wordt gestraft hij, die opzettelijk een der in het eerste lid bedoelde feiten pleegt. Vrijstelling van den dienstplicht. Hij, die vrijstelling wenscht wegens broederdienst of wgens het bekleeden van een geestelijk of een godsdienstig-menschlievend ambt of opleiding tot zoodanig ambt, behoort daartoe, voor zoover mogelijk, aanvraag te doen bij de aangifte ter inschrijving. Bij die aangifte bestaat tevensgelegenheid om indien de in te sid'rijven persoon vermoedelijk een andere reden van vrijstelling, zal kunnen doen gelden, ook hiervan opgaaf te doen. Beteekenis van de uitdrukliing „wettige vertegenwoordiger". Waar in de Dienstplichtwet of in het Dienstplicht besluit wordt gebezigd de uitdrukking wettige ver tegenwoordiger", wordt daaronder verstaan degeen, die de ouderlijke maeht, de voogdij of de curateele uitoefent. Ter Neuzen, 15 December 1931. De Burgemeester voornoemd, J. HUIZINGA. Hij zal wel altijd een beetje n bijzon der mensch zijn geweest. Hij was wat apart, hij was anders dan andere men- schen, hij was wat tevredener dan ande ren, en tegelijk was hij toch ook allerminst een zelfvoldane. Hij was er een, die met beide beenen stond in het leven van zijn tijd, en tegelijk verlangde hij vurig naar het nieuwe, dat te komen stond. De meeste menschen konden maar slecht met hem opschieten. Hij deed en sprak en keek zoo anders. Maar hij was geen on- rustig mensch, geen mensch, die onrust verwekte, of van wien onrust uitging. Hij had geleerd, dat het in deze wereld toch niet in orde komt alleen door uiterlijke maatregelen, allerminst als die met kracht en geweld zouden worden ingevoerd of door gezet. En dan was hij tegelijk weer de man, die meer dan iemand anders vast- hield aan en zichzelf liet ophouden door de Messiaansche verwachtingen van zijn volk. Die Messias-verwachtina was een onlosmakelijk bestanddeel van Israels ge- ioof: zij was samengeweven met Israels godsdienst, maar, vreemd toch scheen het, alsof. terwijl iedereen het geloofde en hoopte en wenschte, intusschen ieder een er al aan gewend was geraakt, dat het toch niet komen zou, althans voorloopig nog in geen jaren. De groote massa had zich er bij neergelegd; iedereen geloofde het en toch leefde haast niemand er mee uit. Temidden nu van deze menschen leeft onze Simeon. Hij treedt niet naar voren, hij treedt niet op, hij doet niet zooals anderen gedaan hadden, die een partij hadden gevormd, en die in het openbaar of in het verborgen heel in het verborgen, een kring van geestverwanten rondom zich hadden verzameld. Neen, Simeon hield het voor zich, het was zijn levens- geheim, maar dan ook in den vollen zin van het woord: een geheim. En terwijl niemand hem begreep, en velen het hoofd over hem schudden, ging hij stil en rustig zijn gang, en met ieder jaar wies nog zijn zekerheid, zijn vast geloof: dat de Messias nu welhaast komen zou. Langzamerhand is het toen zoo geworden, dat zijn geloof hem echt ophield. Men begjon zich te ver- bazen over zijn kracht. Hij stond vrijwel alleen, en toch was hij zoo sterk. Hoe kwam hij toch zoo flink en krachtig; waar had hij zijn moed vandaan Simeon zelf voelde het wel: wat het was, dat hem op-hield: het was zijn geloof in de nade- ring van den Messias, die welhaast komen zou. Toen is Simeon zich gaan voorstellen, hoe dat dan straks wel wezen zou. Hij was als een kind, dat heel sterk vervuld is van een bepaalde zaak, en dat zich daar nu een heel duidelijke voorstelling van begint te vormen. Het wordt nu lang zamerhand alles al wat vaster van vorm, het begint kleur en proporties te krijgen. Simeon stelde het zich voor en dacht het zich in: Als de Messias op aarde komen zou, dan zou hij komen langs den weg van de moeder. Dat was de weg van alle vleesch; zoo kwam men ter wereld. en dus: zoo zou ook deze Beloofde dan straks op aarde komen. En Simeon, die al den tijd nam en had voor deze aedachten, ging zich alles indenken: hoe dan die moeder er uit zou zien, en hoe het gaan zou, en ook... wat ze dan met het kindeke zouden doen Zoek zoo'n kind nu maar eens in heel dat wijde land, temidden van al die menschen en hun kroost Maar een kans was er, en daaraan schonk hij al zijn aandacht: als dit kindeke er was. zouden de ouders het op den bepaalden dag, naar den tempel brengen. Zij waren toen alien wetsge- trouw, en dezen zouden dat zeker zijn. Dus dan zou Simeon maar trouw den tempel bewaken, want daar zou de Beloofde langs komen, door die deur en dan gebracht worden in dat vertrek! Hij week niet meer van die plaats. Het viel den menschen op, dat die oude man daar altijd zoo stond, iederen dag weer, en dat het wel leek, alsof hij ze monsterde, al die menschen, die daar naar den tempel kwamen, die ouderparen, zoo heel ver- schillend in optreden en stand. Wat zou die man toch willen Wat zou hij toch voor bedoelingen hebben Maar over zijn bedoelingen liet Simeon niets los. Hij hield ze voor zich, want zij was hem zoo oneindig dierbaar, zijn ver- wachting. Maar dat het gebeuren zou, dat stond voor hem vast; het zou dezer dagen geschieden. Het was, alsof zijn geloof de komst van den Messias nog ver- haastte. Het was, alsof Simeon's geloof den Messias nog iets gauwer komen deed. Hij had al herhaalde malen ,,neen" ge- zegd. Hij begreep meestal onmiddellijk, wie het niet waren. Neen, dat konden de ouders niet zijn, en dat was ,,het" kindeke niet. Uiterlijk vertoon, praal of pracht, verblindden hem niet. Daardoor liet Simeon zich geen oogenblik ,,van de wijs brengen. En als dan de namen werden gevraagd, en de woonplaats, en het ge- slacht, dan volgde het bewijs, dat deze de Messias niet wezen kon. Maar daar opeens, op den schoonsten dag van zijn leven, daar werd het kindeke Jezus binnengebracht. Simeon voelde het aan zijn hart. Hij zag het aan die ouders; dat was ,,het" paar, dat was de moeder. Geen staatsie, geen uiterlijke heerlijkheid, echt of onecht, geen vertoon, niets van dat alles. Alles even gewoon, alles even sober, op het arme af, maar toch... hoe schoon en hoe teer en hoe voornaam, Daar zijn armen, van wie majesteit uit- gaat. Zij zijn zeldzaam, maar toch... zij zijn er. En dat zag men hier. Maria, o, Haar te mogen zien. de Moeder van den Zaligmaker En Simeon volgde. Simeon is de eerste discipel van Jezus geweest. Hij is hem nagegaan, den tempel door, en toen dat vertrek binnen, waar de priester zat, die wel heel weinig attentie hun zal hebben geschonken. Deze man was dat zoo ge woon om dit werk te doen, en misschien zal hij zich nog hebben geergerd, dat zij waren ,,uit het huis en geslacht van David". Maar wat dien eenen ergerde, nuuiuc "i| yucu i y»ch.h uit dat geslacht En was het kindeke ge boren te Betlehem Simeon begreep nu ineens alles. Wat eertijds nog maar een vermoeden ws geweest, was dan nu voile werkelijkheid. Felix Timmermans zegt het zoo mooi; ,,En weer voelde hij in zich een van ,,die huiveringen, die hem boven tijd ,,en eeuwigheid verhieven, die tranen ,,naar zijn oogen brachten, en heel zijn wezen opslorpten in ongekende heer- ,,lijkheden. Dat waren steeds de groote stonden van zijn leven, de be- ..zoekingen van God, en hij voelde het ,,met zijn ziel als met zijn vingeren, dat ,,dit hulpeloos kindeken degene was, „dien hij zocht." En Simeon nam het kindeken in zijn armen. Misschien heeft het Maria moeite gekost, het af te staan. Welke moeder laat nu gemakkelijk haar kindje los, en geeft het dan over in de handen van een ouden, beverigen man Maar toch kon zij het niet laten. En toen kwam het er alles bij hem uit. Het waren oude, oudtestamentische klan- ken, maar zij kregen nu opeens een ge- heel nieuwen inhoud. Het leefde nu op eens, zooals alles leven gaat, als de Geest er in of onder komt. „Nu laat Gij, Heere, uw dienstknecht gaan in vrede, naar Uw woord, want mijne oogen hebben Uwe zaligheid gezien, die Gij bereid hebt voor al de volken; een licht tot verlichting der heidenen, en tot heerlijkheid van uw volk Israel". Maar dat was nog niet het eenige. Simeon zag niet enkel heerlijk heid en zaligheid, niet enkel licht en vrede. Hij begreep, al was het dan nog vaag, dat er ook strijd zou komen en smart, tegenspraak en teleurstelling. Door Maria's ziel zou een zwaard gaan. Vreemd, of toch ook weer niet vreemd, dat dit alleen tot Maria gezegd werd. Simeon zag het precies zooals het was en wezen zou. En nu was zijn taak volbracht, zijn leven vervuld, nu kon hij gaan. De Zalig maker was er nu. God zou het nu verder doen. Hij zou het maken. De dienst knecht trad achteruit, de Zoon was ge- komen. Staat deze Adventsmensch alleen? Is hij alleen bijven staan Of voelen wij in dezen Adventstijd met hem mede (Ingez. Med.) B68 (Ingez. Med.) DE OUDE GULDENS NA 31 DECEMBER a.s. NIET MEER GELDIG. Wij wijzen onze lezers er nog eens op, dat de termijn voor het inleveren van de guldens, welke van v66r 1920 zijn gedateerd op 31 De cember a.s. verstrijikt. Na dien datum zijn de betreffende munten dus aan de circulatie onttrokken en kunnen dan niet meer als wettig betaalmiddel dienst doen, zoodat nie mand dus meer gehouden is ze in betaling aan te nemen. Wrj raden dus een ieder aan, vooral de win- keliers en andere zakenmensehen om bun kasgeld gedurende deze laatste dagen ter- dege na te gaan, opdat zij na 31 December niet zullen bemerken, dat er nog oude mun ten in hun bezit zijn. De oude guldens zijn nog ten postkantore inwisselbaar. SCHERPE DALING IN DE EIERPRIJZEN Deze week deden de kippeneieren aan de veiling van /2,95 tot 6,15 de honderd stuks. Voor de grootere eieren is dat nog vrij be- hoorlijk, docb gemiddeld is de prijs plotse- ling 'weer f 2 lager dan in het vorige jaar, toen de prijzen ook alweer f 2 beneden die van December 1929 waren. Wel hebben de voederprijzen tot dusver deze daling ook mee- gemaakt en zoo is het versehil van f A k f 5 binnen twee jaar tijds daardoor min of meer gecompenseerd, doch de andere bedrijfs- onkosten zfn niet gedaald, zoodat nu inder- daad ook in den eierhandel een crisis voor de deur staat. Immers tegen den winter zitten de koel- buizen van den eierhandel vol met opge- spaarde eieren, die men bewaart om ze aan de markt te brengen als er schaarschte komt em dus de veilimgsprijzen smel omhoog gaan. Op het oogenblik echter is er geen vraag in verhouding tot bet aanbod geweest en nu de jonge kippen aan den leg gaan, komen die met haar kleine eieren, vooral de kleinere soorten, concurrentie aandoen en dit beeft tot gevolg, dat de kleinste soorten nog geen drie gulden maken, thans reeds nu de nieuwe leg pas inzet. Eerst na Nieuwjaar zal de con currentie der pas gelegde eieren met de koel- huis-eieren op haar scberpst beginnen, docb bet is toch al te verwachten, dat de handel zijn opgeslagen product snel aan de markt zal willen brengen om er nog van te maken, wat er van te maken valt. Wel zit er altijd nog 'n speculatieve kant aan een plotseling imvaUen- den strengen winter, omdat de kippen dan bet leggen weer staken, doch daar staat te- genover, dat noch de buitenlandsche markt, noch de binnenlandsche markt zelfs tegen lagere prijzen bijzonder gretig koopt. De ver- minderde koopkracbt zoowel binnen als bui ten de grenzen is een groote riskante factor geworden voor aUe marktspeculatie en - naar men aan bet „Rott. Nwsbl." zei zelfs de in zijm beroep grij-s geworden eierhande- laar waagt het op bet moment niet eeniger- lei positieve voorspelling te doen. Maar het ligt voor de hand, dat bij den eierprijs van heden niet anders dan een catastrofale prrjs val in het vroege voorjaar is te verwachten. Als de eieren nu al 3 of 4 centem (op de veiling) gaan kosten, wat moet het dan tegen Paschen worden? BURGERWACHTEN, DIE POLITIEDIENSTEN DOEN. Het Tweede Kamerldd Van der Sluis bad den Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw vragen gesteld in verband met de uitoefeming van poiitiediensten door de bur- gerwacht in de gemeente Weerselo, waarbij bet voorgekomen zou zijm, dat op een auto- bestuurder enkele schoten werden gelost. De Minister antwoordt thans o.m., dat uit bet onderzoek is gebleken, dat op de bewuste auto niet is gescboten, docb dat schoten in de lucht zijn gelost. Het is hem bekend, dat ook in andere ge- meenten de burgerwackt voor poiitiediensten (patrouillediensten) is of wordt gebruikt. Naar zijn oordeel behooren in overigens normale omstandigbeden de burgerwacbten slechts in daartoe geeigende gevallen van bij- zondere noodzaak tot bet verrichten van po- litiedienstem te worden aangewend. Zulks mag niet geschieden zoolang in den poiitie- dienst door de gemeentepolitie of door aan te vragen bijstand der Rijkspolitie in vol doende mate kan worden voorzien. Bij evemtueel optreden van de burgerwacht voor poiitiediensten behoort deze dienst te staan onder directe leiding van bet hoofd van politie, van een deskundig hoofdinspec- teur of inspecteur van politie of van den leiding bebbenden functionaris van Rijks politie, wier medewerking of bijstand is ge- vorderd. Op een vraag, of de Minister voomemens is, aan bet gebruik van de burgerwacht voor de uitoefening van poiitiediensten een einde te maken, antwoordt de Minister o.a., dat hij overleg met zijn ambtgenoot van Justitie heeft gepleegd en dat bij een uitgebreid onderzoek heeft ingesteld. De Minister is van oordeel, dat onder om standigbeden en met inachtneming overigens van de bovengenoemde voorwaarden, de bur gerwacbten poiitiediensten vooral ten plattelande kunnen verrichten. Hjjl kan dan ook geen termen vinden om de burger- wachten geheel van bet eventueel verrichten van poiitiediensten uit te sluiten. Hij zal zich echter tot de burgemeesters wenden, opdat dezen met de voorwaarden, als boven be doeld, voor het toekomstige rekening bouden DE OORZAKEN DER MALAISE. Het weekblad ,,Handelsbelangen" noemt het zoogenaamde bankroet van het kapdtalis- me. een fantastisch fabeltje. Het zijn niet de ondememers en de leiders van bedrijven die verantwoordelijk kunnen worden gesteld voor de malaise. Niet de individuen hebben een oorlog gewild en gefinancierd, maar de sta- ten, de veelgeprezen, almacbtige staten, die de schulden die zij aangingen, niet kunnen

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1931 | | pagina 1