ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN.
Tweed© Blad.
No. 8747 VRIJDAG 16 OCTOBER 1931. 71e JAARGANG.
BIIHSNLA1D.
BUITENLAND.
TER NEUZEN, 16 OCTOBER 1931
BAKKERSNACHTARBEID.
De Burgemeester van. TER NEUZEN
maakt bekend, dat bij zijn besluit van heden
aan JACOB JANSEN, broodbakker te Ter
Neuzen, Donze-Visserstraat no 9, vergun-
ning is verleend tot bet verriehten van i
bakkersarbeid tusschen 8 uur des namiddags
en 6 uur des voormiddags.
Deze vergunning is geldig tot 15 October
1934.
Ter Neuzen, 15 October 1931.
De Burgemeester voornoemd,
J. HUIZINGA.
1
EEBSTE KAMER.
Vergadering van Woensdag 14 Oct.
De stand der Nederlandsch-Belgische
onderhandelingen.
Interpellatie-de Savomin Lohnian.
De heer De Savomin Lohman (C.H.) inter-
pelleert over den stand der Nederlandsch -
Belgische onderhandelingen.
Bebalve de Minister van Buitenlandsche
Zaken is ook tegenwoordig de Minister-Pre
sident.
De interpellant maakt eerst een opmerking
over de verhouding tusschen Minister en in
terpellant en spreekt er zijn voldoening over
uit, dat ook de Minister-President aanwezig
is. Hierdoor komt des te sterker uit dat de
Regeering in baar geheel de verantwoording
op zioh neemt van het tot stand te brengen
verdrag. Spreker zal dus niet ingaan op ge-
ruchten over meeningsverschil in het kabinet.
Hij neemt aan, dat bet kabinet homogeen is.
Ook moet spreker aannemen, dat de Regee
ring zich nog steeds op het standpunt stelt
van het memorandum van 7 Mei 1929. Zon-
der voorafgaande mededeelingen aan de
Kamer is dus de Regeering gebonden aan
haar eenmaal afgelegde verklaringen. De
geruchten zijn echter hardnekkig, dat de
Regeering is afgegleden van haar eenmaal
ingenomen standpunt. Spreker wijst op het
bericht in het „Digbl. v. N.-Br." over de on-
derhandeling over een nieuw kanaal. Het
kanaal zou loopen benoorden de Eendracht
over den vasten wal van Noord-Brabant. Het
Oostelijk deel der Westerschelde zou worden
afgesloten. De waterweg zou dus recht-
streeks kunnen doorloopen van de dokken te
Antwerpen naar de uitmonding in het Helle-
gat of het Hollandsch Diep. Het betreffende
bericht trad zoodanig in bijzonderheden, dat
dit spreker aanleiding gaf een interpellate
aan te vragen. Het dementi was immers
hoogst onduidelijk geweest.
Later verscheen in het ,,Vad." een artikel
van iemand, die blijkbaar goed op de hoogte
kon zijn van hetgeen geschied was. Dit ar
tikel bevestigde geheel de mededeelingen in
het „Dgbl. van N.-Br.". In hoofdzaak zou
het plan-Konijnenburg worden gevolgd met
eenige afwijkingen, waarvan de voomaamste
was, dat de kleine openingen van den istrek-
dam zouden worden dieht gemaakt. Dit
merkwaardige artikel bleef zonder tegen-
epraak.
Indien dit artikel waarheid bevat, be-
schouwt de Regeering de geografische gren
zen der soheidingsregeling dus niet meer als
uiterste limiet van een concessie. Een water
weg als in het artikel bedoeld, zou slechts
een pseudo Moerdijkkanaal zjjn. Volgens het.
artikel echter wordt weder een kunstmatige
Rijnmond geschapen en worden de Antwerp-
sche dokken verlengd op Nederland-ch ge
bied.
Dit zou geen eerbiediging zijn van 't votum
der Kamer. Elk project, dat het open Schel-
devak uitschakelt, is in strijd met het Kamer-
votum. Een beroep op technische overwegio-
gen kan hier niet gelden, omdat men het
moeilijk een correctie van een tusschenwater
kan noemen. Spreker kan dan ook niet aan
nemen, dat de berichten dienaangaande juist
zijn, everumin als die over het kanaal Dintel-
sas-Willemstad. Hoe nu? Nederland zou
zich vrijwillig veel kosten getroosten ter ver-
betering van het Hellegat, maar tegelijk aan
Belgie toestaan 'n kanaal Dintelsas-Willem-
stad? Wanneer men dit alles overweegt,
dan moet men wel aannemen, dat de dagbla-
den verkeerd zijn ingelicht. Er moet eeu
myistificatie in 't spel zijn. Het zou tot kal-
meering der ontruste gemoederen kunnen bij-
dragen, als de Minister zou willen overleggen
de kaart, die Rotterdamsche belanghebben-
den hebben mogen aanschouiwen. Kan de
Regeering mededeelen, wie de dementi's heeft
verstrekt
Vragen van den heer De
Savomin Lohman.
Aan het eind van zijn rede stelt spreker
de volgende vrag®n
1. Zijn tusschen de Nederlondsche Regee
ring of met haar goedvinden onderhandelin
gen gaande of in voorbereiding met de Bei-
gisohe regeering of haar vertegenwoordigers
of vertrouwenslieden, o.a. over een nieuwe
Rijn-Schelde verbinding
2. Zoo ja, zijn dan daarbij van Nederland
sche zijde als mogelijkheden aanvaard of tot
bespreking toegelaben
a. Uitschakeling in de buurt van Bath
van het open-Scheldevak in dier voege, dat
na den eventueelen aanleg van een in de Ant-
werp-che dokken aanvangend lateraal kanaal
schepen van uit die dokken rechtstreeks'
d.w.z. zonder passeeren van de open Schelde
zouden kunnen doorvaren tot het noordelijk-
ste uiteinde van den nieuwen venbindine-s-
weg?
b. Afwijking van den ouden historischen
waterweg in meer oostelijke richting, zoodat
het kanaal ter hoogt6 van de Eendracht en
verder noordwaarts over den vasten wal van
Noord-Brabant zou loopen?
c. Aanleg op Belgie's kosten van een
kanaal van Dintelsas naar Willemstad zoo
mocht blijken, dat het Hellegat nog moeilijk-
heden zou opleveren?
3. Indien het antwoord op de tweede vraag
of eenige harer onderdeelen bevestigend luidr,
handhaaft de Minister dan niet meer:
a. haar toezegging aan de Eerste Kamer
der Staten-Generaal, het votum van dit
staatscollege betreffende het verworpen ver
drag ten voile te zullen eerbiedigen, zich van
dat standpunt niet te laten afdringen en er
oak niet van te zullen afglijden?
b. haar in het Memorandum van 1929 en
meermalen in de Eerste Kamer afgelegde
verklaring, dat een kanaal met de kenmer-
kende eigenschappen van het Moerdijkkanaal,
als hoedanig werden genoemd de schepping
in Belgie van een kunstmatigen Rijnmond en
verlenging van de Ant/werpsche dokken op
Nederlandsoh gebied nooit, tegen welke con-
cessies oak, zou worden toegestaan?
c. haar herhaalde verzekering bij het on-
derhandelen over een tracd de geografische
grenzen der scheidingsregeling te zullen eer
biedigen en dus den loop van bestaande of in
1839 bestaan hebbende tusschenwateren te
zullen volgen, z(j het ook eventueel met ge-
ringe afwijkingen, doch slechts, voor zoover
deze geboden zouden zijn door Nederland^fche
belangen (oesterbanken) en technische over-
wegingen
4. Indien het antwoord op de tweede vraag
ontkennend luidt, is de Minister dan bereid
te verklaren, nimmer een waterweg te zullen
toestaan, welke in het zuiden het open Schel-
devak vermijdt, die in het noorden oostelijker
uitmondt dan Dintelsas en die over de ge-
heele linie anders dan incidenteel en slechts
als Nederlandsche belangen en technische
overwegingen zulks beslist onvermijdelijit
maken, over den Brabantschen wal loopt?
5. Neemt de Minister de verantwoordelijk-
heid op zich voor de in Geneve aan de ver
tegenwoordigers van „Nieuwe Rotterdamsche
Courant" en ,,Handelsblad" gegeven dementi's
betreffende de mededeelingen in het „Dag-
blad van Noord-Brabant" van 5 en 15 Sep
tember j.l. aangaande den stand der onder
handelingen over een nieuwe RijnSchelde-
verbinding
6. Heeft de Minister aan „belanghebben-
den in Rotterdam", bijv. de Kamer van Koop-
handel aldaar, de schetskaart doen toekomen,
die deze belanghebbenden, gelijk in het
dementie van 16 September j.l. wordt onder-
steld, onder oogen zouden hebben gehad en
zoo ja, is de Minister dan bereid, deze kaart,
vergezeld van toelichting, waaruit blijkt
welke denkbeelden van Belgische en welke
van Nederlandsche zijde, in het bijzonder a
het Memorandum van Mei 1929 in discussie
zijn gebracht, vertrouwelijk aan de Kamer
over te leggen?
Antwoord van Minister Beelaerts
van Blokland.
De Minister van Buitenlandsche Zaken, de
heer Beelaerts van Blokland, antwoordde
hierop als volgt:
De Regeering heeft aan de Staten-Gene
raal met betrekking tot het in gang zijnd
overleg met Belgie, reeds meer inlichting ge
geven dan de Kamer, voor zoover den Minis
ter bekend, ooit v66r de totstandkoming van
een verdrag te dien aanzien heeft ontvangen.
Maar het spreekt vanzelf, dat aan de Re
geering de beoordeeling moet verblijven over
hetgeen op een bepaald oogenblik kan en niet
kan worden medegedeeld.
Dit laatste geldt ten aanzien van elk on-
derwerp. De aard van het bestuur der bui
tenlandsche betrekkingen brengt intusschen
met zich, dat het gezegde op dat tenrein in
het bijzonder geldt.
In het Nederlandsche Staatisrecht is die ge-
dachte dan ook steeds tot uiting gekomen,
zulks ondanks de uibreiding, die aan de con-
troleerende functie van de Staten Generaal
op het gebied der buitenlandsche zaken in
den loop der jaren is gegeven. Sinds de
Grondwetsherziening van 1922 moeten alle
verdragen door de Volksvertegenwoordiging
worden goedgekeurd. Dit is de eenige uit-
zondering (afgezien aan het begrootings-
recht) op den regel dat de Kroon, en de
Kroon alleen, de buitenlandsche betrekkingen
bestuurt.
Slechts voor 66n punt in de vragen van
interpellant ter sprake gebracht, wenscht de
Minister nog eenige oogenblikken de aandacht
der Kamer te vragen, omdat gebleken is, dat
daaromtrent in zekere kringen misverstand
bestaat. Dat punt betreft het open Schelde-
vak, dat sommigen wenschen als verbinding
tusschen een Nederlandsch- en een Belgiscn
kanaal voor de scheepvaart tusschen Ant
werpen -en den Rijn.
In de Nederlandsche nota van 7 Mei 1929
heeft de Nederlandsche Regeering zich be
reid verklaard zich met Belgie te verstaan
over een scheepvaartweg tusschen Bath en
Dintelsas.
Zij deed daarbij uitkomen, „dat zij wel verre
van haar tegemoetkomende gezindheid slechts
te beperken tot de punten Bath en Dintelsas,
bereid blijft elk tracd in overweging te nemen,
dat zich laat denken binnen het kader van
de waterwegen, om het even of deze heden
ten dage bevaarbaar zijn of niet, die thans
bestaan of die ten tijde van de scheiding heb
ben bestaan". En zij liet daarop volgen:
mocht de Belgische regeering, binnen dit
kader blijvende, moeiiykheden meenen te be-
speuren, dan zou het natuurlijk zijn, dat zij
onderzocht, hoe deze het best -kunnen wor
den ondervangen; de Nederlandsche Regee
ring zou volkomen bereid zijn daartoe mede
te werken."
Het officieele Nederlandsche
standpunt.
Dat was en is het officieele Nederlandsche
standpunt. Noch in de Staten-Generaal,
noch daanbuiten, heeft het in het openbaar
bestrijding gevonden.
Zou het daarmede nu in strijd zijn, indien
ten zuiden van de aldus gedachte verbinding
een werk in de Schelde werd aangelegd, om
de binnenvaart van de zeevaart te scheiden?
Geenszins. Zoodanig werk is zelfs een
noodzakelijkheid. Van den aanvang af, -is
dan ook op kaartjes ter illustratie van dit,
het eerst door ir. van Konijnenburg gelan-
ceerde plan, een strekdam in de Schelde aan-
gegeven. Niets kan Belgie beletten, op eigen
gebied een iftnaal te graven, dat zou uit
komen ter hoogte van de grens in de Schelde,
achter den strekdam.
Tegen dien istrekdam is, voor zoover de
Regeering is gebleken, hier te lande nergens
bezwaar geopperd.
Wie het denkbeeld van dien strekdam met
ga.ten aan de uiteinden aanvaardt, kan (de
Minister zegt dit met den meesten nadruk)
op den duur niet ont-komen aan het dicht-
maken van die gaten. Denkt men nu waar-
lijk, dat de gaten in dien dam open zouden
blij-venNatuurljjk geeft de Regeering er
zich volkomen rekenschap van, dat het noor-
delijkste der beide gaten zou dienen voor de
scheepvaartverbinding van het tusschen-
waterengebied met de Westerschelde. Die
verbinding zou natuurlijk met het oog op het
verkeer tusschen Westelijk Noord-Brabant
eenerzijds en Zeeuwsch-Vlaanderen en de
Schcldemonden anderzijds in geen geval
mogen worden gemist; maar daarin kan door
een afzonderiijk toeleidingskanaal op betere
wyze worden voorzien. Voor die verbindim
zijn de gaten in den dam dus niet noodig.
Voor het overige zouden zij alleen moeten
dienen om op het voor de binnenvaart op Ant
werpen bestemde gedeelte de werking van eb
en vloed te behouden. Die werking is intus
schen niet een vereischte in het belang van de
scheepvaart, maar vormt daarvoor integen-
deel een belemmering, welke, door het een-
voudig dichten von die twee kleine gaten
kan worden genomen.
Wanneer men in de constructie van het bas-
sin in open gemeenschap een definitieve rege-
ling wil zien, sluit men het oog voor de wer-
kelijkheid of lijdt men aan zelfbedrog. Wie
de zaak nuchter beziet, begrij-pt, dat men, als
men dat bassin met open dam aanvaardt,
aan den gesloten dam niet kan ontkomen.
Maar wie die zaak nuchter wil bezien, zal
zich ook rekenschap willen geven van de
pmctische beteekenis, zoowel voor algemeen
Nederlandsche belangen als in het bijzonder
voor de scheepvaart van die getijdebeweging
tot behoud waarvan men die twee kleine
gaten in den dam van het bassin zou willen
houden. Op dat bassin zouden twee kanaal-
takken zijn aangesloten, een Bel-gisch, ko-
mend van Antwerpen, op dokpeil, en een
Nederlandsch, gaande naar h-et Noorden, op
een voor Nederlandsche belangen wenschelrjk
peil. Het open gedeelte zou natuurlijk z<56
diep moeten worden aangelegd, dat met die
laagste Scheldestanden daarop vaart mogelijk
zou zijn en de sluizen zouden z66 moeten
worden gebouwd, dat bij elken getijdestand
in de Schelde schutting zou kunnen plaats
hebben. De imschakeling van het open ge
deelte zou dus alleen tengevolge hebben, dat
er een sluis meer noodig zou zijn en dat dus
op het geheele traject drie maal in plaats
van twee maal zou moeten worden geschut.
Waar de moderne sluizentechniek het mo
gelijk maakt, den schutduur met inbegrip van
het oponthoud, veroorzaakt door in- en uit-
varen, terug te brengen tot minder dan een
half uur, zou voor de scheepvaart de open
verbinding in vergelijking met de gesloten
verbinding slechts de verlenging van den
vaartduur beteekenen met ongeveer een half
uur. Een ander verschil is er niet.
Een kwestie van loyaliteit.
Maar nu mag ik nog een andere vraag
doen. De vraag namelijk, of het loyaal, of
het Nederlandsch zou zijn, wanneer wij bij
een regeling met 66n onzer naburen, ter
hand genomen onder het motto van bereid-
willige medewerking, opzettelijk een technisch
volstrekt noodeloozen en zelfs onwenscheljj-
ken weerstand zouden trachten in te schake-
len, niet, omdat het Nederlandsch belang
zulks vordert, maar uitsluitend om het tra
ject met een half uur te verlengen, een pla-
gerij. Dat ware geen goede politiek, want
die politiek zou het stempel dragen van
kleinheid en onwaarachtigheid. Als buren
heeft men elkander nu eenmaal telkens noo
dig en ik ben er zeker van, dat, als Belgie
eens tegenover ons een dergelijke houding zou
aannemen, het oordeel daarover hier te lande
verre van malsch zou zjjn.
A1 zal ik over het materieele van het over-
leg moeten zwijgen, wel mag ik tenslotte een
enkel woord zeggen over den geest, waarin
het overleg dient te worden gehouden. Wij
zijn het er alien over eens, dat een goede
verstandhouding tusschen Nederland en Bel
gie een eisch is van politiek beleid; en de
moeilijke tijden, welke wij thans beleven, heb
ben dien eisch nog onderstreept. Tevens zijn
wij het over eens, dat die goede verstand
houding niet kan worden verkregen door een-
zijdige toegevingen, doch moet steunen op
wederkeerigheid. Maar evenmin kan zij wor
den verkregen, indien een der partijen, door
vast be houden aan opzettelijke, noodelooze
verkeersbelemmeringen, blij-k zou geven, tot
minnelijk overleg in den grond niet bereid te
zijn.
Replieken.
De heer De Savomin Lohman (C.-H.) con-
stateert, dat de Minister op geen enkele vraag
een volledig antwoord heeft gegeven. Hij zal
er niet nader op aan-dringen. De Minister
heeft een les gegeven in het Staatsrecht,
waarmede spreker zeker zijn voordeel hoopt
te doen. Aan het juiste adres was deze les
echter niet gericht. Indien men hier te maken
had met gewone omstandigheden, zou spreker
deze vragen niet gesteld hebben. Hier geldt
het een nationale zaak en de Minister heeft
bij herhaling zeer uitvoerige mededeelingen
gedaan en legde zich daarmede vast tegen
over de Staten-Generaal. Buiten deze gren
zen stelt spreker geen vragen, hij vraagt al
leen maar naar aanleiding van geruchten, of
de Minister verklaren kan, dat hij niet is af-
geweken van siljtn oorspronkeljjk standpunt.
Spreker kan niet inzien, dat hij gaat buiten
de grenzen van ons Staatsrecht. Wanneer de
Regeering op deze manier een overwinning
zou ibehalen, zou spreker dit geenszins be-
nijdenswaardig achten.
De Minister is slechts op 6en punt inge-
gaan en hij -behandel-t dit ,,in abstracto".
Maar ieder lid der Kamer begrijpt nu, dat het
kanaal zal doorloopen met vermijding van de
open Schelde. Dit is zeer bedenkelijk. Hier-
mede komt hij in strij-d met zijn eigen toe-
zeggingen. Niemand heeft dan ook ooit ge-
dacht aan een gesloten strekdam. Het
kanaal-Beelaerts versohilt totaal van dat van
Ir. Van Konijnenburg. Er was dan ook een
oppositie in Belgie tegen het plan-Konijnen
burg, een oppositie, welke er nu niet meer is.
Het verschil vindt men dus in Belgie blijk
baar ook groot. Het plan-Beelaerts is prin-
cipieel anders.
Spreker hecht ook groote waarde aan de
oppositie in West-Brabant tegen het huidige
plan. De eb en vloed is voor de afwatering
van Brabant van het grootste belang en zou
geenszins dienen om de scheepvaart te plagen.
Spreker heeft echter geen enkel bezwaar
tegen een plan binnen de scheidingsregeling en
dat de open Schelde niet vermijdt. De Minis
ter heeft nu duidelijk te verstaan gegeven,
dat concessies-zijn gedaan, welke nooit had-
den mogen worden gedaan. Het is te betreu-
ren, dat spreker tegenover de Nederlandsche
Regeering het Nederlandsche standpunt moet
verdedigen. Hij vreest in den Minister en in
het kabinet ten opzichte van de Belgische i
kwestie niet meer dat vertrouwen te kunnen
stellen, dat hij tot nu toe heeft kunnen 1
stellen.
De Senaat niet bevoegd tot controle. j
De heer Van Embden (V.-D.) had het beter j
gevonden als in deze Kamer de interpellatie
niet ware aangevraagd. Het is niet voegzaam,
de Tweede Kamer de controle uit handen te i
nemen. Deze controle behoort bij haar, niet
bij den Senaat. Spreker zal daarom niet in
gaan op den materieelen inhoud van de in
terpellatie.
Voorwaarde van de open Schelde.
De heer Van Lanschot (R.-K.) meent, dat
gebleken is, dat de onderhandelingen met
Belgie in een vergevorderd stadium verkee-
ren. Bij den waterweg zijn gewichtige be
langen van Noord-Brabant betrokken, zoo
bijv. de afwatering, die veel gemakkelijlker ge-
schiedt op een open rivier dan op een kanaal.
Het bestuur van die provincie is omtrent dit
punt nog niet gehoord. Spreker hoopt, dat
dit alsnog zal geschieden.
De Minister wil gaan in de richting van een
aaneengesloten kanaal. Laat de Regeering
emstig overwegen, of het wel verstandig is
de voorwaarde van de open Schelde los te
laten.
Schade voor Rotterdam.
De heer De Zeeuw (S.-D.) betoogt, dat, als
het kanaal inderdaad op deze wijze tot stand
komt, dit van grooten invloed zal zijn op de
ontwikkeling van Rotterdam. De Belgische
regeering doet heel wat meer voor de Ant-
werpsche haven dan de Nederlandsche regee
ring voor die van Rotterdam.
Nog een verzet.
De heer Koster (V.-B.) komt op tegen
's Ministers uitlating, dat alleen zij, die slechts
den waterweg over Hansweert willen, be
zwaar kunnen hebben tegen het thans voor-
gestelde kanaal. Spreker wenscht daarop
verder niet in te gaan.
De Minister van standpunt veranderd.
De heer Briet (A.-R.) sluit zich geheel aan
bij den interpellant. De Minister is van
standpunt veranderd. Er is niet alleen een
politiek bezwaar, maar ook een nationaal
bezwaar. De regeering is er niete als zij het
parlement heeft overwonnen; zij moet begrij-
pen, dat het Nederlandsche vollk hecht aan
zijn historie, zijn recht en zijn belangen.
Geen verdere aftapping van Rotterdam.
De heer Blomjous (R.-K.) apprecieert het
optreden van den interpellant. Thans kan
men met recht onderstellen, dat er sprake is
van een kanaal buiten de scheidingsregeling.
Hoe kan de Minister zeggen, dat het voort-
bestaan van de Schelde het scheppen zou Zijn
van een opzettelijke verkeersbelemmering
Spreker betreurt, dat deze woorden gesproken
zijn door een Nederlandschen Minister in de
Nederlandsche Eerste Kamer. Men schept
niet moedwillig een belemmering, als men
weigert, om Rotterdam zijn havenverkeer te
doen aftappen.
Bijval voor den bewindsman.
De heer Wibaut (S.-D.) is van meening, dat
de Regeering in dit concrete geval volkomen
juist was, om niet op de zaak in te gaan.
Men kan niet in ieder stadium van onderhan
delingen mededeelingen doen. De Minister
had op de heele serie courantenberichten niet
moeten ingaan. Ook nu had de Minister niet
moeten ingaan op het technische gedeelte der
kwestie. Hierover wordt reeds nu een be-
paalde sfeer geschapen.
Dupliek van den Minister.
De Minister van Buitenlandsche Zaken, de
heer Beelaerts van Blokland, betoogt, dat het
geenszins zijn bedoeling is geweest, den heer
De Savomin Lohman een les te geven in het
Staatsrecht. Krachtens de constitutie heeft
spreker echter hot recht, inlichtingen te wei-
geren, als hij dit in 's lands belang acht. Er
I- zijn in het debat conclusies getrokken en uit-
spraken gedaan, die het voor spreker verlei-
delijk maken, erop in te gaan. Aan die ver-
leiding zal hij weerstand bieden. In de Grond-
!wet ziet hij ook geen verschil tusschen gewone
en buitengewone omstandigheden.
De interpellatie wordt gesloten.
Vergadering van Donderdag.
Als nieuw lid wordt geinstalleerd de heer
s M. Visser (r.k.) uit Leeuwarden, gekozen in
de vacature, ontstaan door het overladen van
den heer Hendrix.
De heer Blomjous (r.k.) vraagt en verkrijgt
verlof om de regeering te interpelleeren over
den algemeenen economischen toestand in
verband met de wereldcrisis en over maat-
regelen in het belang van de welvaart hier
te lande.
Hierna wordt voortgezet de behandeling
van het geldschietensontwerp van mr. G. van
den Bergh c.s.
De heer Mendels (s.d.) hoopt, dat het ont-
werp spoedig in het Staatsblad zal komen.
Hij wijst op tal van voordeelen.
De heer Sasse van IJsselt (r.k.) juicht het
ontwerp toe, daar het den woeker beoogt te
bestrijden.
De heer Von den Bergh, zijn voorstel ver-
dedigend, dankt voor de ondervonden mede
werking. Spr. wijst er op, dat het initiatief
tot positieve woekerbestrijding naast de ne-
gatieve maatregelen van het ontwerp, reeds
genomen Is.
Het ontwerp wordt z. h. s. aangenomen.
met welk resultaat de voorzitter en de aan-
wezige leden den heer v. d. Bergh gelukwen-
schen.
MACDONALD EN DE LOONEN.
In een deze week in zijn district Seaham
gehouden rede heeft MacDonald o.a. het vol
gende gezegd:
,,Ik heb een vriend hier hooren zeggen, dat
gij niet zoudt toestaan dat uw loonen ver-
laagd zouden worden. Wat bedoelt gij met
loonsverlaging Gij moogt in staat zijn door
uw organisatie te voorkomen, dat uw loonen
in geld uitgedrukt dalen, zoodat ge aan het
einde der week eenzelfde bedrag in shillings
thuis brengt. Maar indien ge dan die shil
lings omzet in levensbehoeften en bemerkr.,
dat die schillings geen 'shilling meer waard
zijn, dan is er geen vakvereeniging op aarde,
die de werking kan voorkomen van de econo-
mische wetten, die zulke treurige gevolgen
voor u hebben."
Hierop interrumpeerde iemand, waarna
MacDonald zeide: „Luister even, en ge zult
daarna een wijzer man zijn dan nu".
,,Ik was, zoo vervolgde hij, ook in Duitsch-
land in die moeilijke dagen, toen de arbeiders-
klasse, sterk in de vakvereenigingen, besloten
had zich te verzetten tegen een temggang
van den levensstandaard. Zij waren als een
dobber in stroomend water, hulpeloos. De loo
nen werden niet betaald in een of twee bil-
jetten. De arbeiders gingen naar huis, hun
zakken uitpuilend van bankpapier. Maar het
is niet de hoeveelheid, die de loonen bepaalt,
het is de waarde. En de vrouwen haddeu
bundels biljetten noodig om 6bn pond suiker
te koopen.
Duitschland moest dit meemaken, omdet
het zijn financien chaotisch liet worden, tot
ondergang en ruine toe. Ik zeg niet, dat
hetzelfde ons thans zal overkomen, maar ik
waarschuw u, dat het slechts van uw begrip
en onafhankelijkheid afhangt, of gij dit u zelf
bespaart. Gij moet den weg naar de waar
heid vinden. De dag zal komen, dat ge zult
zeggen: ,,Hij had ook hier gelijk."
Wij gelooven, dat MacDonald's woord ook
te onzent gehoord moet worden, zegt het
Alg. Hbl.
DE KABINETSCRISIS IN SPANJE.
De radicale en anti-clericale stroomingen in
het Spaansche parlement hebben, schrijft de
N. R. Crt., een einde gemaakt aan het onder
leiding van den gematigden republikein en
goed katholiek Zamora staande kabinet.
Zamora is zeer lang op zijn post gebleven,
blijkbaar om te redden wat naar zijn meening
moest worden gered. Hij en Maura, minister
van binnenlandsche zaken, hebben, van hun
standpunt beschouwd, heel wat te verduren
gekregen voor zij het bijltje er bij neerlegden.
Nu echter is het hun te machtig geworden.
Men mag aannemen, dat voor hen als goede
zonen der ker-k de afschaffing van den offi-
cieelen staatsgodsdienst niet van beslissende
beteekenis is geweest. Want de kerk heeft tr
ternauwernood nog belang bij als staatsgods
dienst in het midden van den politieken strijd
te staan en daardoor tevens weer een hoofd-
punt van aanval te zijn voor de verbitterde
menigte. Het gevaar is in Spanje steeds groot
geweest, dat de ontevredenheid zich vooral
tegen de kerk uit. Zooals men weet, was de
beeldenstorm, die spoedig op de invoering der
republiek volgde, volstrekt geen onbekend
verschijnsel. Het agressief anti-clericalisme,
dat steeds een reactie is op de macht der
geestelijken, is in den loop der tijden in Spanje
menigmaal tot uiting gekomen. Uit het af-
treden van Zamora mag men opmaken, dat
hij den indruk heeft gekregen, met zijn aan-
blijven de kerk niet meer van dienst te kun
nen zijn; en dat nu, naar zijn meening, het
oogenblik was gekomen om uit duidelijke fei-
ten duidelijke gevolgtrekkingen te maken.
Aan het spel van met aftreden dreigen, mok-
kend zich terugtrekken en dan, onder alge
meenen drang en gejuich, terug te keeren is
nu een eind gekomen.
Toch hebben niet de hevigste anti-clericalen
het pleit gewonnen en de verbanning van de
orden is volstrekt niet onvoorwaardelijk, maar
zoo zeer door bepalingbn beperkt, dat hoofd-
zakelijk de Jezuieten er door getroffen zullen
worden. De socialisten en radicale socialisten
waren dan ook met de genomen besluiten vol
strekt nog niet tevreden. De orden, die het
recht behouden in Spanje voort te bestaan,
komen onder het departement van justitie; zrj
zullen geen handel meer mogen drijven en
geen tak van nijverheid uitoefenen, een bij-
zondere eigenaardigheid van het Spaansche
ordewezen, dat soms zelfs de voornaami-te
kant kon lijken van den nationalen onderne-
mingsgeest. Daartegenover mogen hun bezit-
tingen niet worden onteigend, behalve dan het
beziit van de orden, aan welke de wet het ver
der verblijf in Spanje ontzegt.
Het nieuwe kabinet, dat onmiddellijk tot
stand is gekomen, bestaat bijna geheel uit
leden van het oude kabinet. Azana, de radi
cale minister van oorlog, is minister-presi
dent geworden. Hij blijft daarbij aan het hoofd
staan van zijn oude departement.
Waarschijnlijk beteekent het optreden van
de nieuwe regeering een vermindering van het
tegenwicht tegen het radicalisme van het
parlement, dat bevrediging zoekt in socialis-
tische phraseologie, die aan den werkelijken
toestand in het land toch nog niet beant-
woordt.
Intusschen is Spanje zoo zeer in gisting,
is de nieuwe orde van zaken nog zoo weinig
tot bezinking gekomen, dat er van de ontwik
keling, die de naaste toekomst zal brengen,
nog heel weinig te zeggen valt. Alles ver-
keert nog in een voorloopigen toestand. Wij
moeten afwachten wat het onmiddellijk gevolg
zal zijn van de jongste parlementaire gebeur-
tenissen. Zullen de Basken inderdaad het
parlement verlaten, zooals zij gedreigd hebben
te doen? Zullen de agrariers er den brui aan
geven met het nieuwe kabinet samen te wer
ken? Men weet in de opgewonden parlemen
taire atmosfeer nooit zeker of dreigen met
weggaan al dan niet ernstig gemeend is. En
van weggeloopenen mag men altijd nog weer
den terugkeer verwachiten. In de Spaansche
politiek heeft de dagelijksche loop van zaken
nog minder beslissende beteekenis dan in
noordelijke landen het geval is.
Intusschen vindt men het nu ook weer noo
dig kerken en kloosters te bewaken uit vrees
voor een nieuwen beeldenstorm.
JUBLLEUM M. A. KWAAK.
Gistervoormiddag is de heer M. A. Kwaak,
agent van politie alhier ten ziijfnen huize door
den burgemeester namens het gemeente-
bestuur gelukgewenscht met zijn 30-jarig
jubil6 in dienst der geaneenite en hem onder
waardeerende woorden tevens een bloemstuk
overhandigd.
Daarna werd de jubilaris in tegenwoordig-
heid zijner collega's toegesproken door den
inspecteur, den heer Hack, die hem namenf
alien een souvenir aan dezen voor hem ge'
denkwaardigen dag aanbood.
Vervolgens werd de jubilaris opnieuw toe
gesproken door den burgemeester, den heer