Tweede Blad. binnebland. Ter Neuzensche Courant I De Twaal,da 4saemblae ,a"den Feuilleton - vertellingen. BUITKNLAHD. Van den Haag endeHagenaars Maandag 5 Oct. 1931. Mo. 8742 STAD IN MANTSJOERIJE DOOR ROOVERS AAN GEVALLEN. BRABANTSCHE BRIEVEN. VAN PRINSES JULIANA NAAR ENGELAND? Op 24 October a.s. zal in de kleine Sussex kerk van Balcombe te Londen het huwelijk ingezegend worden tusschen Lady May Cam bridge en Captain Abel Smith. Naar de „Daily Mail" weet te berichten zal Prinses Juliana zich naar Londen bege- ven om de plechtigheid van het huwelijk bij te wonen. Zij zal evenals Prinses Elizabeth, dochter van den Hertog en Hertogin van York, Prinses Sybille van Saxen-Coburg- Gotha en Prinses Ingrid van Zweden bruids- meisje zijn. Lady May Cambridge is een nichtje van de Koningin van Engeland en doohter van den Graaf van Athlone. De brui- degom was ai-de de camp van haar vader ge- durende den tijd, dat hij gouvemeur-generaal van Zuid-iAfrika was. OVERBRUGGING HOLLANDSCH DIEP. Het gewestelqk comity tot behartiging van verkeers- en andere belangen voor Z.W. Nederland heeft naar aanleiding van een eventueele overbrugging van het Hollandsch Diep te Moerdijk een adres aan den Minister- raad gezonden, waarin wordt uiteengezet, dat deze overbrugging in hooge mate te be- treuren zou zijn. Geadviseerd wordt een overbrugging, zooveel mogelijk Westelrjk op Brabants vasteland dat is bij Willemstad en via deze plaats dan ook de Westelijke hoofd- verbinding Noord-Zuid, tevens de kortste ver- binding vormend tusschen centraal Holland (met Zuid-Hollandsche eilanden) eenerzijds en centraal Belgie en Frankrijk (met Weste lrjk Noord-Brabant) anderzjjds. Alsdan wordt tevens nog bevorderd een betere verdeeling van de vaste rivierovergan- gen over de geheele breedte van het land: Grave, Nijmegen, Amhem, 's-Hertogenbosch, Zalt-Bommel, Keizersveer, Gorincheim, Wil lemstad, Numansdorp. Ten zeerste zou het comitd het toejuichen, als de ideeen omtrent deze aangelegenheid, zich in dezen zin konden wijzigen en der- halve niet langer, geheel onverdiend, brjzon- dere bezwaren werden geopperd ten opzichte van de route via Willemstad, welke immers als kortste verbinding onder alle omstandig- heden op den duur de beste en ook voordee- ligste moet blijken en mede daarom geheel los van verkeersbelangen naar andere wind- streken (o.a. Rotterdam-Oast en Zuid-Oost) welke evengoed op andere wijze kunnen en uit hoofde van betere verkeersindeeling ook moeten bediend worden, behoort te wor den bezien. INSTELUNG VAN EEN FONDS. RESERVE- In de „Millioenennota" heeft de Minister van Financien zijn voomemens aangekondigd om de voordeelige saldi van den gewonen dienst der begrooting voor 1929 en 1930, nadat daarop in mindering is gebracht het te verwachten tekort over 1931, ten goede te doen komen aan de dienstjaren 1932, 1933 en 1934. Thans heeft de Minister een wetsontwerp ingediend, waarin in deze aangelegenheid wordt voorzien. Aan de memorie van toelichting wordt ver- der het volgende ontleend. De bestemming dezer batig saldi kan het best worden geregeld door instelling van een reservefonds, welke instelling ingevolge de camptatoiliteitswet bij de wet behoort te geschieden. Aangezien het batig saldo van den dienst 1930 nog niet wettelijk is vast- gesteld, kan voorloopdg alleen het batig saldo van den dienst 1929 in het fonds worden ge- stort, terwijl wat de bestemming betreft, voorloopig alleen het ten bate van den dienst 1932 te brengen gedeelte kan worden bepaald. Over de bestemming van het nog niet vast- gesteld batig saldo van de rekening 1930 en over het gebruik van het fonds ten bate van volgende begrootingen, kan eerst later door den wetgever een beslissing worden genomen. Het batig saldo van 1929 bedraagt 58.207.904,82 en ten laste van het reserve fonds wordt een bedrag van 18 millioen gul den toegevoegd aan de middelen van den gewonen dienst der Rijksbegrooting voor 1932. DE TYPHUS-EPIDEMIE TE GENT. Omtrent de typhus-epidemie, die onlangs in de buurt van Gent was uitgebroken er waren vele sterfgevallen is nu gebleken dat zij te wijten is geweest aan het nuttigen van roomijs, dat van besmet water was be- reid. Van Japansche zijde wordt gemeld, dat de stad Nintsjwang, in Mandsjoerjje, door 800 afgedankte Chineesche soldaten, die zich tot een rooversbende hebben gevormd, zou zijn overvallen. Er ontstond een verbitterd ge- vecht met 30 man Chineesche politie-troe- pen. De stad zou in brand staan en ook het Japansche consulaat zou zpn aangevallen. Een later bericht uit Moekden zegt, dat ui_°'e''ac^lemen': JaPanhers de orde in de stad hebben hersteld na het verzet der bandieten te hebben gebroken. HOE LINDBERGH EN ZIJN VROUW AAN DEN DOOD ONTSNAPTEN. Uit Hankow wordt nader over het vlieg- ongeval van kolonel Lindbergh en zijn vrouw gemeld: Toen zij Donderdagmorgen met hun vliegtuig van de Jangtse-rivier wilden opstij- gen, met als passagier den heer King van de Chineesche Commissie tot leniging van den hongersnood, teneinde een vlucht te maken over het gebied van het Toentingmeer, sloeg het watervliegtuig bij het starten over den kop. Alle drie de inzittenden kwamen onder het vliegtuig terecht en zouden zeker verdronken zijn, indien de bemanning van het in de na- bijheid gelegen Britsche vliegtuigmoeder- schip „Hermes" er niet in geslaagd was, de drie drenkelingen te redden en aan boord van het sohip te brengen. Het moet trwijfelachtig heeten of uit deze Assemble eenig positief besluit met betrek- king tot de bewapeningsvacantie zal voort- komen. Wij hebben reeds gezien hoeveel moeite het heeft gekost om in de derde Com missie tot eenig aeooord te geraken, zoodat dan ook een Redactiecommissie werd inge- steld, zonder dat deze een al te nauw om- schreven mandaat verkreeg. Deze Redactie commissie nu is reeds ettelijke malen bijeen geweest, doch zij diende Maandagochtend aan de derde Commissie mede te deelen, dat zij nog niet tot overeenstemming was kiunnen komen. Het standpunt, in het bijzonder door de Fransche, Japansche en Poolsche delega cies ingenomen .blijikt, zoodanig ver van dat van de voorstellers, maar ook van de meer- derheid der andere landen af te wijken, dat een compromis hoogst moeilijk is. Frankrijk toch wil een bewapeningsvacantie slechts aanvaarden, indien daarbij1 komt vast te staan, dat de uitvoering van aangenomen vloobprogramma's niet zal worden verhin- derd, hetgeen voor Italie veel van de aan- trekkelijkiheid aan eigen voorstel zal ont- nesmen. De Japanners verlangen in elk geval het recht om de reeds goedgekeurde program- ma's voor de versterking van het leger te mogen uitvoeren. Er zijn daamevens andere interpretaties van andere Staten, die alles bij elkaar dit bezwaar met zich brengen, dat komt men al tot overeenstemming, deze toch op een zeer zwakken grondslag zal berusten. Lord Robert Cecil heeft dan ook wel een poging gedaan om overeenstemming te ver- krijgen, doordat de Volkenbondsvergadering aan de Regeeringen zou aambevelen, zich te verbinden gedurende een jaar hun bewapenin- gen niet te versterken, welk voomemen dan uiterlijk 1 November a.s. zou dienen te wor den kenbaar gemaakt, maar bij Cecil en bij Motta, die hem ondersteunde, was aarzeling over het nut van zulk een voorstel ook wel even merkbaar. Polen is dan ook direct komen verklaren, dat zelfs deze definitie te gedetail- leerd was, en dat men slechts van bewape ningsvacantie zonder meer kon spreken. Waartegenover natuurlijk weer gesteld werd dat dan geheel het begrip zoo uitermate vaag werd, dat nauwelijks van een resultant kon worden gesproken. Japan wees nog eens nadrukkelijk op de noodzakeliijkheid om het vlootprogramma van Londen en het reeds goedgekeurde Japansche legerprogramma ten uitvoer te kunnen leg- gen. Perzie ging zoover, dat het de bewape ningsvacantie alleen van kracht acht voor die landen, wier bewapening nog niet voldoende ontwikkeld is, zoodat zij b.v. voor Perzie wel in het geheel niet zou gelden. Dat bracht Wilson, den Amerikaanschen waamemer, tot de opmerking, dat het voor stel van Cecil zooveel verschil van opvatting naar voren brengt, dat het een bron van internationale verwijten zou worden, Zelfs de Nederlandsch, Scandinavisch-Zwitsersche resolutie, die door de Itqliaansche en Engel- sche voorstellen eenigszins op den achter- grond is gedrongen, achtte Wilson nauwelijks te aanvaarden. Tenslotte wist men niet veel anders te doen dan de Redactiecommissie te verzoeken maar weer aan den arbeid te gaan, hetgeen zal geschieden. Dit gebrek aan over eenstemming en samenwerking werpt geen schitterend licht op de gesteldheid in den Volkembond, zeker niet tezelfder tijd, dat men te Berlijn tot Fransoh-Ouitsche economische samenwerking tracht te geraken, en dat een reis van Fransche en Duitsche Ministers naar Washington wordt voorbereid. Economie en politiek staan niet zoo los van elkander als men in den Volkembond het blijkbaar Wil doen gelooven! Dit resultaat is te meer teleurstellend, om- dat de Raadsbemoeiingen inzake het conflict tusschen China en Japan nieuwe moeilijk- heden hebben ondervonden. Weliswaar is Japan aan de aambevelimgen van den Raad tegemoet gekomen, maar Nanking heeft het Japansche voorstel botweg afgewezen en ge- zegd het te betreuren, dat de Volkenbond zijn gezag tegenover Japan niet heeft doen gel den. Men hoort nu eenerzijds verluiden, dat Japansche oorlogsschepen naar China worden gezonden, en anderzijds is de Japansche Minister van Oorlog klaar, geliij'k zijn Fran sche collega, met in mededeelingen aan de pers te verklaren, dat, indien de Volkenbond nog verder intervenieerd, Japan uit den Bond moet treden. Men zal zich wellicht herin- neren, dat toen, in 1923 de Volkenbondsraad het zeer scherpe, Grieksch-Italiaansehe con flict behandelde, te Rome een gelijke houding werd aangenomen. Men heeft toen ook erg met dreigememten gewerkt, maar in emst kon zelfs Mussolini er niet over denken om uit den Volkenbond te treden. Zelfs Japan, dat in het Oosten ongenaakbaar ligt dan met Italie het geval is, kan zich een dergelijke weelde niet veroorloven. Anderzijds echter kan men niet ontkennen, dat de toestand voor den Raad van den Vol kenbond wat moeilijk wordt. Het heet nu zelfs, dat de onafhankelijkheid van Mandsjoe- rije zal worden geproclameerd. Weliswaar om Japan daarna in de gelegenheid te stellen er een soort protectoraat over uit te oefenen, maar deze onafhankelijkheid zou niettemin een daad zijn, die politieke consequenties met zich medebrengt. Het heet dan ook, dat in de kringen van het Secretariaat de meening boven dreef, dat men de eischen van China iets beslissender moest steunen am te vermij- den, dat het resultaat van de Raadsbe moeiingen, door het uitroepen van de onaf- hankelijkheid van Mandsjoerrje te niet zou worden gedaan. Intusschen bliijven Japan en China in den Raad tegenover elkander staan, maar volkomen met de hoffelijkheid en de terughoudendheid, die een toestand als deze vereischt. De Japansche Regeering, aldus heeft zijn vertegenwoordiger verklaard, zal den Volkenbond nauwkeurig op de hoogte van den toestand houden. China daarentegen wil, dat de Volkenbond bij de besprekingen ter plaatse tusschen China en Japan over den algeheelen terugtocht der Japansche troepen en over de bescherming van de veiligheid van de Japanners aldaar, zal behulpzaam zijn. Daartegen verzet zich Japan. In die omstan- diigheden is Cecil met een bemiddelend voor stel tusschenbeide gekomen krachtens het- welk eerst de Japanners en Chineezen onder elkander de mogelijkheid van zeer spoedige volledige terugtocht zullen bespreken, en eerst, als die besprekingen niet gelukken, de hulp van den Volkenbondsraad zullen aanvaarden. Maar in dat opzicht geraakt men niet tot overeenstemming en Lerroux, die nog altijd de leider van den Raad is, kan de heeren niet veel verder brengen. Krachtens de berichten, die uit Geneve tot ons komen, zou aan Herriot, den vroegeren Franschen Minister-President, het Voorzit- terschap van de Commissie ter voorbereiddng van de Ontwapeningsconferentie worden aan- geboden. Men dient dit wel te onderscheiden van het presidium der Ontwapeningsconfe rentie, hetwelk berust in handen van den vroegeren Engelschen Minister Henderson, die echter geheel los van zijn functie als zoo danig daartoe is gekozen. Men weet dan ook me. - .uerson zal voorzitten bij de foesprek'-'T" die op 2 Februari 1932 z lien aanvangen, doch die helaas, en tegen de ver- wachtingen in, door de resultaten dezer As semble niet op gunstige wijze worden voor bereid. Ulvenhout, 29 September 1931. Menier, ,,Belofte mokt schuld," schrrjft me 'nen Haare- lemmer van d'n Schoterweg, d:e z'n eigen, da vuul ik wel, gin knol- len veur citroenen in z'n kuiven oi stoppen. Nie dat da m'n plan was, waant as ik fla vak versting, was ik in de pollitiek gegaan mee 'n Fordje en 'n sta- len gezicht; maar d'n deuzen, dieen Haare- lemmer, die mot nie olleen citroenen emmen, maar de schoonste van d'n wagel. Hij knept 'r 's in, ruukt 'r 's aan, kwikt ze naar d'r zwaarte en as da-d-allegaar naar z'nen zin is, dan pas zee-t-ie: ,,in orde!" 's Jongen, jongen, da's 'n sjekuur merk! D'n dieen knipt m'n briefkes uit, lee ze prontjes op d'n datum en wit me dus per- sieskes te vertellen, da'k 9 Juni 1931 en 25 Augustus 1931 mee m'n protje nog nie ge- ried was in die brieven en da'k 't er maar stillekes bij eb laten zitten. As 'r zoow nog meer zijn, en keb 't gevuul asdat da zoow is, dan mot ik veul sjekuur- der worren, amico, waant dan houwen ze me z66w scherp in de giaten, da-d-onzen Janus, onzen veldwachter, d'r nog wa van leeren kan. Da's gin toeval, da'k oew da zoow zeg, waant de affaire van dieen sjekuren Haare- lemmeriaan lopt onder aandere over onzen Jaan. Maar ge mokt mee dieen prentenboek zddveul mee, da-g-'t nie allegaar onthouwen kunt. 't Gaat dan over da vertesseltje van die Zigeunders, die mee 'nen heelen stoet deur 't durp waren gekomen en die iedereen gezien had, zelfs d'n Janus z'nen hogsten baas d'n Burgemeester die nota bene nog wel op reis was (zoowas d'n Jaan docht!), die 't durp hadden platgerejen om zoow te zeggen zon der da-d-onzen Sjerlok d'r ok maar ziedh van gemorken had. En toen ie d'r 's avonds report over moes uitbrengen bij z'nen patroon, lillek in d'n knoop zat, mee dieen zigeunders-optocht. 't Was uitgekomen in „de Gouwe", waar d'n Tiest en ikke wa stingen te stooten op de buljert d'n Fielp was al weg mee Janus as ,,schrijver", en supporter. Net as bij 't voetbal. Hij kan ginnen bal maken, bij manier van spreken, „maarrzee-t-ie altij: „keb 'r 'n goei zicht op! Ik weet persies hde ze gemokt motten worren", zee-t-ie: „al kan 'k ze dan zelvers nie raken!" Daar motte nouw nie mee lachen amico, ok al is ditte nouw maar buljartspel, waant in de kunst is da toqh eigenlijk nooit danders, ee? De lui die d'r zelvers gin bal van maken kunnen, weten oew daar persies te vertellen, hoe of 'n aander, die 't wfel kan, 't doen mot! As onzen Jaan dus net zoow goed de pen kon hanteeren as nouw z'nen degen, dan was ie 'n eelen goeien kritiekus! Waant mee z'nen degen kan ie overweg, jonk! Daar stikt ie alle verstopte gootsteenen van Ulvenhout mee deur; daar jast ie alle appeltjes en pir- kes mee van de takken; daar leidt ie de koeien mee over d'n weg veur 'n stopke tabak en hakt 'r veur z'n wijf braandhout mee! Hij krabt 'r z'n prjp mee schoon, draait er schroe- ven mee in en uit, forceert 'r schuurdeuren mee die klemmen, haalt 'r 6£rpels mee u't d'n akker, en as ie kenijnen mot slachten, slaat ie ze 'r d'n nek mee in. Enaan d'r twalet te zien, geleuf ik vast, dat ie 'r z'n vrouw polleka mee hakt. Neee, zoowas d'n Jaan thuis is op z'nen degen virtuoos, amico Maar laat ik weer nie van m'n sjapieterke-n- afdwalen, aanders krijg ik 'r nog meer aan m'nen nek en daar is ie nie op gebouwd in- dertijd. Affijn, Tiest en ikke stingen dan te buljer- ten en d'n Janus deelde-n-in de winst ('n pilske veur d'n verliezer), toen z'nen „hoofd- koromesaris", z'n vrouw, 'm kwam vertellen dat d'n Burgemeester 'm ieveraans zocht, om- dat dieen mensch wa meer van die deurge- trokken zigeunders wouw weten. En dat d'n Jaan 'n oogenblikske later onder de buljert kroop, omdat ie 't fietsbelleke van z'nen baas heurde op den weg. D'r moest natuurlijk raad geschaft worren. D'n Jaan had heel d'n dag d'n mulder g-ollepen „en da kon ie nie reporteeren", zee- t-ie. ,,Wa komt dieen ouwe-n-ok zoow vruug van z'nen vekaansie", zuchtte d'n Jaan: ,,over- mergen is z'nen tijd pas om!" ,,Da's gin werk", zee d'n Tiest: ,,en da zouw ik in jouw plak 'm 's flink onder z'nen neus vrijven!" ,,Mokt nouw gin lollekes, Blaauwe", zee d'n Janus: „as ik nie kollesaal bij m'n possi tieven blijf "dan ben ik d'n piezang. Broerde zigeunders!" ,,Neee, Blaauwe", zee ik: „laten me nouw 's verstaandig riddeneeren, Janus mot 'r uit- getrokken worren. Wjj weten nouw wa me- n-emmen en nie wa me krijgen. As ddn Jaan z'nen portefullie van Juustisie mot neerleggen dan krijgen me weer zo'nen aanderen degen- akkrebaat en „Begrepen", viel d'n Tiest in m'n rede: ,,hij lopt me niks in d'n weg, dus me zullen 'm nog 'n kaans geven, Dr6! ,,As ge nouw maar niet denkt", viel d'n Janus toen uit: ,,da'k alles deur de vingers zie, hoor Blaauwe, as dit vuiligheidje .it m'nen weg is, waant as ik oew op heeterdaad betrap (z'n lijfwoord) doei ik m'n plicht. Plicht ga veur alles!" En toen vreef ie mee z'nen elleboog de klep van z'n pet blinkend. ,,As ge dus de kaans krijgt, dan harresteer- de mijn we6r?" vroeg d'n Tiest en toen doelde-n-ie op dieen keer, dat d'n Jaan 'm op 'n radejoow-sigglement had geharresteerd op dieen Zaterdagavond bij Guust Verhagen, d'n barbier en Janus de petoet was ingeschupt deur Tieste, waar me-n-'m toen tot 's nachts twaalf uren hadden laten zitten. Ik docht da'k brook van d'n lach, maar d'n Janus beet's op z'nen snor en zee: „lopt naar de maan". ,,Dan is 't in orde", zee d'n Blaauwe, „nouw kunnen me praten mee mekaar en nouw meugde veldwachter blijven op Ulvenhout." ,,Mokte gij da-d-uit vroeg Janus vuil. „Ikke", zee d'n Blaauwe. En toen kwam de stuip. ,,Kek 's," zee d'n Tiest droog: „ik laat jouw, in 't bijzijn van den Burgemeester, de zigeunders op heeterdaad betrappen; kan 't mooier?" „Da nie", bromde d'n Jaan en hij vreef 's mee z'nen wijsvinger laanks z'n neus; „op heeterdaad is 't mooiste in ons vak wat 'r is, maar gij het toch gin zigeundersoptochtje-n- oew vestjeszakske zitten, Blaauwe?" k Vuulde dat 'r weer 'nen reuzenbak in de locht hong en 'k was nog nuuwsgieriger dan d'n Janus naar wa-d-er allegaar sting te ge- beuren. „Kek 's", vroeg d'n Tiest, „kan jouw vrouw 'n pijp rooken, Janus?" ,As't mot kan z'alles", zee d'n Jaan, „maar as ge ze'r buiten kon houden, Blaauwe, was me da wel zoow lief!" „Da kan nie", mokte d'n Tiest ineens uit, ,,oew vrouw mot meehelpen! Ze mot 'n pijp rooken en mqnen kleinen Blaauwe aan de borst houwen, die leen ik oew dan zoow- laank!" „Lopt naar de schaans", viel d'n Janus uit, ,,is da nouw 'nen kammeraad helpen? Zestig is da memkel!" ,,Welk merakel?" ,,M'n vrouw", bond Janus in. ,,Da kunde in d'n donkerte nie zien", loste d'n Tiest 't geval op en ga ze nouw as d'n drommel halen en komen guillie dan bij mijn thuis." ,,Dan za'k even leegdrinken", zee Janus, „maar 't is toch seerjeus, Tiest?" ,,Heb ik al 's 'nen vrind in de miseerie laten zitten?" ,,Neee", gaf d'n Jaan toe. „Smeert 'm dan en legt 't geval maar uit onderwege, dan hoef ik alles weer niet opper- nuuw te vertellen", zee d'n Blaauwe en toen d'n Janus weg was, toen hS'k gelachen, ge- lachen, amico, dat d'n knoop van m'n broek afsprong. ,,Maak't nie te bar, Tiest", zee ik op't lest. ,,Me zullen 'n nunnmer geven", beloofde- n-ie: ,,as ze hier nog nie beleefd emmen, kom maar mee, gij zij van de partij, Drd!" En toen me bij Aantjes aankwamen, zatten Janus en z'n „Zigeunderin" al te wochten. ,,Ge wit", zee d'n Tiest toen teugen d'n ,,hoofdkommesaris", ge wit zekers al, da-d- oewen vent op de nommenasie staat, om van alle raadhuistrapkes tegelijk afgestaampt te worren, ee?" Janus kokte en z'n wijf zee: „m'n eigen woorden Blaauwe!" „Da motten me nouw 's prontjes veurko- men", zee d'n Tiest, toen vaderljjk! „Maar op heeterdaad, Blaauwe!" kom- mandeerde d'n Janus. „Zwijg!" ze de aspinant-zigeunderin. „Sjuust", knikte d'n Blaauwe, die Janus op alle manieren zoog, ,,gij mot oew gezicht houwen! Hedde oew vrouw dieen reksdaalder al gegeven, die ge bij d'n mulder verdient hedt?" ,,Die lee-l-in de laai", snoof 't „merakel". „Zoo hoort 't", zee Tiest en Aantje schud- de-n-'s d'r kopke naar me, of ze zeggen wouw: wa wordt dieen Jaan toch gebeuld. „En nouw 't program", gong d'n Blaauwe deur: ,,van jouw maken me 'n zigeunderin." „Hier is de pijp", zee ze, die ze uit d'ren zak onder d'ren schort opgraafde. ,,Rokt 'm zwaar of middelsoort?" vroeg d'n Tiest, veur ie ze stopte en Aantje scha- terlachte-n-of ze pijn in d'ren buik kreeg. 't Was dan ok nie om bij te wonen, amico! D'n Tiest had die twee in d'ren rikketikkert ge- jaagd, dat ie 'r van alles mee beginnen kon en hij nam de kaans waar, da snapte zekers kl6£r! Affijn, om kort te gaan, Janus z'n vrouw kreeg 'n pijp in d'ren mond, d'n kleine Blaau we aan de borst (da manneke-n-is nouw 'n jaar) en 'nen rooien zakdoek om d'r hoofd. „Is ze zoow lillek genogt, veur 'n ouwe zi geunderin", was d'n Janus zoow onveurzich- tig te vragen, maar d'n Tiest verklaarde toen ijskoud, „dat da nie mooier kon!" „As guillie mijn soms emmen motten...?" dreigde d'n ,,hoofdkommesaris", maar d'n Tiest zee: „ollee, wemmen ons eigen nie ge mokt horre, kek maar naar mijn!" „Gij zij maar 'nen vent", zee Janus z'n vrouw. „En mee jouw schil 't nie veul, oewen baard kom nouw net van pas", smeerde d'n Blaau we op d'r brooike, „en nouw gin woord meer horre, we motten opschieten!" ,,Ge staat 'r wa mee uit, Aantje, mee die broerlingen van kearels", zee ze toen, d'r pijp aanstekende, maar Aantje kon niks meer zeg gen. Die lag mee d'r ermen over de tafel te gieren van d'n lach en riep maar: „schei-t-'r toch uit, ik kan nie meer!" ,,'t Is aanders triestig genogt", zee d'n Tiest mee 'n grafstem en toen ben 'k maar even naar buiten gegaan. M'nen buik, oh, m'nen buik hij piekte gewoon! Toen 'k weer binnenkwam, was d'n Tiest klaar mee z'nen eigen. Da gezicht olleen, was al 'n spektakelstuk. 'Nen grooten gleufhoed op da rooie haar, 'nen rooien das om z'nen nek, 'n zweep in z'n haanden en waterl£6rzen aan, neee, d'r was op da mement ginnen ech- teren zigeunder op de heele weareld, as hij. Zelfs d'n Janus, die zoow kollesaal in d'n aangst zat, lachte z'n eigen blauw. ,,Ik snap nie, da gij mee al die ellende nog lachen kunt, Jaan", zee d'n Blaauwen zigeun der, „dat snap ik nie!" Janus wier weer emstig, maar Aantje-n-en ikke... amico, 'k hoop zoowiets nooit meer mee te maken! D6Sr! „Is oew pijp goed aan?" vroeg ie toen of daar alles vanaf hong, aan de Zigeunderin, ,,dan gaan me!" Janus z'n vrouw gong in de huifkar van Tieste; Tiest liep bij 't p6£rd, Janus moest 'r achter loopen en ik zouw, uit naam van Janus d'n Burgemeester gaan waarschuwen. Die moest aan z'n deur staan as't optochtje veur- bijkwam. ,,En as ie te veul vraagt", zee d'n Tiest teugen de vrouw, ,,dan knepte m'nen kleinen Blaauwe maar 's, dan zet ik wel 'n keel op dat d'n Burgemeester gaauw naar binnen gaat, da kan da kleine manneke van me as ginnen eenen zigeunder-big. ,,Maar nie te haard knrjpen, horre!" riep Aantje ongerust. ,,Ik ben ok moeder gewiest!" stelde de kom mesaris gerust: ,,'t komt in orde, hoor Aantje." ,,En as d'n ouwe naar oew pampieren vraagt", zee Janus. ,,Dan hedde gij ze gezien, sufferd en vort... gjj achter d'n wagel, mee getrokken sabel." Amico, de rest kan 'k nie vertellen. Keb bij d'n burgemeester aangebeld en heb d'n Tiest teugen 'm hooren zeggen: ,,liktum kwiktum selderie; kasimierus wiptum kulle ke!" Toen ben 'k gaan loopen, gaan loopen en toen 'k thuiskwam he'k over d'n vloer gerold van 't lachen da Trui ongerust wier. Maar d'n Jaan was in z'n eer hersteld. Hij had heel d'n dag achter de zigeuners gezeten en ditte was 't leste vrachtje dat ie „op hee terdaad" over de grens van 't durp brocht!' I Z'n vrouw had de pijp toch wel wa zwaar gevonden. „Gin wonder", zee d'n Tiest droog, „ze was gestopt mee pruimtabak; 'k mocht toch wel wh veur al m'n moeite emmen!" Da vond d'n Janus ok. Veul groeten van Trui en as altij gin horke minder van oewen toet a voe DRA Minister Deckers en Bureau- cratius. Van twee boden. Wie zal het winnen? Het Kabinet en de bezuiniging. Inderdaad, „les iddes marcent!" Zelfs meneer Bureaucratius van de militaire soort, een extra-bar en ongenaakbaar heer!, moet er zich aan onderwerpen. Minister Deckers heeft bekend gemaakt, dat het voor- taan zoowel officieren als minderen, daar- onder begrepen: de gewone soldaten! vrij- staat om zich per brief tot Zijn Excellentie van Defensie te wenden, wanneer zij meenen nuttige voorstellen of wenken onder 's minis ters aandacht te kunnen brengen. En Mr. Dr. Deckers heeft daarbij gevoegd: ook wanneer men zou weifelen met het zenden van zoo'n brief, omdat men meent, dat de gedachte be zuiniging weinig am 't lijf zou hebben, zende men toch maar alvast de missive. Dat „novum" beteekent een geducht-bit- tere pil, welke de militaire Bureaucratius daar te slikken krijgt! Een „gemeen-soldaat", die rechtstreeks een briefje naar den minister mag sturen! Ik ben er zeker van, dat bij velen de ge dachte zal zijn opgekomen: nu is het einde aller dingen toch heel nabij. Al de natuur- en verdere rampen, die ons planeetje en daar- mee de bewoners van de aarde in den loop der jongste jaren getroffen hebben, beteeke- nen niets volgens hen vergeleken bij deze verbijsterende nieuwigheid. Tot nu toe gold immers de stelregel, dat een mindere heelemaal niet „te denken" heeft. En zou het voorkomen, dat in zijn brein zich iets ontvouwde, op den gang der dienstzaken betrekking hebbend, en waarvan hij ver- moedde, dat het heel-misschien de overweging door de hooger-geplaatsten, dus weigeren, waard wasWelnu, dan moest zooiets zija ,onmiddellijken chef", en dan nog langs al- lerlei kronkelwegen, etappes worden overge- laten. Of de „trouvaille" dan gedurende dien zeer langen tocht door een ander dan de geestelijke vader van het denkbeeld werd gemonopoliseerd" voor eigen standje, of ook wel: weggesmokkeld, wijl men dat vei- liger achtte, over die vraag maakte me- mand zich druk. Tegen Bureaucratius Haga- nus was geen sterveling, minister inbegre- pen opgewassen. 't Sterkst bewijs voor die stelling vindt men immers telken jare inhet Verslag van de Algemeene Reken- kamer! Zoo in dezen tijd van besnoeiing op alles-en-nog-wat terwijl zelfs H.M. de Koningin het voorbeeld geeft door gedurende haar bezoek aan Amsterdam Alle feestelijk- heden, die veel geld kosten (het traditioneele diner, alsmede de evenzeer-traditioneele gala- voorstelling in den Stadsschouwburg inbegre- pen) uitgeschakeltWat nog nooit ge- beurd is bij het jaarlijksch Koninklijk bezoek aan de hoofdstad, in dezen zelfden tijd wordt door sommige Rijksambtenaren nog met Vader Staat's duiten gesmeten. Meer- malen op een wijze, die hen eigenlijk met den strafrechter in aanraking moesten brengen. Men zie, leze slechts dat zooeven genoemde Rekenkamer-verslag. Wanneer in het par- ticulier bedrijf zulke gannef-praktijken wor den gewaagd, dan is het „onmiddellijk de laan uit!" wel de zachtst-denkbare straf, die een patroon-werkgever zou toepassen. Heer Bureaucratius weet dat alles in den grooten doofpot te stoppen. De bewijs- en andere stukken worden net zoolang van de eene departements-kamer naar de andere ge- sjouwd, ter fine van nader onderzoek en advies, zooals dat in Haagschen ambtenarij- stijl heet, tot dat geen sterveling zich van de zaak meer iets herinnertEn: de Rekenkamer berust. Gaat zuchtend tot le vereffening over. Aldus is 't gedurende vele tientallen jarea gegaan. Er werden bezuinigingscommissies be- noemd. Zij bestonden uit bekwame, vol- ijverige, dood-eerlijke menschen. Zij onder- zochten, controleerden, deden voorstellen. Zij werden onder hartelijke dankbetuiging, ontbonden. Er werden decoraties uitge- reikt. Daarmee was 't immers uit. Hun rappor- ten werden gevoegd bij de stapels heviglijk- bestorven paperassen, welke daar, geklemd tusschen dikke stukken karton, bijeengehou- den door groene linten en koorden, „sluime- ren" (de term is iets te zacht gekozen) 'r Haagsche departements-lokalen. Wie denkt er nog aan?Soms wordt erover gefluis- terd door boden, die daar zitten in huh kamertjes, smookend hun pijpje, wach- tend totdat op een bord aan den wand het electrisch sein wordt gegeven, dat referen- daris Zus of hoofdcommies Zoo roept Bode rookt rustigjes z'n pijpje leeg. Schok- schoudert tegen collega, aan den overkant van tafeltje ook toeback-suygend. Ze glim- lachenWat 'n kouwe-drukkie Maar: als het nummertje „openspringt", den ,secretaris-generaal of een der machtige andere ,,hooge-oomes" aanwijzendWelk een wonderbaarlijke vlugheid ontwikkelen ze dan! Wat deze dingen betreft, is de psyche van de Haagsche departementerij nog altijd wat ze was, zooals Piet Vluchtig, Johan Gram en andere scribepten, die Den Haag immers door-en-door gekend hebben, 't in hun aar- dige, rake schetsjes teekenden. Ge kunt er wel heel zeker van zyn, dat aan de vermaarde Witte- en Oranjesoos- tafeltjes dat ..decreet" van minister Deckers zekere opschudding heeft veroorzaakt. Zelfs onderofficier en soldaat zullen rechtstreeks brieven kunnen zenden aan Zijn Excellentie!... Er wordt gebulderd van jool, die zich ach ter toomige verontwaardiging verschuilt. Een niet-militair als hoofd van het mili- tair departement is tdch al, voor de mili taire Plein-bureaucraten een dolzinnige ano- malie. Minister Deckers is voor hen ,,een boertje, dat ook nog in de Rechten ging stu- deeren", een leek, die zich verbeeldt op het Plein ommegang van zaken te kunnen brengen. Over een poosje, wie-weet-hoe- gauw! is hij minister-af. En dan zal z'n opvolger zich natuurlijk haasten om de zotternij aan kant te zetten. Zien zij goed, deze critici? Ik ben er niet zeker van. Het verlof, door Z. Exc. Deckers aan offi cieren en mindere militairen verstrekt om zich rechtstreeks tot hem te wenden, zou t begin kunnen zijn van een nieuwen toestand. Waardoor Bureaucratius' remmende invloed een deuk kreeg. Onmiddellijk voeg ik eraan toe: 't is maar een veronderstelling. Ik heb wel eenige hoop Edoch, zddvele malen heeft heer Bureau cratius zijn taaien, onweerstaanbaren invloed doen blijken, dat In elk geval heeft Mr. Deckers door zijn besluit blijk gegeven van frisschen kijk op de manier van gestie, waartoe 't toch zal moeten komen, misschien dan nog na een poosje. De mooie, zonnige herfstdagen van 1931, waarvan geprofeteerd wordt, dat ze zullen worden gevolgd door een vroeg-invallenden en strengen winter, worden voor velen onzer vergald door de bezuinigingsmaatregelen van minister De Geer. In zijn vast salaris besnoeid te worden is voor niemanr1 orettig. En zddvelen hier in de Hofstad leven reeds ver boven hun „economische sfeer"... Moeten via allerlei hulpmiddelen, niet zelden van zeer-bedenkelijke soort, trachten 't matte hoofd boven water te houden. Dan komt Vader Staat plotseling. Beknib- belend op de wettelijk-vaststaande salaris- sen. Zeker, dat is een h661 hard gelag!Aan tafeltje, waar bridge werd gespeeld, riep een, die zich jammerlijk slecht had geweerd, uit, blijkbaar lust missend om zijn door zor- gen vermoeide brein nog verder door kaart- spel-berekening af te matten, zoodat-ie z'n

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1931 | | pagina 5