Artikel 21. Het is den ambtenaren verboden zich schul- dag te maken aan eenig vergrijp. Als vergrijp wordt aangemerkt: a. oneerlijkheid in en met betrekking tot den dienst; b. het in en met betrekking tot den dienst door grove schuld of opzet doen ontstaan van gevaar voor leven of goed; toebren- gen van lichamelijk letsel of veryorzaken van schade; ■t. ergerlijk gedrag in of buiten den dienst en vloeken en (of) uiten van zedelooze en opruiende taal; t(. bet medebrengen of doen medebrengen van sterken drank naar of op het werk; zedekwetsende afbeeldingen en lectuur of opruiende geschriften; •e, overtreding of niet nakomen van dit reglement of van bijzondere voorschriften. Be heer C. HAMELINK stelt voor het in alinea c te doen vervallen „en opruiende" en in d „opruiende geschriften". Hij noemt het begrip opruien rekbaar. Het voorstel wordt niet gesteund en maakt geen punt van beraadslaging uit. Artikel 22. 1. Wanneer de ambtenaar bij de uitoefe ning van zijn dienst door zijn schuld aan de gemeente schade berokkent, kunnen Burge- meester en Wethouders, onverminderd de ter aake op te leggen straf, hem de verplichting opleggen die schade geheel of ten deele te vergoeden. Zij gaan hiertoe niet over dan na den amb tenaar of, indien deze dat wenscht, diens or ganisatie, ter zake te hebben gehoord. 2. Indien schadevergoeding wordt opge- legd, geven Burgemeester en Wethouders hiervan schriftelijk kennis aan den ambte naar. 3. De schadevergoeding wordt ingehou- den op de wedde van den ambtenaar. Deze inhouding zal als regel niet meer bedragen dan 5 van het te ontvangen bedrag. 4. Wanneer de ambtenaar den dienst gaat verlaten, wordt al hetgeen hij de gemeente achuldig is, ingehouden. 5. Indien de ambtenaar de tusschenkomst van het scheidsgerecht inroept, zal de inhou ding worden opgeschort, tot het scheidsge recht uitspraak heeft gedaan. HOOFDSTUK V. Dienst- en werktyden. Artikel 23. 1. De normale dienst- en werktijden wor den aangegeven in de instructie's bedoeld in artikel 4. Daarbij worden de volgende regelen In acht genomen: a. de werktijd voor het administratief per- soneel is ten hoogste 39 uur per week en ten hoogste 7 uur per dag; b. de werktijd voor het overig personeel is ten hoogste 48 uur per week en ten hoog ste 8% uur per dag; indien echter de tot deze categorie behoorende ambtenaren deel uitmaken van een doorloopend ploe- genstelsel zal de werktijd in een tijds- verloop van vier weken niet meer dan 192 uur mogen bedragen; deze werktijden worden zoodanig geregeld dat de arbeid voor des Zaterdagmiddags 1 uur is afgeloopen en geen arbeid wordt verricht op Zondagen, Nieuwsjaarsdag, 2e Paaschdag en 2e Pinksterdag, Hemel- vaartsdag, Goede Vrijdag, le en 2e Kerst- dag, 's Konings verjaardag en op elken anderen dag, die in elk bijzonder geval uitdrukkelijk als zoodanig door Burge meester en Wethouders wordt aange- wezen; 4. het bepaalde sub c lijdt uitzondering voor die ambtenaren die werkzaam zijn in doorgaande bedrijven, voor zoover het verrichten van arbeid op genoemde dagen noodzakelijk is; voor ambtenaren, 5ie zijn aangesteld in afwisselende dag-, nacht- en Zondags- arbeid, worden Zon- en feestdagen als werkdagen beschouwd, met uitzondering van den vrijen Zondag; f. de vrije Zondag duurt tenminste 32 uren, waarvan tenminste 13 Zondagen per kalenderjaar moeten voorkomen. 2. Buiten de vastgestelde diensturen wordt slechts in geval van noodzakelijkheid, ter beoordeeling van het hoofd van den dienst, arbeid verricht. Artikel 24. In buitengewone omstandigheden moet zoo noodig worden overgewerkt. Onder overwerk wordt verstaan: 1. voor het administratief personeel: ar beid, verricht boven 39 uur per week plus 12 uur per maand; voor het overige personeel: arbeid, verricht boven 48 uur per week plus 12 uur per maand; 2. arbeid verricht na 10 uur 's avonds; 3. arbeid verricht op Zon- en feestdagen, inclusief Zaterdag nil 1 uur. Onder overwerk wordt echter niet begrepen de arbeid, genoemd sub 2 en 3, wanneer deze binnen den normalen werktijd van den desbe- treffenden tak van dienst valt. De heer C. HAMELINK stelt voor onder alinea 1 „plus 12 uur per maand" te doen vervallen. De VOORZITTER ontraadt dit; deze bepa- ling is 00k in overleg met de organisaties op- genomen. Men moet in dit opzicht een voor- zichtig standpunt innemen. Het voorstel erlangt geen steun en kan dus niet 1 anger een punt van beraadslaging uit maken. HOOFDSTUK VI. Bezoldiging. Artikel 25. De bezoldiging der ambtenaren wordt by •fzonderlijke raadsverordening vastgesteld. Artikel 26. t- Bij aanstelling of bevordering in rang wordt het minimum der aan den rang ver bonden bezoldiging toegekend. In bijzondere gevaiien kan daarvan worden afgeweken. j.2' .?ij ^ebleken geschiktheid en goeden dienstyver worden de jaarwedden der ambte- ?aiie,n ^yereenkomstig de bepalingen der be- trekkelyke verordening verhoogd, totdat het maximum is bereikt. Aan den ambtenaar die tot een hoogeren rang bevorderd wordt, waar- aan een gelijk of lager aanvangsloon is ver- bonden, dan het loon van den betrokkene reeds bedraagt, zal in ieder geval, boven zijn ge noten loon, een, voor den nieuwen rang gelden- de periodieke verhooging worden toegekend mits daardoor het hoogste loonbedrag van dien rang niet wordt overschreden. 3. Burgemeester en Wethouders zyn be- voegd by meer dan gewone geschiktheid en dienstyver een ambtenaar het maximum spoe- diger te doen bereiken, dan in het vorige lid als regel is aangegeven. 4. Van de besluiten, ingevolge het eerste lid, tweeden volzin en het derde lid door Bur gemeester en Wethouders genomen, wordt aan den raad mededeeling gedaan. Artikel 27. 1. De regeling der bezoldiging van tijdelijk aangesteld personeel geschiedt door Burge meester en Wethouders, met dien verstande, dat bij de aanstelling geen lagere bezoldiging mag worden toegekend dan het minimum van de aan den betrekkelijken rang verbonden jaarwedde. 2. Indien de tijdelijke dienst langer dan een jaar duurt of wordt. gevolgd door een vaste aansteliing in denzelfden rang, wordt voor de berekening van het aantal toe te kennen periodieke verhoogingen de in tijdelijken dienst boven den leeftyid van 18 jaar door- gebrachte tijd in rekening gebracht. Artikel 28. 1. De ambtenaren, die den Gemeente- Secretaris en den Gemeente-Ontvanger ver- vangen, verliezen gedurende het tijdvak waar- op zij, krachtens de Gemeentewet, aanspraak kunnen maken op de aan genoemde ambten verbonden jaarwedde, het recht op uitbetaling van het aan hun eigen rang verbonden salaris. 2. Is het aan hun eigen rang verbonden salaris hooger dan dat verbonden aan de be trekking, welke wordt waargenomen, dan blijft eerstgenoemd salaris gehandhaafd. Artikel 29. 1. Indien buiten het geval van vacantie een ambtenaar wordt aangewezen om een ambtenaar in hoogeren rang te vervangen, ontvangt hij daarvoor gedurende den tijd der vervanging, indien deze minstens een maand onafgebroken heeft geduurd, een vergoeding, overeenkomende met het verschil tusschen zijne wedde en de wedde, die hij zou ontvan gen, als hy vast in dien hoogeren rang zou zijn aangesteld. Is de wedde van den vervan- ger echter gelijk aan of hooger dan de mini- mumwedde van den vervangen ambtenaar, dan zal voor de berekening van de vergoeding de minimum jaarwedde van het waargenomen ambt worden verhoogd met zooveel periodieke verhoogingen, als noodzakelijk zijn om den vervanger een toelage te doen genieten, die ten minste gelijk staat met het bedrag van een periodieke verhooging aan den eigen rang verbonden. 2. Indien buiten het geval van straf aan een ambtenaar de waameming van een lager bezoldigde betrekking wordt opgedragen. blijft hij in het genot van zijn gewone bezol diging. 3. De regeling, vervat in het eerste lid, is niet van toepassing bij vervanging van een Hoofd van dienst. Bij een zoodanige vervan ging zal voor elk geval de vergoeding door den raad worden bepaald. De heer C. HAMELINK wenscht hieraan toe te voegen „Voor een ambtenaar op week- loon gaat de hoogere bezoldiging in, nadat de werkzaamheden een dag zijn verricht". De heer DIELEMAN gevoelt daarvoor 00k. Als men het werk van een hoogeren ambte naar verricht, heeft men 00k aanspraak op een hoogere bezoldiging. De VOORZITTER zou zich bij die wijziging kunnen neerleggen, indien de heer C. Hame- link ,,een dag" vervangt door ,,een week". De heer C. HAMELINK wijzigt zijn voor stel dienovereenkomstig. De heer OGGEL zou maar liefst zoo wei- nig mogelijk wijzigingen in dit consept aan- brengen, het is besproken met de prganisaties om tot een goed resultaat te komen. Het is de vrucht van dat overleg en daarom schijnt het aan spreker niet raadzaam nog belang- rijke wijzigingen aan te brengen. De VOORZITTER vindt het voorstel 00k niet zoo ingrijpend. Voor het amendement van den heer C. Hamelink verklaren zich 6 leden en 6 er tegen, zoodat de stemmen staken en een vol gende vergadering moet worden overgestemd. Voor stemmen de heeren C. Hamelink, Or- telde, Seghers, Dieleman, 't Gilde en A. Hame link; tegen stemmen de heeren Oggel, De Ruijter, Van Bendegem, Van de Bilt, I. de Feijter en J. de Feijter. Artikel 30. Indien de aanwijzing, bedoeld in artikel 29, slechts een gedeeltelijke vervanging omvat, wordt het bedrag der vergoeding door Burge meester en Wethouders vastgesteld. Artikel 31. Verhooging van wedde gaat in op den eersten dag der maand waarin de aanspraak daarop is verkregen. Artikel 32. Aan ambtenaren, die op een jaarwedde zyn benoemd, wordt maandeltjks een twaalfde ge- deelte der wedde uitbetaald en aan de overige ambtenaren wordt het loon wekelijks uitbe taald verminderd met hetgeen de ambtenaar als zoodanig aan de gemeente schuldig is. Artikel 33. 1. Behoudens het hieronder in dit artikel bepaalde wordt voor overwerk vergoeding ge- geven. 2. Deze vergoeding bedraagt het uurloon (salaris gedeeld door het normale aantal werkuren per week vermenigvuldigd met 50). Voor werk nh 10 uur 's avonds, 's nachts en den vrijen Zaterdagmiddag wordt dit ver hoogd met 50 Voor werk op Zon- en Feestdagen evenzoo. 3. Aan een ambtenaar mag in een maand geen meerdere hoeveelheid overwerk worden opgedragen, dan recht geeft op belooning tot een bedrag van ten hoogste 20 van zijn maandsalaris. Indien buitengewone omstan digheden hiertoe nopen, kan met voorkennis van het betrokken Hoofd van dienst van deze bepaling worden afgeweken. 4. Geen belooning voor overwerk berekend per uur wordt genoten door ambtenaren, die de leiding hebben bij het verrichten van over werk, of die zelfstandig overwerk verrichten. Aan deze ambtenaren kan voor overwerk een vergoeding worden toegekend, vast te stellen door Burgemeester en Wethouders op voorstel van het Hoofd van den tak van dienst, waar- toe zij behooren. 5. De Hoofden van takken van dienst geven elke maand verslag aan Burgemeester en Wethouders van het overwerk onder hunne directie verricht, met vermelding van de redenen, die daartoe hebben geleid, den duur van het overwerk, de vergoeding daarvoor "gegeven, zoomede de namen der ambtenaren, aan wie deze is uitbetaald. De heer 't GILDE zou het loon voor werk op Zon- en feestdagen willen verhoogen met 100 met het doel om dat zooveel mogelijk tot een minimum te beperken. Hy meent dat overwerk zooveel mogelijk behoort te worden nagelaten op een tydstip dat zooveel menschen zonder werk loopen. En wanneer het dan niet anders kan moet het maar goed betaald worden. De VOORZITTER: Het standpunt van Burgemeester en Wethouders is 00k om het werken op Zon- en feestdagen tot het aller- uiterste te beperken, maar ze staan voor wat de bepaling van het loon in die uiterste ge vaiien betreft op een ander standpunt en achten 50 verhooging voldoende. De heer SEGHERS steunt het denkbeeld van den heer 't Gilde. De heer DIELEMAN staat op hetzelfde standpunt als de vorige heeren. Overwerk moet zoo weinig mogelijk voorkomen en voor- al niet des Zondags. En als het dan al eens voorkomt dat dit laatste moet, dan behoort iemand die voor die noodzakelijkheid op Zon dag uit zijn gezin gerukt wordt 00k goed be taald te worden en wel met het dubbele loon. De heer C. HAMELINK was voornemens 00k een voorstel te doen met betrekking tot art. 33. Hij wenschte voor de eerste 2 uren overwerk 25 boven het gewone loon, daarna voor de uren tot den nacht 50 verhooging en voor den nacht 100 Hij ging dus nog een stapje verder, door 00k voor nachtwerk 100 verhooging te vragen. Dit voorstel wordt niet gesteund. Het voorstel van den heer 't Gilde wordt aangenomen met 8 tegen 4 stemmen. Voor stemmen de heeren C. Hamelink, Ortelee, De Ruijter, Seghers, Van Bendegem, Dieleman, 't Gilde en A. Hamelink; tegen stemmen de heeren Oggel, Van de Bilt, I. de Feijter en J. de Feijter. Artikel 34. 1. De ambtenaar, die in verband met de uitoefening van zijn dienst, behoudens bij eerste aanstelling, verhuizen moet, ontvangt een door Burgemeester en Wethouders te be- palen vergoeding wegens terzake gemaakte kosten en geleden schade. 2. Deze vergoeding wordt beperkt tot het geen werkelijk, met inachtneming van rede- lijke zuinigheid, moest worden uitgegeven. Artikel 35. Bij aanstelling, bevordering, weddeverhoo- ging en ontslag, benevens bij uitbetaling der wedde, worden den ambtenaar daarvoor geen kosten in rekening gebracht. Artikel 36. 1. De ambtenaar heeft recht op zyne be zoldiging tot den dag van ingang van het ontslag uit zijn ambt of tot op den dag van overlijden. Is de bezoldiging reeds tot een lateren dag uitbetaald, dan wordt het meer dere verrekend met de som, in de volgende leden bedoeld. 2. Overlrjdt een ambtenaar, die geen we- duwe of kinderen, jonger dan 18 jaar achter- laat en niet is kostwinner voor zijn ouders of voor zijn broeders of zusters, jonger dan 18 jaren, dan wordt aan den rechthebbende de wedde uitbetaald tot en met 14 dagen na den dag van het overlijden. 3. Overlijdt een ambtenaar, die een wedu- we of kinderen jonger dan 18 jaren achterlaat, of kostwinner is voor zijn ouders of voor zijn broeders of zusters, jonger dan 18 jaren, dan wordt aan deze een uitkeering gegeven tot een bedrag, gelyk aan de wedde van den overledene over een tijdvak van drie maan- den. 4. Bij; overlijden van een ambtenaar, die tijdelijk is aangesteld en die een weduwe of kinderen jonger dan 18 jaren achterlaat, of kostwinner is voor zijn ouders of voor zijn broeders of zusters, jonger dan 18 jaren, wordt aan deze eene uitkeering gegeven, ge lijk aan de wedde over de helft van het aantal voile weken, dat de ambtenaar laatstelijk in onafgebroken dienst der gemeente is geweest', met een minimum van 4 weken en een maxi mum van 3 maanden. Artikel 37. 1. Indien een ambtenaar vrije woning van de gemeente geniet, kan bij zijn overlijden het door hem nagelaten gezin nog gedurende drie maanden na den dag van het overlijden van die woning blijven gebruik maken, onder genot van de emolumenten, welke in verband met de vrije woning worden genoten. 2. Laat de ambtenaar geen gezin na, dan wordt aan zijn erfgenamen een termijn van veertien dagen, in te gaan op den dag van overlijden^ toegestaan om de door hem ge- bruikte woning te ontruimen. 3. Voor het geval het belang van den dienst verder gebruik van de woning niet of slechts gedurende korteren tijd toestaat, moet de woning binnen den door Burgemeester en Wethouders te stellen termijn worden ont- ruimd. Alsdan wordt aan het gezin, over den ontbrekenden termijn eene billyke vergoeding toegekend. 4. Voor den dienst bestemde gedeelten der woningen moeten voor den dienst beschikbaar blijven. Artikel 38. 1. Geniet de ambtenaar krachtens wette- lijk voorgeschreven of onverplicht door de ge meente gesloten verzekering een geldelijke uitkeering ter zake van een ongeval, hem in verband met de uitoefening van zijn ambt in dienst der gemeente overkomen, dan zal op zijn bezoldiging deswege inhouding plaats vinden, echter ten hoogste tot het bedrag van de uitkeering. 2. Burgemeester en Wethouders zijn be- voegd in bijzondere gevaiien van dezen regel af te wijken. Hoofdstuk VII. Verloven. Artikel 39. Burgemeester en Wethouders kunnen be- palen, dat, voor zoover de Arbeidswet 1919 niet reeds daartoe verplicht, de buiten den gewonen werktijd verrichte dienst door een gelyk aantal vrije uren, op een volgenden dag wordt ingehaald, met inhouding van het loon per vrij uur. Artikel 40. 1. Aan ieder ambtenaar wordt jaarlijks verlof verleend met behoud van wedde toege staan van ten minste 10 werkdagen. 2. De regeling der verlofdagen geschiedt voor de ambtenaren in overleg met dezen door het Hoofd van den tak van dienst, voor de Hoofden van takken van dienst door Bur gemeester en Wethouders. 3. Aan hen, die in afwisselenden dag- en nachtdienst zijn aangesteld, wordt een extra verlof van twee dagen toegekend. 4. Het verlof kan in eens of bij gedeelten worden genoten, met dien verstande, dat in den regel (Sen verlofperiode tenminste de helft van den verloftijd bedraagt en zoo mogelijk tusschen 1 Mei en 1 October wordt gegeven. 5. De ambtenaar, in den loop van het kalenderjaar in dienst getreden, heeft voor elke maand, die hij in di.enst is, recht op i/12 gedeelte van het verlof. Bij deze berekening geldt een gedeelte van een dag voor een vol- len dag. 6. Bij de berekening van den duur van het verlof wordt de Zaterdagvoormiddag voor een vollen dag in rekening gebracht. 7. Wanneer een ambtenaar in een kalen derjaar het verlof geheel of ten deele buiten zijn schuld niet heeft kunnen genieten heeft hij zulks in overleg met Burgemeester en Wethouders het eerstvolgend kalenderjaar boven zijn gewoon verlof nog recht op hetgeen ten vorige jare niet werd genoten. 8. Een verleend verlof kan worden inge- trokken, wanneer onvoorziene omstandig- heden, zulks in het belang van den dienst noodzakelyk maken. Indien de ambtenaar kan aantoonen, dat hij door deze intrekking schade heeft geleden, wordt deze schade vergoed. 9. De ambtenaar, die kost en/of inwonmg geniet, heeft voor het gemis daarvan gedu rende den verloftijd recht op de geschatte waarde tot een door Burgemeester en Wethou ders vast te stellen bedrag. De heer 't GILDE zou aan ieder ambtenaar 12 werkdagen vacantie willen geven. De VOORZITTER: In het oude reglement staat 10 dagen; dat is zoo overgenomen. De heer OGGEL: Het kan 00k langer ge geven worden. De VOORZITTER: Aan hen die in afwisse lenden dag- en nachtdienst zijn wordt 2 dagen meer gegeven. De heer C. HAMELINK steunt het voorstel 't Gilde; beide organisaties waren daar 00k voor. De heer DIELEMAN acht het 00k aanbeve- lenswaard er 2 werkweken van te maken. Als er 12 werkdagen gegeven worden is het met de Zondagen er tusschen juist 2 weken. Het voorstel van dSn heer 't Gilde wordt aangenomen met 7 tegen 5 stemmen. Voor stemmen de heeren C. Hamelink, Orte- l<§e, Seghers, Van Bendegem, Dieleman, 't Gilde en A. Hamelink; tegen stemmen de heeren Oggel, De Ruijter, Van de Bilt, I. de Feijter en J. de Feijter. Artikel 41. 1. Aan den ambtenaar, die wegens door het Hoofd van den tak van dienst en voor dezen door Burgemeester en Wethouders er- kende, dringende redenen gedurende korten tijd afwezig moet zijn, wordt voor dien tijd buitengewoon verlof toegekend met behoud van wedde. Als dringende redenen gelden o.m.: a. het bijwonen van vergaderingen als: le. de algemeene vergadering of het congres zijner vakvereeniging, waarvoor de amb tenaar als afgevaardigde is aangewezen of welke hij als bestuurder of bondslid dier organisatie moet bijwonen; 2e. de Bondsraadsvergaderingen van zijn vak vereeniging, voor ten hoogste vier maal per jaar een dag; 3e. conferentie's van leden van het georgand- seerd overleg met hun hoofdbesturen ge durende ten hoogste vier dagen per jaar en per organisatie; 4e. de hoofdbestuur3vergaderingen van zijn vakbond als lid van dat hoofdbestuur; 5e. de vergaderingen van de Commissie voor georganiseerd overleg als vertegenwoor- diger of opgeroepene, of van het scheids gerecht als opgeroepene; b. het voldoen aan een wettelijke verplich ting, tenzij deze is ontstaan door schuld of nalatigheid van den ambtenaar en voor zoover het niet in den vrijen tijid kan ge- schieden; c. de navolgende gevaiien: le. ondertrouw en huwelijk van den ambte naar in de gemeente, recht gevende op 6en dag verlof; 2e. huwelijk van ouders of kinderen van den ambtenaar, recht gevende op 6en dag verlof; 3e. huwelijk van den ambtenaar buiten de gemeente, recht gevende op een verlof van ten minste drie dagen; 4e. bevalling der echtgenoote op een werk- dag, recht gevende op dien dag en den daarop volgenden dag; 5e. emstige ziekte van echtgenoot, ouders of kinderen, onder overlegging van een be- wijs van den behandelenden geneesheer, dat dienstverlof noodig is, voor ten hoog ste zes dagen, in verband met het maken van reizen; 6e. overlijden van de(n) echtgenoot(e), tot en met den dag der begrafenis; 7e. overlijden en bywoning der begrafenis van ouders of kinderen, aangehuwd, stief- en pleegkinderen, telkens een dag of, in ver band met het maken van reizen, ten hoog ste drie dagen; 8e. bij 25- of 40-jarig ambts- of huwelyks- jubileum voor. een dag; 9e. bij kerkel'ijke bevestiging en bij Eerste Communie van den ambtenaar, diens kinderen en stiefkinderen voor den dag; lOe. het deelnemen aan een examen, hetwelk voor den werkkring van den ambtenaar van belang kan worden geacht, voor den daarvoor benoodigden tijd. 2. Voor de waameming van het lidmaat- schap van eenig publiekrechtelyk lichaam, waarin de ambtenaar benoemd of gekozen is, wordt hem door het gezag, dat hem heeft aangesteld, buitengewoon verlof verleend al of niet met behoud van wedde. De regeling van dit buitengewoon verlof geschiedt na overleg met den ambtenaar door Burgemees ter en Wethouders, het Hoofd van den tak van dienst gehoord. 3. Burgemeester en Wethouders kunnen aan een ambtenaar op diens verzoek verlof met inhouding van wedde verleenen. In dit geval komt de verloftijd voor de toekenning van periodieke weddeverhoogingen in aan- merking. De heer VAN BENDEGEM wenscht in sub c, 6e te lezen „tot en met den dag na de be grafenis". De heer VAN DE BILT drukt zijn spijt uit, dat de behandeling zoo gauw gaat. Hij merkt overigens ten opzichte van de bepalingen van dit artikel op, dat de verloven in verband met verschillende bijzondere omstandigheden soe- pel worden verleend. Tegen de voorgestelde wyziging heeft hij dus geen bezwaar. De VOORZITTER acht daartegen 00k geen bezwaar. Met algemeene stemmen wordt de wyziging aangenomen. Artikel 42. 1. Heeft de ambtenaar in een kalenderjaar een maand of langer buitengewoon verlof gehad, dan vervalt over den duur van dat buitengewoon verlof de aanspraak op het jaarlijksch verlof. 2. Het jaarlijksch verlof wordt dan naar evenredigheid toegekend. Artikel 43. 1. Aan den ambtenaar, die voor eerste oefening in werkelijken dienst moet komen of daarin wordt gehouden, wordt gedurende den ty'd dat hij onder de wapenen is, buiten gewoon verlof verleend. Gedurende dien tfld wordt slechts een zoodanig deel der wedde uitgekeerd, als eventueel noodig is voor de be- taling der pensioensbijdragen. 2. Gelijk buitengewoon verlof en dezelfde uitkeering als in het vorig lid bedoeld, wordt verleend aan den ambtenaar, die eene vrij- willige vefbintenis by het reservekader heeft aamgegaan en voor eerste oefening onder de wapenen moet komen of blijven voor den duur der oefening. 3. Aan den ambtenaar, die anders dan voor eerste oefening in werkelijken dienst onder de wapenen moet komen, wordt, behoudens het bepaalde bij artikel 45, gedurende den daarvoor vastgestelden tijd (waaronder niet is begrepen eenige straftijd) buitengewoon ver lof met behoud van wedde verleend. 4. De diensttijd bij de gemeente wordt door de in de vorige leden van dit artikel bedoelde buitengewone verloven niet als onderbroken beschouwd. Artikel 44. Aan den ambtenaar, opgeroepen voor her- halingsoefeningen, als bedoeld in artikel 43, derde lid, worden de verlofdagen, waarop hij in ieder kalenderjaar recht heeft, gegeven in den tijd, dat hij' niet onder wapenen is. Artikel 45. 1. De ambtenaar, die, hetzij als gewoon, hetzij als buitengewoon dienstplichtige, we gens oorlog of andere buitengewone omstan digheden worden opgeroepen of langer dan den gewonen tijd in dienst wordt gehouden, ontvangt, indien hij kostwinner is, zijn voile wedde, echter verminderd met de door het Rijk verleende kostwinnersvergoeding of een daarmede overeenkomende vergoeding voog reservepersoneel van 's Rijks Zee- en Land- macht. 2. Burgemeester en Wethouders bepalen, wie voor de toepassing van dit artikel als kostwinner moet worden beschouwd. Hoofdstuk VIII. Aanspraken in geval van ziekte. Artikel 46. 1. De ambtenaar, die wegens ziekte of on geval verhinderd is zijn dienst te verrichten, geniet gedurende de maand, waarin de arbeid is opgegeven, voile bezoldiging en vervolgens, onverminderd het bepaalde in artikel 49: a. voor zoover het betreft een ambtenaar in vasten dienst, met een diensttijd als zoodanig van 10 jaren of korter, gedu rende 12 maanden de voile bezoldiging en gedurende de daaropvolgende 12 maanden 2/3 gedeelten van zijne bezoldiging; b. voor zoover het betreft een ambtenaar in vasten dienst, met een diensttijd als zoodanig van meer dan 10 jaren, geduren de 18 maanden de voile bezoldiging en gedurende de daarop volgende 18 maan den 2/3 gedeelten van zyn bezoldiging; c. voor zoover het betreft een ambtenaar in tijdelijken dienst gedurende 3 maan den voile bezoldiging en gedurende de daaropvolgende 3 maanden 2/3 gedeelten van zijne bezoldiging; 2. Na het verstrijken van den termyn, waarover voor het laatst 2/3 gedeelten ran de bezoldiging werden genoten, wordt tot op het tijdstip, dat het ontslag ingaat of de dienst wordt hervat, de bezoldiging voor de helft uitbetaald. Artikel 47. Voor hem, die na ziekte zijn dienst hervat heeft en binnen dertig dagen wederom door dezelfde ziekte verhinderd is zijn dienst te vervullen, wordt de tweede ziekte aangemerkt als eene voortzetting van de eerste, met af- trek van den tusschenliggenden tijd, waarin dienst is gedaan. Artikel 48. Wanneer de ziekte of het ongeval, bedoeld in artikel 46, is ontstaan in verband met zijn dienstbetrekking, ontvangt de ambtenaar zyn voile bezoldiging gedurende den tyd, dat hy verhinderd is te werken, totdat de dienst wordt hervat of ontslag ingaat. Artikel 49. 1. Zoo dikwijls dit in het belang van den dienst noodig wordt geoordeeld, kan een ge- neeskundig onderzoek worden ingesteld ter beantwoording van de vraag of diensthervat- ting al dan niet is uitgesloten. Zoodanig onderzoek wordt in elk geval ingesteld, in dien de betrokkene langer dan een jaar onaf gebroken wegens ziekte afwezig is of wanneer hij binnen een tijdvak van anderhalf jaar meer dan 365 dagen wegens ziekte heeft verzuimd. 2. Blijkt bij het in het vorig lid bedoeld onderzoek, dat diensthervatting niet is uitge sloten, dan wordt de uitbetaling van bezol diging volgens de artikelen 46 of 48 voortgezet en het geneeskundig onderzoek zoo noodig herhaald. 3. Blijkt bij het in het eerste lid bedoeld onderzoek, dat diensthervatting is uitgesloten, dan wordt de uitbetaling van bezoldiging vol gens de artikelen 46 of 48 voortgezet tot aan den dag van ingang van het ontslag. 4. Het ontslag, bedoeld in het vorige lid, wordt niet gegeven v6or den dag, waarop de in artikel 46, eerste lid, genoemde termijnen zijn verstreken, tenzij de zekerheid is verkre gen, dat de ambtenaar invaliditeitspensioen zal ontvangen. Artikel 50. 1. Den ambtenaar, van wien op grond van den uitslag van het geneeskundig onderzoek bedoeld in het eerste en tweede lid van artikel 54, blijkt, dat diensthervatting is uitgesloten, terwyl hij door den Pejisioenraad nog wel ge- schikt geacht wordt zijn werkzaamheden te verrichten, zal, indien de termynen, genoemd in artikel 46, eerste lid, zijn verstreken, ont slag worden verleend, zoo de verklaring van den geneeskundige wordt bevestigd door een commissie van drie geneesheeren. 2. Van deze commissie worden twee leden benoemd door Burgemeester en Wethouders, terwijl het derde lid door den betrokkene wordt aangewezen. De heer 't GILDE wenscht als 50a in te lasschen een nieuw artikel regelende o.a. de positie der ambtenaren die op grond van her- keuring uit den dienst worden ontslagen. De VOORZITTER acht hier een misverstand aanwezig. Hetgeen de heer 't Gilde met het door hem voorgelezen nieuw artikel wil re gelen is reeds verwerkt in de artikels 51, 52 en 53, overeenkomstig het daaromtrent met de organisaties gehouden overleg. De heer 't GILDE neemt daarmede genoe- gen. Artikel 51. 1. De ambtenaar, die ingevolge het voor- gaanae artikel is ontslagen, heeft na zijn ont slag tot aan den dag, met ingang waarvan hem krachtens de Pensioenwet 1922 invalidi- teits- of ouderdomspensioen wordt toegekend, of tot aan den dag, waarop hij door den ge- meente-arts weder lichamelijk geschikt wordt verklaard om zijn dienst te hervatten, aan spraak op de uitkeering van een bedrag, ge lijk aan het bedrag, waarop zijn pensioen zou zijn bepaald, indien hy op den dag, waarop hem ontslag werd verleend, gepensioneerd sou zijn geworden. 2. De op grond van het vorige lid toege- kende uitkeering vervalt zoodra en voor zoo ver door den ambtenaar na zyn ontslag niayg

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1931 | | pagina 7