ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN. Tweed© Blad. No. 8747 VRIJDAG 16 OCTOBER 1931. 71e JAARGANG. BIIHSNLA1D. BUITENLAND. TER NEUZEN, 16 OCTOBER 1931 BAKKERSNACHTARBEID. De Burgemeester van. TER NEUZEN maakt bekend, dat bij zijn besluit van heden aan JACOB JANSEN, broodbakker te Ter Neuzen, Donze-Visserstraat no 9, vergun- ning is verleend tot bet verriehten van i bakkersarbeid tusschen 8 uur des namiddags en 6 uur des voormiddags. Deze vergunning is geldig tot 15 October 1934. Ter Neuzen, 15 October 1931. De Burgemeester voornoemd, J. HUIZINGA. 1 EEBSTE KAMER. Vergadering van Woensdag 14 Oct. De stand der Nederlandsch-Belgische onderhandelingen. Interpellatie-de Savomin Lohnian. De heer De Savomin Lohman (C.H.) inter- pelleert over den stand der Nederlandsch - Belgische onderhandelingen. Bebalve de Minister van Buitenlandsche Zaken is ook tegenwoordig de Minister-Pre sident. De interpellant maakt eerst een opmerking over de verhouding tusschen Minister en in terpellant en spreekt er zijn voldoening over uit, dat ook de Minister-President aanwezig is. Hierdoor komt des te sterker uit dat de Regeering in baar geheel de verantwoording op zioh neemt van het tot stand te brengen verdrag. Spreker zal dus niet ingaan op ge- ruchten over meeningsverschil in het kabinet. Hij neemt aan, dat bet kabinet homogeen is. Ook moet spreker aannemen, dat de Regee ring zich nog steeds op het standpunt stelt van het memorandum van 7 Mei 1929. Zon- der voorafgaande mededeelingen aan de Kamer is dus de Regeering gebonden aan haar eenmaal afgelegde verklaringen. De geruchten zijn echter hardnekkig, dat de Regeering is afgegleden van haar eenmaal ingenomen standpunt. Spreker wijst op het bericht in het „Digbl. v. N.-Br." over de on- derhandeling over een nieuw kanaal. Het kanaal zou loopen benoorden de Eendracht over den vasten wal van Noord-Brabant. Het Oostelijk deel der Westerschelde zou worden afgesloten. De waterweg zou dus recht- streeks kunnen doorloopen van de dokken te Antwerpen naar de uitmonding in het Helle- gat of het Hollandsch Diep. Het betreffende bericht trad zoodanig in bijzonderheden, dat dit spreker aanleiding gaf een interpellate aan te vragen. Het dementi was immers hoogst onduidelijk geweest. Later verscheen in het ,,Vad." een artikel van iemand, die blijkbaar goed op de hoogte kon zijn van hetgeen geschied was. Dit ar tikel bevestigde geheel de mededeelingen in het „Dgbl. van N.-Br.". In hoofdzaak zou het plan-Konijnenburg worden gevolgd met eenige afwijkingen, waarvan de voomaamste was, dat de kleine openingen van den istrek- dam zouden worden dieht gemaakt. Dit merkwaardige artikel bleef zonder tegen- epraak. Indien dit artikel waarheid bevat, be- schouwt de Regeering de geografische gren zen der soheidingsregeling dus niet meer als uiterste limiet van een concessie. Een water weg als in het artikel bedoeld, zou slechts een pseudo Moerdijkkanaal zjjn. Volgens het. artikel echter wordt weder een kunstmatige Rijnmond geschapen en worden de Antwerp- sche dokken verlengd op Nederland-ch ge bied. Dit zou geen eerbiediging zijn van 't votum der Kamer. Elk project, dat het open Schel- devak uitschakelt, is in strijd met het Kamer- votum. Een beroep op technische overwegio- gen kan hier niet gelden, omdat men het moeilijk een correctie van een tusschenwater kan noemen. Spreker kan dan ook niet aan nemen, dat de berichten dienaangaande juist zijn, everumin als die over het kanaal Dintel- sas-Willemstad. Hoe nu? Nederland zou zich vrijwillig veel kosten getroosten ter ver- betering van het Hellegat, maar tegelijk aan Belgie toestaan 'n kanaal Dintelsas-Willem- stad? Wanneer men dit alles overweegt, dan moet men wel aannemen, dat de dagbla- den verkeerd zijn ingelicht. Er moet eeu myistificatie in 't spel zijn. Het zou tot kal- meering der ontruste gemoederen kunnen bij- dragen, als de Minister zou willen overleggen de kaart, die Rotterdamsche belanghebben- den hebben mogen aanschouiwen. Kan de Regeering mededeelen, wie de dementi's heeft verstrekt Vragen van den heer De Savomin Lohman. Aan het eind van zijn rede stelt spreker de volgende vrag®n 1. Zijn tusschen de Nederlondsche Regee ring of met haar goedvinden onderhandelin gen gaande of in voorbereiding met de Bei- gisohe regeering of haar vertegenwoordigers of vertrouwenslieden, o.a. over een nieuwe Rijn-Schelde verbinding 2. Zoo ja, zijn dan daarbij van Nederland sche zijde als mogelijkheden aanvaard of tot bespreking toegelaben a. Uitschakeling in de buurt van Bath van het open-Scheldevak in dier voege, dat na den eventueelen aanleg van een in de Ant- werp-che dokken aanvangend lateraal kanaal schepen van uit die dokken rechtstreeks' d.w.z. zonder passeeren van de open Schelde zouden kunnen doorvaren tot het noordelijk- ste uiteinde van den nieuwen venbindine-s- weg? b. Afwijking van den ouden historischen waterweg in meer oostelijke richting, zoodat het kanaal ter hoogt6 van de Eendracht en verder noordwaarts over den vasten wal van Noord-Brabant zou loopen? c. Aanleg op Belgie's kosten van een kanaal van Dintelsas naar Willemstad zoo mocht blijken, dat het Hellegat nog moeilijk- heden zou opleveren? 3. Indien het antwoord op de tweede vraag of eenige harer onderdeelen bevestigend luidr, handhaaft de Minister dan niet meer: a. haar toezegging aan de Eerste Kamer der Staten-Generaal, het votum van dit staatscollege betreffende het verworpen ver drag ten voile te zullen eerbiedigen, zich van dat standpunt niet te laten afdringen en er oak niet van te zullen afglijden? b. haar in het Memorandum van 1929 en meermalen in de Eerste Kamer afgelegde verklaring, dat een kanaal met de kenmer- kende eigenschappen van het Moerdijkkanaal, als hoedanig werden genoemd de schepping in Belgie van een kunstmatigen Rijnmond en verlenging van de Ant/werpsche dokken op Nederlandsoh gebied nooit, tegen welke con- cessies oak, zou worden toegestaan? c. haar herhaalde verzekering bij het on- derhandelen over een tracd de geografische grenzen der scheidingsregeling te zullen eer biedigen en dus den loop van bestaande of in 1839 bestaan hebbende tusschenwateren te zullen volgen, z(j het ook eventueel met ge- ringe afwijkingen, doch slechts, voor zoover deze geboden zouden zijn door Nederland^fche belangen (oesterbanken) en technische over- wegingen 4. Indien het antwoord op de tweede vraag ontkennend luidt, is de Minister dan bereid te verklaren, nimmer een waterweg te zullen toestaan, welke in het zuiden het open Schel- devak vermijdt, die in het noorden oostelijker uitmondt dan Dintelsas en die over de ge- heele linie anders dan incidenteel en slechts als Nederlandsche belangen en technische overwegingen zulks beslist onvermijdelijit maken, over den Brabantschen wal loopt? 5. Neemt de Minister de verantwoordelijk- heid op zich voor de in Geneve aan de ver tegenwoordigers van „Nieuwe Rotterdamsche Courant" en ,,Handelsblad" gegeven dementi's betreffende de mededeelingen in het „Dag- blad van Noord-Brabant" van 5 en 15 Sep tember j.l. aangaande den stand der onder handelingen over een nieuwe RijnSchelde- verbinding 6. Heeft de Minister aan „belanghebben- den in Rotterdam", bijv. de Kamer van Koop- handel aldaar, de schetskaart doen toekomen, die deze belanghebbenden, gelijk in het dementie van 16 September j.l. wordt onder- steld, onder oogen zouden hebben gehad en zoo ja, is de Minister dan bereid, deze kaart, vergezeld van toelichting, waaruit blijkt welke denkbeelden van Belgische en welke van Nederlandsche zijde, in het bijzonder a het Memorandum van Mei 1929 in discussie zijn gebracht, vertrouwelijk aan de Kamer over te leggen? Antwoord van Minister Beelaerts van Blokland. De Minister van Buitenlandsche Zaken, de heer Beelaerts van Blokland, antwoordde hierop als volgt: De Regeering heeft aan de Staten-Gene raal met betrekking tot het in gang zijnd overleg met Belgie, reeds meer inlichting ge geven dan de Kamer, voor zoover den Minis ter bekend, ooit v66r de totstandkoming van een verdrag te dien aanzien heeft ontvangen. Maar het spreekt vanzelf, dat aan de Re geering de beoordeeling moet verblijven over hetgeen op een bepaald oogenblik kan en niet kan worden medegedeeld. Dit laatste geldt ten aanzien van elk on- derwerp. De aard van het bestuur der bui tenlandsche betrekkingen brengt intusschen met zich, dat het gezegde op dat tenrein in het bijzonder geldt. In het Nederlandsche Staatisrecht is die ge- dachte dan ook steeds tot uiting gekomen, zulks ondanks de uibreiding, die aan de con- troleerende functie van de Staten Generaal op het gebied der buitenlandsche zaken in den loop der jaren is gegeven. Sinds de Grondwetsherziening van 1922 moeten alle verdragen door de Volksvertegenwoordiging worden goedgekeurd. Dit is de eenige uit- zondering (afgezien aan het begrootings- recht) op den regel dat de Kroon, en de Kroon alleen, de buitenlandsche betrekkingen bestuurt. Slechts voor 66n punt in de vragen van interpellant ter sprake gebracht, wenscht de Minister nog eenige oogenblikken de aandacht der Kamer te vragen, omdat gebleken is, dat daaromtrent in zekere kringen misverstand bestaat. Dat punt betreft het open Schelde- vak, dat sommigen wenschen als verbinding tusschen een Nederlandsch- en een Belgiscn kanaal voor de scheepvaart tusschen Ant werpen -en den Rijn. In de Nederlandsche nota van 7 Mei 1929 heeft de Nederlandsche Regeering zich be reid verklaard zich met Belgie te verstaan over een scheepvaartweg tusschen Bath en Dintelsas. Zij deed daarbij uitkomen, „dat zij wel verre van haar tegemoetkomende gezindheid slechts te beperken tot de punten Bath en Dintelsas, bereid blijft elk tracd in overweging te nemen, dat zich laat denken binnen het kader van de waterwegen, om het even of deze heden ten dage bevaarbaar zijn of niet, die thans bestaan of die ten tijde van de scheiding heb ben bestaan". En zij liet daarop volgen: mocht de Belgische regeering, binnen dit kader blijvende, moeiiykheden meenen te be- speuren, dan zou het natuurlijk zijn, dat zij onderzocht, hoe deze het best -kunnen wor den ondervangen; de Nederlandsche Regee ring zou volkomen bereid zijn daartoe mede te werken." Het officieele Nederlandsche standpunt. Dat was en is het officieele Nederlandsche standpunt. Noch in de Staten-Generaal, noch daanbuiten, heeft het in het openbaar bestrijding gevonden. Zou het daarmede nu in strijd zijn, indien ten zuiden van de aldus gedachte verbinding een werk in de Schelde werd aangelegd, om de binnenvaart van de zeevaart te scheiden? Geenszins. Zoodanig werk is zelfs een noodzakelijkheid. Van den aanvang af, -is dan ook op kaartjes ter illustratie van dit, het eerst door ir. van Konijnenburg gelan- ceerde plan, een strekdam in de Schelde aan- gegeven. Niets kan Belgie beletten, op eigen gebied een iftnaal te graven, dat zou uit komen ter hoogte van de grens in de Schelde, achter den strekdam. Tegen dien istrekdam is, voor zoover de Regeering is gebleken, hier te lande nergens bezwaar geopperd. Wie het denkbeeld van dien strekdam met ga.ten aan de uiteinden aanvaardt, kan (de Minister zegt dit met den meesten nadruk) op den duur niet ont-komen aan het dicht- maken van die gaten. Denkt men nu waar- lijk, dat de gaten in dien dam open zouden blij-venNatuurljjk geeft de Regeering er zich volkomen rekenschap van, dat het noor- delijkste der beide gaten zou dienen voor de scheepvaartverbinding van het tusschen- waterengebied met de Westerschelde. Die verbinding zou natuurlijk met het oog op het verkeer tusschen Westelijk Noord-Brabant eenerzijds en Zeeuwsch-Vlaanderen en de Schcldemonden anderzijds in geen geval mogen worden gemist; maar daarin kan door een afzonderiijk toeleidingskanaal op betere wyze worden voorzien. Voor die verbindim zijn de gaten in den dam dus niet noodig. Voor het overige zouden zij alleen moeten dienen om op het voor de binnenvaart op Ant werpen bestemde gedeelte de werking van eb en vloed te behouden. Die werking is intus schen niet een vereischte in het belang van de scheepvaart, maar vormt daarvoor integen- deel een belemmering, welke, door het een- voudig dichten von die twee kleine gaten kan worden genomen. Wanneer men in de constructie van het bas- sin in open gemeenschap een definitieve rege- ling wil zien, sluit men het oog voor de wer- kelijkheid of lijdt men aan zelfbedrog. Wie de zaak nuchter beziet, begrij-pt, dat men, als men dat bassin met open dam aanvaardt, aan den gesloten dam niet kan ontkomen. Maar wie die zaak nuchter wil bezien, zal zich ook rekenschap willen geven van de pmctische beteekenis, zoowel voor algemeen Nederlandsche belangen als in het bijzonder voor de scheepvaart van die getijdebeweging tot behoud waarvan men die twee kleine gaten in den dam van het bassin zou willen houden. Op dat bassin zouden twee kanaal- takken zijn aangesloten, een Bel-gisch, ko- mend van Antwerpen, op dokpeil, en een Nederlandsch, gaande naar h-et Noorden, op een voor Nederlandsche belangen wenschelrjk peil. Het open gedeelte zou natuurlijk z<56 diep moeten worden aangelegd, dat met die laagste Scheldestanden daarop vaart mogelijk zou zijn en de sluizen zouden z66 moeten worden gebouwd, dat bij elken getijdestand in de Schelde schutting zou kunnen plaats hebben. De imschakeling van het open ge deelte zou dus alleen tengevolge hebben, dat er een sluis meer noodig zou zijn en dat dus op het geheele traject drie maal in plaats van twee maal zou moeten worden geschut. Waar de moderne sluizentechniek het mo gelijk maakt, den schutduur met inbegrip van het oponthoud, veroorzaakt door in- en uit- varen, terug te brengen tot minder dan een half uur, zou voor de scheepvaart de open verbinding in vergelijking met de gesloten verbinding slechts de verlenging van den vaartduur beteekenen met ongeveer een half uur. Een ander verschil is er niet. Een kwestie van loyaliteit. Maar nu mag ik nog een andere vraag doen. De vraag namelijk, of het loyaal, of het Nederlandsch zou zijn, wanneer wij bij een regeling met 66n onzer naburen, ter hand genomen onder het motto van bereid- willige medewerking, opzettelijk een technisch volstrekt noodeloozen en zelfs onwenscheljj- ken weerstand zouden trachten in te schake- len, niet, omdat het Nederlandsch belang zulks vordert, maar uitsluitend om het tra ject met een half uur te verlengen, een pla- gerij. Dat ware geen goede politiek, want die politiek zou het stempel dragen van kleinheid en onwaarachtigheid. Als buren heeft men elkander nu eenmaal telkens noo dig en ik ben er zeker van, dat, als Belgie eens tegenover ons een dergelijke houding zou aannemen, het oordeel daarover hier te lande verre van malsch zou zjjn. A1 zal ik over het materieele van het over- leg moeten zwijgen, wel mag ik tenslotte een enkel woord zeggen over den geest, waarin het overleg dient te worden gehouden. Wij zijn het er alien over eens, dat een goede verstandhouding tusschen Nederland en Bel gie een eisch is van politiek beleid; en de moeilijke tijden, welke wij thans beleven, heb ben dien eisch nog onderstreept. Tevens zijn wij het over eens, dat die goede verstand houding niet kan worden verkregen door een- zijdige toegevingen, doch moet steunen op wederkeerigheid. Maar evenmin kan zij wor den verkregen, indien een der partijen, door vast be houden aan opzettelijke, noodelooze verkeersbelemmeringen, blij-k zou geven, tot minnelijk overleg in den grond niet bereid te zijn. Replieken. De heer De Savomin Lohman (C.-H.) con- stateert, dat de Minister op geen enkele vraag een volledig antwoord heeft gegeven. Hij zal er niet nader op aan-dringen. De Minister heeft een les gegeven in het Staatsrecht, waarmede spreker zeker zijn voordeel hoopt te doen. Aan het juiste adres was deze les echter niet gericht. Indien men hier te maken had met gewone omstandigheden, zou spreker deze vragen niet gesteld hebben. Hier geldt het een nationale zaak en de Minister heeft bij herhaling zeer uitvoerige mededeelingen gedaan en legde zich daarmede vast tegen over de Staten-Generaal. Buiten deze gren zen stelt spreker geen vragen, hij vraagt al leen maar naar aanleiding van geruchten, of de Minister verklaren kan, dat hij niet is af- geweken van siljtn oorspronkeljjk standpunt. Spreker kan niet inzien, dat hij gaat buiten de grenzen van ons Staatsrecht. Wanneer de Regeering op deze manier een overwinning zou ibehalen, zou spreker dit geenszins be- nijdenswaardig achten. De Minister is slechts op 6en punt inge- gaan en hij -behandel-t dit ,,in abstracto". Maar ieder lid der Kamer begrijpt nu, dat het kanaal zal doorloopen met vermijding van de open Schelde. Dit is zeer bedenkelijk. Hier- mede komt hij in strij-d met zijn eigen toe- zeggingen. Niemand heeft dan ook ooit ge- dacht aan een gesloten strekdam. Het kanaal-Beelaerts versohilt totaal van dat van Ir. Van Konijnenburg. Er was dan ook een oppositie in Belgie tegen het plan-Konijnen burg, een oppositie, welke er nu niet meer is. Het verschil vindt men dus in Belgie blijk baar ook groot. Het plan-Beelaerts is prin- cipieel anders. Spreker hecht ook groote waarde aan de oppositie in West-Brabant tegen het huidige plan. De eb en vloed is voor de afwatering van Brabant van het grootste belang en zou geenszins dienen om de scheepvaart te plagen. Spreker heeft echter geen enkel bezwaar tegen een plan binnen de scheidingsregeling en dat de open Schelde niet vermijdt. De Minis ter heeft nu duidelijk te verstaan gegeven, dat concessies-zijn gedaan, welke nooit had- den mogen worden gedaan. Het is te betreu- ren, dat spreker tegenover de Nederlandsche Regeering het Nederlandsche standpunt moet verdedigen. Hij vreest in den Minister en in het kabinet ten opzichte van de Belgische i kwestie niet meer dat vertrouwen te kunnen stellen, dat hij tot nu toe heeft kunnen 1 stellen. De Senaat niet bevoegd tot controle. j De heer Van Embden (V.-D.) had het beter j gevonden als in deze Kamer de interpellatie niet ware aangevraagd. Het is niet voegzaam, de Tweede Kamer de controle uit handen te i nemen. Deze controle behoort bij haar, niet bij den Senaat. Spreker zal daarom niet in gaan op den materieelen inhoud van de in terpellatie. Voorwaarde van de open Schelde. De heer Van Lanschot (R.-K.) meent, dat gebleken is, dat de onderhandelingen met Belgie in een vergevorderd stadium verkee- ren. Bij den waterweg zijn gewichtige be langen van Noord-Brabant betrokken, zoo bijv. de afwatering, die veel gemakkelijlker ge- schiedt op een open rivier dan op een kanaal. Het bestuur van die provincie is omtrent dit punt nog niet gehoord. Spreker hoopt, dat dit alsnog zal geschieden. De Minister wil gaan in de richting van een aaneengesloten kanaal. Laat de Regeering emstig overwegen, of het wel verstandig is de voorwaarde van de open Schelde los te laten. Schade voor Rotterdam. De heer De Zeeuw (S.-D.) betoogt, dat, als het kanaal inderdaad op deze wijze tot stand komt, dit van grooten invloed zal zijn op de ontwikkeling van Rotterdam. De Belgische regeering doet heel wat meer voor de Ant- werpsche haven dan de Nederlandsche regee ring voor die van Rotterdam. Nog een verzet. De heer Koster (V.-B.) komt op tegen 's Ministers uitlating, dat alleen zij, die slechts den waterweg over Hansweert willen, be zwaar kunnen hebben tegen het thans voor- gestelde kanaal. Spreker wenscht daarop verder niet in te gaan. De Minister van standpunt veranderd. De heer Briet (A.-R.) sluit zich geheel aan bij den interpellant. De Minister is van standpunt veranderd. Er is niet alleen een politiek bezwaar, maar ook een nationaal bezwaar. De regeering is er niete als zij het parlement heeft overwonnen; zij moet begrij- pen, dat het Nederlandsche vollk hecht aan zijn historie, zijn recht en zijn belangen. Geen verdere aftapping van Rotterdam. De heer Blomjous (R.-K.) apprecieert het optreden van den interpellant. Thans kan men met recht onderstellen, dat er sprake is van een kanaal buiten de scheidingsregeling. Hoe kan de Minister zeggen, dat het voort- bestaan van de Schelde het scheppen zou Zijn van een opzettelijke verkeersbelemmering Spreker betreurt, dat deze woorden gesproken zijn door een Nederlandschen Minister in de Nederlandsche Eerste Kamer. Men schept niet moedwillig een belemmering, als men weigert, om Rotterdam zijn havenverkeer te doen aftappen. Bijval voor den bewindsman. De heer Wibaut (S.-D.) is van meening, dat de Regeering in dit concrete geval volkomen juist was, om niet op de zaak in te gaan. Men kan niet in ieder stadium van onderhan delingen mededeelingen doen. De Minister had op de heele serie courantenberichten niet moeten ingaan. Ook nu had de Minister niet moeten ingaan op het technische gedeelte der kwestie. Hierover wordt reeds nu een be- paalde sfeer geschapen. Dupliek van den Minister. De Minister van Buitenlandsche Zaken, de heer Beelaerts van Blokland, betoogt, dat het geenszins zijn bedoeling is geweest, den heer De Savomin Lohman een les te geven in het Staatsrecht. Krachtens de constitutie heeft spreker echter hot recht, inlichtingen te wei- geren, als hij dit in 's lands belang acht. Er I- zijn in het debat conclusies getrokken en uit- spraken gedaan, die het voor spreker verlei- delijk maken, erop in te gaan. Aan die ver- leiding zal hij weerstand bieden. In de Grond- !wet ziet hij ook geen verschil tusschen gewone en buitengewone omstandigheden. De interpellatie wordt gesloten. Vergadering van Donderdag. Als nieuw lid wordt geinstalleerd de heer s M. Visser (r.k.) uit Leeuwarden, gekozen in de vacature, ontstaan door het overladen van den heer Hendrix. De heer Blomjous (r.k.) vraagt en verkrijgt verlof om de regeering te interpelleeren over den algemeenen economischen toestand in verband met de wereldcrisis en over maat- regelen in het belang van de welvaart hier te lande. Hierna wordt voortgezet de behandeling van het geldschietensontwerp van mr. G. van den Bergh c.s. De heer Mendels (s.d.) hoopt, dat het ont- werp spoedig in het Staatsblad zal komen. Hij wijst op tal van voordeelen. De heer Sasse van IJsselt (r.k.) juicht het ontwerp toe, daar het den woeker beoogt te bestrijden. De heer Von den Bergh, zijn voorstel ver- dedigend, dankt voor de ondervonden mede werking. Spr. wijst er op, dat het initiatief tot positieve woekerbestrijding naast de ne- gatieve maatregelen van het ontwerp, reeds genomen Is. Het ontwerp wordt z. h. s. aangenomen. met welk resultaat de voorzitter en de aan- wezige leden den heer v. d. Bergh gelukwen- schen. MACDONALD EN DE LOONEN. In een deze week in zijn district Seaham gehouden rede heeft MacDonald o.a. het vol gende gezegd: ,,Ik heb een vriend hier hooren zeggen, dat gij niet zoudt toestaan dat uw loonen ver- laagd zouden worden. Wat bedoelt gij met loonsverlaging Gij moogt in staat zijn door uw organisatie te voorkomen, dat uw loonen in geld uitgedrukt dalen, zoodat ge aan het einde der week eenzelfde bedrag in shillings thuis brengt. Maar indien ge dan die shil lings omzet in levensbehoeften en bemerkr., dat die schillings geen 'shilling meer waard zijn, dan is er geen vakvereeniging op aarde, die de werking kan voorkomen van de econo- mische wetten, die zulke treurige gevolgen voor u hebben." Hierop interrumpeerde iemand, waarna MacDonald zeide: „Luister even, en ge zult daarna een wijzer man zijn dan nu". ,,Ik was, zoo vervolgde hij, ook in Duitsch- land in die moeilijke dagen, toen de arbeiders- klasse, sterk in de vakvereenigingen, besloten had zich te verzetten tegen een temggang van den levensstandaard. Zij waren als een dobber in stroomend water, hulpeloos. De loo nen werden niet betaald in een of twee bil- jetten. De arbeiders gingen naar huis, hun zakken uitpuilend van bankpapier. Maar het is niet de hoeveelheid, die de loonen bepaalt, het is de waarde. En de vrouwen haddeu bundels biljetten noodig om 6bn pond suiker te koopen. Duitschland moest dit meemaken, omdet het zijn financien chaotisch liet worden, tot ondergang en ruine toe. Ik zeg niet, dat hetzelfde ons thans zal overkomen, maar ik waarschuw u, dat het slechts van uw begrip en onafhankelijkheid afhangt, of gij dit u zelf bespaart. Gij moet den weg naar de waar heid vinden. De dag zal komen, dat ge zult zeggen: ,,Hij had ook hier gelijk." Wij gelooven, dat MacDonald's woord ook te onzent gehoord moet worden, zegt het Alg. Hbl. DE KABINETSCRISIS IN SPANJE. De radicale en anti-clericale stroomingen in het Spaansche parlement hebben, schrijft de N. R. Crt., een einde gemaakt aan het onder leiding van den gematigden republikein en goed katholiek Zamora staande kabinet. Zamora is zeer lang op zijn post gebleven, blijkbaar om te redden wat naar zijn meening moest worden gered. Hij en Maura, minister van binnenlandsche zaken, hebben, van hun standpunt beschouwd, heel wat te verduren gekregen voor zij het bijltje er bij neerlegden. Nu echter is het hun te machtig geworden. Men mag aannemen, dat voor hen als goede zonen der ker-k de afschaffing van den offi- cieelen staatsgodsdienst niet van beslissende beteekenis is geweest. Want de kerk heeft tr ternauwernood nog belang bij als staatsgods dienst in het midden van den politieken strijd te staan en daardoor tevens weer een hoofd- punt van aanval te zijn voor de verbitterde menigte. Het gevaar is in Spanje steeds groot geweest, dat de ontevredenheid zich vooral tegen de kerk uit. Zooals men weet, was de beeldenstorm, die spoedig op de invoering der republiek volgde, volstrekt geen onbekend verschijnsel. Het agressief anti-clericalisme, dat steeds een reactie is op de macht der geestelijken, is in den loop der tijden in Spanje menigmaal tot uiting gekomen. Uit het af- treden van Zamora mag men opmaken, dat hij den indruk heeft gekregen, met zijn aan- blijven de kerk niet meer van dienst te kun nen zijn; en dat nu, naar zijn meening, het oogenblik was gekomen om uit duidelijke fei- ten duidelijke gevolgtrekkingen te maken. Aan het spel van met aftreden dreigen, mok- kend zich terugtrekken en dan, onder alge meenen drang en gejuich, terug te keeren is nu een eind gekomen. Toch hebben niet de hevigste anti-clericalen het pleit gewonnen en de verbanning van de orden is volstrekt niet onvoorwaardelijk, maar zoo zeer door bepalingbn beperkt, dat hoofd- zakelijk de Jezuieten er door getroffen zullen worden. De socialisten en radicale socialisten waren dan ook met de genomen besluiten vol strekt nog niet tevreden. De orden, die het recht behouden in Spanje voort te bestaan, komen onder het departement van justitie; zrj zullen geen handel meer mogen drijven en geen tak van nijverheid uitoefenen, een bij- zondere eigenaardigheid van het Spaansche ordewezen, dat soms zelfs de voornaami-te kant kon lijken van den nationalen onderne- mingsgeest. Daartegenover mogen hun bezit- tingen niet worden onteigend, behalve dan het beziit van de orden, aan welke de wet het ver der verblijf in Spanje ontzegt. Het nieuwe kabinet, dat onmiddellijk tot stand is gekomen, bestaat bijna geheel uit leden van het oude kabinet. Azana, de radi cale minister van oorlog, is minister-presi dent geworden. Hij blijft daarbij aan het hoofd staan van zijn oude departement. Waarschijnlijk beteekent het optreden van de nieuwe regeering een vermindering van het tegenwicht tegen het radicalisme van het parlement, dat bevrediging zoekt in socialis- tische phraseologie, die aan den werkelijken toestand in het land toch nog niet beant- woordt. Intusschen is Spanje zoo zeer in gisting, is de nieuwe orde van zaken nog zoo weinig tot bezinking gekomen, dat er van de ontwik keling, die de naaste toekomst zal brengen, nog heel weinig te zeggen valt. Alles ver- keert nog in een voorloopigen toestand. Wij moeten afwachten wat het onmiddellijk gevolg zal zijn van de jongste parlementaire gebeur- tenissen. Zullen de Basken inderdaad het parlement verlaten, zooals zij gedreigd hebben te doen? Zullen de agrariers er den brui aan geven met het nieuwe kabinet samen te wer ken? Men weet in de opgewonden parlemen taire atmosfeer nooit zeker of dreigen met weggaan al dan niet ernstig gemeend is. En van weggeloopenen mag men altijd nog weer den terugkeer verwachiten. In de Spaansche politiek heeft de dagelijksche loop van zaken nog minder beslissende beteekenis dan in noordelijke landen het geval is. Intusschen vindt men het nu ook weer noo dig kerken en kloosters te bewaken uit vrees voor een nieuwen beeldenstorm. JUBLLEUM M. A. KWAAK. Gistervoormiddag is de heer M. A. Kwaak, agent van politie alhier ten ziijfnen huize door den burgemeester namens het gemeente- bestuur gelukgewenscht met zijn 30-jarig jubil6 in dienst der geaneenite en hem onder waardeerende woorden tevens een bloemstuk overhandigd. Daarna werd de jubilaris in tegenwoordig- heid zijner collega's toegesproken door den inspecteur, den heer Hack, die hem namenf alien een souvenir aan dezen voor hem ge' denkwaardigen dag aanbood. Vervolgens werd de jubilaris opnieuw toe gesproken door den burgemeester, den heer

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1931 | | pagina 5