school, over het jaar 1931 is gedaald en be- neden de 211 leerlingen is gekomen. Cat aantal most er minstens zijn, wil men het tegenwoordige aantal (6) onderwijskrach- ten van het Rijk vergoed kr:„gen. Gaat dat aantal dalen, dan wordt een leerkracht boven- tallig welke, of op vvachtgeid moet gesteld worden of voor rekening van de gemeente komt. Geschiedt dit laatste dan heeft dit vendere gevolgen omdat dan tevens voor de bijzondere scholen de gelegenheid geboren wordt om ook ieerkrachten aan te stellen boven die door het Rijk vergoed worden. Hier geldt niet het aantal Ieerkrachten als uitgangspunt, maar het aantal leerlingen per onderwijzer. Ten einde dit te verduidelijken het volgende: Mocht het aantal leerlingen op de openbare lagere school tot 180 dalen en de boventallige onderwijzer bleef aan, dan zou het worden 180 6 30 leerlingen per onderwijzer. Dit is dan ook de maatstaf waamaar de bijzondere scholen hun onderwijzerskorps mogen regelen. Is er een school van ongeveer 420 leerlingen, dan zou volgens bovenstaande berekening 14 Ieerkrachten aanwezig mogen zijn. Volgens de wet vergoedt het Rijk er 9, zoodat 5 Ieer krachten voor rekening van de gemeente komen. Op deze wijze kunnen bijzondere scholen ook met een lager aantal kinderen, het aantal Ieerkrachten vergrooten. De tegen- woordige toestand op de openbare school kan b.v. eenigen tijd zoo bestendigd worden. Deze kortere of langere tijd brengt een wrange nasleur met zich mede omdat aan de besturen van de bijzondere scholen die vergoeding nog twee jaar nadien moet betaald worden. Ter nadere verduidelijking zij opgemerkt, dat m 1929 de boventallige onderwijzer van de openbare lagere school voor rekening van het rijk is gekomen. Tengevolge van het wette- lrjk voorschrift moest de gemeente de aan- wezige boventallige onderwijzers op de bijzon dere scholen over de jaren 1930 en 1931 als- nog betalen. Waar wij voorstanders zijn van goed onder- wijs moeten wij, omreden van finantieelen aard, die, met de in het vooruitzicht gestelde wijziging van de Lager Onderwijswet wat be- treft de 45 leerlingenschaal, niet met cjjfers te bepalen valt, voorstellen de betrekking van den zesden leerkracht per 1 Januari 1932 op te heffen en aan den heer G. W. Smeenk, eervol ontslag te verleenen met ingang van dien datum, mede gelet op het advies van de Com- missie van toezicht op het L. O. Ten einde het onderwjjs zooveel mogelijk tegemoet te komen willen wij hierbij voorstel len gelden te voteeren tot het aanstellen van een vakonderwijzeres, die belast wordt met het geven van handwerkonderwjs, waardoor de aanwezige onderwijzeres haar klasse voor dat onderwijs in andere leerjaren niet be- hoeft te verlaten. De Inspecteur van het lager onderwijs en het hoofd der school achten een dergelijke beslissing niet in het belang van het onderwjjs waarbij zij zich echter onthouden om over de finantieele zijde een oordeel uit te spreken. De VOORZITTER geeft te kennen, dat hjj dit punt aan de orde zal stellen by den des- betreffenden post der begrooting. Bij dit voorstel worden overgelegd: a. een schrijven van de Commissie van Toezicht op het lager onderwijs, luidende als volgt: Namens de Commissie van Toezicht op het Lager Onderwijs hebben ondergeteekenden de eer U in antwoord op schrijven van 23 Oct. j-1. no. 107 het volgende mede te deelen: Uw Commissie heeft de vraag, of het moeilijk zal zijn het personeel der openbare school met den te verminderen breedvoerig besproken. Deze vermindering zal stellig van invloed zijn voor het onderwijs op de openbare school; doch de Commissie acht, dat de daar- uit voortvloeiende bezwaren voor een groot gedeelte te voorkomen zijn door inkrimping van het aantal lesuren voor het onderwijs in de modeme talen in combinatie met name van 7e en 8e leer jaar. Gezien de tijdsomstan- digheden, kan Uwe Commissie niet adviseeren om thans een onderwijzer voor rekening der gemeente aan de openbare school te hand- haven. b. een schrijven van het hoofd der open- bare school: In verband met het verminderd aantal leerlingen aan de openbare school heb ik de eer het volgende onder Uwe aandacht te brengen het getal leerlingen op de openbare school ■al het aantal van 211, vereischt om 6 Ieer krachten door het Rijk te doen bezoldigen, zonder twijfel dit jaar niet bereiken. Indien de gemeente Axel niet bereid is, een bovental lige leerkracht aan te stellen, wordt de klasse- indeeling en de regeling van handwerkonder- wijs, onderwijs in lichaamsbefeningen en in «ang uiterst lastig. Daar het getal leerlingen niet belangrijk onder het getal 211 is gedaald, worden de klassen vrij zwaar. In de 7e en 8e klasse moet onderwijs ge- geven worden in 3 moderne talen, waardoor deze klasse een M.U.L.O-klasse genoemd mag worden. Volgens de thans vigeerende wet wordt aan een eigenlijke M.U.L.O.-inrichting bill een getal van 20 leerlingen reeds een tweede leerkracht benoemd. De voortdurende hulp die bij het geven van ■oodanig onderwijs (n.l. aanvangs-onderwijs in vreemde talen) wordt vereischt, benevens de enorme correctie, die aan dit onderwijs verbonden zijn, maken, dat het voor onder- geteekende onmogelijk is, een grooter aantal leerlingen dan dat der gecombineerde 7e en Be klas voor zijn rekening te nemen. En aan- gezien de 8e klas in den regel niet zeer groot is, is een gemiddeld aantal van 30 leerlingen voor die twee klassen gezamenlijk te rekenen. Er blijven dus ruim 170 leerlingen, in 6 klassen verdeeld, voor de 4 andere onderwijs- krachten over. Deze zijn natuurlijk niet precies in 4 gelijke aantallen te verdeelen, zoodat er Ieerkrachten voor 50 of meer leer lingen komen te staan. In dergelijke groote klassen wordt de hand- having der orde, vooral in de hoogere klassen, «en zeer moeilijke taak, die een groot deel van de aandacht en de kracht van den onder wijzer vraagt. Dit gaat ten koste van het eigenlijke onderwijs en van de opvoeding, Het peil der school moet daardoor onvermijdelijk dalen. De combinaties van klassen en halve klassen, die voor het handwerkonderwijs en de lichaamsoefeningen noodzakelijk worden, maken die uren weinig vruchtbaar, alles tot groote schade voor de leerlingen. En waar allerlei voortgezet onderwijs (H.B.S., M.U. L.O.-inrichtingen, ambachtsonderwijs, land- bouwonderwijs) goed voorbereide leerlingen vragen, is het dalen van het peil der school een emstige zaak te noemen. In geval van ontstentenis van een der Ieer krachten door ziekte of andere oorzaken wordt het naar huis zenden van een aanzien- lijk getal leerlingen een onvermijdelijke noodzakelijkheid. Overtuigd van het hooge belang van goed onderwijs voor de modeme maatschappij aarzelt ondergeteekende niet, met kracht aan te dringen op het behoud van 6 leerkrachteD voor de school, m.a.w. op het aanstellen van een boventallige leerkracht. c. Een schrijven van den Inspecteur van het L. O. in de inspectie Ter Neuzen, d.d. 24 October 1928: Naar aanleiding van Uw verzoek om advies van 23 October 1928 heb ik de eer U het vol gende te berichten. Met alle beslistheid meen ik Uw College te moeten ontraden aan den raad een voorstel te doen tot ontslag van een boventallige leerkracht aan school A. Als van deze open- bare school, en niet minder van de overige bijzondere scholen in Uwe gemeente, getuigd mag worden, dat het onderwijs er goed is, dan is dit mede te danken aan de bijzondere maatregelen ter voorziening door den raad genomen. Het is onmogelijk een regeling te treffen, dat met opheffing van een leerkracht aan de o.l. school de onderwijsresultaten dezelfde zullen blijven. Het onderwijs zal er zeer zeker onder lijden. Dan meen ik Uw college er op te moeten wijzen, dat door de nieuwe bepalingen der leerplichtwet te verwachten is, dat het ge middeld aantal leerlingen der o.l. school over 1929 stijgen zal boven 211, zoodat vanaf 1 Januari 1930 het rijk 6 Ieerkrachten vergoe- den zal. De boventallige leerkracht, die de raad met ingang van 1 April 1923 voomemens zou zijn te ontslaan, zou 9 maanden later dus voor rijksrekening komen. Uw college moge overwegen, of het te verdedigen zou zijn het onderwijs aan de o.l. school te desorganisee- ren om daarvoor over den korten tijd van 9 maanden een betrekkelijke bezuiniging te bereiken. Voorts moge U bedenken, dat het ontslag van de boventallige leerkracht van de o.l. school nog niet dadelijk tot gevolg heeft, dat ook de boventallige Ieerkrachten der bijzon dere scholen niet langer door de gemeente behoeven bekostigd te worden, daar deze nog 2 jaar na zoodanig besluit voor gemeente- rekening blijven. Het is echter te voorzien, dat ook op die scholen door uitbreiding van het leerlingental Ieerkrachten voor rijksver- goeding in aanmerking zullen komen, die thans door de gemeente betaald worden. Een en ander doet my U met aandrang adviseeren de boventallige leerkracht aan de o.l. school te handhaven. Ook zonder direct ingrijpen van den raad zal de bijzonder onder- wijsbegrootingspost in de toekomst belangrijik dalen. 4. Een schrijven van den Inspecteur voor het L. O. in de inspectie Ter Neuzen: Naar aanleiding van Uwe mededeeling, dat het aantal leerlingen der o.l. school in Uwe gemeente over 1931 gedaald is, heb ik de eer U te berichten, dat ik het betreuren zou, in dien dit tengevolge zou hebben, dat op 1 Januari 1932 aan een der onderwijzers ontslag zou worden verleend. Het onderwijs aan de o.l. school is sinds jaren op het thans fomgee- rend aantal Ieerkrachten ingesteld; de resul- taten zijn uitstekend. Ik meen hierbij te mogen verwijzen naar mrjn schrijven van 24 Oct. 1928, A No. 10296, waarbij ik o.a. als mijn meening te kennen gaf, dat het onmogelijk is een regeling te treffen, dat met opheffing van efen leerkracht aan de o.l. school de on derwijsresultaten dezelfde zullen blijven. Het onderwijs zal er zeer zeker onder lijden. Dit is thans nog mijn meening. Natuurlijk zal het behoud van de 6e leer kracht aan de o.l. school (evenals vroeger) tot gevolg hebben, dat boventallig perroneel voor de bijzondere scholen zal moeten worden vergoed, indien deze scholen ook tot aanstel- ling van zulke Ieerkrachten zouden besluiten wat £if te wachten is. De raad moge dan bedenken, dat het lager onderwijs voor vrij- wel de overgroote meerderheid der kinderen van Axel het eenigste onderwijs is, dat zij ontvangen en dat een groot volksbelang is dit onderwijis op het hooge peil te behouden, waarop het thans staat. De VOORZITTER deelt mede, dat het zijn voomemen is, dit punt in behandeling te brengen bij den betrokken post der gemeente- begrooting. 9. Vasts tellen begrootingen voor den dienst 1932. a. De gemeentebegrootlng. Deze is door Burgemeester en Wethouders aangeboden op een eindcijfer, voor den ge- wonen dienst van f 215.654,62% en voor den kapitaaldienst van f 33.085,67. De begrooting is bereids door den raad in 2 afdeelingen behandeld. Daaromtrent zijn de volgende rapporten uitgebracht: Afdeeling I. Aanwezig de heeren: J. M. Oggel, J. de Feijter, A. P. de Ruijiter en Iz. de Feijter. Afwezig de heeren: L. P. Ortelee en A. Hamelink. Voorzitter de Burgemeester. Bij de behandeling van de uitgaven wordt door een der leden gevraagd hoe Burgemees ter en Wethouders gedacht hebben over de salarisvermindering van de gemeente-ambte- naren. De Voorzitter zegt, dat voor het opmaken VEin de begrooting aan heeren Gedeputeerde Staten is gevraagd of er bij hun college plan- nen in behandeling of in voorbereiding waren voor herziening der salarissen waarover zij te beslissen hebben. Ham antwoord luidde ontkennend, zoodat Burgemeester en Wethouders voor de overige jaarwedden met geen voorstellen voor den dag konden komen. Was het dat de begrooting niet sluitend gemaakt kon worden, of de belastingen ver- hoogd moesteu worden, dan had dit wellicht een ander verloop gehad. Bij volgnommer 74 brengt de Voorzitter het adres ter sprake van de Afdeeling Oost- en West. Zeeuwsch-Vlaanderen van den Alge- meenen Nederlandschen Politiebond om een subsidie van f 10 voor het houden van schiet- oefeningen. Dit is door Burgemeester en Wethouders op de begrooting gebracht, hetgeen de goed- keuring der Commissie kon wegdragen. Een lid stelt er prijs op, dat de politie een goed schutter is. Bij volgnommer 81 wijst de Voorzitter op de kosten van verlichting voor de Kijkuit. Daar zal op dat kruispunt een grootere lan- tEiam worden aangebracht. (Die welke vroe ger op de Sassing is geweest.) Biji volgnommer 168 worden uitvoerig ge- dachten gewisseld over het a! of niet aanstel len van een boventallig onderwijzer op de O. L. school. In de eerstvolgende vergadering zal door Burgemeester en Wethouders een voorstel worden gedaan om de betrekking van den 6denonderwijzer op te heffen en den heer Smeenk per 1 Januari 1932 eervol ontslag te verleenen. De hoofdreden van het college is van zuiver financieelen aard, hoewel zjj liever had gezien, dat het onderwijs niet werd geschaad. Bij bestendiging van den boventalligen on derwijzer zal dit zeer v&rstrekkende finan- cieele gevolgen hebben. Teneinde het onder wijs eenigszins tegemoet te komen zal een voorstel worden gedaan om een vakonderwij zeres daarvoor in de plaats te stellen. Bij volgnommer 209, uit een der leden ook voor bezuiniging te zijn maar om de eenmaal vastgestelde vergoeding per kind, hetgeen ge- schiedde is in 1930 v6or dat een schoolvereeni- ging een frobelschool stichtte, nu 33 te bezuinigen, acht spreker in eens te veel. Hij zou liever gezien hebben, dat de ge meente met een daartusschen gelegen bedrag voor den dag was gekomen, omdat het uit de door haar gemaakte berekeningen bekend is, dat het voor de gemeente als die zelf een dergelijke school exploiteerde, veel duurder zou zijn dan f 15 per kind. De Voorzitter zegt, dat bij het opmaken van de begrooting deze post is aangesneden, om dit op ongeveer hetzelfde bedrag te bren gen als dat van het lager onderwijs in deze gemeente. Na eenige discussien zegt de Voorzitter toe dat in het college hierover nader beslist zal worden. Bij volgnommer 221 deelt de Voorzitter mede, dat een verzoek was ingekomen van de muziekvereeniging „Hosanna" om een subsidie van 250 uit de geaneentekas. Het College heeft gedacht op dit adres een voorstel te moeten doen, zooals in de begroo ting is verwerkt. Een der leden juicht het toe, dat de gelijk- stelling in deze ook is betracht. Op het adres om een algeheele vemieuwing van de muziektent wordt, gezien de tijdsom- standigheden waarin alles verkeert, voor- gesteld hierop afwijzend te beschikken. Bij volgnommer 278 (kapitaaldienst) wordt door den Voorzitter gewezen op den gebrek- kigen toestand, waarin het slachthuis verkeert en dat geheel niet aan het doel beantwoord. Een, zooals bij de stiikken ontworpen plain, zou de gewenschte oplossing brengen. Bij volgn. 284 wordt voorgesteld die riolee- ring voorloopig niet uit te voeren. Bij nader onderzoek is gebleken, dat niet datgene be- reikt wordt, hetgeen er van verwacht werd. De ramingen .van de ontvangsten geven geen aanleiding tot vragen of opmerkingen. De Voorzitter wijst er op, dat de uitbreiding van de Gemeente de begrooting op hetzelfde bedrag ongeveer is gebleven, zonder dat de belastingen verhoogd moesten worden. Begrooting Gasbedrijf. De Voorzitter wijst er op, dat deze ook geen nieuwe posten inhoudt. Het eenigste is, dat voor het jaar 1932 een rijwielvergoeding wordt toegezegd aan den baas-fitter en de de fitters VEin het Gasbedrijf, respectievelijk f 30 en f 25 per jaar. Een lid der Commissie vraagt of de gas- prijs nog niet kan verlaagd worden in verband met den lageren kolenprijs. De Voorzitter antwoordt, dat dit voor het jaar 1932 nog niet kan. Begrooting Vleeschkeuringsbedryf en die van het Burgeriyk Armbestuur, geven geen reden tot op- of aanmerkingen. Afdeeling II. Aanwezig de heeren P. J. van Bendegem, C. Hamelink en B. Seghers. Afwezig de heeren C. Th. van de Bilt, F. Dieleman en A. Th. 't Gilde. Voorzitter de Burgemeester. Er wordt overgegaan tot de behandeling van de Gemeentebegrooting. Bij den aanvang van de „uitgaven" doet de Voorzitter mededeeling van het schrijven van Gedeputeerde Staten op het verzoek van het College van Burgemees ter en Wethouders, wat betreft een eventueele vermindering van jaarwedden van die ge- meente-ambtenaren, die door dat College wor den geregeld. Bij volgn. 11 vraagt een lid of de presentie- gelden niet verhoogd kunnen worden tot 5 per zitting, gezien de salarissen van de overige gemeente-ambtenaren. De Voorzitter zegt, dat deze vraag in het rapport zal worden opgenomen. Bij volgn. 74 brengt de Voorzitter het adres van de Afdeeling Oost- en West Zeeuwsch- Vlaanderen van den Algemeenen Nederland schen Politie Bond in herinnering om een subsidie en hetgeen B. en W. in de begrooting hebben opgenomen. Bij volgn. 81 doet een lid een mededeeling over de verlichting op het Spui, wat geen financieele aangelegenheid betreft, doch door den Voorzitter toegezegd wordt, dat hieraan zal worden tegemoet gekomen. Bij volgn. 98 doet de Voorzitter mededeeling van de ingekomen begrooting van de Gezond- heidscommissie. Een lid meent bij dit punt het best te kun nen spreken over de vraag of het niet ge- wenscht is om een schoolarts aan te stellen. Een dergelijke controle op de school acht hij zeer nuttig en de kosten die daarvoor moeten worden uitgetrokken zijn zeker het geld waard, als men ziet, welke hooge bedragen nu moeten worden uitgekeerd voor de t. b. c.- bestrijding. De Voorzitter wijst er op dat het school- artsenvraagstuk al meer in behandeling is ge weest, doch dit was gebaseerd op een Gewes- telijk instituut. Dit kon vsinwege de hooge kosten en niet algemeene deelneming niet doorgaan. Hoe Burgemeester en Wethouders er thans over denken, kan spreker niet zeggen, daar dit point in den laatsten tijd niet ter sprake is geweest. Bij volgn. 123 vraagt hetzelfde lid of straks bij het ontwerpen van uitbreidingsplannen, die binnen afzienbaren tijd gemaakt zullen moe ten worden, vanwege de gestadige uitbreiding, Burgemeester en Wethouders daarbij een plein kunnen projecteeren. Dit zou toe te juichen zijn, daar kon een muziektent geplaatst wor den, waardoor voorkomen wordt, dat bij festivals en andere uitvoeringen een nood- tent gebouwd moet worden in de gemeente. hetgeen tegenover een vreemdeling een be- krompen indruk maakt. De Voorzitter deelt mede, dat niet heel lang geleden nog gesproken is over een plein in het nieuwe gedeelte, dat daarvoor eigenlijik be- hoorlijke ruimte ontbrak; de kosten te hoog waren om daaraan uitvoering te geven en daarbij nog kwam dat er toen nog geen sprake was van doortrekking van een weg naar den Buthdijk, zooals thans is uitge- voerd. Burgemeester en Wethouders zullen zeer zeker bij het ontwerpen van een toekom- stig plan rekening houden met de behoefte aan een plein. Bij volgn. 127 wijst een lid op de wensche- lijkheid om de pompen, die in de gemeente zijn, in een goeden toestand te houden. De Voorzitter zegt, dat tengevolge van ver- bouwingen etc. de pompen wel eens verplaatst moeten worden. Daardoor ontstaat het ge- vaar, dat de nieuwe plaats niet evengoeld is als de oude, waardoor klachten rijzen. Er is een uitdrukkelijke opdracht verstrekt om alle pompen in goeden toestand te houden en desnoodig te brengen. Bg volgn. 139 deelt de Voorzitter mede, dat plannen in bewerking zijn om de geldleenin- gen met hooge rentevergoeding te convertee- ren in een met een lager rentetype. Bij volgn. 168 deelt de Voorzitter mede, dat Burgemeester en Wethouders uit een finan- cieel oogpunt een voorstel aan den raad doen om per 1 Januari 1932, wegens daling van het aantal leerlingen op de openbare lagere school de 6e onderwijsplaats op te heffen. Versehillende gegevens en inlichtingen wor den hierover verstrekt, alsmede het oordeel van den Inspecteur van het lager onderwijs en dat van het hoofd der school. Bij volgn. 213 vraagt een lid nadere inlich tingen omtrent den aanvang van den cursus voor avondonderwijs en den leeftijdsgrens. Biji volgnp 216 vraagt een ander lid, hoe- veel leerlingen uit deze gemeente de Handels- dagschool te Hulst bezoeken. De Voorzitter antwoordt hierop dat vol gens mededeelingen 2 leerlingen uit Axel de school bezoeken. Bij volgn. 221 brengt de Voorzitter in her innering het verzoek van de Chr. Muziek vereeniging „Hosanna" om een subsidie. Een lid der commissie zou het jammer vin- den dat „Concordia" dat bij elke gewenschte gelegenheid aanwezig is, door deze regeling getroffen werd. Hij zou er voor zijn, dat deze iets meer kreeg, doch toch niet minder dan f 250,—. Bij volgn. 222 doet de Voorzitter voorlezing van het adres van diverse muziek- en zang- vereenigingen over de noodige verbetering van de muziektent. Spreker is ook van dezelfde meening, dat deze muziektent zich niet leent voor uitvoe ringen, doch acht nu den tijd ongeschikt om tot den bouw van een nieuwe muziektent over te gaan. Dit weerhoudt ook het college om een ander voorstel te doen. Bij volgn. 231 en 232 deelt de Voorzitter mede, dat deze bedragen zijn geraamd, zon der te kunnen zeggen, dat deze posten vol- doende of te laag geraamd zijn. Blijkt deze in den loop van het jaar te laag te zijn, dan zal evenals vorige jaren door Burgemeester en wethouders een voorstel worden gedaan tot verhooging van die posten. Bp volgn. 275 deelt de Voorzitter mede, dat ter voorkoming van een misverstand de zin vanaf ,,met het oog op de eventueele uitkee- ring" enz. moet worden doorgehaald. Bij volgn. 278 (kapitaaldienst) komt een voorstel van Burgemeester en Wethouders in- zake verplaatsing van het slachthuis ter sprake. Bij volgn. 284 (kapitaaldienst) deelt de Voorzitter mede, dat het gewenscht is, deze werken voorloopig nog niet uit te voeren. Tot de behandeling van de ontvangsten overgaande vraagt een lid naar het pensioens- verhaal en overigens geven de posten geen aanleiding tot het stellen van vragen of tot het doen van opmerkingen. De Voorzitter wijst er op, dat het belasting- stelsel voor dit jaar ongewijzigd blijft. Vol- gend jaar kan worden gezien, wat de resul- taten in zijn geheel zullen zijn van de ge- meentefondsbelasting. Ten slotte komen in behandeling: De begrooting van het Gasbedrijf; De begrooting van het Vleeschkeurings- oedrijf De begrooting van het Burgerlijk Arm bestuur. Op enkele posten van deze begrootingen worden door den Voorzitter inlichtingen en mededeelingen in algemeenen zin verstrekt, waarna de vergadering wordt gesloten. De VOORZITTER geeft de gelegenheid, tot het houden van ALGEMEENE BESCHOUWINGEN. De heer VAN BENDEGEM vangt aldus aan: Mijnheer de Voorzitter! Alvorens mede te helpen de begrooting te behandelen, wil ik ook nog een woord aan het een en ander wijden. I. Daar wij alien weten, dat wij thans ver- keeren in een financieelen economischen cri sis, en er toch ook thans weer veel gelden in onze gemeentelijke huishouding benoodigd zjjn, daar wil ik de hoop en de wensch uit- spreken, dat er door ons Gemeentebestuur in zijn geheel, de zoo hoogst mogelijke bezuini ging zal betracht worden. En dit zeg ik nu niet, alsof ik in ons Gemeentebestuur in zijn geheel zie een Gemeentebestuur van geef maar uit, verre van daar, maar opdat wij alien weten, dat de gelden die uitgegeven worden, ook weer ergens vandaan moeten gehaald worden, hetzij dan door middel van belastingen, enz. II. En daar onze Gemeente, in hoofdzaak een landbouwende gemeente is, daarom wil ik hier wel in hoofdzaak de nadruk op leggen. Want een ieder onzer die in nauw contact staat met de landbouw, die weet wel, dat het bij de landbouwers verre van rooskleurig is, en dat deze wel in hoofdzaak de hardste cri- sisiklappen worden toegedeeld. Niet alleen door deze economischen crisis, maar ook nog wederom door de vele aanhoudende regens die wij ook weer dezen zomer gehad hebben. Want daardoor zijn er ook weer bij velen ver sehillende vruchten bedorven en zijn natuur lijk ook weer niet ten gelde kunnen gemaakt. III. Wil fk ook den handel hierbij niet ver- geten, want ook den handel heeft met vele moeOijkheden te kampen. Het is daarvoor ook steeds van het eene land bemoeilrjkt door in- voerrechten, en weer door een ander land be- lemmerd door uitvoerpremien. En waar de handel in nauw contact staat met den land bouw, daar weten wjj ook alien, wanneer het den landbouwer niet goed gaat, het ook voor den handel niet best te noemen is; er zullen dan ook daar eerder verliezen dan winst te boeken zijn, tenminste in de meeste gevallen. Ilia. Wil ik ook den arbeider niet vergeten te noemen. En wanneer ik dan spreek over arbeiders, dan heb ik voomamelijk op het oog den lamdarbeider. Want ook zij, daar ze in dezen moeilijken tijd, nog niet altijd arbeid kunnen vinden, en WEiimeer ze dan gevonden hebben, weten ze er ook van mede ite spreken, dat ook zij veel schade ondervonden hebben, door de vele ver- letdagen die ze hebben gemaakt, vEinwege den ook wederom dezen zomer vele aanhoudende regens. En zijn hunne inkomsten ook absoluut ge- ring te noemen. En zal ik steeds mede helpen, om voor hun zooveel mogelijk arbeid te vinden. En hoop ik ook, dat er door ons Gemeentebestuur in zijn geheel, ook zooveel mogelijk naar ob- jecten voor werkverschaffing voor onze arbei ders gezocht wordt. Omdat volgens mij, ar beid moraliteit kweekt, en niet arbeiden de- moraliseert. Ook hoop ik, dat er dan waarde gehecht zal worden aan den arbeid, en een ieder ver- antwoordelijkheidsbesef gevoeld. Want mijnheer de Voorzitter, volgens mjj zijn de peilers der welvaart, vlijt, spaarzaam- heid en verantwoordelijkheidsbesef, en dit geld absoluut voor ons alien. Jammer is het dat de regeering indirect de werkloosheid in de hand heeft gewerkt met hare tarwewet. Want als de regeering dan toch wil steunen, had ik het liever gezien, dat ze meer steun op de bieten had gegeven; want nu zal het blijken, dat er versehillende men- schen zullen zijn, die volgend jaar Juli, nog geen kans zullen gehad hebben, om in den landbouw te werken. Want thans is de tarwe gezaaid, en het wordt straks met de machine gewied, afgere- den en gedorschen, en dit gebeurd allemaal op een korten tijd. En wanneer er meer bieten konden worden uitgezaaid, zouden hierin vele arbeidera vanaf April arbeid vinden, tot het eind Januari, jawel totdat de bieten verwerkt zijn in de fabriek. Jammer, zeg ik, dat de re geering dat niet beter heeft zien zitten. IV. Ook mag hier nog wel even de banken- catastrophe gememoreerd worden, hetwelk heeft plaats gehad in onze gemeente, want daar is ook onze gemeente hard door gedu- peerd. Want het zal straks blijken, dat vele debiteuren in het moeilijke worden gebracht, en vele crediteuren stukken van hun bezit zien verdwijnen. V. En waar er mijnheer de Voorzitter ia ons land en gemeenten veel gesproken wordt over bezuiniging, daar blijft het bij de hooge heeren meestal bij praten. En waar dit zoo is, zou ik straks willen voorstellen de presentiegelden van de raads- leden in onze gemeente geheel af te schaffen. Het zou dan voor die heeren tot voorbeeld kunnen strekken, en ten tweede, moet het lid- maatschap van de raad, volgens mij, maar een eerebaantje zijn. Ook zou ik gaarne zien, dat het burgemees- terschap als een eerebaantje werd beschouwd, gelijk in ons naburig Belgie. Jammer, dat het hier nog zoover niet is. Ik zal dan daarom straks ook een voor stel indienen, voor een progressievelijke sala risvermindering. En wil aldustot 1500 geen vermindering, maar van 1500 en daarboven progressieve- lijk verminderen. Ook zal ik straks een voorstel doen, om het Handelsonderwijs niet te subsidieeren, omdat dit geen verplichting is, en ook, als ze in Hulst zich de luxe willen veroorloven van scholen te bouwen, zij die volgens mij zelf maar moe ten bekostigen. Ook zal ik straks het voorstel van Burge meester en Wethouders steunen, om den bo ventalligen onderwijzer van de Openbare school met 1 Januari op wachtgeld te stellen, omdat dit volgens de gelijkstelling op het oa- derwijs, een besparing voor onze gemeente zal beteekenen, van ongeveer zes zeven dui- zend gulden. En dit doe ik niet, omdat ik niets gevoel voor goed onderwijs, neen daar gevoel ik jeer veel voor, voor goed onderwijs. Ma-a.r omdat volgens mij, in dezen zoo'n moeilijken tijd, de financieele zijde het zwaarste moet wegen. Ik hoop dan, dat mijn voorstellen straks zullen gesteund worden, en zeg u mijnheer de Voorzitter dank voor het mij verleende woord Ik dank U. De heer C. HAMELINK merkt op, dat het gebruikelijk is ook voor de gemeenten bij den aanvang eener nieuwe regeeringe- penode de algemeene politieke situatie en de vooruitzichten uiteen te zetten. Het is niet zijn bedoeling uitvoerig te zijn, maar hij wil toch ook even den toestand van de ge meente Axel bespreken zooals hij die ziet Hij zal niet doen zooals de heer Van Bendegem om den toestand nog wat zwarter te maken, wat leiden moet tot vermindering van het gemeenteleven, doch hij zal aan de hand der begrooting den toestand traohtten te toetsen of hij tegenover de sombere voorstelling vari den heer Van Bendegem geen lichtpunten kan aanwijzen, die aanleiding kunnen geven tot een actiever gemeentelijk leven. Hadden we van ons vorig college van Bur gemeester en Wethouders, waarin de vrijzim- nige invloed niet ontbrak, voor de democratie nog iets te wachten, thans, nu het college is gevormd door het meest conservatieve deel van den raad, en dit dus het bestuur geheel beheerscht, zal dat wel niet meer het geval zijn. De lijn, die door den heer Van Bende gem is uitgestippeld, zal dezelfde zijn, om trent hetgeen van dit college te wachten is, en als we de begrooting inzien, zijn er versehil lende motieven, die deze verwachting bewtj- zen. Er blijkt niet uit van een uitbreiding van de gemeentelijke bemoeiingen, wel van een strak aanhalen der teugels. Er blijkt b.v. uit, dat er geen aandacht is geschonken aan de hygienische volksontwik- keling, dat Burgemeester en Wethouders niet wenschen oyer te gaan tot het bouwen eener nieuwe muziektent, dat Burgemeester en Wet houders een voorstel doen tot het dupeeren van het onderwijs als gevolg van den slech- ten financieelen toestand en dus is sprekera lijn niet te donker geteekend, indien hij be- weerd dat er van een democratisch bestuur geen sprake zal kunnen zijn. Hy had van Burgemeester en Wethouders verwacht, dat zij, in verband met het ruime gebruik dat er van gemaakt wordt, voorstel len zouden hebben gedaan tot het stichten eener flinke zwemgelegenheid, te meer waar vroeger een raadslid dat nu van het college van Burgemeester en Wethouders deelmaakt wel eens gezegd heeft dat het water der kleine kreek stinkt, dat dit nieuwe lid van het colle ge al thans stappen zou hebben gedaan om in de gelegenheid voor deze volksbehoefte ver betering te brengen. Ook in verband met de uitbreiding der ge meente blijkt niet van eenige frissche ge- dachte. Het gemeentelijk grondbezit wordt thans zoodanig geexploiteerd dat men pro- beert elken vierkanten meter grond produc- tief te maken, maar er wordt niets gedaan voor bevordering der schoonheid of kunet. Daarop wordt thans misschien nog niet zoo aangedrongen, omdat dit nog niet zoo tot het volk spreekt, doch die het nageslacht als de ontwikkeling zal zijn toegenomen, asm het tegenwoordig bestuur, dat daarmede geen rekening heeft gehouden, kwalijk nemen eal. Men doet thans aan sensatiepolitiek en al wat reactionair denkt doet het voorkomen als of we aan den rand van den afgrond staan, alleen ojn de belastingbetalers kopschuw te maken. Maar als spreker de begrooting nagaat dan blijkt niet dat de toestand zoo zorgwek- kend is als men dat gelieft te doen voorko men. Hij zal van niemand verwijten, dat het niet zoover is, maar de begrooting wettigt niet de door den heer Van Bendegem uitge- sproken vrees, dat er niets zou kunnen opge- bracht worden, en met de besparingen tot het alleruiterste moet worden gegaan. Elke vier jaar wordt met het rampspook gewerkt, en telkens heeft men het klaar ge- speeld iets waar anderen mede voor gingen, niet te doen, met het motief de gemeente voor achteruitgang te behoeden. Het schjjnt wel alsof het eenige streven is gericht op het verkrggen eener kloppende begrooting. Nn is dit op zichzelf wel mooi, maar niet, indien de zaken daardoor in de war worden gestuurd. En aangezien er steeds overschot was, was dit geen afspiegeling van den slechten toe stand waarover bijna elk jaar wordt gespro ken. In dat licht bezien is de zorg die het ge meentebestuur zich voor de werkloozen ge- troost eenigszins ruimer gesteld, daarbg voor- opgesteld, dat het thans op de begrooting uitgetrokken cijfer niet het eindbedrag eQb zal, maar Burgemeester en Wethouders des- noods by den raad zullen komen met een voorstel om als dit geld verbruikt is verdere uitkeeringen te kunnen doen. Als het ou maar niet gaat als in den loop van dit jaar, dat er wel geld voor op de begrooting wordt gebracht, maar dat het niet wordt uitgegeven, dan is men hier voor wat de voorziening in den nood der werkloozen betreft, wel eenigs zins opgeschoten. Vooral als men zich dan in herinnering brengt hoelang wij zegt spre ker hebben moeten ageeren om een steun- regeling te krijgen. We kunnen er ons ook in verheugen, dat de voorstellen van Burge meester en Wethouders in die richting niet meer bestreden worden. In een goede huishouding moet ook een en ander worden gedaan tot opwekking van het leven en voor het verschaffen vein levens- vreugde. In de jaren van overschot is daar voor niet veel gedaan. Ik hoop, dat Burge meester en Wethouders ook daaraan ham aan dacht zullen willen wgden. Van die zijde stel ik my daarvan als vertegenwoordiger fler

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1931 | | pagina 6