ALGEMEEN NIEUWS- EH ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAAHDEREN.
Tweed© BlacL
No. 8758.
WOENSDAG 11 NOVEMBER 1931.
71 e JAARGANG.
mrnr"'
GEMEENTERAAD VAN
TERNEUZEN.
Vergadering van Donderdag 29 October 1931,
des voormiddags 10 uur.
Voorzitter de heer J. Huizinga, burge-
meester.
Tegenwoordig de beeren: L. J. Geelhoedt,
D. Scheele, J. J. de Jager, M. de Jonge, C. A.
Verllnde, D. van Aken, A. de Bruijn, P. F. de
Bakker, H. J. Colsen, L. J. van Driel, C. van
den Bulck, J. H. van Doeselaar, P. van Cad-
sand, J. Huijssen en N. A. Hamelink.
De VOORZITTER opent de vergadering en
stelt aan de orde:
1. Ingekomen stukken.
a. Een adres van L. M. de Vosvan Ren-
terghem, luidende:
Daar ik in het raadsverslag van 1 dezer
gelezen heb dat U nog steeds in de meening
verkeert dat met mij geen schikking is te
treffen aangaande mijn tuintje, ben ik zoo
vry mij tot U te wenden met het volgende:
Niet ik ben onhandelbaar, daar ik den door
my bedongen prijs in mijn vorige brieven ge-
noeg heb toegelicht, doch het streven van
burgemeester en wethouders is gericht op iets
dat niet te verlangen is, namelijk voor nage-
noeg geen schadevergoeding mijn grond af te
staan en mij zoodoende, daar ik dan zal moe-
ten verhuizen, op groote onkosten jagen.
Indien U het tuintje wil laten liggen, mij
best, daar heb ik mijn gemak van, doch dan
verzoek ik niet voor onhandelbaar te worden
bekeken.
Als bewijs van mijn handelbaarheid stel ik
U het volgende voor. Ik bied u namelijk het
heele pand aan voor den prijs van f 12.500,
en een door my aan te wijzen stuk gemeente-
grond om opnieuw te kunnen bouwen tegen
een billijken prijs.
Dan vraag ik voor mijn heele huis nog niet
zooveel meer als indertijd werd geboden voor
het 1 Meter achteruit bouwen van een huis
op den hoek van de De Jongestraat.
Burgemeester en wethouders stellen voor,
dit adres aan te nemen voor kennisgeving.
De beer VAN DRIEL kan zich niet met het
voorstel van burgemeester en wethouders ver-
eenigen en is van oordeel, dat door het college
pogingen behoorden te worden aangewend om
langs den weg van minnelrjke schikking dit
perceel te koopen. Hij heeft zich hieromtrent
eens doen inlichten, en naar aanleiding daar-
van moet hij er sterk tegen waarschuwen, den
weg van onteigening te willen inslaan, want
dan zou dat der gemeente wel eens nog duur-
der kunnen komen te staan dan die geschie-
denis aan de Axelsche straat. Op grond van
vroegere aanslagen in de belasting zou dat
perceel by eventueele schatting zeer hoog
getaxeerd worden. Het is er nu een gevaar-
lijke toestand en hjj meent, dat men niet moet
wachten om dat te veranderen tot er ongeluk-
ken zijn voorgekomen. Hij zou daarom liever
zien, dat burgemeester en wethouders nog
eens onderhandelden, om tot een gunstige op-
lossing te komen.
De heer VERLINDE is van een ander ge-
voelen; door de belanghebbende worden voor-
waarden gesteld, die eenvoudig niet te aan-
vaarden zijn. Hij ziet ook niet in, dat het
daar zoo gevaarlyk zou zijn. Indien men zich
daar op het trottoir bevindt en langs dat
tuintje op den rijweg moest begeven, kan men
toch al van een eind zien of er al of niet
auto's aankomen, evenals ook de bestuurders
van auto's de voetgangers kunnen zien. Hij
zou het daarom zoolang zulke voorwaarden
geteld worden, maar laten liggen zooals het
Iigt.
De heer VAN DRIEL zegt niet, dat hij op
den vollen eisch zou willen ingaan, maar op
grond van belastingbiljetten uit vroeger jaren
zou er toch een hoogen prijs geschat worden.
Dit huis is altijd hooger belast geweest dan
andere in de omgeving. Het tuintje komt
daar nu toch bezwarend in het trottoir naar
voren, het is geen goede toestand en daarom
zou hij dit aanbod maar niet zoo bot afwijizen.
De VOORZITTER: Indien burgemeester en
wethouders voorstellen om de zaak nu te laten
rusten, beteekent dit niet, dat zij er geheel
van af zien. Zoo lang men echter met een
vraag komt van /3000 voor dat strookje
stoep of /12.500 voor het geheele perceel, ge-
voelen zij weinig voor onderhandelen. Zij zul-
len het onder de aandacht houden.
Het voorstel van burgemeester en wethou
ders wordt met algemeene stemmen aange-
nomen.
b. Een missive van gedeputeerde staten
van Zeeland, d.d. 8 October 1931, waarbij,
voorzien van het bewijs der Koninklijke goed-
keuring, wordt teruggezonden het raads-
besluit d.d. 6 Augustus 1931, tot vaststelling
der verordening betreffende de classificatie
van de gemeente Ter Neuzen, voor de heffing
der personeele belasting.
Aangenomen voor kennisgeving.
c. Het raadsbesluit van 1 October 1931,
waarbij de garantie van de rente en aflossing
der door de Woningbouwvereeniging ,,Werk-
mansbelang" aan te gane geldleening wordt
verlengd tot 31 December 1932.
Aangenomen voor kennisgeving.
d. Een adres van den Kerkeraad der
Nederlandsch Hervormde Gemeente te Ter
Neuzen, die gezien 't feit, dat velen de kermis
niet of niet meer begeeren;
gezien 't feit, dat de demoraliseerende in-
vloed van de kermis niet te ontkennen is;
verzoekt de kermis, die alhier jaarlyks in de
derde week van September gehouden wordt,
af te schaffen.
Met betrekking tot dit adres zyn nog de
volgende adhaesiebetuigingen ingekomen:
1°. Een adres van den Kerkeraad der
Gereformeerde Kerk te Ter Neuzen, die mede-
deelt daaraan adhaesie te betuigen.
2°. Een adres van de anti-revolutionaire
kiesvereeniging „Nederland en Oranje", die
daarin te kennen geeft adhaesie te betuigen
aan het verzoek van den kerkeraad der Ned.
Herv. kerk tot afschaffing van de kermis.
3°. Een adres van J. Willemsen en P. van
den Hout, resp. waamemend voorzitter en
secretaris van de afdeeling Ter Neuzen der
Nationale Chr. Geheelonthoudersvereeniging,
handelende ter uitvoering van het besluit der
vergadering, die daarin te kennen geven:
dat in oude tyden toy: gelegenheid van hooge
kerkelijke feesten bijzondere missen werden
gelezen, waardoor op bepaalde tijden, inwo-
ners uit andere gemeenten deze missen bij-
woonden;
dat reizende kooplieden en marskramers
van deze gelegenheden gebruik hebben ge-
maakt, om tijdens dat bezoek in de nabijheid
der kerken hunne koopwaren aan te bieden;
dat hieraan in den loop der jaren groote
uitbreiding is gegeven en niet enkel eetwaren
en kerksieraden verkochten, doch ook carous-
sels en tenten van vermaak de koopers gin-
gen lokken, wat de jaarmarkten heeft doen
ontstaan
dat eveneens in den loop der jaren een
dusdanige verzameling van tenten, kramen,
caroussels zich geheel heeft overgeplant naar
bijna alle steden, dorpen en gehuchten van
ons land;
dat hieruit toestanden en misbruiken zijn
ontstaan, die een gevaar zyn voor de op-
groeiende jeugd, omdat allerlei ongerechtige
dingen ploats hebben, waardoor het burgerlijik
zedelijk en godsdienstig leven der kinderen
en de rijpere jeugd gevoelig ondermijnd wordt,
wat reeds vele gemeentebesturen heeft doen
besluiten deze jaarmarkten af te schaffen;
dat ook in onze gemeente bij bepaling van
besluiten, een zoodamige verzameling van
kramen, tenten en caroussels, voor vermaak
en verkoop van waren plaats heeft in een der
weken van de maand September;
dat evenzoo de bovenvermelde gevaren
hier bestaan, wat niet in het belang is der
jeugd, noch van de *buders;
dat de hier genoemde gevaren zijn toege-
nomen, omdat naast deze straatverkoop, de
gelegenheid voor het bezoeken van cafe's en
herbergen voor de verkoop van drank en ge
legenheid tot dansen, uitbgebreid in verre
boven de gewone uren van sluiting, die de
straatverkoop en verleidlng voor de jonge
menschen langer doet duren dan noodig is,
met het gevolg dat allerlei onbetamelijke
dingen geschieden;
reden waarom wij den raad verzoeken, wan-
neer men den tijd tot algeheele afschaffing
nog niet gekomen acht, het volgende te be
sluiten;
het aantal dagen waarop deze jaarmarkt-
verkoop is vastgesteld zeker met twee
te verminderen;
b. het sluitingsuur terug te brengen tot 12
uur;
de gelegenheid tot dansen in te trekken
of althans alleen toe te staan op den laat-
sten dag van de kermis.
Burgemeester en wethouders stellen voor,
deze adressen in hunne handen te stellen om
bericht en raad.
De heer VAN DRIEL zou deze zaak maar
ineens willen afwerken. De kermis is een be-
I'.aand oud gebruik en schenkt aan velen de
gelegenheid tot een gepast vermaak. De uit-
spattingen waartoe de kermis in ver achter
ons liggende jaren wel eens aanleiding gaf be-
hooren tot het verleden. De kermis is een
week, die de kans biedt, dat er dan aan de
velen die niet in de gelegenheid zijn naar
elders te reizen op het gebied van kunst een3
iets geboden wordt waarvoor in de gewone
tijden geen gelegenheid is. Hij wijst er voorts
op, dat de laatste kermis nog 1450 belasting
heeft opgeleverd, en deze dus ook een belas-
tingobject is, dat niet te versmaden is. Hij
kan zich met de verzoeken der requestranten
niet vereenigen, aangezien deze voor hetgeen
ze aan de bevolking willen ontnemen, niets
teruggeven. Voor die mindere ontvangst lateu
ze de belastingbetalers maar opdraaien.
Spreker zou maar het liefst heden deze zaak
opgelost zien, hetzij ten goede of ten kwade;
hij ziet geen aanleiding, waarom over dit al-
oude vraagstuk door burgemeester en wet
houders advies zou behoeven te worden uitge-
bnacht. Bovendien, men staat nu voor de vast
stelling der begrooting en daarop is het hou
den van kermis van beteekenis, door de vraag
of men de inkomsten daarvan al of niet zal
moeten missen. De raad dient dus thans te
weten of het ja aal zijn of neen.
De heer COLSEN stemt er mede in, dat
het ge wenscht is thans te beslissen, want als
de verzoeken later zouden worden ingewilligd
dan zou dat van invloed zijn op de begrooting,
in verband met den post voor staangeld. Of
er later over gesproken zal worden dan nu,
komt toch op hetzelfde neer.
De heer VERLINDE kan er zich ook best
mede vereenigen, dat er terstond over de ver
zoeken wordt beslist.
De heer DE JONGE bespreekt den inhoud
van het adres, dat daarin geschreven wordt
dat velen de kermis niet of niet meer begee
ren. Maar als men dan de laatste kermis eens
nagaat, blijkt toch, dat een zeer aanzienlija
deel der ingezetenen de kermis nog wel dege-
lijk begeert. Er werd b.v. op Donderdagavond
in de Ned. Herv. kerk een anti-kermisavond
gegeven onder leiding van Dr. Cazemier, de
eerste onderteekenaar van het adres, en hij
zal daarbij wel hebben kunnen constateeren,
dat de belangstelling d&dr niet zoo groot was,
deerentegen zaten de vaste zalen in de stad
en het circus vol, terwijl in verschillende
andere lokalen ook nog tal van menschen zich
amuseerden. Zoolang er nog zoo velen blijk-
baar de kermis verlangen, moet z.i. niet over
opheffing gesproken worden.
De heer DE JAGER zou een ander geluid
willen laten hooren. Hij beschouwt de ker
mis als een oude juffrouw, een die echter
een taai leven heeft, en die, eenmaal opge-
droogd, heel oud kan worden, doch zoo droog
is als een stok. Hij meent, dat werkelijk de
tijd gekomen is om eens emstig onder de
oogen te zien of het geen tijd wordt daaraan
een eind te maken en het leven in andere
banen te leiden. Er is nu een sterke bewe-
ging gaande, om hier meer handelsverkeer te
brengen, door een weekmarkt er steeds volk
naar Ter Neuzen te trekken. In de toekomst
zal het gevolg daarvan worden, dat die week
markt voor de gemeentekas heel wat meer
beteekent dan de ontvangsten van de kermis,
en die verre zal overtreffen
En wat nu de opmerking van den heer De
Jonge betreft, dat een der kermisdagen de
kerk zeer slecht bezocbt was, doch de bios-
copen daarentegen zeer druk, dat is zeer wel
mogelijk, maar dat bewijst nog niet dat de
menschen die niet naar de kerk gegaan zijn,
die thuis gebleven zijn, de kermis wenschen.
Spreker is het niet eens met den heer Van
Driel, wanneer deze zich een voorstander der
kermis verklaart, doch hij is het er wel mede
eens, wanneer deze bepleit, in deze" vergade
ring een beslissing te nemen. Hij gelooft ook,
dat thans best kan beslist worden, of de ker
mis al of niet zal gehandhaafd blijven. Hij
is van oordeel, dat er een andere tijd is ge
komen en tot afschaffing moet worden over-
gegaan.
Hy is verwonderd over de houding van den
heer Van Driel; hij heeft n.l. wel eens gelezen,
dat de sociaal-democraten waren tegen drie
K's, n.l. tegen de kerk, tegen de kermis en
tegen de kroeg. Wanneer dit werkelijk zoo
j is, dan moet de fraetie van den heer Van
Driel deze gelegenheid aangrijpen om van zijn
tegenzin in de kermis te doen blijken.
De heer VAN AKEN had, in verband met
het voorstel van burgemeester en wethouders
niet gedacht, dat deze verzoeken in behande-
ling zouden komen en zou liever zien, dat dit
tot de volgende vergadering werd uitgesteld.
Het argument betreffende het staangeld komt
hem niet overwegend voor, wellicht brengt
het marktgeld in de toekomst een gelijk be-
drag op.
De heer COLSEN: Hoe?
De heer VAN AKEN wijst er op, dat men
dan elke week ontvangsten krijgt. Dan heeft
spreker nog het idee, dat men, wanneer er dan
bij de meerderheid bezwaar zou bestaan om
de kermis geheel af te schaffen, het dan toch
wel mogeliijk zou zijn om die te beperken tot
4 dagen. Wanneer men ziet, dat er op Maan-
dag en Dinsdag zoo goed als geen volk op
de Markt komt en de inrichtingen nog zoo
goed als geheel gesloten blijven, dan staat het
toch zoo vast als een paal dat er op die dagen
geen behoefte aan is en dat men de kermis
best tot 2 of 3 dagen zou kunnen beperken,
hij meent het best tot 2, dan hadden de ker-
mismenschen 2 voile dagen en was dit voor
hen beter dan de 6 dagen, waarop ze den
grootsten tijd hun inrichtingen gesloten moe
ten houden uit gebrek aan volk. Dan zou er
mogelijk op die 2 dagen nog wat nering zijn.
Hij gelooft niet, dat het volk nu 6 dagen
kermis wenscht. Hij was voornemens ook nog
andere punten te bespreken, maar wenscht
daarom behandeling in een volgende verga
dering, aangezien hij daarop nog niet is voor-
bereid, maar er is ook nog het zedelijkheids-
vraagstuk. Hij zal daarvan echter thans
maar niets zeggen.
De VOORZITTER brengt thans in stem
ming het voorstel van burgemeester en wet
houders om de behandeling der adressen aan
te houden tot een volgende vergadering en
deze in hunne handen te stellen om bericht
en raad.
Dit voorstel wordt verworpen met 6 tegen
9 stemmen.
Voor stemmen de beeren Scheele, Van Aken,
De Bruijne, Van Cadsand, Huijssen en Hame
link; tegen stemmen de heeren De Jager, De
Jonge, Verlinde, De Bakker, Colsen, Van
Driel, Van den Bulck, Van Doeselaar en
Geelhoedt.
De heer VAN CADSAND vertrouwt, dat
het wel niet noodig zal zijn, dat hij aangaande
deze kwestie een breed betoog op zal zetten.
Zijn meening is voldoende bekend; hij kan zich
aansluiten bij den laatsten spreker, en is van
oordeel, dat de kermis moet verdwijnen.
De heer SCHEELE wenscht, nu deze zaak
direct behandeld wordt, er het zijne van te
zeggen. Men kan voor kermishouden zijn of
niet. Principieel kan men voor- of tegen-
stander zijn. De rechtsche Protestanten zijn
tegen het houden van kermissen. Zij achtten
die niet noodig en voor hunne kinderen ver-
derfelijk. Hij gelooft, dat het niet noodig is,
dit breed uit te zetten. De heer De Jonge liet
het voorkomen alsof de overgroote meerder
heid die de bioscopen bezocht, tegenover een
kleiner aantal in de kerk, een bewijs is dat
men de kermis wenscht. Maar dat is nog
geen bewijs, dat de groote meerderheid is voor
het behoud der kermis. Een zeer groot aan
tal denkt er anders over. De kermis wordt
gehouden onder zonde en ongerechtigheid en
zij die zich aan de kermis overgeven, zijn
daarbij op een zeer gevaarlyk pad. We zou
den ons in deze zware tijden van algemeene
inzinking wel ten zeerste moeten beraden
en dan schakelt hij niemand uit om ons
aan zulke dingen over te geven, doch ons meer
moeten wenden naar de paden door God in
Zijn Heilig Woord aan ons geopenbaard. De
kermis is een uiting van de wereld en van de
zonde, dat ons afvoert naar het pad des ver-
derfs. Ons past terugkeeren naar de goede
paden en de kermis ter zijde te laten, over-
eenkomstig den ons geopenbaarden wil Gods.
Van de zijde van spreker moet hij waarschu
wen houdt daarmede op, en gedraagt u naar
Gods wet en getuigenis.
De heer VAN DEN BULCK kan zich niet
vereenigen met de woorden van den heer
Scheele en moet er tegen op komen, dat deze
de kermis brandmerkt als zou dan de onzede-
lijkheid hoogtij vieren. Hij verwijst naar de
Koninginnefeesten en andere gelegenheden,
waarop de onzedelijkheid, wanneer daarvan
gesproken moet worden, zeker niet minder is.
en waarbij juist de grootste baldadigheid ge-
schiedt als de buitenmenschen die juist
meer als rechtzinnig staan aangeschreven
naar de stad komen, die moest men daarvoor
juist wel eens waarschuwen. De kermis is
een week, dat iedereen kan profiteeren, de
een, die dit wenscht gepaste ontspanning en
de neringdoenden door wat ruimere ontvang
sten. Met die zedelijkheidsoverwegingen moe
ten de heeren niet te veel schermen, laten die
ook maar eens kijken naar hetgeen er gebeurt
op de feesten die van hunne richting uitgaan.
Ze moeten daar dus niet te veel mee slaan.
De heer SCHEELE: Wiiji sluiten als we dat
bestrijiden niemand uit!
De heer VAN DRIEL merkt naar aanlei
ding der woorden van den heer De Jager, dat
de S. D. A. P. tegen drie K's zou zijn op, dat
het wel zyn nut kan hebben er op te wijzen,
dat dit een stelling is uit vervlogen tyden. Er
zijn namelyk onder die partij ook zeer groote
voorstanders van de kerk, getuige onder meer
de omstandigheid, dat zij niet minder dan 44
predikanten onder hare leden telt, die alle het
economisch en politiek streven der partij on-
derschrijven, zonder dat dit tekort doet aan
hun Godsdienstige begrippen en voorts zujm
er tal van leden die op Godsdienstig terrein
de Christelijke leer zijn toegedaan. Ongetwij-
feld zijn er onder de leden der partij ook vrij-
denkers, en telt zij in dit opzicht alzoo aan-
hangers van uiterst rechts en uiterst links,
doch dit doet niets af aan de politieke partij,
aangezien deze godsdienst als private zaak
voor de individuen beschouwt.
De S.D.A.P. heeft indertrjd de afschaffing
der Rotterdamsche kermis aanvaard. Aanvan-
kelijk heeft zij toen geweigerd mee te gaan,
in verband met de kosten die verschillende
zakenmenschen zich met het oog daarop reeds
hadden getroost. Later heeft de partij aan de
afschaffing meegewerkt, maar men moet dan
daarbij niet uit het oog verliezen, dat inmid-
dels de toestand te Rotterdam door de ver
schillende vaste inrichtingen voor kunst, ver
maak en ontspanning dermate was gewijzigd,
dat de kermis daar als overbodig kon worden
beschouwd.
Zoo is het echter nog niet te Ter Neuzen.
Door de kermis wordt hier de gelegenheid
geopend, dat men hier nog eens iets te zien
krijgt, dat kunst geboden wordt, die men op
gewone tijden niet hier kan brengen. Spreker
noemt b.v. een circus en een wassenbeelden-
museum. Ook de protestantsch rechtsche
menschen zullen, indien zy naar het buiten-
land, naar Antwerpen of Gent reizen, niet
verzuimen dergelijke inrichtingen te bezoeken.
Indien men nu zou beletten dat door ophef
fing of inkrimping der kermis dergelijke ge
legenheden nog hier komen, is dat een meten
met twee maten. Het bezoeken van de kroeg
heeft de S.D.A.P. altijd veroordeeld, maar
niet alle cafe's moeten als „kroeg" worden
beschouwd. De partij van den heer Van Cad
sand stelt zich op het principieele standpunt
dat de kermis behoort te worden afgeschaft,
hij kan dat standpunt waardeeren, doch er
niet mede instemmen.
Door den heer Van Aken wordt, indien hij
de kermis niet kan afgeschaft knijgen inkrim
ping bepleit. Maar vraagt spreker is de ker
mis dan in zijn oog minder zondig, wanneer
die maar 4 of 3 dagen duurt? De kermis zou
er juist gezien het standpunt van den heer j
Van Aken niet beter door worden, als die tot
2 dagen werd beperkt, aangezien het dan niet
meer mogelijk zou zijn groote inrichtingen, die
ons ook nog wat kunst brengen, voor dien
korten trjd naar hier te krijgen, die kunnen
daarvoor de kosten om te komen dan niet
meer maken en dan zou er ook niet veel meer
overblijven van de f 1450 staangeld.
Spreker wenscht aan de Winkeliersvereeni-
ging „Ter Neuzen Klimop" alle mogelijke
succes, maar het is toch op dit oogenblik nog
de vraag of haar 5jaren-plan kan worden uit-
gevoerd. Bovendien is hij van oordeel, dat die
winkelweek toch in elk geval de kermis niet
kan vervangen ten opzichte van de kunst en
het vermaak dat deze biedt.
Door den heer Scheele zijn weer de alge
meene bezwaren die van Protestantsch recht
sche zijde tegen de kermis bestaan naar voren
gebracht. Maar toch is van hem geen voor
stel gekomen om de kermis af te schaffen.
Hy zal daartegen aanvoeren, dat hrj1 daarvoor
vermoedelijk in het college geen meerderheid
zou vinden, maar dan kon er toch een min>-
een blad uitgegeven tegen de kermis. Door
den heer Van Driel wordt het voortbestaan
der kenmis bepleit, op grond dat deze aan het
volk kunst zou brengen. Maar beschouwt de
heer Van Driel dan het armzalig boeltje dat
ter gelegenheid der laatste kermis op de
Markt stond als kunst? Spreker heeft daai-
omtrent een ander denkbeeld. En wat be
treft zoo'n armzalig circus, is dat kunst, een
plaats waar naar hij vermoedt althans
ook dieren optreden, en als men dan bedenkt
wat die arme dieren moeten lijden, kan men
dan spreken van kunst
De heer VERLINDE acht het niet noodig
over dit onderwerp iets te zeggen, er zijn in
deze vergadering principieele voorstanders en
ook principieele tegenstanders der kermis. En
het is voldoende bekend, dat over dit vraag
stuk ieaers meening vaststaat. Men kan
hierover wel tot vanavond 8 uur blijven dis-
cussieeren zonder dat er kans is iemands
meening te veranderen. Hij meent daarom
dat best tot stemming kan worden overge-
gaan.
De heer DE JAGER moet toch nog een
kort antwoord geven, naar aanleiding van de
woorden van den heer Van Driel, die te ken
nen gaf dat het vroegere standpunt, dart de
S.D.A.P. tegen de drie K's was niet meer be-
staat. Hij haalt daarvoor aan, dat die partij
tegenwoordig 44 predikanten onder hare leden
telt, en op grond van die redeneering moet hrj
dus thans aannemen dat de S.D.A.P. thans
is v66r de kerk, v66r de kermis en ook voor
de kroeg!
De heer VERLINDE: He, hoe flauw!
De heer DE BAKKER geeft te kennen, dat
dit ailes had kunnen worden voorkomen, de
rechtschen hebben de gelegenheid gehad om
tot afschaffing der kermis te komen, die
situatie is hun bekend, maar die kans is
thans verkeken. Hrj acht het niet noodig hier
over thans nog veel te zeggen. Volgens zijn
meening moet de kermis er blijven; hij is ook
tegen inkorting, want dat zou de kermis niet
beter maken. Door de jongelui wordt voor
de kermis een potje opgespaard en indien ze
het bedrag dat voor een heele week moet die-
nen op een paar dagen zouden moeten op-
maken, zou het juist aanleiding kunnen wor
den tot uitspattingen, waartoe ze thans niet
vervallen.
De heer HAMELINK vermeent, dat uit den
omvang die d» oesprekingen over dit punt
krijgen wel biijkt, dat het beter was geweest
dit aan te Aouden, aangezien men thans staat
voor he* behandelen der begrooting en het
zeker g .wenscht is daaraan den noodigen tijd
te besteden. Nu komt deze in het gedrang,
dat men er op het laatst niet meer zoo serieus
aandacht aan zal wijden. Het was ook wel
van belang geweest om eens een prae-advies
van burgemeester en wethouders uit te lok
ken, en eens het standpunt van het college
daaromtrent te vememen en hoe men er van
rechtsche zijde over denkt. Men had dit onder-
derheidsvoorstel zijn. Toen het college van i werp dan volledig kunnen behandelen en be
burgemeester en wethouders in zijn meerder
heid rechts was, hebben de heeren de kermis
echter ook gelaten wat ze was en spreker
vindt het wel vreemd, dat men nu deze zaak
op het tapijt brengt, ofschoon de verhoudin-
gen in Ter Neuzen in dat opzicht weinig ver-
anderd zijn. Zooals de verhouding van de
rechtsche fracties tegenover de kermis thans
staat, is het ook niet te verwachten dat men
tot afschaffing kan komen, tenzij zulks zou
kunnen geschieden op grond eener belangen-
gemeenschap. Bij een vroegere gelegenheid
heeft wijlen de heer Nolson daarop ook nog
eens gewezen, toen bij het begin eener 4jarige
periode de heer Scheele eveneens afschaffing
der kermis bepleitte, dat het rechtsche college
had verzuimd met zoo'n voorstel te komen.
Waarom daarvoor dan thans een lans gebro-
ken, nu toch te voorzien is, dat er geen
meerderheid voor is?
De heer SOHEELE: Die was er toen ook
niet!
De heer VAN DRIEL eindigt met te ver-
klaren dat zijn fraetie geen bezwaar heeft
tegen het behoud van de kermis in zijn tegen-
woordigen vorm. Zij betreurt het dat de tijden
economisch zoo ongunstig zijn, doch hoopt, dat
dit weer zal verbeteren en dan ook de lagere
volksklasse meer dan nu het geval was van
die genoegens die de kermis biedt zal kunnen
profiteeren.
De heer COLSEN geeft te kennen, dat hy
de uitspattingen wanrmede de kermis soms
gepaard gaat, niet zal verdedigen, maar van
zijn Katholiek standpunt betoogt hij, dat het
hun plicht is het volk z66 op te kweeken, dat
het kermis houden kan zonder tot uitspat
tingen te vervallen. Indien men de kermissen
van thans beziet en zich die van voor 25 jaar
herinnert, zal men moeten erkennen dat er
een zeer groote verbetering gekomen is. Het
jonge geslacht word't tegenwoordig door Je
verschillende kerkgenootschappen in jonge-
lingsvereenigingen en patronaten zoodanig
opgevoed, dat men ze zonder bezwaar kermis
kan laten houden. En op dien weg moet het
voort. Dat het nu heel anders gaat is een
gevolg van het opkweeken van het jonge ge
slacht. De groote leiders van het volk, moe
ten aan dat volk af en toe iets geven, waar-
miede het zich kan ontspannen, maar men
moet tevens het volk leeren zich te ontspan
nen, zonder tot verkeerde daden tie vervallen.
Hrj meent dat het volk van Ter Neuzen on
dat van Sluiskil heeft bewezen reeds zoover
te zijn. dat het kermis vieren kan. Indien er
bij die gelegenheden nog eens wanordelijk-
heden of iets van dien aard ontstaat, is dat
meestal tengevolge de gedragingen van per-
sonen van buiten de gemeente, uit omliggen-
de plaatsen juist waar die kermis is afge
schaft. Zoo is het ook met de cafe's. Hij is
overtuigd dat, indien men b.v. op Zondag-
avond de cafe's zou sluiten, de politie het nog
nimmer zoo druk zou hebben gehad om op te
treden tegen ongeregeldheden, die thans niet
voorkomen. Men moet het volk niet zoo ver-
plichrten en het alles onthouden, maar men
moet het opkweeken, opdat ze niet tot onze-
delijkheden vervallen.
De heer VAN AKEN moet zich verwonde-
ren over het betoog van den heer Colsen en
wijst op Breda, toch zeker wel een overwegencf
Katholieke plaats, waar men er blijkbaar an
ders over denkt, aangezien daar de Katho
lieke jeugdvereeniging optreedt ter bestrijding
van de kermis, en gepropageerd wordt dat
men de kermis moet ontvluchten. Hij hoopt
daarom, dat hij op grond daarvan nog kans
heeft, de heeren Colsen en de Bakker aan zijn
zijde te krijgen. Men stelt zich te Breda
blykbaar niet op dat hooge standpunt van den
heer Colsen maar heeft van Katholieke zijde
hoeft er dan niet elk jaar op terug te komen
in de eerst volgende 4 jaren.
Wat de kermis zelf betreft acht spreker
het een daad van wijs beleid, de kermis haar
gang te laten gaan. Als zij aftakelt, welnu,
laat haar dan zich zelf aftakelen. Hij wijst
op het verschil van kermisviering in verschil
lende plaatsen. In Vlissingen is dat geheel
anders dan hier. Daar is het bezoek van ker-
mis-inrichtingen niet zoo achteruitgegaan als
hier, doch hier beweegt het vermaak dat het
publiek zoekt in andere liijn, in de vaste zalen
En wat nu het gevaar voor de zedelijkheid be
treft, dat door enkele tegenstanders is naar
voren gebracht, daarmede moet men toch
voorzichtig zijn, om dat juist de kermis op
den hals te willen schuiven. Ook op andere
dagen en bij andere gelegenheden ontstaat dat
gevaar, bij elke opeenhoopdng van menschen
van welken aard ook, krijgt men kans op uit
spattingen.
Men zal toch niet met eenig goed recht
kunnen beweren, dat de kermis hier dermate
is ontaard, dat zij niet langer zou kunnen
worden bestendigd. Eer het tegendeel is te
constateeren. Spreker zal niet alles goed-
keuren wat in zoo'n week geschiedt. maar het
is onjuist om ter wille van enkelen aan de
groote massa te onthouden waar ze nog ge-
noegen in vinden, men moet wel de menschen
opvoeden in een richting dat ze zich behooi-
lijk gedragen. Bij de winkelweken gaat het
er niiet anders toe. Zoo lang er hier in Ter
Neuzen nog een meerderheid is die kermis
wenscht te vieren ziet hij niet in waarom
deze zou moeten worden afgeschaft en zal hij
zich daartegen ook verzetten.
De heer COLSEN merkt op, dat de heer
Van Aken hier Breda bijhaalt. Dan moet hfj
er echter op wijzen, dat daar de overgroote
meerderheid der bevolking en ook die van
standigheid dat er nog kermis gehouden
wordt blijkt dus, dat de Katholieken in be-
ginsel niet tegen de kermis zijn. lets an
ders is het, dat men het mogelijke doet om
de jonge kinderen daarvan af te houden. Dat
doen de katholieken op Sluiskil ook, die hou
den op het schoolplein zelf kermis en zetten
daar him draaimolen. De katholieken keuren
ook de uitspattingen af en trachten daarom
de menschen anders op te voeden. En dit
heeft ook wel goede gevolgen, als men den
toestand van 20 tot 30 jaar terug nagaat. Nu
ziet men die uitspattingen niet meer die toen
bij elke opeenhooping van volk voorkwamen,
zelfs bij elken boerenkoopdag. Hy herhaalt
met te zeggen: kweekt de menschen op in
goede richting, doch gun ze een ontspanning.
De heer VAN CADSAND merkt op, dat de
heer De Bakker daar zooeven heeft gezegd,
dat de rechtsche raadsfracties het in de hand
hebben gehad om de kermis afgeschaft te
krijgen en dat het dus aan een fout hunner-
zijds zou te wijten zijn, dat deze verzoeken
thans staan om afgewezen te worden. Spre
ker wil daarvan nog wel iets zeggen, nl. dat
de heer De Bakker over dit vraagstuk van
meening veranderd is, omdat hij zijn doel niet
heeft kunnen bereiken. En dat is niet doorge-
gaan, omdat de heeren niet genegen waren
hun toezegging, dat ze zouden meewerken
aan afschaffing der kermis, zwart op wit
wenschten te geven, en de rechtsche fracties
het niet bij zeggende woorden wilden laten.
De heer HAMELINK: De wethouderskeuze!
De heer VAN DOESELAAR verklaart v66r
het behoud der kermis te zijn; die er geen
gebruik van wil maken, blijft thuis.
De VOORZITTER moet toegeven, hetgeen
bij de besprekingen is opgemerkt, dat de