b. pensioen, op grond van de bepalingen van de Pensioenwet 1922 (Stbl. no. 240), wordt ge noten. Artikel 52 1. Bij het toekennen van de uitkeering, bedoeld in artikel 51, verplicht de ambtenaar zich, zich ten aanzien van de mogelijkheid van diensthervatting te onderwerpen aan de con- trdle van den gemeente-arts en desverlangd bg den Pensioenraad een hemieuwd onder- zoek naar zijn lichamelijke gesteldheid aan te vragen, hetwelk tot toekenning van een pensioen op grand van de Pensioenwet 1922 zou kunnen leiden. 2. Bij: niet-nakoming van de verplichting, genoemd in bet eerste lid, vervalt de aan- spraak op de uitkeering ingevolge artikel 51. Artikel 53. Onverminderd het bepaalde in artikel 49. kan een ambtenaar, die wegens ziekte of on- geval verhinderd is zijn dienst te verrichten, geneeskundig worden onderzocht, ter beant- woording van de vraag, of de verhindering om den dienst te verrichten al of niet bestaat, dan wel wat in het belang van een goede be- handeling of genezing noodig is. Artikel 54. 1. Indien een ambtenaar, die wegens ziek te of ongeval verhinderd is zijn dienst te ver richten, bezwaar heeft tegen de voorschriften, welke de controleerende geneeskundige in het belang van een goede behandeling of genezing noodzakelijk aoht, tegen het verrichten van arbeid, hem door of vanwege het gemeente- beatuur na overleg met zulk een geneeskun dige opgedragen, of tegen het verbod om ar beid te verrichten, hem door of vanwege het gemeentebestuur na overleg met zulk een ge neeskundige gegeven, dan worden door Bur- gemeester en Wethouders voor een nieuw on- derzoek een of meer andere geneeskundigen aangewezen. De ambtenaar is in dit geval verplicht zijn bezwaar schriftelijk ter kennis van Burgemeester en Wethouders te brengen binnen 24 uur na ontvangst van een voor- schrift, opdracht of verbod, als bedoeld en daarbij tevens te berichten, of hij gebruik maakt van de in het tweede lid van dit artikel neergelegde bevoegdheid. 2. De ambtenaar kan binnen 24 uur den naam van een geneeskundige opgeven, die als- dan met de(n) andere(n) geneeskundige(n) wordt aangewezen voor het tweede onderzoek. Maakt de ambtenaar van deze bevoegdheid geen gebruik of weigert de door den ambte naar gewenschte geneeskundige aan het on derzoek deel te nemen, dan wordt door Bur gemeester en Wethouders zoo spoedig moge- lijk, in het laatste geval in overleg met den ambtenaar, een ander geneeskundige aange wezen. 3. Verklaren de geneeskundigen of de meerderheid hunner de bezwaren van den ambtenaar ongegrond en blijft deze weigeren de voorschriften op te volgen of den arbeid te verrichten, waartegen hij bezwaar had, dan vervalt zijn aanspraak op bezoldiging met in- gang van den dag, waarop de uitspraak der geneeskundigen hem is medegedeeld. Artikel 55. Opneming in een van gemeentewege op ■voorstel van den behandelenden geneesheer aangewezen zieken- en verplegingsinrichting kan voor rekening der gemeente plaats hebben. Artikel 56. Aan den ambtenaar, die in verband met ziekte van hem of de leden van zijn gezin over eenig jaar abnormaal zwaar zou worden belast, kan volgens door Burgemeester en Wethouders te stellen regelen, een tegemoet- koming uit de gemeentekas worden verleend. Artikel 57. De wedde wordt niet uitgekeerd, indien en soolang: a. de ambtenaar weigert zich aan het on derzoek door een controleerend genees kundige te onderwerpen of zich voor dat onderzoek in een ziekeninrichting, waar- van de keuze zooveel mogelijk aan hem blijft, te laten opnemen, indien deze ge neeskundige, na overleg met den behan delenden geneeskundige, dit noodig oor- deelt; b. de ambtenaar de voorschriften van den behandelenden of controleerden genees kundige niet opvolgt; e. de ambtenaar, blijkens het onder a. ge- noemde onderzoek, in staat is werkzaam heden, zij het ook andere dan gewone, te verrichten, en hij dit weigert, wanneer het hem door Burgemeester en Wethou ders wordt opgedragen; d. de ziekte of ongeschiktheid tot werken naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders, gehoord den controleerenden geneeskundige, het gevolg is van mis- bruik van alcoholischen drank of wan- gedrag; e. de ambtenaar tijdens zijn ziekte voor an- deren werkzaamheden tegen belooning verricht. Artikel 58. 1. De bepalingen van dit Hoofdstuk zijn niet van toepassing op den ambtenaar, die valt onder de verplichte verzekering, neerge- legd in de Ziektewet of in de Ongevallenwet. 2. Aan hem wordt echter, indien de wette- lijke uitkeering lager is dan de uitkeering welke hij zou genieten, indien de bepalingen van Hoofdstuk VIII wel voor hem golden, het verschil uitgekeerd, met volkomen over- eenkomstige toepassing overigens van het be paalde in dit Hoofdstuk. HOOFDSTUK IX. Wachtgelden. Artikel 59. 1. De ambtenaar in vasten dienst, die den leeftijd van 18 jaar heeft bereikt en aan wien •ervol ontslag wordt verleend wegens ophef- fing zrjner betrekking of wegens verandering in de inrichting van den tak van dienst waar bij hij werkzaam is en waardoor zijne werk zaamheden overbodig zgn geworden, heeft, voorzoover hij alsdan niet uit anderen hoofde in de termen valt om pensioen uitgezon- derd vervroegd ouderdomspensioen, bedoeld In artikel 48, eerste lid onder b. der Pensioen wet 1922 (Stbl. No. 240) te genieten met ingang van den dag van ontslag, aanspraak op een wachtgeld ten laste der gemeente op den voet der volgende bepalingen. 2. Een zoodanig wachtgeld kan ook wor den toegekend aan een ambtenaar, als be doeld In het eerste lid, die ontslag vraagt, nadat het voomemen hem is medegedeeld om arjne betrekking op te heffen of de inrichting van zijn dienstvak zoodanig te veranderen, dat zijne werkzaamheden overbodig zullen worden. Artikel 60. 1. Aan een ambtenaar, als bedoeld in het vorig artikel, wordt het genot van wacht geld toegekend, gedurende een tijdvak gelijk aan zijn diensttijd, ten bedrage van: a. indien hij ten tijde van het ontslag kost- winner is van een gezin, gedurende de eerste zes maanden de laatstelijk door hem genoten wedde, gedurende de vol gende drie maanden 85 ten honderd en daarna 70 ten honderd van de laatstelijk door hem genoten wedde; in de overige gevallen, gedurende de eerste zes maanden de laatstelijk door hem genoten wedde, gedurende de vol gende drie maanden 75 ten honderd en daarna 60 ten honderd van de laatstelijk door hem genoten wedde, een en ander met dien verstande, dat het wachtgeld niet d'aalt beneden het bedrag van het uitgesteld pensioen, waarop de betrok- kene terzake van het hem verleende ont slag uitzicht heeft, of, indien uit hoofde van eenigerlei omstandigheid zoodanig uitzicht niet of niet meer bestaat, anders zou hebben gehad. 2. Voorzooveel een ambtenaar ten tijde van het ontslag een diensttijd van ten minste 10 jaren heeft volbracht en het aantal jaren van dien diensttijd tezamen met het aantal jaren van den leeftijd, dien hij' ten tijde van het ontslag heeft bereikt, 60 of meer bedraagt, wordt hem na afloop van de hierboven be- doelde termijnen een verder genot van wacht geld toegekend ten bedrage van het uitge steld pensioen, waarop hij terzake van het hem verleende ontslag uitzicht heeft, of in dien uit hoofde van eenigerlei omstandigheid zoodanig uitzicht niet of niet meer bestaat, anders zou hebben gehad, met dien verstande, dat gedurende het eerste jaar na afloop van de bedoelde termijnen het wachtgeld niet min der bedraagt dan 60 ten honderd van de laatstelijk genoten wedde. 3. De op wachtgeld gestelde, die op den dag van ontslag kostwinner was van een ge zin, doch na het ontslag die hoedanigheid ver- liest, wordt voor den verderen duur van het hem toegekende wachtgeld behandeld op den voet als in het eerste lid ten aanzien van niet- kostwixmers is bepaald. 4. In buitengewone gevallen kan het wachtgeld tot een bedrag van ten hoogste 70 ten honderd van het laatstelijk genoten wachtgeld voor eeh bepaalden tijd na het ver- strijken der vorenomschreven termijnen war den voortgezet. Artikel 61. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd om, op verzoek van en na verkregen overeen- stemming met den belanghebbende, het bij dit reglement vastgestelde wachtgeld te ver- vangen door eene uitkeering ineens, of door het treffen van eene bijzondere regeling. Artikel 62. Onder diensttijd wordt voor de toepas- 1. sing van deze regeling verstaan de aan het ontslag voorafgaande tijd, die in aanmerking komt voor pensioen, met dien verstande ech ter dat: a. de diensttijd, v66r het bereiken van den 18-jarigen leeftijd vervuld, buiten aan merking blijft; b. de diensttijd in een nevenbetrekking slechts in aanmerking komt, indien het wachtgeld uit hoofde van ontslag uit die betrekking wordt toegekend; c. indien de diensttijd wegens ontslag is on- derbroken geweest, de tijd voor de onder- breking slechts medetelt, indien de onder- breking minder dan een jaar heeft ge- duurd; d. alle diensttijd slechts eenmaal wordt medegeteld. 2. Burgemeester en Wethouders kunnen in bijzondere gevallen diensttijd, die voorafging aan eene onderbreking van langer dan een jaar, geheel of gedeeltelijk doen medetellen. Artikel 3. 1. Onder laatstelijk genoten wedde, wordt, behoudens het bepaalde in het volgende lid, verstaan de bezoldiging, die in de verlatem betrekking op den dag v66r het ontslag werd genoten, met inbegrip eventueel van zooda- nige toelagen, als bij de berekening van den pensioensgrondslag in aanmerking komen. 2. Indien in de regeling van de bezoldiging der ambtenaren eene wijziging komt, welke, indien de betrokkene op de in het eerste lid bedoelde bezoldiging in dienst ware gebleven, in die bezoldiging wijziging zou hebben ge- bracht, geldt vanaf de inwerkingtreding van die wijziging het aldus gewijzigde bedrag als laatstelijk genoten wedde. Artikel 64. 1. Wanneer de op wachtgeld gestelde in komsten gaat genieten uit of in verband met arbeid of bedrrjf, na, ten tijde van, of binnen drie maanden vddr het ontslag ter hand ge- nomen, wordt, zoodra en zoolang het wacht geld, vermeerderd met die inkomsten, de laatstelijk genoten wedde met 25 zou over- schrijden, het wachtgeld met het bedrag dier overschrijding verminderd. 2. Van het ter hand nemen van eenigen arbeid of eenig bedrijf doet de op wachtgeld gestelde onverwijld mededeeling aan Burge meester en Wethouders. Daarbij doet hij, voorzoover mogelijk, opgave van de inkom sten, die hij uit de ter hand genomen werk zaamheden zal trekken, terwijl hij voorts ver plicht is, om, indien die inkomsten tijdelijk of blijvend wijziging ondergaan, daarvan tijdig v66r het verschijnen van den eerstvolgenden wachtgeldtermijn nadere opgave te doen. Zijn de inkomsten niet vooraf op te geven, dan doet hij tijdig vddr het verschijnen van elken wachtgeldtermijn opgave van de inkomsten, die hij sinds het ter hand nemen der werk zaamheden of sinds de vorige opgave heeft genoten. Brengt echter de aard der werk zaamheden, ter beoordeeling van Burgemees ter en Wethouders, mede, dat de inkomsten over een langeren termijn moeten worden be- rekend, dan geschiedt de opgave dienovereen- komstig en wordt op het wachtgeld eene ver- mindering toegepast van een voorloopig vast- gesteld bedrag onder voorbehoud van ver- rekening aan het einde van den evenbedoel- den termijn. 3. Bij! de vaststelling van het bedrag der vermindering kan van de opgave van den be trokkene worden afgeweken. Indien de in komsten vrijwillig zonder voldoende redenen worden prijsgegeven of door eigen schuld ver- loren gaan, blijft niettemin de vermindering tot het laatstelijk bepaalde bedrag toegepast. 4. Indien een op wachtgeld gestelde de in dit artikel bedoelde opgave nalaat of onjuist of onvolledig doet, kan het wachtgeld geheel of ten deele worden vervallen verklaard. 5. De op wachtgeld gestelde wordt geacht door het aanvaarden van het wachtgeld te be- willigen, dat alien, die daarvoor naar het oor deel van Burgemeester en Wethouders in aan merking komen, omtrent omstandigheden, die verband houden met de uitvoering van dit reglement, inlichtingen geven aan Burge meester en Wethouders. Artikel 65. 1. Indien de op wachtgeld gestelde een aan hem aangeboden ambt of betrekking, die hem naar het oordeel van Burgemeester en Wet houders, in verband met zijn persoonlijkheid en omstandigheden redelijkerwijs kan worden opgedragen, weigert te aanvaarden of ook anderszins, indien hij in de gelegenheid komt op eene wijze, die in verband met zijn per soonlijkheid en omstandigheden naar het oor deel van Burgemeester en Wethouders voor hem passend kan worden geacht, inkomsten te verkrijgen, daarvan geen gebruik maakt, vervalt het wachtgeld voor het bedrag, waar- mede het wachtgeld, vermeerderd met de ver- zuimde inkomsten, de laatstelijk genoten wedde zou hebben overschreden. 2. De opwachtgeld gestelde is voorts ver plicht zich te gedragen naar de voorschriften, die hem door Burgemeester en Wethouders, hetzij in het algemeen, hetzij voor eenig bij- zonder geval worden gegeven, strekkende om tot het verkrijgen van een ambt of betrek king of eene andere bron van inkomsten te geraken. Bij niet nakoming van die voor schriften kan het wachtgeld geheel of ten deele worden vervallen verklaard. 3. De bepalingen van dit artikel vinden overeenkomstige toepassing voor den ambte naar, wien het voomemen is medegedeeld om zijne betrekking op te heffen of de inrichting van zijn dienstvak zoodanig te veranderen, dat zijne werkzaamheden overbodig zullen worden, in dezer voege, dat, indien zoodanig ambtenaar een ambt of betrekking weigert of niet van eene gelegenheid gebruik maakt. als bedoeld in het eerste lid, de toekenning van wachtgeld achterwege blijft of slechts tot een verminderd bedrag geschiedt en dat bij1 niet opvolging van de voorschriften als bedoeld in het tweede lid, de toekenning van wachtgeld achterwege kan blijven of slechts tot een verminderd bedrag geschieden. Artikel 66. 1. Het wachtgeld vervalt, zoodra de op wachtgeld gestelde in het genot van pensioen wordt gesteld. 2. Voorts kan het wachtgeld worden ver vallen verklaard, indien de op wachtgeld ge stelde zich zoodanig gedraagt, dat hij, ware hij in dienst gebleven, zou zijn ontslagen, of indien hij zich in het buitenland vestigt of geacht moet worden aldaar duurzaam te ver- blijven, tenzij hem voor dit verblijf toestem- ming door Burgemeester en Wethouders is verleend. Artikel 67. Aan hem, die op wachtgeld is of wordt ge steld, kan, indien hij elders arbeid of bedrijf gaat ter hand nemen, terzake van de kosten, die voor hem aan de daartoe noodige verhui- zing zijn verbonden een bedrag worden toege kend, indien bij: gebreke van die toekenning die arbeid of dat bedrijf door hem redelijker- wijze niet zou kunnen worden aanvaard. Artikel 68. Het bedrag van het wachtgeld, over een vol jaar bereltend, wordt naar boven tot een vol- len gulden afgerond. Het wordt uitbetaald in maandelijksche termijnen. Met toestemming van den op wachtgeld gestelde kan de uitbe- taling in langere termijnen geschieden. Bij overlijden wordt het wachtgeld uitbetaald met inachtneming van de termijnen, bedoeld in artikel 35. Artikel 69. De toekenning van wachtgeld en het nemen van beslissingen daaromtrent geschiedt door Burgemeester en Wethouders. HOOFDSTUK X. Einde der dienstbetrekking. Artikel 70. 1. De dienstbetrekking eindigt, behalve wegens overlijden van den ambtenaar, door ontslag. 2. Ontslag wordt verleend met opgaaf van redenen. 3. De ambtenaar kan kosteloos afschrift. bekomen van de beschikking waarbij hij is ontslagen. 4. Aan den eervol ontslagen ambtenaar wordt op zijn verzoek door Burgemeester en Wethouders, het Hoofd van dienst gehoord, d. een getuigschrift afgegeven volgens een door dit college vastgesteld model. Artikel 71. 1. Ontslag wordt gegeven door het gezag. dat den ambtenaar heeft aangesteld. 2. Het wordt eervol gegeven: a. op verzoek van den ambtenaar; b. in het geval, bedoeld in artikel 74; wegens ongeschiktheid voor zijn betrek king. Indien deze ongeschiktheid het ge volg is van ziekten of gebreken, moet zij blijken uit het (een) geneeskundig onder zoek, als bedoeld in Hoofdstuk VIII, dan wel uit de beslissing van den Pensioen raad of van den Central en Raad van Be- roep, bedoeld in de Pensioenwet 1922 (Stbl. No. 240); wegens opheffing der betrekking of wegens verandering in de inrichting van het dienstvak, waarbij de ambtenaar werkzaam is; e. als straf in den vorm van ongevraagd eervol ontslag. 3. Bij ontslag op grond van ongeschiktheid anders dan tengevolge van ziekten of gebre ken kan het gezag dat den ambtenaar heeft aangesteld, een naar billijkheid te bepalen vergoeding toekennen, hetzij als som ineens, hetzij als periodiek uit te keeren bedrag. Over het voornemen tot verleenen van dit ontslag wordt het scheidsgerecht gehoord, wanneer de ambtenaar drie dagen nadat hem dit voor nemen schriftelijk is medegedeeld, daartoe een schriftelijk en gedagteekend verzoek bij Bur gemeester en Wethouders indient. De heer 't GILDE vraagt, of het niet noo dig is, in dit artikel ook een bepaling op te nemen omtrent het ontslag te verleenen aan vrouwelijke ambtenaren bij het intreden van haar huwelijk. Er is wel te kennen gegeven dat het niet in de bedoeling ligt hier vrouwe lijke ambtenaren te nemen, maar die meening deelt hij niet. De VOORZITTER: Wij hebben gemeend dat het niet noodig is dergelijke bepalingen in het leven te roepen, omdat het niet de bedoeling is dat de gemeente in de toekomst vrouwelijke ambtenaressen in dienst zal hebben. De heer OGGEL: Er staan zooveel manne- lijke werkkrachten aan de markt, dat burge meester en wethouders niet het plan hebben vrouwelijke ambtenaressen te nemen. Daarom hebben wij die bepaling ook niet opgenomen, dat is zoo zuiver mogelijk. De heer 't GILDE: Er kunnen zich toch bijzondere omstandigheden voordoen, die het gewenscht maken een vrouw te benoemen, b.v. een schoonmaakster. Als die voortdurend in dienst blijft moet ze toch ook een vaste aan- stelling krijgen. En dat is toch werk waarvoor men moeilijk een man kan benoemen. De heer OGGEL: Laat ons dit reglement tot mannelijke ambtenaren bepalen. Komen we later in de noodzakelijkheid een vrouwe lijke ambtenaar te benoemen, dan kunnen we haar positie nog altijd regelen. De heer VAN DE BILT is principieel tegen het aanstellen van vrouwelijke ambtenaren en dus tegen het voorstel-'t Gilde. De heer 't GILDE merkt op, geen voorstel te hebben gedaan. De heer SEGHERS: We kunnen niet voor- zien of we vrouwelijke ambtenaren zullen krijgen. De heer C. HAMELINK moet bij voorbaat protesteeren tegen een bepaling die zou in- houden dat een vrouwelijke ambtenaar bij het sluiten van een huwelijk zou ontslagen wor den. Wanneer ze dan even geschikt blijkt voor haar werk, staat het ter beoordeeling van die ambtenares of ze al of niet in dienst wenscht te blijven. De heer't GILDE zou er als regel voor ge- voelen de ambtenares bij huwelijk te ont- slaan. Met 8 tegen 4 stemmen wordt besloten geen bepalingen betrekkelijk vrouwelijke ambtena ren op te nemen. Voor stemmen de heeren Ortel6e, Seghers, 't Gilde en A. Hamelink; tegen stemmen de heeren C. Hamelink, Oggel, De Ruijter, Van Bendegem, Van de Bilt, Dieleman, I. de Feij- ter en J. de Feijter. Artikel 72. Niet eervol ontslag wordt alleen verleend brj wijze van straf. De ambtenaar kan zich niet onttrekken aan deze straf door indiening van een verzoek om ontslag. Artikel 73. 1. De opzeggingstermijn, zoowel van de zjjde der gemeente als van die van den amb tenaar is bij tijdelijke aanstelling een maamd en bij vaste aanstelling 6 weken. Ingeval van ontslag ingevolge het bepaalde in artikel 71, tweede lid onder e. behoeft geen opzeggings termijn in acht te worden genomen. 2. Het gezag, dat ontslag verlfeent, kan, eventueel het Hoofd van den tak van dienst gehoord, in bijzondere gevallen deze termijnen verkorten. Geschiedt dit niet op verzoek van den ambtenaar, dan wordt hem bij; het ontslag de wedde uitbetaald voor den tijd, die nog aan den opzeggingstermijn ontbreekt. De heer C. HAMELINK zou aan het be paalde onder 1 willen toevoegen dat voor een ambtenaar op weekloon de opzegtermijn voor iemand in tijdelijken dienst 1 week is en voor die ambtenaren in vasten dienst 2 weken. De door Burgemeester en Wethouders voor- gestelde termijnen zijn misschien geen be zwaar voor de administratieve ambtenaren, die ontslag vragen omdat ze naar een andere gemeente gaan, maar voor de menschen die op weekloon werken en ook werk kunnen vinden in het vrije bedrijf is een opzegtermijn van 4 en 6 weken te lang. Dan zullen die menschen in het vrije bedrijf nooit meer terug kunnen omdat men niet zoo lang op hen kan wachten. De opzeggingstermijn behoort dus korter te worden gesteld. De heer OGGEL: Maar dan kunnen ze ook met 1 of 2 weken worden opgezegd. Wan neer door een gemeentebedrijf een termijn van 1 maand in acht moet genomen worden heeft de man ook een maand tijd om naar ander werk om te zien. Wordt de bepaling gewijzigd dan zou hij ook maar 8 dagen krijgen. De heer C. HAMELINK: Als een ambtenaar bij een particulier wil gaan werken is de tijd die nog moet verloopen eer hij daar in dienst kan treden te lang en zal hij dus bij particu- lieren niet kunnen slagen. De VOORZITTER: Och, dan loopen de menschen toch weg! De heer C. HAMELINK acht voor losse werklieden, die men toch ook gemakkelijk vervangen kan een opzeggingstermijn van een week voldoende. Voor de gemeente is het iets anders, al -is deze 1 maand gebonden. Die wordt niet z66 gedupeerd als een tijdelijke kracht met een week opzeg den dienst ver- laat, maar als zoo'n tijdelijke ambtenaar na opzegging nog een geheele maand in dienst moet blijven, kan dat voor hem zeer nadeelig worden. Spreker zou het dan beter achten voor het ontslag van die tijdelijke ambtenaren niets te omschrijven, liever dan op onbehoor- lijke wijze hen in hunne belangen belemmeren. De heer OGGEL kan er wel mede instem- men, om voor de losse ambtenaren met een opzeggingstermijn van 1 week te volstann, maar voor de vaste wenscht hij den voorge- stelden termijn te handhaven, aangezien deze in organisatorisch verband staan. Dat behoort toch zeker 4 weken te blijven, dan hebben Burgemeester en Wethouders ook de gelegen heid een ander te zoeken. De heer C. HAMELINK wil zgn voorstel wel wijzigen in 1 week voor tijdelijke ambte naren en 1 maand voor de ambtenaren met vaste aanstelling. Dit amendement wordt met algemeene stemmen aangenomen, Artikel 74. De ambtenaar die den leeftijd van vijf en zestig jaar heeft bereikt wordt met den laat- sten dag der volgende maand ontslagen. De ambtenaar die een lageren leeftijd heeft be reikt, op grond waarvan pensioen kan worden toegekend, kan met den laatsten dag der maand volgende op het bereiken van dien leef tijd ontslagen worden. Artikel 75 De ambtenaar, die met recht op pensioen den dienst verlaat, kan op zijn aanvraag daar toe, door Burgemeester en Wethouders een voorschot op zijn pensioen worden verleend, groot 90 van het vermoedelijk pensioen- bedrag en dit tot op het tijdstip der eerste uitbetaling van zijn pensioen, waarbij tevens de verrekening der voorgeschoten gelden plaats vindt. f. verlaging in rang voor een bij de straf' oplegging bepaalde tijd; g. verlaging in rang voor onbepaalden tijd: h. ongevraagd eervol ontslag; i. niet eervol ontslag. 2. De straffen, hiervoren bedoeld onder a en b, worden opgelegd door Burgemeester sa Wethouders, die bedoeld onder c tot en met i door Burgemeester en Wethouders of door den Gemeenteraad, naar gelang de benoeming door het eene of door het andere College ge schiedt. De heer C. HAMELINK maakt aanmerking op de bepaling van sub b, dat de verlofdageo tot een maximum van 6 dagen kan ingehou- den worden; hij zou dit willen bepalen op „de helft". De heer OGGEL merkt op, dat dit dan voor sommigen nog hooger kan worden, n.l. voor hen die 14 dagen krijgen. De heer C. HAMELINK ziet dat in, en trekt zijn voorstel in, want het was niet zijn bedoe ling de straf zwaarder te maken. De heer OGGEL noemt dit toch niet conse quent. Artikel 78. 1. Het Hoofd van den tak van dienst kaxi den ambtenaar, die om eenigerlei reden niet in staat geacht moet worden de hem opgedra gen werkzaamheden bhoorlijk uit te voeren of die stoomis brengt in den geregelden gang van zaken, den toegang tot de bureaux of het werk ontzeggen of hem daarvan doen ver- wijderen. Hij geeft daarvan onmiddellqk kennis aan Burgemeester en Wethouders. 2. De ambtenaar kan door Burgemeester en Wethouders in afwachting van eene on- herroepelijke beslissing- omtrent eventueel op te leggen straf, onmiddell'ijik worden ge- schorst. 3. Gedurende den termijn van schorstng en verwijdering van het werk wordt het salaris doorbetaald, met dien verstande, dat Burgemeester en Wethouders in gevallen, waarin beroep op het scheidsgerecht open- staat, bevoegd zijn te bepalen, dat van het oogenblik hunner beslissing af het salaris zal worden ingehouden. Artikel 79. 1. Het besluit tot oplegging van straf wordt, den ambtenaar en eventueel het Hoofd van den tak van dienst gehoord, opgelegd zoo mogelijk binnen 30 dagen, nadat de overtra ding ter kennis is gekomen van Burgemeester en Wethouders (of van den Raad, als het personen betreft, die door den Raad zijn aan gesteld.) De ambtenaar wordt voor het ver- hoor in de gelegenheid gesteld kennis to nemen van de ambtelijke rapporten betreffen- de hetgeen hem ten laste is gelegd. 2. De straffen worden niet ten uitvoer gelegd, alvorens uitspraak is gedaan door het i scheidsgerecht of den Centralen Raad van Beroep, tenzij de ambtenaar schriftelijk heeft verklaard zich bij het besluit neer te leggen. De heer C. HAMELINK zou in verband met het onder sub 1 bepaalde ook wenschen vast te leggen, dat de geschorste ambtenaar zich bij het verhoor door Burgemeester en Wethou ders door een door hem aan te wyzen raads- man kan doen bijstaan. De VOORZITTER heeft daartegen geen be zwaar. Bg het strafrecht kan iemand zich ook door een raadsman doen bijstaan. Er is niets tegen dat een ambtenaar die in de narig- heid zit, zich ook doet bijstaan. i Het voorstel van den heer C. Hamelink i wordt aangenomen met 9 tegen 3 stemmen. Voor stemmen de heeren C. Hamelink, Orteiee, De Ruijter, Seghers, Van Bendegem, Dieleman, I. de Feijter, 't Gilde en A. Hame link; tegen stemmen de heeren Oggel, Van de Bilt en J. de Feijter. Artikel 80. 1. Van elke uitspraak omtrent straf doen Burgemeester en Wethouders binnen 2 maal 24 uur mededeeling aan den betrokken ambte naar eventueel diens Hoofd van dienst aan den eerste onder mededeeling van de wijze waarop, en den termijn binnen welken beroep kan worden ingesteld. Van deze straffen wordt aanteekening gehouden in een register, welke aanteekening wordt onderteekend door den Burgemeester en aen gestrafte. 2. Deze laatste kan desgewenscht wjn lezing van het geval daarbij vermelden. 3. Afschriften uit het strafregister worden slechts afgegeven ingeval van sollicitatie uit- sluitend met mede-onderteekening van den belanghebbende en mogen alleen vermelden de straffen, opgelegd in de laatste drie jaren. Artikel 81. De straffen kunnen worden opgelegd onder de opschortende voorwaarde, dat zij eerst worden toegepast, indien binnen een bepaal den tijd, in het besluit te vermelden, de ge strafte zich opnieuw aan handelingen of ge- dragingen schuldig maakt, als waarvoor de bestraffing geschiedde. HOOFDSTUK XI. Belooningen, ordemaatregelen en straffen. Artikel 76. Wegens zeer bijzondere omstandigheden, waaronder ook begrepen langdurige trouwe dienst, kunnen Burgemeester en Wethouders een belooning toekennen. Artikel 77. 1. Onverminderd de bevoegdheid van Bur gemeester en Wethouders om bij tekort- koming van de Hoofden van dienst die maat- regelen te treffen, die zij noodig oordeelen, kan de ambtenaar, die eenige bepaling van zijn instructie of de verder voor hem geldende voorschriften, welke behoorlijk te zijner ken nis zijn gebracht, overtreedt of zich schuldig maakt aan een emstig vergrijp of wangedrag, worden gestraft met een der navolgende straffen: a. schriftelijke berisping; b. onthouding van verlofdagen tot een maxi mum van zes dagen per jaar; c. verwijdering uit den dienst gedurende zekeren tijd, al of niet met behoud van wedde; d. terugzetting op eene lagere bezoldiging gedurende een bij de strafoplegging be paalden tijd; e inhouding eener perlodieke verhooging voor een bij de strafoplegging bepaalden tijd; Hoofdstuk XII. Scheidsgerecht. Artikel 82. Er kan een scheidsgerecht worden ingesteld welke samenstelling en bevoegdheden bij af- zonderlijke Raadsverordening worden ge- regeld. Hoofdstuk XIII. Slot- en overgangsbepalingen, Artikel 83. Het Depaalde in hoofdstuk V is niet van toe passing op de Hoofden van bedrijven en tak- ken van dienst. Artikel 84. 1. Dit reglement kan worden aangehaald als Ambtenarenreglement of A.R. 2. Het reglement treedt in werking. 3. Alle bestaande verordeningen en »n- structien, welke onmiddellijk of middellgk in verband staan met dit reglement, blijven, voorzoover hare bepalingen niet in strijd zijn met dit reglement, van kracht. totdat zij1 xgn gewijzigd. Artikel 85. Indien door invoering of toepasselgk worden van dit reglement bestaande aanspraken mochten worden opgeheven of verminderd, treffen Burgemeester en Wethouders de Com- missie van Overleg gehoord, de noodige over- gangsregelingen. Artikel 86. Alle bij het in werking treden van dit regle ment in dienst zijnde ambtenaren ontvan- de in de artikelen 3 en 11 genoemde gen die niet reeds be- bescheiden voorzoover zg zittGH. De VOORZITTER stelt voor, de inwerking treding van dit reglement te bepalen op 1 December a.s. .u De heer OGGEL merkt op, dat dit met kan, aangezien het reglement nog niet eens kan vastgesteld worden, aangezien er nog over artikels moet worden herstemd, en het wel niet te voorzien is, dat in deze maand nog zal vergaderd worden. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1931 | | pagina 8