ALGEMEEN NIEUWS- EH ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAAHDEREN. Tweed© BlacL No. 8758. WOENSDAG 11 NOVEMBER 1931. 71 e JAARGANG. mrnr"' GEMEENTERAAD VAN TERNEUZEN. Vergadering van Donderdag 29 October 1931, des voormiddags 10 uur. Voorzitter de heer J. Huizinga, burge- meester. Tegenwoordig de beeren: L. J. Geelhoedt, D. Scheele, J. J. de Jager, M. de Jonge, C. A. Verllnde, D. van Aken, A. de Bruijn, P. F. de Bakker, H. J. Colsen, L. J. van Driel, C. van den Bulck, J. H. van Doeselaar, P. van Cad- sand, J. Huijssen en N. A. Hamelink. De VOORZITTER opent de vergadering en stelt aan de orde: 1. Ingekomen stukken. a. Een adres van L. M. de Vosvan Ren- terghem, luidende: Daar ik in het raadsverslag van 1 dezer gelezen heb dat U nog steeds in de meening verkeert dat met mij geen schikking is te treffen aangaande mijn tuintje, ben ik zoo vry mij tot U te wenden met het volgende: Niet ik ben onhandelbaar, daar ik den door my bedongen prijs in mijn vorige brieven ge- noeg heb toegelicht, doch het streven van burgemeester en wethouders is gericht op iets dat niet te verlangen is, namelijk voor nage- noeg geen schadevergoeding mijn grond af te staan en mij zoodoende, daar ik dan zal moe- ten verhuizen, op groote onkosten jagen. Indien U het tuintje wil laten liggen, mij best, daar heb ik mijn gemak van, doch dan verzoek ik niet voor onhandelbaar te worden bekeken. Als bewijs van mijn handelbaarheid stel ik U het volgende voor. Ik bied u namelijk het heele pand aan voor den prijs van f 12.500, en een door my aan te wijzen stuk gemeente- grond om opnieuw te kunnen bouwen tegen een billijken prijs. Dan vraag ik voor mijn heele huis nog niet zooveel meer als indertijd werd geboden voor het 1 Meter achteruit bouwen van een huis op den hoek van de De Jongestraat. Burgemeester en wethouders stellen voor, dit adres aan te nemen voor kennisgeving. De beer VAN DRIEL kan zich niet met het voorstel van burgemeester en wethouders ver- eenigen en is van oordeel, dat door het college pogingen behoorden te worden aangewend om langs den weg van minnelrjke schikking dit perceel te koopen. Hij heeft zich hieromtrent eens doen inlichten, en naar aanleiding daar- van moet hij er sterk tegen waarschuwen, den weg van onteigening te willen inslaan, want dan zou dat der gemeente wel eens nog duur- der kunnen komen te staan dan die geschie- denis aan de Axelsche straat. Op grond van vroegere aanslagen in de belasting zou dat perceel by eventueele schatting zeer hoog getaxeerd worden. Het is er nu een gevaar- lijke toestand en hjj meent, dat men niet moet wachten om dat te veranderen tot er ongeluk- ken zijn voorgekomen. Hij zou daarom liever zien, dat burgemeester en wethouders nog eens onderhandelden, om tot een gunstige op- lossing te komen. De heer VERLINDE is van een ander ge- voelen; door de belanghebbende worden voor- waarden gesteld, die eenvoudig niet te aan- vaarden zijn. Hij ziet ook niet in, dat het daar zoo gevaarlyk zou zijn. Indien men zich daar op het trottoir bevindt en langs dat tuintje op den rijweg moest begeven, kan men toch al van een eind zien of er al of niet auto's aankomen, evenals ook de bestuurders van auto's de voetgangers kunnen zien. Hij zou het daarom zoolang zulke voorwaarden geteld worden, maar laten liggen zooals het Iigt. De heer VAN DRIEL zegt niet, dat hij op den vollen eisch zou willen ingaan, maar op grond van belastingbiljetten uit vroeger jaren zou er toch een hoogen prijs geschat worden. Dit huis is altijd hooger belast geweest dan andere in de omgeving. Het tuintje komt daar nu toch bezwarend in het trottoir naar voren, het is geen goede toestand en daarom zou hij dit aanbod maar niet zoo bot afwijizen. De VOORZITTER: Indien burgemeester en wethouders voorstellen om de zaak nu te laten rusten, beteekent dit niet, dat zij er geheel van af zien. Zoo lang men echter met een vraag komt van /3000 voor dat strookje stoep of /12.500 voor het geheele perceel, ge- voelen zij weinig voor onderhandelen. Zij zul- len het onder de aandacht houden. Het voorstel van burgemeester en wethou ders wordt met algemeene stemmen aange- nomen. b. Een missive van gedeputeerde staten van Zeeland, d.d. 8 October 1931, waarbij, voorzien van het bewijs der Koninklijke goed- keuring, wordt teruggezonden het raads- besluit d.d. 6 Augustus 1931, tot vaststelling der verordening betreffende de classificatie van de gemeente Ter Neuzen, voor de heffing der personeele belasting. Aangenomen voor kennisgeving. c. Het raadsbesluit van 1 October 1931, waarbij de garantie van de rente en aflossing der door de Woningbouwvereeniging ,,Werk- mansbelang" aan te gane geldleening wordt verlengd tot 31 December 1932. Aangenomen voor kennisgeving. d. Een adres van den Kerkeraad der Nederlandsch Hervormde Gemeente te Ter Neuzen, die gezien 't feit, dat velen de kermis niet of niet meer begeeren; gezien 't feit, dat de demoraliseerende in- vloed van de kermis niet te ontkennen is; verzoekt de kermis, die alhier jaarlyks in de derde week van September gehouden wordt, af te schaffen. Met betrekking tot dit adres zyn nog de volgende adhaesiebetuigingen ingekomen: 1°. Een adres van den Kerkeraad der Gereformeerde Kerk te Ter Neuzen, die mede- deelt daaraan adhaesie te betuigen. 2°. Een adres van de anti-revolutionaire kiesvereeniging „Nederland en Oranje", die daarin te kennen geeft adhaesie te betuigen aan het verzoek van den kerkeraad der Ned. Herv. kerk tot afschaffing van de kermis. 3°. Een adres van J. Willemsen en P. van den Hout, resp. waamemend voorzitter en secretaris van de afdeeling Ter Neuzen der Nationale Chr. Geheelonthoudersvereeniging, handelende ter uitvoering van het besluit der vergadering, die daarin te kennen geven: dat in oude tyden toy: gelegenheid van hooge kerkelijke feesten bijzondere missen werden gelezen, waardoor op bepaalde tijden, inwo- ners uit andere gemeenten deze missen bij- woonden; dat reizende kooplieden en marskramers van deze gelegenheden gebruik hebben ge- maakt, om tijdens dat bezoek in de nabijheid der kerken hunne koopwaren aan te bieden; dat hieraan in den loop der jaren groote uitbreiding is gegeven en niet enkel eetwaren en kerksieraden verkochten, doch ook carous- sels en tenten van vermaak de koopers gin- gen lokken, wat de jaarmarkten heeft doen ontstaan dat eveneens in den loop der jaren een dusdanige verzameling van tenten, kramen, caroussels zich geheel heeft overgeplant naar bijna alle steden, dorpen en gehuchten van ons land; dat hieruit toestanden en misbruiken zijn ontstaan, die een gevaar zyn voor de op- groeiende jeugd, omdat allerlei ongerechtige dingen ploats hebben, waardoor het burgerlijik zedelijk en godsdienstig leven der kinderen en de rijpere jeugd gevoelig ondermijnd wordt, wat reeds vele gemeentebesturen heeft doen besluiten deze jaarmarkten af te schaffen; dat ook in onze gemeente bij bepaling van besluiten, een zoodamige verzameling van kramen, tenten en caroussels, voor vermaak en verkoop van waren plaats heeft in een der weken van de maand September; dat evenzoo de bovenvermelde gevaren hier bestaan, wat niet in het belang is der jeugd, noch van de *buders; dat de hier genoemde gevaren zijn toege- nomen, omdat naast deze straatverkoop, de gelegenheid voor het bezoeken van cafe's en herbergen voor de verkoop van drank en ge legenheid tot dansen, uitbgebreid in verre boven de gewone uren van sluiting, die de straatverkoop en verleidlng voor de jonge menschen langer doet duren dan noodig is, met het gevolg dat allerlei onbetamelijke dingen geschieden; reden waarom wij den raad verzoeken, wan- neer men den tijd tot algeheele afschaffing nog niet gekomen acht, het volgende te be sluiten; het aantal dagen waarop deze jaarmarkt- verkoop is vastgesteld zeker met twee te verminderen; b. het sluitingsuur terug te brengen tot 12 uur; de gelegenheid tot dansen in te trekken of althans alleen toe te staan op den laat- sten dag van de kermis. Burgemeester en wethouders stellen voor, deze adressen in hunne handen te stellen om bericht en raad. De heer VAN DRIEL zou deze zaak maar ineens willen afwerken. De kermis is een be- I'.aand oud gebruik en schenkt aan velen de gelegenheid tot een gepast vermaak. De uit- spattingen waartoe de kermis in ver achter ons liggende jaren wel eens aanleiding gaf be- hooren tot het verleden. De kermis is een week, die de kans biedt, dat er dan aan de velen die niet in de gelegenheid zijn naar elders te reizen op het gebied van kunst een3 iets geboden wordt waarvoor in de gewone tijden geen gelegenheid is. Hij wijst er voorts op, dat de laatste kermis nog 1450 belasting heeft opgeleverd, en deze dus ook een belas- tingobject is, dat niet te versmaden is. Hij kan zich met de verzoeken der requestranten niet vereenigen, aangezien deze voor hetgeen ze aan de bevolking willen ontnemen, niets teruggeven. Voor die mindere ontvangst lateu ze de belastingbetalers maar opdraaien. Spreker zou maar het liefst heden deze zaak opgelost zien, hetzij ten goede of ten kwade; hij ziet geen aanleiding, waarom over dit al- oude vraagstuk door burgemeester en wet houders advies zou behoeven te worden uitge- bnacht. Bovendien, men staat nu voor de vast stelling der begrooting en daarop is het hou den van kermis van beteekenis, door de vraag of men de inkomsten daarvan al of niet zal moeten missen. De raad dient dus thans te weten of het ja aal zijn of neen. De heer COLSEN stemt er mede in, dat het ge wenscht is thans te beslissen, want als de verzoeken later zouden worden ingewilligd dan zou dat van invloed zijn op de begrooting, in verband met den post voor staangeld. Of er later over gesproken zal worden dan nu, komt toch op hetzelfde neer. De heer VERLINDE kan er zich ook best mede vereenigen, dat er terstond over de ver zoeken wordt beslist. De heer DE JONGE bespreekt den inhoud van het adres, dat daarin geschreven wordt dat velen de kermis niet of niet meer begee ren. Maar als men dan de laatste kermis eens nagaat, blijkt toch, dat een zeer aanzienlija deel der ingezetenen de kermis nog wel dege- lijk begeert. Er werd b.v. op Donderdagavond in de Ned. Herv. kerk een anti-kermisavond gegeven onder leiding van Dr. Cazemier, de eerste onderteekenaar van het adres, en hij zal daarbij wel hebben kunnen constateeren, dat de belangstelling d&dr niet zoo groot was, deerentegen zaten de vaste zalen in de stad en het circus vol, terwijl in verschillende andere lokalen ook nog tal van menschen zich amuseerden. Zoolang er nog zoo velen blijk- baar de kermis verlangen, moet z.i. niet over opheffing gesproken worden. De heer DE JAGER zou een ander geluid willen laten hooren. Hij beschouwt de ker mis als een oude juffrouw, een die echter een taai leven heeft, en die, eenmaal opge- droogd, heel oud kan worden, doch zoo droog is als een stok. Hij meent, dat werkelijk de tijd gekomen is om eens emstig onder de oogen te zien of het geen tijd wordt daaraan een eind te maken en het leven in andere banen te leiden. Er is nu een sterke bewe- ging gaande, om hier meer handelsverkeer te brengen, door een weekmarkt er steeds volk naar Ter Neuzen te trekken. In de toekomst zal het gevolg daarvan worden, dat die week markt voor de gemeentekas heel wat meer beteekent dan de ontvangsten van de kermis, en die verre zal overtreffen En wat nu de opmerking van den heer De Jonge betreft, dat een der kermisdagen de kerk zeer slecht bezocbt was, doch de bios- copen daarentegen zeer druk, dat is zeer wel mogelijk, maar dat bewijst nog niet dat de menschen die niet naar de kerk gegaan zijn, die thuis gebleven zijn, de kermis wenschen. Spreker is het niet eens met den heer Van Driel, wanneer deze zich een voorstander der kermis verklaart, doch hij is het er wel mede eens, wanneer deze bepleit, in deze" vergade ring een beslissing te nemen. Hij gelooft ook, dat thans best kan beslist worden, of de ker mis al of niet zal gehandhaafd blijven. Hij is van oordeel, dat er een andere tijd is ge komen en tot afschaffing moet worden over- gegaan. Hy is verwonderd over de houding van den heer Van Driel; hij heeft n.l. wel eens gelezen, dat de sociaal-democraten waren tegen drie K's, n.l. tegen de kerk, tegen de kermis en tegen de kroeg. Wanneer dit werkelijk zoo j is, dan moet de fraetie van den heer Van Driel deze gelegenheid aangrijpen om van zijn tegenzin in de kermis te doen blijken. De heer VAN AKEN had, in verband met het voorstel van burgemeester en wethouders niet gedacht, dat deze verzoeken in behande- ling zouden komen en zou liever zien, dat dit tot de volgende vergadering werd uitgesteld. Het argument betreffende het staangeld komt hem niet overwegend voor, wellicht brengt het marktgeld in de toekomst een gelijk be- drag op. De heer COLSEN: Hoe? De heer VAN AKEN wijst er op, dat men dan elke week ontvangsten krijgt. Dan heeft spreker nog het idee, dat men, wanneer er dan bij de meerderheid bezwaar zou bestaan om de kermis geheel af te schaffen, het dan toch wel mogeliijk zou zijn om die te beperken tot 4 dagen. Wanneer men ziet, dat er op Maan- dag en Dinsdag zoo goed als geen volk op de Markt komt en de inrichtingen nog zoo goed als geheel gesloten blijven, dan staat het toch zoo vast als een paal dat er op die dagen geen behoefte aan is en dat men de kermis best tot 2 of 3 dagen zou kunnen beperken, hij meent het best tot 2, dan hadden de ker- mismenschen 2 voile dagen en was dit voor hen beter dan de 6 dagen, waarop ze den grootsten tijd hun inrichtingen gesloten moe ten houden uit gebrek aan volk. Dan zou er mogelijk op die 2 dagen nog wat nering zijn. Hij gelooft niet, dat het volk nu 6 dagen kermis wenscht. Hij was voornemens ook nog andere punten te bespreken, maar wenscht daarom behandeling in een volgende verga dering, aangezien hij daarop nog niet is voor- bereid, maar er is ook nog het zedelijkheids- vraagstuk. Hij zal daarvan echter thans maar niets zeggen. De VOORZITTER brengt thans in stem ming het voorstel van burgemeester en wet houders om de behandeling der adressen aan te houden tot een volgende vergadering en deze in hunne handen te stellen om bericht en raad. Dit voorstel wordt verworpen met 6 tegen 9 stemmen. Voor stemmen de beeren Scheele, Van Aken, De Bruijne, Van Cadsand, Huijssen en Hame link; tegen stemmen de heeren De Jager, De Jonge, Verlinde, De Bakker, Colsen, Van Driel, Van den Bulck, Van Doeselaar en Geelhoedt. De heer VAN CADSAND vertrouwt, dat het wel niet noodig zal zijn, dat hij aangaande deze kwestie een breed betoog op zal zetten. Zijn meening is voldoende bekend; hij kan zich aansluiten bij den laatsten spreker, en is van oordeel, dat de kermis moet verdwijnen. De heer SCHEELE wenscht, nu deze zaak direct behandeld wordt, er het zijne van te zeggen. Men kan voor kermishouden zijn of niet. Principieel kan men voor- of tegen- stander zijn. De rechtsche Protestanten zijn tegen het houden van kermissen. Zij achtten die niet noodig en voor hunne kinderen ver- derfelijk. Hij gelooft, dat het niet noodig is, dit breed uit te zetten. De heer De Jonge liet het voorkomen alsof de overgroote meerder heid die de bioscopen bezocht, tegenover een kleiner aantal in de kerk, een bewijs is dat men de kermis wenscht. Maar dat is nog geen bewijs, dat de groote meerderheid is voor het behoud der kermis. Een zeer groot aan tal denkt er anders over. De kermis wordt gehouden onder zonde en ongerechtigheid en zij die zich aan de kermis overgeven, zijn daarbij op een zeer gevaarlyk pad. We zou den ons in deze zware tijden van algemeene inzinking wel ten zeerste moeten beraden en dan schakelt hij niemand uit om ons aan zulke dingen over te geven, doch ons meer moeten wenden naar de paden door God in Zijn Heilig Woord aan ons geopenbaard. De kermis is een uiting van de wereld en van de zonde, dat ons afvoert naar het pad des ver- derfs. Ons past terugkeeren naar de goede paden en de kermis ter zijde te laten, over- eenkomstig den ons geopenbaarden wil Gods. Van de zijde van spreker moet hij waarschu wen houdt daarmede op, en gedraagt u naar Gods wet en getuigenis. De heer VAN DEN BULCK kan zich niet vereenigen met de woorden van den heer Scheele en moet er tegen op komen, dat deze de kermis brandmerkt als zou dan de onzede- lijkheid hoogtij vieren. Hij verwijst naar de Koninginnefeesten en andere gelegenheden, waarop de onzedelijkheid, wanneer daarvan gesproken moet worden, zeker niet minder is. en waarbij juist de grootste baldadigheid ge- schiedt als de buitenmenschen die juist meer als rechtzinnig staan aangeschreven naar de stad komen, die moest men daarvoor juist wel eens waarschuwen. De kermis is een week, dat iedereen kan profiteeren, de een, die dit wenscht gepaste ontspanning en de neringdoenden door wat ruimere ontvang sten. Met die zedelijkheidsoverwegingen moe ten de heeren niet te veel schermen, laten die ook maar eens kijken naar hetgeen er gebeurt op de feesten die van hunne richting uitgaan. Ze moeten daar dus niet te veel mee slaan. De heer SCHEELE: Wiiji sluiten als we dat bestrijiden niemand uit! De heer VAN DRIEL merkt naar aanlei ding der woorden van den heer De Jager, dat de S. D. A. P. tegen drie K's zou zijn op, dat het wel zyn nut kan hebben er op te wijzen, dat dit een stelling is uit vervlogen tyden. Er zijn namelyk onder die partij ook zeer groote voorstanders van de kerk, getuige onder meer de omstandigheid, dat zij niet minder dan 44 predikanten onder hare leden telt, die alle het economisch en politiek streven der partij on- derschrijven, zonder dat dit tekort doet aan hun Godsdienstige begrippen en voorts zujm er tal van leden die op Godsdienstig terrein de Christelijke leer zijn toegedaan. Ongetwij- feld zijn er onder de leden der partij ook vrij- denkers, en telt zij in dit opzicht alzoo aan- hangers van uiterst rechts en uiterst links, doch dit doet niets af aan de politieke partij, aangezien deze godsdienst als private zaak voor de individuen beschouwt. De S.D.A.P. heeft indertrjd de afschaffing der Rotterdamsche kermis aanvaard. Aanvan- kelijk heeft zij toen geweigerd mee te gaan, in verband met de kosten die verschillende zakenmenschen zich met het oog daarop reeds hadden getroost. Later heeft de partij aan de afschaffing meegewerkt, maar men moet dan daarbij niet uit het oog verliezen, dat inmid- dels de toestand te Rotterdam door de ver schillende vaste inrichtingen voor kunst, ver maak en ontspanning dermate was gewijzigd, dat de kermis daar als overbodig kon worden beschouwd. Zoo is het echter nog niet te Ter Neuzen. Door de kermis wordt hier de gelegenheid geopend, dat men hier nog eens iets te zien krijgt, dat kunst geboden wordt, die men op gewone tijden niet hier kan brengen. Spreker noemt b.v. een circus en een wassenbeelden- museum. Ook de protestantsch rechtsche menschen zullen, indien zy naar het buiten- land, naar Antwerpen of Gent reizen, niet verzuimen dergelijke inrichtingen te bezoeken. Indien men nu zou beletten dat door ophef fing of inkrimping der kermis dergelijke ge legenheden nog hier komen, is dat een meten met twee maten. Het bezoeken van de kroeg heeft de S.D.A.P. altijd veroordeeld, maar niet alle cafe's moeten als „kroeg" worden beschouwd. De partij van den heer Van Cad sand stelt zich op het principieele standpunt dat de kermis behoort te worden afgeschaft, hij kan dat standpunt waardeeren, doch er niet mede instemmen. Door den heer Van Aken wordt, indien hij de kermis niet kan afgeschaft knijgen inkrim ping bepleit. Maar vraagt spreker is de ker mis dan in zijn oog minder zondig, wanneer die maar 4 of 3 dagen duurt? De kermis zou er juist gezien het standpunt van den heer j Van Aken niet beter door worden, als die tot 2 dagen werd beperkt, aangezien het dan niet meer mogelijk zou zijn groote inrichtingen, die ons ook nog wat kunst brengen, voor dien korten trjd naar hier te krijgen, die kunnen daarvoor de kosten om te komen dan niet meer maken en dan zou er ook niet veel meer overblijven van de f 1450 staangeld. Spreker wenscht aan de Winkeliersvereeni- ging „Ter Neuzen Klimop" alle mogelijke succes, maar het is toch op dit oogenblik nog de vraag of haar 5jaren-plan kan worden uit- gevoerd. Bovendien is hij van oordeel, dat die winkelweek toch in elk geval de kermis niet kan vervangen ten opzichte van de kunst en het vermaak dat deze biedt. Door den heer Scheele zijn weer de alge meene bezwaren die van Protestantsch recht sche zijde tegen de kermis bestaan naar voren gebracht. Maar toch is van hem geen voor stel gekomen om de kermis af te schaffen. Hy zal daartegen aanvoeren, dat hrj1 daarvoor vermoedelijk in het college geen meerderheid zou vinden, maar dan kon er toch een min>- een blad uitgegeven tegen de kermis. Door den heer Van Driel wordt het voortbestaan der kenmis bepleit, op grond dat deze aan het volk kunst zou brengen. Maar beschouwt de heer Van Driel dan het armzalig boeltje dat ter gelegenheid der laatste kermis op de Markt stond als kunst? Spreker heeft daai- omtrent een ander denkbeeld. En wat be treft zoo'n armzalig circus, is dat kunst, een plaats waar naar hij vermoedt althans ook dieren optreden, en als men dan bedenkt wat die arme dieren moeten lijden, kan men dan spreken van kunst De heer VERLINDE acht het niet noodig over dit onderwerp iets te zeggen, er zijn in deze vergadering principieele voorstanders en ook principieele tegenstanders der kermis. En het is voldoende bekend, dat over dit vraag stuk ieaers meening vaststaat. Men kan hierover wel tot vanavond 8 uur blijven dis- cussieeren zonder dat er kans is iemands meening te veranderen. Hij meent daarom dat best tot stemming kan worden overge- gaan. De heer DE JAGER moet toch nog een kort antwoord geven, naar aanleiding van de woorden van den heer Van Driel, die te ken nen gaf dat het vroegere standpunt, dart de S.D.A.P. tegen de drie K's was niet meer be- staat. Hij haalt daarvoor aan, dat die partij tegenwoordig 44 predikanten onder hare leden telt, en op grond van die redeneering moet hrj dus thans aannemen dat de S.D.A.P. thans is v66r de kerk, v66r de kermis en ook voor de kroeg! De heer VERLINDE: He, hoe flauw! De heer DE BAKKER geeft te kennen, dat dit ailes had kunnen worden voorkomen, de rechtschen hebben de gelegenheid gehad om tot afschaffing der kermis te komen, die situatie is hun bekend, maar die kans is thans verkeken. Hrj acht het niet noodig hier over thans nog veel te zeggen. Volgens zijn meening moet de kermis er blijven; hij is ook tegen inkorting, want dat zou de kermis niet beter maken. Door de jongelui wordt voor de kermis een potje opgespaard en indien ze het bedrag dat voor een heele week moet die- nen op een paar dagen zouden moeten op- maken, zou het juist aanleiding kunnen wor den tot uitspattingen, waartoe ze thans niet vervallen. De heer HAMELINK vermeent, dat uit den omvang die d» oesprekingen over dit punt krijgen wel biijkt, dat het beter was geweest dit aan te Aouden, aangezien men thans staat voor he* behandelen der begrooting en het zeker g .wenscht is daaraan den noodigen tijd te besteden. Nu komt deze in het gedrang, dat men er op het laatst niet meer zoo serieus aandacht aan zal wijden. Het was ook wel van belang geweest om eens een prae-advies van burgemeester en wethouders uit te lok ken, en eens het standpunt van het college daaromtrent te vememen en hoe men er van rechtsche zijde over denkt. Men had dit onder- derheidsvoorstel zijn. Toen het college van i werp dan volledig kunnen behandelen en be burgemeester en wethouders in zijn meerder heid rechts was, hebben de heeren de kermis echter ook gelaten wat ze was en spreker vindt het wel vreemd, dat men nu deze zaak op het tapijt brengt, ofschoon de verhoudin- gen in Ter Neuzen in dat opzicht weinig ver- anderd zijn. Zooals de verhouding van de rechtsche fracties tegenover de kermis thans staat, is het ook niet te verwachten dat men tot afschaffing kan komen, tenzij zulks zou kunnen geschieden op grond eener belangen- gemeenschap. Bij een vroegere gelegenheid heeft wijlen de heer Nolson daarop ook nog eens gewezen, toen bij het begin eener 4jarige periode de heer Scheele eveneens afschaffing der kermis bepleitte, dat het rechtsche college had verzuimd met zoo'n voorstel te komen. Waarom daarvoor dan thans een lans gebro- ken, nu toch te voorzien is, dat er geen meerderheid voor is? De heer SOHEELE: Die was er toen ook niet! De heer VAN DRIEL eindigt met te ver- klaren dat zijn fraetie geen bezwaar heeft tegen het behoud van de kermis in zijn tegen- woordigen vorm. Zij betreurt het dat de tijden economisch zoo ongunstig zijn, doch hoopt, dat dit weer zal verbeteren en dan ook de lagere volksklasse meer dan nu het geval was van die genoegens die de kermis biedt zal kunnen profiteeren. De heer COLSEN geeft te kennen, dat hy de uitspattingen wanrmede de kermis soms gepaard gaat, niet zal verdedigen, maar van zijn Katholiek standpunt betoogt hij, dat het hun plicht is het volk z66 op te kweeken, dat het kermis houden kan zonder tot uitspat tingen te vervallen. Indien men de kermissen van thans beziet en zich die van voor 25 jaar herinnert, zal men moeten erkennen dat er een zeer groote verbetering gekomen is. Het jonge geslacht word't tegenwoordig door Je verschillende kerkgenootschappen in jonge- lingsvereenigingen en patronaten zoodanig opgevoed, dat men ze zonder bezwaar kermis kan laten houden. En op dien weg moet het voort. Dat het nu heel anders gaat is een gevolg van het opkweeken van het jonge ge slacht. De groote leiders van het volk, moe ten aan dat volk af en toe iets geven, waar- miede het zich kan ontspannen, maar men moet tevens het volk leeren zich te ontspan nen, zonder tot verkeerde daden tie vervallen. Hrj meent dat het volk van Ter Neuzen on dat van Sluiskil heeft bewezen reeds zoover te zijn. dat het kermis vieren kan. Indien er bij die gelegenheden nog eens wanordelijk- heden of iets van dien aard ontstaat, is dat meestal tengevolge de gedragingen van per- sonen van buiten de gemeente, uit omliggen- de plaatsen juist waar die kermis is afge schaft. Zoo is het ook met de cafe's. Hij is overtuigd dat, indien men b.v. op Zondag- avond de cafe's zou sluiten, de politie het nog nimmer zoo druk zou hebben gehad om op te treden tegen ongeregeldheden, die thans niet voorkomen. Men moet het volk niet zoo ver- plichrten en het alles onthouden, maar men moet het opkweeken, opdat ze niet tot onze- delijkheden vervallen. De heer VAN AKEN moet zich verwonde- ren over het betoog van den heer Colsen en wijst op Breda, toch zeker wel een overwegencf Katholieke plaats, waar men er blijkbaar an ders over denkt, aangezien daar de Katho lieke jeugdvereeniging optreedt ter bestrijding van de kermis, en gepropageerd wordt dat men de kermis moet ontvluchten. Hij hoopt daarom, dat hij op grond daarvan nog kans heeft, de heeren Colsen en de Bakker aan zijn zijde te krijgen. Men stelt zich te Breda blykbaar niet op dat hooge standpunt van den heer Colsen maar heeft van Katholieke zijde hoeft er dan niet elk jaar op terug te komen in de eerst volgende 4 jaren. Wat de kermis zelf betreft acht spreker het een daad van wijs beleid, de kermis haar gang te laten gaan. Als zij aftakelt, welnu, laat haar dan zich zelf aftakelen. Hij wijst op het verschil van kermisviering in verschil lende plaatsen. In Vlissingen is dat geheel anders dan hier. Daar is het bezoek van ker- mis-inrichtingen niet zoo achteruitgegaan als hier, doch hier beweegt het vermaak dat het publiek zoekt in andere liijn, in de vaste zalen En wat nu het gevaar voor de zedelijkheid be treft, dat door enkele tegenstanders is naar voren gebracht, daarmede moet men toch voorzichtig zijn, om dat juist de kermis op den hals te willen schuiven. Ook op andere dagen en bij andere gelegenheden ontstaat dat gevaar, bij elke opeenhoopdng van menschen van welken aard ook, krijgt men kans op uit spattingen. Men zal toch niet met eenig goed recht kunnen beweren, dat de kermis hier dermate is ontaard, dat zij niet langer zou kunnen worden bestendigd. Eer het tegendeel is te constateeren. Spreker zal niet alles goed- keuren wat in zoo'n week geschiedt. maar het is onjuist om ter wille van enkelen aan de groote massa te onthouden waar ze nog ge- noegen in vinden, men moet wel de menschen opvoeden in een richting dat ze zich behooi- lijk gedragen. Bij de winkelweken gaat het er niiet anders toe. Zoo lang er hier in Ter Neuzen nog een meerderheid is die kermis wenscht te vieren ziet hij niet in waarom deze zou moeten worden afgeschaft en zal hij zich daartegen ook verzetten. De heer COLSEN merkt op, dat de heer Van Aken hier Breda bijhaalt. Dan moet hfj er echter op wijzen, dat daar de overgroote meerderheid der bevolking en ook die van standigheid dat er nog kermis gehouden wordt blijkt dus, dat de Katholieken in be- ginsel niet tegen de kermis zijn. lets an ders is het, dat men het mogelijke doet om de jonge kinderen daarvan af te houden. Dat doen de katholieken op Sluiskil ook, die hou den op het schoolplein zelf kermis en zetten daar him draaimolen. De katholieken keuren ook de uitspattingen af en trachten daarom de menschen anders op te voeden. En dit heeft ook wel goede gevolgen, als men den toestand van 20 tot 30 jaar terug nagaat. Nu ziet men die uitspattingen niet meer die toen bij elke opeenhooping van volk voorkwamen, zelfs bij elken boerenkoopdag. Hy herhaalt met te zeggen: kweekt de menschen op in goede richting, doch gun ze een ontspanning. De heer VAN CADSAND merkt op, dat de heer De Bakker daar zooeven heeft gezegd, dat de rechtsche raadsfracties het in de hand hebben gehad om de kermis afgeschaft te krijgen en dat het dus aan een fout hunner- zijds zou te wijten zijn, dat deze verzoeken thans staan om afgewezen te worden. Spre ker wil daarvan nog wel iets zeggen, nl. dat de heer De Bakker over dit vraagstuk van meening veranderd is, omdat hij zijn doel niet heeft kunnen bereiken. En dat is niet doorge- gaan, omdat de heeren niet genegen waren hun toezegging, dat ze zouden meewerken aan afschaffing der kermis, zwart op wit wenschten te geven, en de rechtsche fracties het niet bij zeggende woorden wilden laten. De heer HAMELINK: De wethouderskeuze! De heer VAN DOESELAAR verklaart v66r het behoud der kermis te zijn; die er geen gebruik van wil maken, blijft thuis. De VOORZITTER moet toegeven, hetgeen bij de besprekingen is opgemerkt, dat de

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1931 | | pagina 5