■SI -
1000
1200
1400
1600
1800
2000
2200
2400
2700
3000
3400
3800
4200
4600
5000
1000
1200
1400
1600
1800
2000
2200
2400
2700
3000
3400
3800
4200
4600
5000
de woningbouwvereeniging als ©en stok ach-
ter de deur te hebben, in het belang eener
geeonde woningvoorziening. Hij stelt zich op
bet standpunt, dat de gemeente deze voor-
aiening niet geheel aan de particulieren mag
overlaten, aangezien deze er naar streven zal
een zoo hoog mogelijke huur te bedingen, het-
geen een druk is op de minst gesitueerde ar-
beiders. Hij zou bet van zeer groot belang
achten, indien de gemeente kon beschikken
over een bouwterrein, opdat de woningbouw-
vereeniging, die thans niet meer weg kan,
haar werk zou kunnen voortzetten, en ook
aan anderen voor dat doel grond zou kunnen
uitgeven. Men moet over dit onderwerp aller-
minst licht heegaan en bij vindt bet wel jam
mer, dat burgemeester en wetbouders thans
nog niet den eersten stap bebben gezet om tot
dat doel te geraken.
De beer VAN AKEN gelooft niet dat bet
een bezwaar is, indien particulieren woningen
gaan bouwen die voor 2,75 tot 3 per week
verbuurd kunnen worden, het eens af te zien.
De woningbouwvereeniging kan het toch ook
niet goedikooper en dan is er geen reden vooi
dat zij op bet oogenblik woningen bouwt.
De beer VAN DRIEL stemt niet met den
beer Van Aken in; hij acht een woningvoor
ziening van wege de woningbouwvereeniging,
die niet op winstbejag uit is, de beste. Parti
culieren doen het, dat spreekt van zelf, om er
wat aan te verdienen. Er zijn sinds een heel
lang tijdsverloop van particuliere zijde geen
acbeiderswoningen meer gebouwd, en dat is
de oorzaak dat er gebrek is gekomen en de
huren zoo sterk zijn gestegen. Als men de
buurboekjes van voor den oorlog nog eens zou
kunnen zien, zou blijken dat de huren zeer
sterk zijn verhoogd, dat er thans woningen
die toen voor 2 en minder per week ver-
huurd waren, nu 4 en nog meer moeten doen,
die dan wel eenigszins zijn verbouwd, maar
toch niet in evenredigheid van die sterke
huurverhooging en waarvan de woningruimte
althans niet is vergroot. Hij kent woningen
vroeger met 2 bedsteden, die vroeger ver
buurd werden voor f 3,10, nu na eene geringe
verbouwing verbuurd zijn voor 4,75 en f 5,75.
Als dat moet betaald worden door menscben
die van de werkloozensteun moeten leven,
achiet er om van te leven niets anders over
dan droog brood en koude koffie. Die toe-
standen is oorzaak, dat de menschen zicb in
grooten getale bij de woningbouwvereeniging
aanmelden en deze met haar voorstellen is
gekomen. Toen die plannen eenmaal waren
ingediend, beeft men van de zijde van parti
culieren getracht deze ongunstig te beinvloe-
den, juist van wege die particulieren die jaren-
lang scbromelijik bun plicbt in dat opzicht
bebben vergeten. Er worden wel woningen
gebouwd voor de beter gesitueerden, maar
niet voor de arbeiders. Er zijn nog ruim 80
gegadigden ingeschreven, er zijn reeds wonin
gen tekort en door het sluiten van huwelijken
wordt bet tekort steeds grooter. Men moet
bet verzoek niet voor kennisgeving aannemen
en die zaak maar zoo gemakkelijk van zicb
schuiven.
Spreker zal er voor bet oogenblik niet ver-
der op ingaan, doch wil bet nog eens afzien,
zicb evenwel het recbt voorbehoudende er op
terug te komen en zoo noodig zelf met voor
stellen dienaangaande te komen.
Hij weet, dat men geen ijzer met handen
kan breken, maar wijst er op, dat er toch in
de gemeente ook nog een aantal woningen
staat, dat voor onbewoonbaarverklaring in
aanmerking zou behooren te komen. Hij ver-
wijst daarvoor naar de z.g. Varkensbuurt. Hij
maant burgemeester en wetbouders aan,
voortdurend goed toe te zien en na te gaan of
de particuliere bouwers met de noodige voort-
varendbeid zullen werken, om voldoende in de
behoeften te kunnen voorzien.
Ze dienen voor z66veel woningen te zorgen,
dat er ook verhuizingen kunnen plaats bebben.
Er wordt in den regel berekend, dat er een
surplus van 3 moet zijn. Dit in aanmer
king nemend, zouden er dan zeker voor het
oogenblik wel 150 voor arbeiders bereikbare
woningen behooren te zijn.
Hij gee ft in overweging de plannen der ver
eeniging nog eens nader te overwegen.
De VOORZITTEH stelt in het licht, dat
burgemeester en wetbouders na de conferentie
in de maand April hebben toegezegd, dat ze
over het verzoek een rapport zouden uit-
brengen. Daarvoor was een onderzoek noodig.
doch bleek, dat er booge uitgaven mede ge-
paard zouden gaan. Ondertusschen kwam
bet adres van particuliere bouwers, dat toch
ook recht had op bebandeling. Er is met
dezen geconfereerd en ze bebben verschillende
plannen meegedeeld, waarvan er terstond in
uitvoering zullen komen. Dat burgemeester
en wetbouders onder deze omstandigheden
voorstellen het adres aan te houden beteekent
nog niet, dat zij er later niet op in zullen gaan.
Het is nu wel gewenscbt een en ander nog
eens af te zien, vooral onder de huidige
situatie waarin we gekomen zijn.
Wat de woningnood betreft, daarop zal
spreker niet te diep ingaan, doch hij wijst er
op, dat er alhier per jaar gemiddeld 80 huwe
lijken worden gesloten. Wanneer men rekent
dat daaronder 5 weduwen trouwen met
weduwnaars, dat 15 echtparen naar elders
vertrekken en 15 gezinnen worden opgege-
ven door afsterven, dan blijkt daaruit dat er
jaarlijks een toenemende behoefte is aan 45
woningen. Als daarin van particuliere zijde
niet wordt voorzien wordt het tekort alzoo
steeds grooter, doch hoe het in de naaste toe-
komst zal worden kan nu nog niet worden
vastgesteld. We hebben in onze gemeente
thans 2200 woningen.
De heer VAN DRIEL: Toch niet in de
kom?
Dt VOORZITTER: Neen, in de geheele ge
meente. Indien het mogelijk blijkt zullen ook
te Sluiskil nog wel enkele woningen gebouwd
worden. Vanavond kunnen we m.i. niet anders
dan afwachten de dingen die komen zullen.
Het voorstel wordt met algemeene stem-
men aangenomen.
c. Adres van den Pater Capucijner te
Sluiskil, houdende verzoek om een subsidie
ult de gemeentekas voor het torenuurwerk.
Op dit adres is door aanneming van het
voorstel-Colsen tot het geven van f 100 gun-
stig beschikt.
d. Adres van het bestuur van de vereeni-
ging van oud-leerlingen van tuinbouwcursus-
sen te Ter Neuzen e.o., houdende verzoek om
een jaarlijksche subsidie van f 120.
Burgemeester en wetbouders hebben voor-
gesteld, de subsidie voor dezen cursus te be-
houden op f 50.
De heer HAMELINK vraagt, of het niet
economischer zou geweest zijn de 50 die ge-
raamd zijn als subsidie voor den landbouw-
cursus ook aan dezen cursus te geven, daar
die landbouwcursus toch niet gehouden wordt.
Hij meent, dat de toekomst toch meer is aan
de tuin- dan aan den landbouw.
De VOORZITTER geeft te kennen, dat
burgemeester en wethouders een bedrag van
50 voldoende achten, aangezien deze ook
reeds vrjj over een schoollokaal mogen be
schikken. Zij meenen dat de cursisten, voor
hetgeen ze verder nog noodig hebben, moeten
trachten zichzelf te helpen.
Met algemeene stemmen wordt het voorstel
aangenomen.
e. Adres van het bestuur der Vereeniging
tot Ziekenverzorging om een subsidie van
f 6000 voor het ziekenhuis te Ter Neuzen.
Daarop is bij de begrooting reeds gunstig
beschikt.
f. Adres van de vereeniging het Wit Gele
Kruis houdende verzoek de subsidie te ver-
hoogen van f 300 tot f 400.
Daarop is bij de begrooting reeds afwijzend
beschikt.
g. Adres van de Ouder-Commissie van
school A, houdende verzoek de beschikking te
mogen verkrijgen over een gymnastieklokaal
van de kopschool voor het houden van ouder-
avonden en in verband daarmede een bedrag
van f 30 per jaar uit de gemeentekas te
mogen ontvangen.
In verband met dit verzoek is op voorstel
van burgemeester en wethouders op de be
grooting een post van f 50 geraamd voor het
bestrijden der kosten van de Oudercommissies.
h. Begrooting van het burgerlljk armbe-
stuur voor den dienst 1932.
Deze wordt aangehouden.
1. De begrooting der brandweer, op een
eindcjjfer van 2250.
Goedgekeurd met algemeene stemmen.
j. Begrooting der commissie tot wering
van schoolverzuim in de kom, op een eind-
cijfer van f 375.
Goedgekeurd met algemeene stemmen.
k. Begrooting der commissie tot wering
van schoolverzuim te Sluiskil op een eind-
cijfer van 165.
Goedgekeurd met algemeene stemmen.
1. De begrooting van het gemeenteljjk wo-
ningbedrijf op een eindcijfer van afd. I
10.609,99; afd. II 4410,76.
Goedgekeurd met algemeene stemmen.
m. Burgemeester en wethouders deelen
het volgende mede:
De bij uw besluit van 30 October 1930 vast-
gestelde schoolgeldverordening is goedge
keurd by koninklijk besluit van 12 December
1930, no. 15 tot 1 Januari 1932.
Door de wijziging in 1930 werd het zuiver
inkomen als grondslag voor de schoolgeld-
heffing vervangen door de belastbare som d.i.
het zuiver inkomen verminderd met de kin-
deraftrek.
Als motief voor deze wijziging heeft gegol-
den de druk van deze heffing voor de groote
gezinnen te verminderen.
Door het vervallen van de verordening per
1 Januari a.s. moet deze opnieuw worden
vastgesteld.
Daar het motief voor de wijziging in 1930
nog onverminderd geldt stellen wjj U voor de
hierbijgaande verordening, die behoudens
de overgangsbepaling gelijkluidend is aan die
van 1930 vast te stellen.
VERORDENING op de heffing van school-
geld voor het gewoon lager onderwijs
en voor het uitgebreid lager onderwijs
in de gemeente Ter Neuzen.
Artikel 1.
Ten behoeve van de gemeente wordt, ter
tegemoetkoming in de kosten van het open-
baar gewoon lager onderwijs en van het open-
baar uitgebreid lager onderwijs, welke voor
rekening van de gemeente blijven, van de
ouders der schoolgaande kinderen of bij ont-
stentenis van beide ouders van de voogden
of verzorgers, schoolgeld geheven.
Gelijke heffing geschiedt van de ouders der
kinderen, die op de bijzondere scholen, als in
art. 88 der Lager Onderwijswet 1920 bedoeld,
school gaan, of, by ontstentenis van beide
ouders, van de voogden of verzorgers.
Art. 2.
1. De schoolgeldplichtigen worden inge-
deeld in klassen.
2. Als grondslag voor deze indeeling wordt
genomen de belastbare som bedoeld in artikel
37 der wet op de inkomstenbelasting 1914,
der ouders of bij him ontstentenis die belast
bare som der leerlingen volgens de kohieren
dier belasting over het loopende belastingjaar,
of, zoo dat inkomen nog niet op deze wijze
is bepaald, volgens de kohieren over het laatst
verloopen belastingjaar en indien ook dat niet
mogelijk blijkt, of de schoolgeldplichtigen
niet in de Rij'ks inkomstenbelasting zijn aan
geslagen volgens schatting door burgemeester
en wetbouders, met inachtneming van de be-
palingen der wet op de inkomstenbelasting
1914.
Art. 3.
Het schoolgeld bedraagt per leerling:
2? S 5
Klasse
2 meer dan
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
van 800
2,60
3,20
4,-
5,-
6,-
8,-
10,-
12,-
15,-
18,—
21,—
24,-
27,-
30,—
33,—
36,—
3,90
4,80
6,-
7,50
9,-
12,—
15,—
18,—
22,50
27,-
31,50
36,-
40,50
45-
49,50
54,-
2. Indien meer dan een leerling uit het-
zelfde gezin geiijktijdig een school van dezelf-
de soort bezoekt, wordt het schoolgeld voor
den tweeden leerling met twintig, voor den
derden leerling met veertig, voor den vierden
met zestig en voor den vijfden met tachtig ten
honderd verminderd en is voor de volgende
leerlingen geen schoolgeld verschuldigd.
3. Bij vermindering van de belastbare som
volgens het kohier der Rijksinkomstenbelas-
ting, welke ingevolge het bepaalde bij het
vorige artikel tot grondslag bij de klasse-
indeeling heeft gestrekt is het schoolgeld
slechts naar den grondslag van de verminder-
de belastbare som verschuldigd.
4. B(j de berekening wordt f 0,005 en min
der voor niets, meer dan 0,005 voor een
cent gerekend.
Art. 4.
Van hen voor wie de belastbare som min
der dan 800 per jaar bedraagt, wordt geen
schoolgeld geheven.
Art. 5.
1. Het belastingjaar begint 1 Januari en
eindigt met 31 December.
2. Het schoolgeld is alleen verschuldigd
over de maanden, gedurende welke de kinde
ren als leerlingen van de school staan inge
schreven, de vacantien inbegrepen.
Gedeelten van een maand worden voor een
geheele maand berekend.
3. Afschrijving van schoolgeld kan ver-
leend worden, ingeval een leerling in de on-
mogelijkheid verkeert, door ziekte of om an-
dere reden, welker geldigbeid door burgemees
ter en wethouders is te beoordeelen, de school
te bezoeken.
Art. 6.
De aanslagen welke ingevolge deze veror
dening vermindering ondergaan zjjn slechts
tot het verminderde bedrag verschuldigd. Het
te veel betaalde wordt zoo spoedig mogelijk
teruggegeven.
Art. 7.
1. Wanneer blijkt, dat een aanslag niet of
te laag is opgelegd, kan de te weinig geheven
belasting van den belastingplichtige of zijne
erfgenamen worden nagevorderd, zoolang niet
sedert dan aanvang van het belastingjaar drie
jaren zijn verstreken.
2. De in het eerste lid bedoelde personen
worden op een afzonderlijk kohier gebracht.
Art. 8.
De invordering der bij deze verordening ge-
regelde heffing zal plaats hebben volgens de
verordening op de invordering van heden.
Art. 9.
1. Deze verordening treedt in werking op
1 Januari 1932.
2. Alsdan vervalt de thans geldende ver
ordening van 30 October 1930, koninklijk
goedgekeurd den 12 December 1930, no. 15.
Deze blijft van kracht ten aanzien van het
belastingjaar 1931.
VERORDENING op de invordering van
schoolgeld voor het gewoon lager onder
wijs en voor het uitgebreid lager onder
wijs in de gemeente Ter Neuzen.
Artikel 1.
Van de verschuldigde schoolgelden inge
volge artikel 1 der verordening op de heffing
van schoolgeld in deze gemeente wordt een
kohier opgemaakt, eveneens worden zoonoodig
suppletoire en navorderingskohieren opge
maakt.
Art. 2.
1. Ieder hoofd van school zendt op den
1 Mei aan burgemeester en wethouders een
staat van schoolgaande kinderen en hunne
ouders, voogden of verzorgers, over het loo-
pennde belastingjaar en op 1 December een-
zelfden staat van de kinderen, die na 1 Mei
tot de school zjjn toegelaten.
2. Deze staat wordt ingericht overeenkom-
stig een door burgemeester en wethouders te
verstrekken model.
Art. 3.
Burgemeester en wethouders maken zoo
spoedig mogelijk na ontvangst van deze sta-
ten de kohieren van het schoolgeld op en ver-
klaren die tegelij'kertijd uitvoerbaar.
Art. 4.
Burgemeester en wethouders zenden de uit
voerbaar verklaarde kohieren ter invordering
aan den gemeente-ontvanger met opgaaf van
den termijn of de termijnen van betaling,
welke by de vaststelling van elk kohier door
hen wordt of worden bepaald.
Art. 5.
1. De gemeente-ontvanger reikt zoo spoe
dig mogelijk aan elk schoolgeldplichtige een
gedagteekend aanslagbiljet uit, volgens het
model door burgemeester en wethouders vast
te stellen.
2. De termijn of termijnen van betaling
wordt (worden) daarop vermeld.
3. Het schooldgeld is dadeljjk verschuldigd
wanneer de aangeslagene in staat van faillis-
sement is verklaard of op zijn roerende of on-
roerende goederen executoriaal beslag is ge-
legd.
Art. 6.
1. De afschrijving geschiedt in de volgen
de orde:
a. op de kosten van vervolging;
b. op de oudste der openstaande termijnen.
2. Voor elke betaling wordt dadeljjk op
het aanslagbiljet kwitantie gesteld.
Art. 7.
Binnen drie maanden na het vervullen van
den laatsten termijn zendt de gemeente-ont
vanger aan burgemeester en wethouders een
staat met toelichting van de posten op het
kohier welke hij niet heeft kunnen invorderen.
Burgemeester en wethouders zenden dezen
staat aan den gemeenteraad met een voorstel
tot niet invorderbaarverklaring vein die pos
ten welke zij daarvoor vatbaar achten.
Het besluit van den gemeenteraad, waarbij
aanslagen niet-invorderbaar verklaard wor
den, ontheft den gemeente-ontvanger van
verdere pogingen tot invordering.
Art. 8.
Overigens zijn ten opzichte van de invorde
ring de artikels 291 tot en met 295 en 299 der
gemeentewet van toepassing.
Art. 9.
Indien het innen van het schoolgeld voor
kinderen, die een bijzondere school bezoeken,
geschiedt door het schoolbestuur, wordt arti
kel 3 gelezen: „burgemeester en wethouders
zenden de uitvoerbaar verklaarde kohieren ter
invordering aan het schoolbestuur", wordt ar
tikel 4 gelezen: ,,de gemeente-ontvanger reikt
zoo spoedig mogelijk door tusschenkomst van
het schoolbestuur een gedagteekend aanslag
biljet uit, volgens het model door burgemees
ter en wethouders vast te stellen", en is ar
tikel 5 niet van toepassing.
Art. 10.
1. Deze verordening treedt in werking op
1 Januari 1932.
2. Alsdan vervalt de thans geldende ver
ordening van 30 October 1930, koninklijk goed
gekeurd den 12 December 1930, no. 15. Deze
blijft van kracht ten aanzien van het belas
tingjaar 1930.
De heer DE BARKER vindt het niet juist,
die b.v. van 't jaar aangeslagen is naar een
aanslag van 800 tot f 1000 daarvoor het vo-
gend jaar 2,60 schoolgeld moet betalen, ook
al heeft hij dan, wegens gemis aan inkomen
geen aanslag. Hij zou die willen vrjj stellen,
evenals de gemeente geld navordert als
iemand te laag blijkt aangeslagen.
De VOORZITTER wil hem nader inlichten.
De heer DE BAKKER: Ja, u kunt rede-
neeren zooals u wilt, maar z66 is het.
De VOORZITTER: Dan zal ik er maar niet
aan beginnen te trachten u te overtuigen.
De heer DE BAKKER wijst er op, dat het
schoolgeld in Mei al wordt vastgesteld, en dat
sommige belastingschuldigen pas in Novem
ber hun biljet pas krijgen. Dan stelt men
voor het schoolgeld zijn aanslag maar vast
naar het vorig jaar.
De VOORZITTER wijst er op, dat dit niet
anders kan. Men kan in Mei nog niet over
de gegevens van het loopende jaar beschikken.
De heer DE BAKKER: Maar als hij dan
een biljet krijgt, dat hij buiten aanslag blijft,
zou hij ook zijn reeds betaald schoolgeld moe
ten terug krijgen.
De VOORZITTER betoogt, dat, aangezien
op den tijd dat het kohier van het schoolgeld
moet worden opgemaakt, men nog niet be
schikken kan over het nieuwe kohier der in
komstenbelasting, moet gewerkt worden naar
de gegevens van het vorig jaar. Daar moet
men aan houden, want als men zou overgaan
tot het schatten van het inkomen, zou men
tot willekeurige aanslagen komen. De bedra-
gen zijn ook niet hoog en kunnen nog in ter
mijnen betaald worden. En als er iemand is
die in een jaar niet aangeslagen wordt, profi-
teert hij daarvan het volgend jaar, aangezien
hij dan een volgend jaar geen schoolgeld moet
betalen. In het allerongunstigst geval, indien
iemand in de onmogeljjkheid zou zjjn te be
talen, wordt dat toch ook nog opgelost.
De heer DE BAKKER blyft het maar on-
redelijk vinden, dat men in den loop van het
jaar wel iemand verhoogt, wanneer blijkt, dat
hij te laag was aangeslagen, maar dat men
hem niet verlaagt, indien hij te hoog was aan
geslagen.
De heer HAMELINK wijst er op, dat er
toch recht van reclame bestaat.
De VOORZITTER wijst er op, dat wanneer
men van het rijk, na reclame afslag van be
lasting krijgt, men die ook evenzeer van de
gemeente van het schoolgeld krijgen kan.
De heer DE BAKKER: Het wordt een jaar
verschoven.
De VOORZITTER ziet geen kans het den
heer De Bakker duidelijk te maken.
De heer DE JAGER vindt zoo'n puzzeltje
wel aardig.
De verordening wordt met algemeene stem-
men vastgesteld.
10. Omvnaag.
a. De heer SOHEELE wenscht, uit over
weging van de tegenwoordige tijdsomstandig-
heden
Dg heer HAMELINK: Die moet u er niet bij
halen, want u is er altijd tegen geweest.
De heer SCHEELE meent, dat er nu toch
te meer reden is dan anders, om er bij de
Zeeuwsch-Vlaamsche waterleidingmaatschap-
pij op aan te dringen, niet voort te varen met
den aanleg van de waterleiding, al is hij ook
overtuigd, dat hieraan veel werklieden een
stuk brood zouden kunnen verdienen. Hij is
echter overtuigd, dat de waterleiding een z66
zwaren druk op de bevolking leggen zal, dat
dit te bezwarend wordt. Dat worden bedra-
gen van f 25 tot 30 en een totaal bedrag van
50.000 per jaar. Dat is voor onze gemeente
te zwaar. Afgezien van de omstandigheid of
men tegenstander is van deze waterleiding,
kunnen er toch bijzondere omstandigheden
zjjn, dat men zegt, het is nu voor het uitvoe-
ren van zoo'n werk geen tijd en dat is dan
toch zeker in den tijd waarin we nu leven het
geval. Hij wenscht nog een poging aan te
wenden dat gevaar te keeren, en stelt de vol
gende motie voor:
De gemeenteraad van Ter Neuzen ver-
zoekt het bestuur der Zeeuwsch Vlaamsche
Waterleiding met haar arbeid voor de tot-
standkoming van deze waterleiding niet
verder voort te varen en spreekt de wensch
uit dat de provinciale staten de risico-
garantie die gevraagd wordt met zullen
toestaan, van dit besluit kennis te geven
aan het bestuur der Zeeuwsch Vlaamsche
Waterleiding en aan de provinciale staten
van Zeeland.
De heer DE JONGE is het met den heer
Scbeele eens en acht een bedrag ad f 50.000
dat de inwoners van Ter Neuzen daarvoor zul
len moeten opbrengen een te zware last, ter-
wijl hij een waterleiding voor Ter Neuzen niet
noodig acht; de menschen hebben alien zelf
gezorgd, dat ze van water voorzien zijn.
De VOORZITTER: Belhalve dat er de
vorige week weeral velen om water liepen.
Als het maar 3 weken droog is, moeten velen
den waterwagen al ontbieden.
De heer VAN CADSAND is van oordeel,
dat de kosten der waterleiding de draagkracht
der bevolking van Ter Neuzen te boven gaat.
Het spijt aan spreker, dat zijn voorganger in
deze vergadering zijn stem aan de waterlei
ding gegeven heeft, maar zoolang spreker
hier zit, zal hij zich daartegen* verklaren. Hij
kan zich ook niet vereenigen met het kamer-
tarief? Hij zou er alleen anders tegenover
komen te staan, indien de verplichte aanslui-
ting verviel.
De heer VAN AKEN kan zich aansluiten
bjj de heeren Scheele en De Jonge. Er zullen
wel verschillende ingezetenen zijn die een
waterleiding kunnen gebruiken, maar ook
velen die deze niet meer noodig hebben, om-
dat ze op andere wijze in hun behoefte aan
water kunnen voorzien.
De heer HAMELINK: Dat zijn we in tijden
van droogte wel gewaar geworden.
De heer VAN AKEN acht ook het bedrag
te hoog; er is nog niemand die heeft tegen-
gesproken dat het bedrag van 50.000 per
jaar er komen moet. Later, als de reserve is
uitgeput, zal men voor de moeilijkheden
komen te staan. Hij kan zijn stem geven
aan elk voorstel om het maken van voortgang
met de waterleiding te beletten.
De heer VAN DRIEL dacht, dat we de ge-
schiedenis met de waterleiding nu toch einde-
lijk te boven waren gekomen, die ons alge
meene bekendheid heeft bezorgd. Er is be-
sloten om tot het maken eener waterleiding
over te gaan. Moeten we daarover weer op
nieuw gaan stemmen? We zijn in 1924 be-
gonnen tot de waterleiding toe te treden, in
1927 hebben we besloten de zaak te ontbin-
den en in 1930 hebben we die weer aanvaard.
Zou er nu in 1931 weer een ander besluit
moeten komen? Spreker zou het bijna ver-
makelijk gaan vinden, als het niet zoo'n ern-
stige zaak betrof. Hij houdt wel van satyre.
Er is uit den treure verteld, dat land- en
tuinbouw aan een waterleiding behoefte heb
ben en nu we een waterleiding tot stand kun
nen brengen, worden opnieuw bezwaren te
berde gebracht en gewezen op de kosten.
Maar zijn er dan ook zaken tot stand te bren
gen zonder dat het iets kost? Moet men dan
op grond daarvan na korten tijd maar weer
besluiten om het niet te doen?
Spreker zal die gemeente op Zuid-Beve-
land maar niet noemen, waar men zich aan-
vankelijk ook niet had aangesloten en waar
men tijdens de mobilisatie nog niets anders
had om uit te drinken dan een vuile kikker-
put. Naderhand hebben ze zich daar hard ge-
haast om ook aangesloten te geraken. En
wanneer de waterleiding hier komt hij is
daar nog niet zoo gerust op, dat zou nog wel
lOtallen jaren kunnen gaan duren. Men heeft
daar onder St. Jansteen indertijd putten aan-
geboord, maar nu het zoolang duurt, zullen
die buizen wel al verroest in den grond zitten.
En nu zit men er hier nog. over te praten. Als
men nu zou wenschen te besluiten om de zaak
uit te stellen, kon men er volgens hem beter
maar heelemaal van af zien, want het is de
vraag of we over twee jaar al uit de misere
zullen zijn.- We kunnen dan als we de pessi-
mistische beschouwinge(n in aanmerking
nemen, maar beter het Japansche schaafje
nemen en schaven de wereld terug, we krij
gen dan misschien een tijdperk dat er niets
meer groeit.
Spreker denkt er echter niet z66 over; hij
gelooft nog aan den voortgang van de maat-
schappij, aan den voortgang van de orde en
beschaving. Men wil van de zijde der tegen-
standers van alles opdringen, dat het volk er
tegen is, dat de plaatsen te ver van elkaar
liggen en alle dergelijke dingen meer. Als
men nu tot uitstel zou besluiten, wenscht hij
deze zaak liever geheel van de baan te schui
ven, anders komen er toch allicht nog een 25
jaar ibij. Er zijn nu eenmaal menschen die
bang zijn f 1 uit te geven, indien ze niet ver-
zekerd zjjn er minstens 100 cent voor terug
te krijgen.
De VOORZITTER zou zich nog kunnen in-
denken, dat men met het oog op de tij'dsom-
standigheden er toe komt, een voorstel te doen
om met het aanvangen van het werk voor de
waterleiding nog wat aan te zien, maar in den
staart der motie is een groot gevaar gelegen.
dat met uitstel niets te maken heeft, doch
waaraan een later mislukken van het plan
ten grondslag ligt, door de Staten uit te noo-
digen geen risicogarantie te verleenen. Hg
geeft den raad: laat dit achterwege en het
eerste zal, naar hjj vermoedt, toch wel het
geval worden. Hjj ziet niet in, dat men met
het werk thans al te haastig zal zijn. De zaak
zit echter iets dieper; er zit altijd nog een
tegenstand tegen de ondememing, die nu weer
naar voren komt. Waarom toch Een water
leiding is toch niets nieuws? Zelfs in de oude
dagen beschikte men over waterleidingen.
Hiskia, heeft, toen hij koning van Judea ge
worden was, reeds een waterleiding aange-
legd om Jeruzalem van water te voorzien.
De menschen spreken over groote kapitalen
en schrikken daarvoor terug. Maar dat be-
wijst niet, dat de aanleg onjuist zou zijn. Men
maakt bezwaar tegen verplichte aansluiting,
doch daarvoor behoeft men niet ongerust te
zijn.
De heer Scheele zal dit nu juist als wet-
houder moeten helpen toepassen en men kan
toch van zijn rechtvaardigheid in deze ver-
zekerd zjjn. Bovendien, het ziet er toch naar
uit, alsof we nog wel een oogenblikje zullen
moeten wachten eer de waterleiding er komt.
Hij wijst den heer Van Aken op de uitkom-
sten op het eiland Schouwen. Daar zijn ze
pas bezig en verdienen reeds, daar hebben ze
de kosten al kunnen verlagen. Wat daar kan,
kan redelijker w(jze in deze streek ook, en de
rentabiliteit is zeker grooter geworden, nu de
waterleiding zal worden aangelegd voor 3
groote gemeenten en men niet aan on-produc-
tieve lijnen gebonden is
De heer DE BAKKER meent, dat de ex-
ploitatie van deze waterleiding of die op
Schouwen en Zuid-Beveland nog al een groot
verschil zal uitmaken, daar heeft men niet
die lange einden buis en krijgt het water
rechtstreeksch.
De VOORZITTER: Dat voor Schouwen
komt van West-Brabant!# En van Ierseke
naar Kruiningen is b.v. toch ook een afstand
van 3 uur? Het komt best in orde. Het is
zuiver een kwestie van persoonlijke opvatting.
De heer Dekker zag, ondanks de groote be
zwaren die er bij zijn partij tegen aangevoerd
worden het groote nut in. Hij stemde daarom
voor.
De heer SCHEELE: Daar heeft hij een
week niet van kunnen slapen!
De VOORZITTER: Omdat er menschen ge
weest zijn die hem zijn stemmen hebben kwa-
iyk genomen en daarover lastig gevallen.
De heer SCHEELE: Neen, hij heeft mjj
verklaard niet te kunnen slapen omdat hij na
de vergadering gevoeld had verkeerd te heb
ben gedaan.
De heer VAN CADSAND deelt mede, dat
de heer Dekker hem heeft gezegd, dat, als hij
keek, naar wat hij er op Zuid-Beveland van
had gezien, een waterleiding zeer gemakke
lijk was, maar dat hij niettemin gevoeld heeft
bij het uitbrengen van zijn stem een groot
abuis te hebben begaan.
De motie van den heer Scheele wordt ver-
worpen met 8 tegen 7 stemmen.
Voor stemmen de heeren Scheele, De Jonge,
Van Aken, De Bruijn, De Bakker, Van Cad-
sand en Huijssen; tegen stemmen de heeren
De Jager, Verlinde, Colsen, Van Driel, Van
den Bulck, Van Doeselaar, Hamelink en
Geelhoedt.
b. De heer VAN DOESELAAR informeert
wanneer hij als raadslid een stel verordenin-
gen krijgt.
De heer VAN CADSAND sluit zich daarbij
aan; toen hij ontslag nam als lid van den
raad, heeft hij zjjn verzameling ingeleverd.
De VOORZITTER zegt toe, dat de heeren
die zullen ontvangen zoodra de verzamelingen
gereed zullen zijn
c. De heer VAN DEN BULCK wijst er op,
dat we nu een parkeerterrein hebben, maar
dat het toch nog voorkomt, dat de Nieuw-
straat vol auto's staat.
De VOORZITTER deelt mede, dat er naar
gestreefd wordt, de auto's naar het parkeer
terrein te verwijzen. Maar het komt nog wel
voor dat er neergezet worden op een tijdstip
dat er geen politie in de buurt is en als men
er later bij komt is dikwijls de bestuurder niet
te vinden. Er wordt echter aandacht aan
gewijd.
d. De heer COLSEN merkt thans op, dat
van de zijde van burgemeester en wethouders
geen antwoord meer is gegeven op zijn vraag
betreffende de mogelijkheid naar overkluizing
van de waterleiding te Sluiskil en het afplat-
ten van den dijk, ter verkrijging van bouw-
grond, hetgeen een goede werkverschaffing
zou beteekenen. Hij had verwacht dat ze
hierop nog wel eenig antwoord zouden heb
ben gegeven. Hij meent, dat het nu tijd is
om daarop aan te dringen en verwijst naar
Tilburg en Breda.
De VOORZITTER stemt toe, dat burge
meester en wethouders op die kwestie niet
zijn ingegaan. Dat wil niet zeggen, dat ze
de uitvoering van dergelijk werk niet zouden
toejuichen, maar wel dat ze de onmogeljjk
heid inzien om in dat opzicht iets bjj den
Minister van Waterstaat te bereiken. Er zjjn
nog wel meer werken op te sommen en per
slot van rekening is het gemakkelijk een
brief daarover te schrijven, dat kost aan de
gemeente zelfs geen port. Maar burgemees
ter en wethouders moeten dit onder de hui
dige omstandigheden als nutteloos beschou-
wen. Zij hebben in dit opzicht ervaring. De
Minister geeft in verband met een poging om
het maken van de nieuwe haven te bespoedi-
gen al te kennen gegeven dat hij zelfs d&Ar-
voor op het oogenblik geen geld heeft. En
op grond daarvan hebben burgemeester en
wethouders gemeend het vemieuwen van de
Axelsche brug ook maar eens te moeten
laten rusten. Zij gelooven ook, dat het er op
den duur van zal moeten komen dat de water
leiding overkluisd wordt, maar men zal nog
wat geduld moeten hebben.
e. De heer VERLINDE wijst op het in
dertijd vastgesteld ventverbod, ten doel heb-
bende een beperking van het leuren, dat in
vele gevallen niet als handel is te beschou-
wen. Het is in den laatsten tijd z66 druk,
dat hij betwijfelt, of er wel de hand aan wordt
gehouden.
De VOORZITTER deelt mede, dat onder-
scheid wordt gemaakt tusschen ingezetenen
en niet-ingezetenen en buitenlanders. Hjj zal
het nog eens nazien.
f. De heer DE BAKKER wijst op het weer
aanhangige Nederlandsch-Belgische Verdrag
en het Dintel-Bathkanaal, dat daarbij naar
voren komt. Hij acht dat voor Zeeuwsch-
Vlaanderen e'en reuzenbelang.
De heer VAN DEN BULCK: Dat behoort
in de Staten-Generaal thuis.
De heer DE BAKKER meent, dat er wel
aanleiding voor den gemeenteraad is, om
daarop de aandacht gevestigd te houden.
want anders zullen ze Zeeuwsch-Vlaanderen
zoo maar afschepen.
De VOORZITTER kan den heer De Bakker
gerust stellen, dat de voortdurende aandacht
op die zaak gevestigd is en dat er, als het
noodig is, voor het belang der gemeente in
die kwestie steeds wordt opgetreden, al is het
ook, dat we daarover van hier uit de groote
trom niet roeren.
De heer DE BAKKER verklaart dat het
hem spijt, dat hij daarvan zoo weinig ziet.
De VOORZITTER sluit de vergadering.