Tweede Blad.
Ter leuzensche Courant
Door Zeeuwsch-Vlaanderen in't Verleden
BINNEHLAND.
BUITENLAND,
GEMENGDE BERICHTEN,
Woensdag 30 Sept. 1931. No. 8749
HET BEZOEK VAN LAVAL EN BRIAND
AAN BERLIJN.
AANVAL OP EEN OUDE VROUW.
VIJF VINGERTOPPEN AFGESNEDEN.
VAN
EEN ONDERHOUD MET DR. COLIJN.
De indruk van de Engelsche crisis tc
Geneve. Het gevaar schuilt niet in het
feit dat het pond f 9 of f 10 waard is
in plaats van f 12, doch in het gemis
aan stabiliteit.
De N. R. Crt. sohrijft:
Een redacteur van het Nederlandsoh Cor-
respondentiebureau heeft Zaterdagmiddag een
onderhoud gehad met Dr. H. Oolijn, die dezer
dagen nit Geneve is teraggekeerd, waar hij
ais vice-voorzitter van de economische com-
missie aan de beraadslagingen der Volken-
bondsvergadering een werkzaam aandeel
lieeft genomen.
De eerste vraag, welke den heer Colijn ge-
steld werd, was: Hoe was de stemming te
Geneve, toen het bekende besluit der Engel-
sche regeering tot opheffing van den gouden
standaard, bekend werd?
„De stemming te Geneve", antwoordde Dr.
Colijn, „was zeer gedrukt. Toen de Engel
sche gedelegeerde opstond om zijn verklarmg
af te leggen, was er een oogenblik van groote
stilte. Niet omdat het bericht voor alien een
volslagen verrassing was. Er waren verschil-
lende personen reeds van op de hoogte. Ook
voor mij kwam het niet onverwacht. Nu deed
zich te Geneve het merkwaardige feit voor,
dat men aan den eenen kant de gevolgen van
dit besluit veel te emstig inzag, maar dat
men aan den anderen kant ook weer geen oog
had voor de werkelijke gevolgen, welke uit de
Engelsche crisis zullen voortvloeien. Een al-
gemeene nervositeit had zich van de men-
schen meester gemaakt; van een juist aan-
voelen der gevolgen was slechts in geringe
mate sprake. Ik voor mij ben er zeker van,
dat die nervositeit absoluut zonder eenigen
grond is. De vorderingen op Engeland aan
korte schuld waren 250 millioen pond grooter
dan de korte vorderingen van Engeland op
het buitenland. Dit is een aanzienlijk bedrag,
maar het valt, geheel in het niet tegenover
het tegoed, dat Engeland in andere vormen
heeft in het buitenland en dat ongeveer 4
milliard pond bedraagt. Nu kan men toch
van een land, welks positie z66 is, waarlijk
niet zeggen, dat het in een deplorabelen toe-
stand verkeert! Dat men zooveel geld uit
Engeland heeft teruggetrokken, komt aUeen
door de grenzelooze nervositeit, waardoor de
menschen onder dergelijke omstandigheden
bevangen worden. Dat is geen nieuw ver-
schijnsel", zoo vervolgde de heer Colijn. „Wij
hebben hetzelfde medegemaakt in de eerste
dagen van den oorlog. Ik herinner mij, dat,
ik toen in Noordwijk was en in een restau
rant een kop thee met een bankbiljet van 10
wilde betalen; men weigerde dit, zelfs toen
ik goed vond, het heele biljet af te staan voor
de kop thee!"
„Nu echter deze moeilijke toestand voor
Engeland is ingetreden, zijn de gevolgen voor
verschillende landen zeer belangrijk. Enge
land is sinds een paar eeuwen de centrale
geldmarkt van de wereld. Maar de wereld
is niet bereid handelswissels te verhandelen
in de munt van een land, waar de stabiliteit
zoek is. En nu is de groote moeilijkheid,
dat er geen ander centrum is, dat de plaats
van Engeland kan innemen. Want op plaat-
sen, waar wel de noodige kapitaalkracht aan-
wezig is, ontbreken de juiste personen en mist
men ook de noodige ervaring. En daar komt
nog bij, dat Londen de groote stapelmarkt is
van goederen, waarvoor men ook maar niet
een andere gelegenheid kan zoeken. A1 is het
verband tusschen geld- en goederenhandel
niet meer zoo nauw als in vroegere eeuwen,
ook nu nog gaat de beteekenis van Londen
als centrum van den geldhandel niet om
buiten het feit, dat Londen ook de belangrijk-
ste goederenmarkt is. Nu dreigt dus het
groote gevaar, dat de wereldhandel tijdelijk
ontwricht zal worden, afgescheiden van wat
het Engelsche pond doet. Het is niet de
moeilijkheid, dat dit pond 9 of 10 waard is
in plaats van 12, maar het gevaar schuilt
in het gemis aan stabiliteit!
Daar komt nog bij, dat het buitenlandsche
bezit van Engeland, tengevolge van de pon-
dendaling, sterk in waarde daalt. Op het
oogenblik is dit zeker al met een milliard
pond gedaald. De meeste leeningen op de
Londensche markt toch zijn pondenleeningen
geweest. Ook £dn der Nederlandsch-Indische
leeningen is een pondenleening en het onge-
luk is, dat deze voor een groot deel in Neder-
landsche handen is. De Nederlandsch-
Indische staat profiteert er nu van, wanneer
zij de schuld afbetaalt, maar de houders van
stukken ontvangen een pond terug, dat aan
zienlijk minder waard is, dan het pand, dat
zij er voor gegeven hebben".
De kans op herstel en stabilisatie van
het pond.
„Maar zou het pond zich niet binnen korten
tijd eenigszins kunnen herstellen en stabili-
seeren?"
„Aanvankelijk had ik wel het geloof, dat j
het Engelsche pond zich vrij snel zou kunnen
herstellen. Maar dit geloof is emstig aan j
het wankelen gebracht door de berichten der j
laatste dagen, welke blijk geven van zonder-
linge opvattingen, die omtrent deze kwestie
in Engeland bestaan. Zoo moge ik onder meer
wijzen op het hoofdartikel in The Times van
Zaterdagochtend, waar de merkwaardige
stelling in verkondigd werd, dat beschermen-
de tarieven of inflatie geen verhooging van de
prijzen teweeg brengt. En dit is heusch niet
het eenige! Bij dusdanige oeconomische op
vattingen lijkt het mij, dat men in Engeland
zelf het juiste inzioht in wat er op het oogen
blik gebeurt, nog niet verworven heeft.
Het is toch niet voor tegenspraak vatbaar,
dat een in te voeren tarief zoowel als een
verlaging van de waarde der munteenheid de
tendens hebben een prjjsverhooging in het
leven te roepen. Wij hebben dit duidelijk ge
zien bij de inflatie in Duitschland, zelfs toen
deze nog slechts bescheiden vormen had aan-
genomen. En ditzelfde hebben wij ook in
Engeland te verwachten. Weliswaar is de
uitvoer er gemakkeiijker door geworden,
maar dit heeft slechts beteekenis zoolang de
prijsvehhooging in het binnenland geen aan-
leiding geef't tot loonsverhoogingen. Maar
daar loonsverhoogingen altijd achter prijs-
verhoogingen aankomen, valt het natuurlijk
niet te ontkennen, dat de Engelsche export
er in den eersten tijd voordeel bij zal hebben.
Maar dan moet er ook nog dit voorbehoud
gemaakt worden, dat de landen, die goede
ren uit Engeland importeeren geen tarief-
verhooging als represaille toepassen.
Overigens is het duidelijk, dat ook de in-
voer in Engeland door de inflatie belemmerd
wordt.
De gevolgen voor andere landen.
Wat zullen de gevolgen voor andere landen
zijn
De mogelijkheid bestaat, dat zwakkere
landen genoopt zullen worden het Engelsche
voorbeeld te volgen.
De gulden volkomen safe.
Zullen wij daar ook toe behooren?
Daar behoeft absoluut geen vrees voor te
bestaan. De positie van den gulden is vol
komen safe vooropgesteld altijd, dat de
regeering er voor zorgt, een werkelijk goed
sluitend budget te krijgen en dat het publiek
zich niet aan een onzinnigen angst over-
geeft.
U legt den nadruk op een goedsluitend bud
get. Komt onze begrooting gezien althans
de moeilijke omstandigheden niet voor deze
benaming in aanmerking?
In 1932 zal de toestand voor ons land veel
slechter zijn dan de regeering volgens de in-
gediende begrooting van dat jaar, heeft voor-
zien. Daarom zal met de maatregelen, welke
in overweging zijn, wel niet kunnen worden
volstaan. Er moet o.a. op gerekend worden,
dat de ontvangsten in 1932 de raming niet
zullen halen, meer ten gevolge van hetgeen
thans in Engeland is geschied. Men zal wel
zien, dat een groot aantal personen wel ge
rekend zijn bij de belastingbetalers, maar in
1932 in wenke'lijkheid geen belasting zullen
I betalen.
Wat is uw meening over de maatregelen,
genomen om het Engelsche budget in even-
wicht te brengen?
De voorzieningen zullen in Engeland onder
de huidige omstandigheden evenmin voldoende
bl'ijken. Men heeft bij de maatregelen gere
kend met een pond op goudbasis en dienten-
gevolge zullen de uitkomsten nu niet meer
kloppen.
Vrije goederencirculatie noodig.
Vervolgens kwam 't gesprek op de samen-
werking der groote Europeesche mogend-
heden, voornamelijk in oeconomisch opzicht.
Wanneer er een stremming is in het goe-
derenverkeer, brengt dit vanzelf een strem
ming in het geldverkeer met zich mede. Te
Geneve heb ik dit de vorige week ook uit-
voerig betoogd; vrij geldverkeer is alleen
mogelijik op een basis van vrij goederenver-
keer. Nu kan een land dat ge d heeft, een
ander land wel een- of tweemaal helpen door
middel van leeningen, maar dit is geen oplos-
sing van het probleem. Alleen door vrije
goederencirculatie kan er ook weer een vrije
geldcirculatie ontstaan.
Internationale schuldenregeling.
Daarbij komt het vraagstuk der Internatio
nale schuldenregeling. Dit vraagstuk acht ik
niet alleen essentieel, maar zelfs preliminair
voor het herstel van het oeconomisch leven.
Een redelijke oplossing ervan is dan ook drin-
gend geboden.
Ned.-Indische pondenleening.
U sprak zoo juist over Nederlandsch-Indie.
Mogen wij daar nog even op terugkomen?
Indien Indie de pondenleening dus zou con-
verteeren, zou dit voor de schatkist een
voordeel zijn?
Dat zou het zeker, maar een andere vraag
is of deze teleurstelling met een Indische
leening ondervonden, het crediet van Indie
zou bevorderen. Indie heeft nog veel te leenen
en ook nog dure leeningen te converteeren.
Daarom komt de dating van het pond, hoe-
wel oogenschijnl.,k voor de Indische schat
kist voordeelig, m.i. zeer ongelegen.
Het aantal geldmarkten is thans zeer be-
perkt; alleen zijn nog overgeblevenNeder-
land, Frankrijk en Amerika en het is moei-
lijk te zeggen in hoeverre het publiek bereid
is om, in het licht der ervaringen in den laat-
sten tijd met buitenlandsche leeningen opge-
daan, hierin deel te nemen. Dit zal te meer
klemmen, waar de financieele toestand in
Indie niet bepaald gunstig is.
De wereld mag niet p re ten dee ren, beter
te kunnen leven djan voor den oorlog.
„Mogen wij thans nog vragen naar uw
meening over den toestand in ons eigen
land?"
,,Ik heb deze crisis voorzien. Natuurlijk
niet in den omvang, waarmede zij zich van-
daag doet gevoelen, maar dat zij komen 1
moest was logisch vast te stellen. Alle maat
regelen, in 1923 en 1924 genomen, hadden
ten doel ons terug te voeren naar een belang
rijk lager liggend stabilisatievlak. Dit was
dringend noodig, omdat ae liquidatie van den
oorlog, welke zich aan het eind van 1921 be-
gon te openbaren, in 1924 nog niet geeindigd
was. Wij hebben toen weliswaar van 1925 tot
1928 een opleving gekregen, maar deze was
slechts zeer tijdelijk.
Deze opleving was voor een belangrijk deel
het gevolg van groote leeningen, welke niet
alleen door Amerika, maar ook door Engeland
aan de verarmde Europeesche staten gegeven
zijn. Als een sprekend voorbeeld hiervan wil
ik erop wijzen, dat sinds 1924 door het buiten
land aan Duitschland alleen 15.000 millioen
gulden is geleend. De toevloeilng van dit
kapitaal heeft natuurlijk verlevendiging ver-
oorzaakt, welke ook op Nederland terugsloeg.
Men kon dus er zeker van zijn, dat de gun-
stige jaren 1925 tot 1928 geen beeld van een
blijvenden toestand geven. De daling van
19221924 moest zich voortzetten en is dan
ook in 1929 ingetreden. Het is jammer, dat
verschillende maatregelen, welke in 1923 en
1924 genomen zijn, in die latere jaren weer
ongedaan zijn gemaakt.
Ik zou als voorbeeld hierbij willen wijzen
op de netto uitgaven van het onderwijs. In
1923 bedroegen deze voor Pijk, provincie, en
gemeenten tezamen 204 millioen; in 1926
164 millioen. Een daling dus van 40 millioen,
waarvan ten bate van het rijk is gekomen
31 millioen, van de provincie 1 millioen en
van de gemeenten 8 millioen.
Indien men die bezuinigingen niet grooten-
deels ongedaan had gemaakt, zou de toestand
op het oogenblik voor ons heel wat gemak
keiijker zijn dan hij nu is.
Die voortgezette daling dwingt ons naar
een lager stabilisatie-vlak. Het is toch ook
eigenlijk dwaasheid, dat de wereld, die in den
oorlog schuld op schuld gemaakt heeft, voor
destructieve doeleinden, nu nog durft te pre-
tendeeren beter te kunnen leven dan vroeger.
Al houden wij er rekening mee, dat de pro-
ductie is toegenomen, dan zou men in het
gunstigste geval kunnen zeggen, dat men
even goed kan leven. Maar het door den oor
log ontstane deficit moet eerst geheel zijn
weggewerkt en vervangen door meerderen
rijkdom eer we ruimer zullen kunnen leven
dan voorheen.
(Alle vragen, opmerkingen etc.
te zenden aan den heer A. M.
WESSELS, Historicus te Goes,
die deze rubriek zal verzorgen.)
Een woord vooraf.
Wij gaan een tocht door Zeeuwsch-Vlaan
deren maken, en U moogt alien mee!
Niets noodig hoar ik deze en gene reeds
zeggen, ik ga niet mede, want ik ken
Zeeuwsch-Vlaanderen door en door. Wellicht
nog beter dan U.
k Zal dit niet gaame ontkennen, en wil
gaarne weten, dat, al heb ik er reeds veel ge-
zworven, er nog wel wegen zijn, die ik niot
bewandeld heb. t Is dan ook heelemaal mijn
plan niet, om U in Zeeuwsch-Vlaanderen de
pad te wijzen, die U alien zeer goed kent
Neen mijn hoofdoel is, met U het historisch
pad op te gaan, de verschillende plaatsen van
Zeeuwsch-Vlaanderen in haar geboorte en
hlstorie na te gaan, U te vertellen wat ik op
talrijke plaatsjes onderzocht heb en uit oude
documenten verzameld heb. 'k Hoop dat velen
mij op mijn reis willen vergezellen en doe te-
gelijkertijd een beroep op de lezers, dat als
zij iets lezen, wat zij meenen dat anders is,
mij dit wel te willen laten weten, opdat op
deze wijze de rijke histonie van Zeeuwsch-
Vlaanderen, ons nog meer dan tot heden,
eigendom zal worden. U zult zien, dat
Zeeuwsch-Vlaanderen een historie bezit, waar-
op zjj met trots kan terugzien.
I.
Algemeen overzicht. Naar Breskens.
Men heeft mij eens gezegd: „Zeeland, dat
PRIJSVORMING IN HET SLAGERS-
BEDRIJF.
Door den raad van beheer der stichting
eoonomisch instituut voor den middenstand,
ingesteld door den Minister van Arbeid, Han-
del en Nijverheid, is besloten in overleg met
de betrokken organisaties in het slagers-
bedrijf en den vleeschhandel, een onderzoek
in te stellen naar de prijsvorming in deze
branche.
BEDREIGING VAN DE TILBURGSCHE
WOL-INDU STRIE.
De vereeniging van Tilburgsche fabrikan-
ten van wollen stoffen heeft aan Jhr. Mr.
Ruij'S de Beerenbrouck, Minister van Binnen-
landsche Zaken en Landbouw en voorzitter
van den Ministerraad, een telegram gezonden
van den volgenden inhoud:
Tilburgsche wollen stoffen fabrikanten, in
vergadering bijeen, verontrust door de zich
reeds thans duidelijk toonende gevolgen der
door Engeland genomen maatregelen en de
daardoor automatisch in de Engelsche indoi-
strie ingetreden loonsverlaging, vragen de
voile aandacht van de regeering, voor de
daaruit voortspruitende bedreiiging van het
voomaamste exportgebied der Tilburgsche
wolindustrie, alsmede voor de groote ver-
scherping der concurrentie van buitenland
sche manufacturen op de Nederl. markt die
zal ontstaan als Engeland voor de wollen
stoffen exporteerende landen goeddeels zal
zijn gesloten. Zij vragen daarom op korten
termijn ingrijpende maatregelen om althans
de Nederlandsche markt tegen deze abnor-
male concurrentie te beveiligen en werkloos-
heid op groote sohaal te voorkomen.
EEN WAARSCHUWING.
Sir Walter Layton waarschuwt in zijn van
dag tot dag in de News Chronicle tegen hen,
die de meening zijn toegedaan, dat men zich
in Engeland, nu de gouden standaard is op-
zijn eigenlijk alleen Walcheren en Zuid-Beve-
land. Het zal niemand verbazen, als ik zeg,
dat de bedoelde spreker geen Zeeuw was.
Bedenkelijker is het dan ook, dat zelfs vele
Zeeuwen, dit ook zoo schijnen te zien, al
komen zij daar niet rond voor uit. Er is
onder ons Zeeuwsche volk geen volkomen
harmonie en meeleven. Elk eiland leeft zoo-
wat op zichzelve.
Onmoet men b.v. iemand uit Borsselen, dan
is deze voor alles een Borsselenaar, daama
Zuid-Bevelander en ja, dan ten slotte Zeeuw.
Over het algemeen bekommert men zich niet
om de bewoners der andere Zeeuwsche eilan-
den.
Nu is het zeker waar, dat in het verleden
de verbindingen niet al te best waren. De be-
zwaren aan het reizen in onze provincie ver-
bonden zijn vele. Dit is niet alleen in Zeeland
bekend, doch ook ver daarbuiten.
Wie slechts een keer gedurende enkele da
gen de waterrijke provincie moest bereizen,
neemt voor zijn geheele leven herinneringen
Aan verkeersmisSre mee, vooral als die reis
in najaar of winter viel.
Geen wonder dus dat Zeeland wat het ver-
keer betreft, bij de Nederlanders in een alles
behalve. goed blaadje staat. Wij Zeeuwen
kunnen zeggen: Zeeland treft in deze toch
geen schuld. Wjj kunnen het water, dat de
diverse gedeelten scheidt, toch niet overbrug-
gen? Wij kunnen toch van een waterprovin-
cie immers geen ideaal reisland maken!
Natuurlijk kan men dat niet en daarom
zijn de klachten van niet-Zeeuwen die in Zee-
land reizen niet geheel gemotiveerd. Er wordt
gedaan wat gedaan kan worden. De geogra-
fische situatie sluit ten eenenmale een ge-
makkelijk verkeer uit, maar toch streeft men
er naar „to make the best of it".
En als een recent voorbeeld wijs ik op do
verbinding Walcheren-Zeeuwsch Vlaanderen,
geheven, niet meer bezorgd hoeft te maken
over wat er zal gebeuren in andere landen.
Buitenlandsche baiiken hebben groote bedra-
gen uitstaan te Londen en als zij gedwongen
waren, die tot elken prijs te realiseeren, zou
het pond tot een heel laag peil worden neer-
gedrukt. In zoo'n geval, als iedereen op de
wisselmarkt ponden aanbood en niemand pon-
den kocht, zou het voor de Engelsche koop-
lieden buitengewoon moeilijk worden, om zich
genoeg vreemde betaalmiddelen te verschaf-
fen om hun invoer te betalen. Zoo'n toestand
zou door geen beschermend tarief te verhel-
pen zijn, doch een scherp toezicht van de
regeering vereischen op het gebruik van de
beschikbare vreemde ruilmiddelen. Of de in
voer zou moeten worden onderworpen aan
invoervergunning of de buitenlandsche be
taalmiddelen zouden door de regeering moeten
worden gerantsoeneerd, die ze in rail voor
ponden beschikbaar zou moeten stellen voor
levensmiddelen en grondstoffen, maar niet
voor die van weeldeartikelen. Layton is van
oordeel, dat de regeering reeds nu zou moe
ten vaststellen, hoe een dergelijk toezicht zou
moeten worden ingericht. In de komende
weken kan onverwijld handelen geboden zijn
en velen verontrusten zich bij het denkbeeld,
dat dan de leidende staatslieden afwezig zul
len zijn van hun post om hun verkiezings-
veldtocht te leiden. Men mag er niet op re-
kenen, dat het buitenland in elk geval het
pond zal steunen. Het is waar, dat de En
gelsche geldmarkt van zoo'n beteekenis is
voor den internationalen handel, dat men in
het buitenland even verlangend is als in En
geland, dat het pond niet geheel ineen zal
storten. Maar veronderstel, dat er verkie-
zingen worden gehouden. Men kan er moei
lijk op rekenen, dat de welwillende buiten-
landers millioenen zullen riskeeren om het
pond op peil te houden, terwijl de Britsche
kiezer wordt uitgenoodigd om te stemmen
over een alternatief, dat zich in hun oogen
moet voordoen als een keus tusschen een
socialistische regeering, wier politiek zou
kunnen leiden tot inflatie, en een conserva-
tieve regeering, die zich verbonden heeft, tot
elken prijs den vreemdeling te treffen door
zijn goederen buiten het land te houden. Welke
voorzorg men ook mag nemen, het is onver-
mijdelijk, dat bij een verkiezing de positie
van het pond hoogst onzeker zal worden".
NOORWEGEN EN ZWEDEN SCHORTEN
DE GOUDEN MUNTSTANDAARD OP.
De Noorsche en Zweedsche Banken hebben
zich genoodzaakt gezien de inwisseling der
bankbiljetten tegen goud voorloopig voor den
tijd van 28 Sept. tot 30 November te staken.
Gedurende de laatste dagen werd een emstig
beroep gedaan op den goudvoorraad van de
Zweedsche Bank, die in de afgeloopen week
met 100 millioen kroon is verminderd. De
hoop op credieten uit Frankrijk en Amerika
bleek onjuist. De uitvoer van goud is ver-
boden. Zondag heeft te Stockholm een con-
ferentie plaats gehad van de leiders der
Staatsbanken.
De opheffing van den gouden standaard
is in Wallstreet kalm opgenomen, daar de
Amerikaansche bankiers dit verwachtten.
Een Amerikaansche steunactie ligt momen-
teel niet in de bedoeling, daar de toestand te
moeilijk te overzien is.
DE GESTOLEN STANDAARD-METER
EINDELIJK DOOR DE DUITSCHERS
TERUGGEGEVEN.
De correspondent der N. R. Crt. te Brussel
meldt:
In September 1914, nadat de Duitsche troe-
pen Brussel hadden bezet, werd, trots het
verzet der Kamerambtenaren, door een
Duitsch officier beslag gelegd op den in het
Kamergebouw bewaarden Belgischen „stan-
daardmeter". Deze was geheel uit platina
vervaardigd en vertegenwoordigde een waar
de van ruim 40.000 francs. Na den oorlog
eischte de Belgische regeering de teruggave
van de kostbare maat, welke echter onvind-
baar bleek te zijn geworden. Enkele dagen
geleden kwam de eindelijk, in Duitschland,
teraggevonden standaard-meter weer in het
bezit der Belgische autoriteiten en werd hij,
na verificatie, in zijne oude kist gelegd. De
kist werd gesloten met drie sdeutels waarvan
een in het bezit blijft van de Kamer, een
tweede van den Senaat en een derde van den
minister van nijverheid en arbeid.
Het tweedaagsch bezoek, waarvoor Laval
en Briand, de leidende figuren in het Fran-
sche kabinet, Zondag te Berlijn zijn aange-
komen, kan schrijft de N. R. Crt. van
groote beteekenis worden voor de verdere
ontwikkeling van de betrekkingen tusschen
Frankrijk en Duitschland. Laval toch heeft
voor zijn vertrek uit Parijs een Duitsch jour
nalist verzekerd, dat hij niet naar Duitschland
ging om een beleefdheidsbezoek te brengen,
maar met het doel de verstandhouding tus
schen de twee landen grondig te verbeteren.
Hij wilde dit oogmerk trachten te verwezen-
lijken niet via de groote politieke vraag-
stukken", waarvoor z.i. thans toch geen op
lossing is te vinden, maar om den grondslag
te leggen voor een vrachtbare samenwerking
op oeconomisch gebied. Als orgaan daarvoor
heeft de Fransche premier de stichting eener
gemengde commissie in overweging gegeven,
wier taak het zal zijn beiden regeeringen van
raad te dienen.
Het Fransche memorandum, waarin dit
denkbeeld nader is uitgewerkt noemt als voor-
naamste onderwerpen, waarover de commis-
waarheen wij thans met onze lezers op reis
gaan. Wat een verschil van boot met vroe
ger. Met het grootste gemak rijden de auto's
op de nieuwe Ferryboot, niet 6en, maar een
geheele reeks. Men bemerkt bijna niet, dat
men niet meer op den vasten wal is.
Men heeft gezegd, dat de ferryboot niet
geheel bevredigde. Ik kan niet anders ge-
tuigen, als zij is mij best bevallen. Het is in
Sen woord een comfortabele verkeersboot.
Hoe practisch is ze ingericht en „de kop van
Vos" (zooals men de ophaalbare voor- en
achtersteven noemt) werkt prachtig.
Het is een mooie Meidag. De Scheldemond
is kalm en vol licht. Daar klinkt het sein, en
onze tocht naar de Zeeuwsch-Vlaamsche lan-
douwen vangt aan. De ferryboot vaart af,
eerst met horten en stooten, werkt zij zich
van den Vlissingschen wal en hefbrug los,
maar dan begint de zware machine regelmatig
te ronken.
Het land, dat w\j zoo juist verlieten, ver-
dwijnt. De Vlissingsche haven, de St. Jacobs-
toren, eerst goed zichtbaar, schijnen nu weg
te duiken in een blauwen nevel, die alle con-
tonren vervaagt. Haastig werkende molens
waaJen ons een vaarwel toe en de meeuwen
doen ons vroolijk uitgeleide. Wij, Zeeuwen,
kennen ons dierbaar gewest over het alge
meen alleen van het land, maar men kan het
pas naar waarde schatten, wanneer men het
vanaf de Scheldewateren ziet.
Dan wordt ons oog bekoord en geboeid
door het geestige landschap, met de blauw-
zwarte kronkeldijken, de scheef vergroeide
boomen, de vroolijke daken en de elegante
torentjes.
Nu het landschap achter ons vervaagt, loo-
pen wij naar de voorzijde der ferryboot. Wij
zijn nog maar een kwartier aan 't varen of
daar doemt de overzijde al op, een bleeke
zandstreep in een mistgrijs landschap, dat
sie haar licht zal hebben laten te schijnen,
een herzieining van het Fnansch-Duitsche
handelsverdrag, een uitbreiding van de reeds
bestaande kartels, deelneming van Fransch
kapitaal aan Duitsche ondememingen en ora-
gekeerd, het gemeenschappelijke uitvoeren
/an openbare werken, samenwerking van
scheepvaart- en luchtlijn'en en herziening van
het spoorwegverkeer.
Dat is zeker een grootscheepsch program,
waarvan e6n onderdeel: de deelneming van
Fransch kapitaal aan Duitsche ondememin
gen (het omgekeerde zal voorloopig nog wel
niet mogelijk zijn) zoet in Duitsche ooren
moet klinken, tenzij daaraan bij het monde-
ling overleg wederom politieke voorwaarden
worden vastgeknoopt. Het is echter moge
lijk dat de Franschen ditmaal bereid zijn hier
van af te zien, als de Duitschers hen tegemoet
willen komen bij de herziening van het be
staande handelsverdrag, 't welk voor Frank
rijk als men althans de leveringen in natura
buiten beschouwing laat een passief op-
levert.
Aan weer-zijden van de Fransch-Duuitsche
grens koestert men groote verwachtingen
van de Berlijnsche besprekingen en de prak-
tische gevolgen daarvan. Dat blijkt zonne-
klaar uit de beschouwingen in de pers. Ter
wijl de ,,Germania", die als orgaan van den
rijkskanselier te boek staat, zich reeds bij
voorbaat met de door Laval in overweging
gegeven, en naar de lezer in de rubriek
Duitschland zal zien Zondag reeds in beginsel
aanvaarde, methode ingenomen had ver-
klaard, uitten de Fransche journalisten zich
veel hartelijker over de kansen van toenade-
ring en toekomstige samenwerking dan men
van hen gewoon is. Zoo schreef Stephane
Lauzanne, de hoofdredacteur van de Matin,
onder het opschrift Kunnen Frankrijk en
Duitschland vrienden zijn?", dat negentig
procent der Franschen beseffen hoe heilzaam
zoo'n vriendschap ware, omdat zij een eind
zou maken aan alle vrees voor veiligheid en
oorlogsgevaar en mitsdien paal en perk zou
stellen aan den drang naar wapening.
Negentig procent der Franschen beseffen
tevens dat zulk een vriendschap slechts te
verwezenlijken is op den grondslag van vol
komen gelijkheid en nauwe samenwerking.
Zij zijn bereid daarvoor aanzienlijke conces-
sies te doen. Lauzanne noemde o.m. een in
grijpende vermindering van de schadever-
goeding en het verschaffen van „ruimte" aan
de Duitschers, die zich thans binnen de en-
gere grenzen van het rijk een „Volk ohne
Raum" voelen.
Zooals we boven reeds hebben aangestipt
is Laval evenwel overtuigd dat deze en an
dere kwesties van „groot politiek" voorals-
nog niet op te lossen zijn. In dat verband
wezen andere Fransche bladen op de nood-
zakelijkheid van Amerika's medewerking,
waarover Laval tijdens zijn bezoek aan Was
hington de volgende maand president Hoover
zeker zal polsen. Het plan zou n.l. niet al
leen zijn Duitschland in de Fransche kolonien
Togo en Kemeroen aanvankelijk ruimere
emigratie-mogelijkheden te bieden met
kans op latere teruggave van deze voormalige
Duitsche kolonien doch ook om met
Fransch-Amerikaanschen steun de landver-
huizing van Duitschers naar Zuid-Amerika te
bevorderen. Voor het vervoer der emigranteu
zouden de Fransche en Duitsche scheepvaart-
lijnen dan overeenkomsten moeten treffen.
Men ziet, dat er groote plannen in de maak
zijn en dat zij, wegens de crisis die allerlei
nuttelooze, maar vroeger toch zooveel ge-
wicht in de schaal leggende gevoelsargumen-
ten op zij zet, ook kans van slagen hebben.
Dr. Briining heeft er terecht op gewezen dat
dit misschien een goede kant van de crisis
zal blijken te zijn.
juist even boven den zeespiegel komt uitglu-
ren.
Een torentje wenkt ons en Breskens duikt
op, een klein plaatsje, zoo vanaf het water
gezien. Maar dat is slechts schijn, want de
afstanden zijn hier bedriegelijk, evenals de
Schelde bedriegelijk is.
Helderder teekent zich de plaats Breskens
af naarmate wij het naderen. Wij onderschei-
den reeds dhidelijk de zware hefbrug, de
Zeeuwsch-Vlaamsche tram en de autobus, die
de verbinding met Brugge onderhoudt.
We varen de haven binnen, vreemd van
model en wat smal. Ze is door de Schelde
wateren gevormd, want ook Breskens kan
van de grillen der Schelde gewagen.
Alvorens nader op de Historie van Bres
kens in te gaan is het noodzakelijk even in
grove trekken de oude situatie van het tegen-
woordige Zeeuwsch-Vlaanderen na te gaan.
Ik zeg in grove trekken, want de details
komen vanzelf wel aan de beurt wanneer wij
het land doortrekken. Allereerst iets over den
naam.
Over de afleiding van dien naam Vlaande
ren is veel getwist en het ontbreekt niet aan
sprookjes, waarin een Flandebert, neef van
den Fnankischen koning Clovis, of een Duit
sche prinses Flandrina, gemalin van Liderich
II, groot-houtvester van Vlaanderen en in 808
overleden, genoemd worden.
Volgens anderen staat de naam in verband
met kolonisten, die zich in het laatst der
vierde eeuw hier op deze kusten hebben ge-
vestigd, daar flian of glean, in het Angelsak-
sisch vlieden of vluchten beteekent en
Fleandra dus het land der vluchtelingen of
ballingen zou aanwijzen.
Vast staat in ieder geval, dat de naam
Vlaanderen voor het eerst voorkomt in een
acte van 678, geschreven door St. Andoenus,
Zaterdagmiddag om kwart over vier kwam
een ,,mijnheer" bij een kamerverhuurster op
den Admiraal de Ruyterweg om kamers te
zien. De 60-jarige vrouw toonde hem een der
kamers. De man wilde oak het bed zien en
toen de vrouw zich bukte om de dekens op
te slaan, gaf hij haar met een steen, welke hij,
in een papier gewikkeld, bij zich had, een
slag op het hoofd. De vrouw gaf een gil,
waama de man, zonder iets uit de woning
,weg te nemen, op de vlucht sloeg en wist te
ontkomen. Buren kwamen de vrouw te hulp;
zij is met een zware hoofdwonde naar een der
gasthuizen overgebracht.
In een timmerfabriek te Amby-Maastricht
geraakte Donderdag de arbeider S. met de
linkerhand tusschen een zaagmachine, ten
gevolge waarvan hem de vijf vingertoppen
werden afgesneden.
VLIEGTUIG OVER DEN KOP GESLAGEN.
Toen Zondagmiddag de heer Van Straten,
uit Rotterdam, op het vliegveld te Oss na
een passagiersvlucht met zijn toestel, de P.H.-
A.J.M., wilde landen, is het toestel door on-
bekende oorzaak over den kop geslagen. De
schroef en het landingsgestel werden vemield.
De heer Van Straten en zijn passagier, mej.
C. van Liempt, kwamen met zeer kleine
kwetsuren en den schrik vrij.
EEN JONGETJE DOODGEREDEN.
Zaterdagmiddag is het 6-jarige zoontje van
den arbeider Wobbers op den onbewaakten
waarin deze handelt over het leven van den
heiligen Eligius, die het Christendom hier het
allereerst verkondigde. Het Christendom werd
aan deze ruwe kustbewoners, vooral door St.
Eligius (geb. 588, overl. 1 Dec. 659) gepre-
dikt, wat niet gemakkelijk ging, daar de Sak-
sers aan den ouden godsdienst zeer gehecht
waren en zich door ontembaren vrijheidszin
kenmerkten.
Volgens overlevering, zou genoemde zende-
ling zijn goeden naam onder dit volk niet
weinig te danken hebben gehad aan zijn
vroeger beroep van goudsmid, waarvan het
zinnebeeld, de hamer, aan het gevreesde en
vereerde wapen herinnerde van Donar.
Tijdens de Regeering van Karel de Grooten
zouden deze kolonien nog versterkt zijn door
eenige duizende hunner stamgenooten, welke
deze vorst, na hun eindelijk overwonnen te
hebben, tusschen de jaren 780 en 792 naar
deze kusten liet overbrengen.
In de 9de eeuw komt de pagus Flandricus
(Vlandra, Flandres, Flandria) meermalen
voor als een der vier groote districten aan
den linkerschelde oever, aan wier rechterzoom
de pagus Braebantensis lag.
De pagus Flandrensis, dus zeer waarschijn-
lijk de landstreek, later als het Vrije van
Brugge bekend, deelde de lotgevallen van het
andere land. Onder de Merovingiers vormde
de Schelde de grens tusschen de westelijke en
oostelijke provincien van het rijk. Neustrie en
Austrasie, welke verdeeling bij het verdrag
van Verdun in Aug. 843 bekrachtigd werd.
Toen in 870 een nieuwe scheiding tusschen
Karel den Kalen en Lodewijk den Duitscher
plaats greep, verloor de Schelde haar waarde
als grensscheiding van het rijk. Omstreeks die
tijd, 863, kreeg Vlaanderen haar eigen Gra
ven.
(Wordt vervolgd.)