b.
pensioen, op grond van de bepalingen van de
Pensioenwet 1922 (Stbl. no. 240), wordt ge
noten.
Artikel 52
1. Bij het toekennen van de uitkeering,
bedoeld in artikel 51, verplicht de ambtenaar
zich, zich ten aanzien van de mogelijkheid van
diensthervatting te onderwerpen aan de con-
trdle van den gemeente-arts en desverlangd
bg den Pensioenraad een hemieuwd onder-
zoek naar zijn lichamelijke gesteldheid aan
te vragen, hetwelk tot toekenning van een
pensioen op grand van de Pensioenwet 1922
zou kunnen leiden.
2. Bij: niet-nakoming van de verplichting,
genoemd in bet eerste lid, vervalt de aan-
spraak op de uitkeering ingevolge artikel 51.
Artikel 53.
Onverminderd het bepaalde in artikel 49.
kan een ambtenaar, die wegens ziekte of on-
geval verhinderd is zijn dienst te verrichten,
geneeskundig worden onderzocht, ter beant-
woording van de vraag, of de verhindering
om den dienst te verrichten al of niet bestaat,
dan wel wat in het belang van een goede be-
handeling of genezing noodig is.
Artikel 54.
1. Indien een ambtenaar, die wegens ziek
te of ongeval verhinderd is zijn dienst te ver
richten, bezwaar heeft tegen de voorschriften,
welke de controleerende geneeskundige in het
belang van een goede behandeling of genezing
noodzakelijk aoht, tegen het verrichten van
arbeid, hem door of vanwege het gemeente-
beatuur na overleg met zulk een geneeskun
dige opgedragen, of tegen het verbod om ar
beid te verrichten, hem door of vanwege het
gemeentebestuur na overleg met zulk een ge
neeskundige gegeven, dan worden door Bur-
gemeester en Wethouders voor een nieuw on-
derzoek een of meer andere geneeskundigen
aangewezen. De ambtenaar is in dit geval
verplicht zijn bezwaar schriftelijk ter kennis
van Burgemeester en Wethouders te brengen
binnen 24 uur na ontvangst van een voor-
schrift, opdracht of verbod, als bedoeld en
daarbij tevens te berichten, of hij gebruik
maakt van de in het tweede lid van dit artikel
neergelegde bevoegdheid.
2. De ambtenaar kan binnen 24 uur den
naam van een geneeskundige opgeven, die als-
dan met de(n) andere(n) geneeskundige(n)
wordt aangewezen voor het tweede onderzoek.
Maakt de ambtenaar van deze bevoegdheid
geen gebruik of weigert de door den ambte
naar gewenschte geneeskundige aan het on
derzoek deel te nemen, dan wordt door Bur
gemeester en Wethouders zoo spoedig moge-
lijk, in het laatste geval in overleg met den
ambtenaar, een ander geneeskundige aange
wezen.
3. Verklaren de geneeskundigen of de
meerderheid hunner de bezwaren van den
ambtenaar ongegrond en blijft deze weigeren
de voorschriften op te volgen of den arbeid te
verrichten, waartegen hij bezwaar had, dan
vervalt zijn aanspraak op bezoldiging met in-
gang van den dag, waarop de uitspraak der
geneeskundigen hem is medegedeeld.
Artikel 55.
Opneming in een van gemeentewege op
■voorstel van den behandelenden geneesheer
aangewezen zieken- en verplegingsinrichting
kan voor rekening der gemeente plaats
hebben.
Artikel 56.
Aan den ambtenaar, die in verband met
ziekte van hem of de leden van zijn gezin
over eenig jaar abnormaal zwaar zou worden
belast, kan volgens door Burgemeester en
Wethouders te stellen regelen, een tegemoet-
koming uit de gemeentekas worden verleend.
Artikel 57.
De wedde wordt niet uitgekeerd, indien en
soolang:
a. de ambtenaar weigert zich aan het on
derzoek door een controleerend genees
kundige te onderwerpen of zich voor dat
onderzoek in een ziekeninrichting, waar-
van de keuze zooveel mogelijk aan hem
blijft, te laten opnemen, indien deze ge
neeskundige, na overleg met den behan
delenden geneeskundige, dit noodig oor-
deelt;
b. de ambtenaar de voorschriften van den
behandelenden of controleerden genees
kundige niet opvolgt;
e. de ambtenaar, blijkens het onder a. ge-
noemde onderzoek, in staat is werkzaam
heden, zij het ook andere dan gewone, te
verrichten, en hij dit weigert, wanneer
het hem door Burgemeester en Wethou
ders wordt opgedragen;
d. de ziekte of ongeschiktheid tot werken
naar het oordeel van Burgemeester en
Wethouders, gehoord den controleerenden
geneeskundige, het gevolg is van mis-
bruik van alcoholischen drank of wan-
gedrag;
e. de ambtenaar tijdens zijn ziekte voor an-
deren werkzaamheden tegen belooning
verricht.
Artikel 58.
1. De bepalingen van dit Hoofdstuk zijn
niet van toepassing op den ambtenaar, die
valt onder de verplichte verzekering, neerge-
legd in de Ziektewet of in de Ongevallenwet.
2. Aan hem wordt echter, indien de wette-
lijke uitkeering lager is dan de uitkeering
welke hij zou genieten, indien de bepalingen
van Hoofdstuk VIII wel voor hem golden,
het verschil uitgekeerd, met volkomen over-
eenkomstige toepassing overigens van het be
paalde in dit Hoofdstuk.
HOOFDSTUK IX.
Wachtgelden.
Artikel 59.
1. De ambtenaar in vasten dienst, die den
leeftijd van 18 jaar heeft bereikt en aan wien
•ervol ontslag wordt verleend wegens ophef-
fing zrjner betrekking of wegens verandering
in de inrichting van den tak van dienst waar
bij hij werkzaam is en waardoor zijne werk
zaamheden overbodig zgn geworden, heeft,
voorzoover hij alsdan niet uit anderen hoofde
in de termen valt om pensioen uitgezon-
derd vervroegd ouderdomspensioen, bedoeld In
artikel 48, eerste lid onder b. der Pensioen
wet 1922 (Stbl. No. 240) te genieten met
ingang van den dag van ontslag, aanspraak
op een wachtgeld ten laste der gemeente op
den voet der volgende bepalingen.
2. Een zoodanig wachtgeld kan ook wor
den toegekend aan een ambtenaar, als be
doeld In het eerste lid, die ontslag vraagt,
nadat het voomemen hem is medegedeeld om
arjne betrekking op te heffen of de inrichting
van zijn dienstvak zoodanig te veranderen,
dat zijne werkzaamheden overbodig zullen
worden.
Artikel 60.
1. Aan een ambtenaar, als bedoeld in het
vorig artikel, wordt het genot van wacht
geld toegekend, gedurende een tijdvak gelijk
aan zijn diensttijd, ten bedrage van:
a. indien hij ten tijde van het ontslag kost-
winner is van een gezin, gedurende de
eerste zes maanden de laatstelijk door
hem genoten wedde, gedurende de vol
gende drie maanden 85 ten honderd en
daarna 70 ten honderd van de laatstelijk
door hem genoten wedde;
in de overige gevallen, gedurende de
eerste zes maanden de laatstelijk door
hem genoten wedde, gedurende de vol
gende drie maanden 75 ten honderd en
daarna 60 ten honderd van de laatstelijk
door hem genoten wedde, een en ander
met dien verstande, dat het wachtgeld
niet d'aalt beneden het bedrag van het
uitgesteld pensioen, waarop de betrok-
kene terzake van het hem verleende ont
slag uitzicht heeft, of, indien uit hoofde
van eenigerlei omstandigheid zoodanig
uitzicht niet of niet meer bestaat, anders
zou hebben gehad.
2. Voorzooveel een ambtenaar ten tijde
van het ontslag een diensttijd van ten minste
10 jaren heeft volbracht en het aantal jaren
van dien diensttijd tezamen met het aantal
jaren van den leeftijd, dien hij' ten tijde van
het ontslag heeft bereikt, 60 of meer bedraagt,
wordt hem na afloop van de hierboven be-
doelde termijnen een verder genot van wacht
geld toegekend ten bedrage van het uitge
steld pensioen, waarop hij terzake van het
hem verleende ontslag uitzicht heeft, of in
dien uit hoofde van eenigerlei omstandigheid
zoodanig uitzicht niet of niet meer bestaat,
anders zou hebben gehad, met dien verstande,
dat gedurende het eerste jaar na afloop van
de bedoelde termijnen het wachtgeld niet min
der bedraagt dan 60 ten honderd van de
laatstelijk genoten wedde.
3. De op wachtgeld gestelde, die op den
dag van ontslag kostwinner was van een ge
zin, doch na het ontslag die hoedanigheid ver-
liest, wordt voor den verderen duur van het
hem toegekende wachtgeld behandeld op den
voet als in het eerste lid ten aanzien van niet-
kostwixmers is bepaald.
4. In buitengewone gevallen kan het
wachtgeld tot een bedrag van ten hoogste 70
ten honderd van het laatstelijk genoten
wachtgeld voor eeh bepaalden tijd na het ver-
strijken der vorenomschreven termijnen war
den voortgezet.
Artikel 61.
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd
om, op verzoek van en na verkregen overeen-
stemming met den belanghebbende, het bij
dit reglement vastgestelde wachtgeld te ver-
vangen door eene uitkeering ineens, of door
het treffen van eene bijzondere regeling.
Artikel 62.
Onder diensttijd wordt voor de toepas-
1.
sing van deze regeling verstaan de aan het
ontslag voorafgaande tijd, die in aanmerking
komt voor pensioen, met dien verstande ech
ter dat:
a. de diensttijd, v66r het bereiken van den
18-jarigen leeftijd vervuld, buiten aan
merking blijft;
b. de diensttijd in een nevenbetrekking
slechts in aanmerking komt, indien het
wachtgeld uit hoofde van ontslag uit die
betrekking wordt toegekend;
c. indien de diensttijd wegens ontslag is on-
derbroken geweest, de tijd voor de onder-
breking slechts medetelt, indien de onder-
breking minder dan een jaar heeft ge-
duurd;
d. alle diensttijd slechts eenmaal wordt
medegeteld.
2. Burgemeester en Wethouders kunnen in
bijzondere gevallen diensttijd, die voorafging
aan eene onderbreking van langer dan een
jaar, geheel of gedeeltelijk doen medetellen.
Artikel 3.
1. Onder laatstelijk genoten wedde, wordt,
behoudens het bepaalde in het volgende lid,
verstaan de bezoldiging, die in de verlatem
betrekking op den dag v66r het ontslag werd
genoten, met inbegrip eventueel van zooda-
nige toelagen, als bij de berekening van den
pensioensgrondslag in aanmerking komen.
2. Indien in de regeling van de bezoldiging
der ambtenaren eene wijziging komt, welke,
indien de betrokkene op de in het eerste lid
bedoelde bezoldiging in dienst ware gebleven,
in die bezoldiging wijziging zou hebben ge-
bracht, geldt vanaf de inwerkingtreding van
die wijziging het aldus gewijzigde bedrag als
laatstelijk genoten wedde.
Artikel 64.
1. Wanneer de op wachtgeld gestelde in
komsten gaat genieten uit of in verband met
arbeid of bedrrjf, na, ten tijde van, of binnen
drie maanden vddr het ontslag ter hand ge-
nomen, wordt, zoodra en zoolang het wacht
geld, vermeerderd met die inkomsten, de
laatstelijk genoten wedde met 25 zou over-
schrijden, het wachtgeld met het bedrag dier
overschrijding verminderd.
2. Van het ter hand nemen van eenigen
arbeid of eenig bedrijf doet de op wachtgeld
gestelde onverwijld mededeeling aan Burge
meester en Wethouders. Daarbij doet hij,
voorzoover mogelijk, opgave van de inkom
sten, die hij uit de ter hand genomen werk
zaamheden zal trekken, terwijl hij voorts ver
plicht is, om, indien die inkomsten tijdelijk of
blijvend wijziging ondergaan, daarvan tijdig
v66r het verschijnen van den eerstvolgenden
wachtgeldtermijn nadere opgave te doen. Zijn
de inkomsten niet vooraf op te geven, dan
doet hij tijdig vddr het verschijnen van elken
wachtgeldtermijn opgave van de inkomsten,
die hij sinds het ter hand nemen der werk
zaamheden of sinds de vorige opgave heeft
genoten. Brengt echter de aard der werk
zaamheden, ter beoordeeling van Burgemees
ter en Wethouders, mede, dat de inkomsten
over een langeren termijn moeten worden be-
rekend, dan geschiedt de opgave dienovereen-
komstig en wordt op het wachtgeld eene ver-
mindering toegepast van een voorloopig vast-
gesteld bedrag onder voorbehoud van ver-
rekening aan het einde van den evenbedoel-
den termijn.
3. Bij! de vaststelling van het bedrag der
vermindering kan van de opgave van den be
trokkene worden afgeweken. Indien de in
komsten vrijwillig zonder voldoende redenen
worden prijsgegeven of door eigen schuld ver-
loren gaan, blijft niettemin de vermindering
tot het laatstelijk bepaalde bedrag toegepast.
4. Indien een op wachtgeld gestelde de in
dit artikel bedoelde opgave nalaat of onjuist
of onvolledig doet, kan het wachtgeld geheel
of ten deele worden vervallen verklaard.
5. De op wachtgeld gestelde wordt geacht
door het aanvaarden van het wachtgeld te be-
willigen, dat alien, die daarvoor naar het oor
deel van Burgemeester en Wethouders in aan
merking komen, omtrent omstandigheden, die
verband houden met de uitvoering van dit
reglement, inlichtingen geven aan Burge
meester en Wethouders.
Artikel 65.
1. Indien de op wachtgeld gestelde een aan
hem aangeboden ambt of betrekking, die hem
naar het oordeel van Burgemeester en Wet
houders, in verband met zijn persoonlijkheid
en omstandigheden redelijkerwijs kan worden
opgedragen, weigert te aanvaarden of ook
anderszins, indien hij in de gelegenheid komt
op eene wijze, die in verband met zijn per
soonlijkheid en omstandigheden naar het oor
deel van Burgemeester en Wethouders voor
hem passend kan worden geacht, inkomsten
te verkrijgen, daarvan geen gebruik maakt,
vervalt het wachtgeld voor het bedrag, waar-
mede het wachtgeld, vermeerderd met de ver-
zuimde inkomsten, de laatstelijk genoten
wedde zou hebben overschreden.
2. De opwachtgeld gestelde is voorts ver
plicht zich te gedragen naar de voorschriften,
die hem door Burgemeester en Wethouders,
hetzij in het algemeen, hetzij voor eenig bij-
zonder geval worden gegeven, strekkende om
tot het verkrijgen van een ambt of betrek
king of eene andere bron van inkomsten te
geraken. Bij niet nakoming van die voor
schriften kan het wachtgeld geheel of ten
deele worden vervallen verklaard.
3. De bepalingen van dit artikel vinden
overeenkomstige toepassing voor den ambte
naar, wien het voomemen is medegedeeld om
zijne betrekking op te heffen of de inrichting
van zijn dienstvak zoodanig te veranderen,
dat zijne werkzaamheden overbodig zullen
worden, in dezer voege, dat, indien zoodanig
ambtenaar een ambt of betrekking weigert
of niet van eene gelegenheid gebruik maakt.
als bedoeld in het eerste lid, de toekenning
van wachtgeld achterwege blijft of slechts
tot een verminderd bedrag geschiedt en dat
bij1 niet opvolging van de voorschriften als
bedoeld in het tweede lid, de toekenning van
wachtgeld achterwege kan blijven of slechts
tot een verminderd bedrag geschieden.
Artikel 66.
1. Het wachtgeld vervalt, zoodra de op
wachtgeld gestelde in het genot van pensioen
wordt gesteld.
2. Voorts kan het wachtgeld worden ver
vallen verklaard, indien de op wachtgeld ge
stelde zich zoodanig gedraagt, dat hij, ware
hij in dienst gebleven, zou zijn ontslagen, of
indien hij zich in het buitenland vestigt of
geacht moet worden aldaar duurzaam te ver-
blijven, tenzij hem voor dit verblijf toestem-
ming door Burgemeester en Wethouders is
verleend.
Artikel 67.
Aan hem, die op wachtgeld is of wordt ge
steld, kan, indien hij elders arbeid of bedrijf
gaat ter hand nemen, terzake van de kosten,
die voor hem aan de daartoe noodige verhui-
zing zijn verbonden een bedrag worden toege
kend, indien bij: gebreke van die toekenning
die arbeid of dat bedrijf door hem redelijker-
wijze niet zou kunnen worden aanvaard.
Artikel 68.
Het bedrag van het wachtgeld, over een vol
jaar bereltend, wordt naar boven tot een vol-
len gulden afgerond. Het wordt uitbetaald in
maandelijksche termijnen. Met toestemming
van den op wachtgeld gestelde kan de uitbe-
taling in langere termijnen geschieden. Bij
overlijden wordt het wachtgeld uitbetaald
met inachtneming van de termijnen, bedoeld
in artikel 35.
Artikel 69.
De toekenning van wachtgeld en het nemen
van beslissingen daaromtrent geschiedt door
Burgemeester en Wethouders.
HOOFDSTUK X.
Einde der dienstbetrekking.
Artikel 70.
1. De dienstbetrekking eindigt, behalve
wegens overlijden van den ambtenaar, door
ontslag.
2. Ontslag wordt verleend met opgaaf van
redenen.
3. De ambtenaar kan kosteloos afschrift.
bekomen van de beschikking waarbij hij is
ontslagen.
4. Aan den eervol ontslagen ambtenaar
wordt op zijn verzoek door Burgemeester en
Wethouders, het Hoofd van dienst gehoord,
d.
een getuigschrift afgegeven volgens een door
dit college vastgesteld model.
Artikel 71.
1. Ontslag wordt gegeven door het gezag.
dat den ambtenaar heeft aangesteld.
2. Het wordt eervol gegeven:
a. op verzoek van den ambtenaar;
b. in het geval, bedoeld in artikel 74;
wegens ongeschiktheid voor zijn betrek
king. Indien deze ongeschiktheid het ge
volg is van ziekten of gebreken, moet zij
blijken uit het (een) geneeskundig onder
zoek, als bedoeld in Hoofdstuk VIII, dan
wel uit de beslissing van den Pensioen
raad of van den Central en Raad van Be-
roep, bedoeld in de Pensioenwet 1922
(Stbl. No. 240);
wegens opheffing der betrekking of
wegens verandering in de inrichting van
het dienstvak, waarbij de ambtenaar
werkzaam is;
e. als straf in den vorm van ongevraagd
eervol ontslag.
3. Bij ontslag op grond van ongeschiktheid
anders dan tengevolge van ziekten of gebre
ken kan het gezag dat den ambtenaar heeft
aangesteld, een naar billijkheid te bepalen
vergoeding toekennen, hetzij als som ineens,
hetzij als periodiek uit te keeren bedrag. Over
het voornemen tot verleenen van dit ontslag
wordt het scheidsgerecht gehoord, wanneer de
ambtenaar drie dagen nadat hem dit voor
nemen schriftelijk is medegedeeld, daartoe een
schriftelijk en gedagteekend verzoek bij Bur
gemeester en Wethouders indient.
De heer 't GILDE vraagt, of het niet noo
dig is, in dit artikel ook een bepaling op te
nemen omtrent het ontslag te verleenen aan
vrouwelijke ambtenaren bij het intreden van
haar huwelijk. Er is wel te kennen gegeven
dat het niet in de bedoeling ligt hier vrouwe
lijke ambtenaren te nemen, maar die meening
deelt hij niet.
De VOORZITTER: Wij hebben gemeend dat
het niet noodig is dergelijke bepalingen in het
leven te roepen, omdat het niet de bedoeling
is dat de gemeente in de toekomst vrouwelijke
ambtenaressen in dienst zal hebben.
De heer OGGEL: Er staan zooveel manne-
lijke werkkrachten aan de markt, dat burge
meester en wethouders niet het plan hebben
vrouwelijke ambtenaressen te nemen. Daarom
hebben wij die bepaling ook niet opgenomen,
dat is zoo zuiver mogelijk.
De heer 't GILDE: Er kunnen zich toch
bijzondere omstandigheden voordoen, die het
gewenscht maken een vrouw te benoemen, b.v.
een schoonmaakster. Als die voortdurend in
dienst blijft moet ze toch ook een vaste aan-
stelling krijgen. En dat is toch werk waarvoor
men moeilijk een man kan benoemen.
De heer OGGEL: Laat ons dit reglement
tot mannelijke ambtenaren bepalen. Komen
we later in de noodzakelijkheid een vrouwe
lijke ambtenaar te benoemen, dan kunnen
we haar positie nog altijd regelen.
De heer VAN DE BILT is principieel tegen
het aanstellen van vrouwelijke ambtenaren en
dus tegen het voorstel-'t Gilde.
De heer 't GILDE merkt op, geen voorstel
te hebben gedaan.
De heer SEGHERS: We kunnen niet voor-
zien of we vrouwelijke ambtenaren zullen
krijgen.
De heer C. HAMELINK moet bij voorbaat
protesteeren tegen een bepaling die zou in-
houden dat een vrouwelijke ambtenaar bij het
sluiten van een huwelijk zou ontslagen wor
den. Wanneer ze dan even geschikt blijkt voor
haar werk, staat het ter beoordeeling van die
ambtenares of ze al of niet in dienst wenscht
te blijven.
De heer't GILDE zou er als regel voor ge-
voelen de ambtenares bij huwelijk te ont-
slaan.
Met 8 tegen 4 stemmen wordt besloten geen
bepalingen betrekkelijk vrouwelijke ambtena
ren op te nemen.
Voor stemmen de heeren Ortel6e, Seghers,
't Gilde en A. Hamelink; tegen stemmen de
heeren C. Hamelink, Oggel, De Ruijter, Van
Bendegem, Van de Bilt, Dieleman, I. de Feij-
ter en J. de Feijter.
Artikel 72.
Niet eervol ontslag wordt alleen verleend
brj wijze van straf.
De ambtenaar kan zich niet onttrekken aan
deze straf door indiening van een verzoek om
ontslag.
Artikel 73.
1. De opzeggingstermijn, zoowel van de
zjjde der gemeente als van die van den amb
tenaar is bij tijdelijke aanstelling een maamd
en bij vaste aanstelling 6 weken. Ingeval van
ontslag ingevolge het bepaalde in artikel 71,
tweede lid onder e. behoeft geen opzeggings
termijn in acht te worden genomen.
2. Het gezag, dat ontslag verlfeent, kan,
eventueel het Hoofd van den tak van dienst
gehoord, in bijzondere gevallen deze termijnen
verkorten. Geschiedt dit niet op verzoek van
den ambtenaar, dan wordt hem bij; het ontslag
de wedde uitbetaald voor den tijd, die nog aan
den opzeggingstermijn ontbreekt.
De heer C. HAMELINK zou aan het be
paalde onder 1 willen toevoegen dat voor een
ambtenaar op weekloon de opzegtermijn voor
iemand in tijdelijken dienst 1 week is en voor
die ambtenaren in vasten dienst 2 weken.
De door Burgemeester en Wethouders voor-
gestelde termijnen zijn misschien geen be
zwaar voor de administratieve ambtenaren,
die ontslag vragen omdat ze naar een andere
gemeente gaan, maar voor de menschen die
op weekloon werken en ook werk kunnen
vinden in het vrije bedrijf is een opzegtermijn
van 4 en 6 weken te lang. Dan zullen die
menschen in het vrije bedrijf nooit meer terug
kunnen omdat men niet zoo lang op hen kan
wachten. De opzeggingstermijn behoort dus
korter te worden gesteld.
De heer OGGEL: Maar dan kunnen ze ook
met 1 of 2 weken worden opgezegd. Wan
neer door een gemeentebedrijf een termijn van
1 maand in acht moet genomen worden heeft
de man ook een maand tijd om naar ander
werk om te zien. Wordt de bepaling gewijzigd
dan zou hij ook maar 8 dagen krijgen.
De heer C. HAMELINK: Als een ambtenaar
bij een particulier wil gaan werken is de tijd
die nog moet verloopen eer hij daar in dienst
kan treden te lang en zal hij dus bij particu-
lieren niet kunnen slagen.
De VOORZITTER: Och, dan loopen de
menschen toch weg!
De heer C. HAMELINK acht voor losse
werklieden, die men toch ook gemakkelijk
vervangen kan een opzeggingstermijn van een
week voldoende. Voor de gemeente is het iets
anders, al -is deze 1 maand gebonden. Die
wordt niet z66 gedupeerd als een tijdelijke
kracht met een week opzeg den dienst ver-
laat, maar als zoo'n tijdelijke ambtenaar na
opzegging nog een geheele maand in dienst
moet blijven, kan dat voor hem zeer nadeelig
worden. Spreker zou het dan beter achten
voor het ontslag van die tijdelijke ambtenaren
niets te omschrijven, liever dan op onbehoor-
lijke wijze hen in hunne belangen belemmeren.
De heer OGGEL kan er wel mede instem-
men, om voor de losse ambtenaren met een
opzeggingstermijn van 1 week te volstann,
maar voor de vaste wenscht hij den voorge-
stelden termijn te handhaven, aangezien deze
in organisatorisch verband staan. Dat behoort
toch zeker 4 weken te blijven, dan hebben
Burgemeester en Wethouders ook de gelegen
heid een ander te zoeken.
De heer C. HAMELINK wil zgn voorstel
wel wijzigen in 1 week voor tijdelijke ambte
naren en 1 maand voor de ambtenaren met
vaste aanstelling.
Dit amendement wordt met algemeene
stemmen aangenomen,
Artikel 74.
De ambtenaar die den leeftijd van vijf en
zestig jaar heeft bereikt wordt met den laat-
sten dag der volgende maand ontslagen. De
ambtenaar die een lageren leeftijd heeft be
reikt, op grond waarvan pensioen kan worden
toegekend, kan met den laatsten dag der
maand volgende op het bereiken van dien leef
tijd ontslagen worden.
Artikel 75
De ambtenaar, die met recht op pensioen
den dienst verlaat, kan op zijn aanvraag daar
toe, door Burgemeester en Wethouders een
voorschot op zijn pensioen worden verleend,
groot 90 van het vermoedelijk pensioen-
bedrag en dit tot op het tijdstip der eerste
uitbetaling van zijn pensioen, waarbij tevens
de verrekening der voorgeschoten gelden
plaats vindt.
f. verlaging in rang voor een bij de straf'
oplegging bepaalde tijd;
g. verlaging in rang voor onbepaalden tijd:
h. ongevraagd eervol ontslag;
i. niet eervol ontslag.
2. De straffen, hiervoren bedoeld onder a
en b, worden opgelegd door Burgemeester sa
Wethouders, die bedoeld onder c tot en met i
door Burgemeester en Wethouders of door
den Gemeenteraad, naar gelang de benoeming
door het eene of door het andere College ge
schiedt.
De heer C. HAMELINK maakt aanmerking
op de bepaling van sub b, dat de verlofdageo
tot een maximum van 6 dagen kan ingehou-
den worden; hij zou dit willen bepalen op „de
helft".
De heer OGGEL merkt op, dat dit dan voor
sommigen nog hooger kan worden, n.l. voor
hen die 14 dagen krijgen.
De heer C. HAMELINK ziet dat in, en trekt
zijn voorstel in, want het was niet zijn bedoe
ling de straf zwaarder te maken.
De heer OGGEL noemt dit toch niet conse
quent.
Artikel 78.
1. Het Hoofd van den tak van dienst kaxi
den ambtenaar, die om eenigerlei reden niet
in staat geacht moet worden de hem opgedra
gen werkzaamheden bhoorlijk uit te voeren of
die stoomis brengt in den geregelden gang
van zaken, den toegang tot de bureaux of het
werk ontzeggen of hem daarvan doen ver-
wijderen. Hij geeft daarvan onmiddellqk
kennis aan Burgemeester en Wethouders.
2. De ambtenaar kan door Burgemeester
en Wethouders in afwachting van eene on-
herroepelijke beslissing- omtrent eventueel
op te leggen straf, onmiddell'ijik worden ge-
schorst.
3. Gedurende den termijn van schorstng
en verwijdering van het werk wordt het
salaris doorbetaald, met dien verstande, dat
Burgemeester en Wethouders in gevallen,
waarin beroep op het scheidsgerecht open-
staat, bevoegd zijn te bepalen, dat van het
oogenblik hunner beslissing af het salaris
zal worden ingehouden.
Artikel 79.
1. Het besluit tot oplegging van straf
wordt, den ambtenaar en eventueel het Hoofd
van den tak van dienst gehoord, opgelegd zoo
mogelijk binnen 30 dagen, nadat de overtra
ding ter kennis is gekomen van Burgemeester
en Wethouders (of van den Raad, als het
personen betreft, die door den Raad zijn aan
gesteld.) De ambtenaar wordt voor het ver-
hoor in de gelegenheid gesteld kennis to
nemen van de ambtelijke rapporten betreffen-
de hetgeen hem ten laste is gelegd.
2. De straffen worden niet ten uitvoer
gelegd, alvorens uitspraak is gedaan door het
i scheidsgerecht of den Centralen Raad van
Beroep, tenzij de ambtenaar schriftelijk heeft
verklaard zich bij het besluit neer te leggen.
De heer C. HAMELINK zou in verband met
het onder sub 1 bepaalde ook wenschen vast
te leggen, dat de geschorste ambtenaar zich
bij het verhoor door Burgemeester en Wethou
ders door een door hem aan te wyzen raads-
man kan doen bijstaan.
De VOORZITTER heeft daartegen geen be
zwaar. Bg het strafrecht kan iemand zich
ook door een raadsman doen bijstaan. Er is
niets tegen dat een ambtenaar die in de narig-
heid zit, zich ook doet bijstaan.
i Het voorstel van den heer C. Hamelink
i wordt aangenomen met 9 tegen 3 stemmen.
Voor stemmen de heeren C. Hamelink,
Orteiee, De Ruijter, Seghers, Van Bendegem,
Dieleman, I. de Feijter, 't Gilde en A. Hame
link; tegen stemmen de heeren Oggel, Van de
Bilt en J. de Feijter.
Artikel 80.
1. Van elke uitspraak omtrent straf doen
Burgemeester en Wethouders binnen 2 maal
24 uur mededeeling aan den betrokken ambte
naar eventueel diens Hoofd van dienst aan
den eerste onder mededeeling van de wijze
waarop, en den termijn binnen welken beroep
kan worden ingesteld. Van deze straffen
wordt aanteekening gehouden in een register,
welke aanteekening wordt onderteekend door
den Burgemeester en aen gestrafte.
2. Deze laatste kan desgewenscht wjn
lezing van het geval daarbij vermelden.
3. Afschriften uit het strafregister worden
slechts afgegeven ingeval van sollicitatie uit-
sluitend met mede-onderteekening van den
belanghebbende en mogen alleen vermelden
de straffen, opgelegd in de laatste drie jaren.
Artikel 81.
De straffen kunnen worden opgelegd onder
de opschortende voorwaarde, dat zij eerst
worden toegepast, indien binnen een bepaal
den tijd, in het besluit te vermelden, de ge
strafte zich opnieuw aan handelingen of ge-
dragingen schuldig maakt, als waarvoor de
bestraffing geschiedde.
HOOFDSTUK XI.
Belooningen, ordemaatregelen en straffen.
Artikel 76.
Wegens zeer bijzondere omstandigheden,
waaronder ook begrepen langdurige trouwe
dienst, kunnen Burgemeester en Wethouders
een belooning toekennen.
Artikel 77.
1. Onverminderd de bevoegdheid van Bur
gemeester en Wethouders om bij tekort-
koming van de Hoofden van dienst die maat-
regelen te treffen, die zij noodig oordeelen,
kan de ambtenaar, die eenige bepaling van
zijn instructie of de verder voor hem geldende
voorschriften, welke behoorlijk te zijner ken
nis zijn gebracht, overtreedt of zich schuldig
maakt aan een emstig vergrijp of wangedrag,
worden gestraft met een der navolgende
straffen:
a. schriftelijke berisping;
b. onthouding van verlofdagen tot een maxi
mum van zes dagen per jaar;
c. verwijdering uit den dienst gedurende
zekeren tijd, al of niet met behoud van
wedde;
d. terugzetting op eene lagere bezoldiging
gedurende een bij de strafoplegging be
paalden tijd;
e inhouding eener perlodieke verhooging
voor een bij de strafoplegging bepaalden
tijd;
Hoofdstuk XII.
Scheidsgerecht.
Artikel 82.
Er kan een scheidsgerecht worden ingesteld
welke samenstelling en bevoegdheden bij af-
zonderlijke Raadsverordening worden ge-
regeld.
Hoofdstuk XIII.
Slot- en overgangsbepalingen,
Artikel 83.
Het Depaalde in hoofdstuk V is niet van toe
passing op de Hoofden van bedrijven en tak-
ken van dienst.
Artikel 84.
1. Dit reglement kan worden aangehaald
als Ambtenarenreglement of A.R.
2. Het reglement treedt in werking.
3. Alle bestaande verordeningen en »n-
structien, welke onmiddellijk of middellgk in
verband staan met dit reglement, blijven,
voorzoover hare bepalingen niet in strijd zijn
met dit reglement, van kracht. totdat zij1 xgn
gewijzigd.
Artikel 85.
Indien door invoering of toepasselgk worden
van dit reglement bestaande aanspraken
mochten worden opgeheven of verminderd,
treffen Burgemeester en Wethouders de Com-
missie van Overleg gehoord, de noodige over-
gangsregelingen.
Artikel 86.
Alle bij het in werking treden van dit regle
ment in dienst zijnde ambtenaren ontvan-
de in de artikelen 3 en 11 genoemde
gen
die niet reeds be-
bescheiden voorzoover zg
zittGH.
De VOORZITTER stelt voor, de inwerking
treding van dit reglement te bepalen op 1
December a.s. .u
De heer OGGEL merkt op, dat dit met kan,
aangezien het reglement nog niet eens kan
vastgesteld worden, aangezien er nog over
artikels moet worden herstemd, en het wel
niet te voorzien is, dat in deze maand nog
zal vergaderd worden.
(Wordt vervolgd.)