ALGEMEEH NIEUWS- EN APVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN. Cerste Blad. Mitlionair tegen wil en dank ALLES B HEERENBAM No 8711 VRIjDAG 24 JULI 1931 71 e Jaargang* Ebed-Melech. F K PILIB TOM, AUTOS MOTORS NIJVERHEID BISNENLAHD. rfniyninin win 'Hiinirnrnywtf' maxima rnmmnmMKmmmmmmamm iv.r Tn«cts ABONNEMENT8PKU8: Binnen Ter Neuzen 1,40 per 3 maanden Bulten Ter Neuzen tr. per post 1,80 per 3 maanden Bij voor uiitbetaling fr. per post 6,60 per jaar Voor Belgit en Amerika f 2,25, overige lan den 2,60 per 3 maanden fr. per post Abonnementen voor het buitenland alleen btj vooruitbetaling. UJtgeefster: Firms P. J. VAN DE 8ANDE. G W) .88150 TELEFOON No. 25. ADVERTENTI8N: Van 1 tot 4 regels /0,80 Voor elken regel meer 0,K& Grootere letters en clichS's worden naar plaatsruimte berekend. HandelsadvertentiSn bfl regelabonnement tegen verminderd tarief, betwelk op aanvraa#: verkrfjgbaar is. Inzending van advertentien liefst 6£n dag voor de nltgave. DIT BEAD VERSCHIJNT IKDEREN MAANDAG-, WOEN8DAG- en VRIJDAGAVONK Vt&i*3ka!weanu,>m* i Ernstige, diep ernstige tonen liet Jere- mia doorloopend hooren. De profeten waren alien zulke ernstige menschen, maar deze profeet nam de zonden van het volk toch wel heel zwaar op; hij zag zonde, waar anderen geen zonde bespeur- den, en hij nam het ook heelemaal niet licht op met den toestand van zijn volk. Er is bij Jeremia ontzaglijk veel variatie, maar toch is de hoofdinhoud van heel zijn prediking; verkondiging van schuld en aanzegging dus van oordeel. Daar waren in Jeremia's dagen genoeg lieden, die meenden, dat het zoo'n vaart niet loopen zou, en dat er nog best wat viel te corri- geeren of op te lappen. Zij zullen wel hebben geglimlacht om het diepe pessi- misme van dezen profeet. Wat was die man toch zwartgallig! Hij overdreef toch wel sterk, vonden zij, en hij scheen wel blind te zijn voor het vele goede en groote, dat daar toch nog was in zijn tijd. Zocht Jeremia niet alleen de zwarte kan- ten op, kleurde hij het verleden niet te mooi en te licht, en zag hij het heden niet te donker en te ongunstig? Deze lieden wezen niet zonder eenig welgevallen op het nog lang niet uitge- storven profetisme, dat zich waarlijk niet tot een man als Jeremia beperkte; zij wezen op den tempel en op de offerplech- tigheden, en op de pas (onderkoning Josia) met nieuwen luister voorziene Wet. Kom, Jeremia moest toch vooral niet zoo overdrijven! En dan zullen de besten en de ernstigsten hem hebben gevleid met goede woorden en gepaaid met schoone beloften van verbetering, en getracht hebben hem tot zwijgen te brengen door allerlei voornemens en plannen. Tegen- over deze optimisten staat nu Jeremia tamelijk wel als een eenling. Hij. de koperen muur, de ijzeren pilaar, de vaste stad, zooals hij typeerend genoemd was. Doch Jeremia had heelemaal geen hoop. Hij durfde te wanhopen (daar is soms ook moed voor noodig!), en hij durfde voor zijn wanhoop niet uit te komen. Daar is tweeerlei wanhoop: wanhoop, die zeker niet uit God is, want gelooven is vertrouwen, en zulke wanhopigen, als wij nu bedoelen, vertrouwen heelemaal niet. De laatste koningen van Juda, onder wie Jeremia leefde en predikte, waren echt- ingerakte menschen. Vooral koning Zedebia. Een man zonder eenige hoop. Maar er is toch ook nog een tweede soort wanhoop. Dat is dit, dat men zwart ook zwart durft noemen; dat men niet dadelijk aankomt met pleisters en zalfjes en doekjes en lapjes, maar de won- den eerlijk open-legt. Zulke wanhoop is niet in strijd met geloof, doch is juist omgekeerd een middel om nog te eer tot God de toevlucht te nemen. En nu mogen wij nooit spreken van Jeremia's wanhoop door E. PHILLIPS OPPENHEIM. 42) (Vervolg.) ,,Hoe wij ons best ook doen om meer geld kwijt te raken," zei Stephen op wan hopigen toon, ,,overal hebben wij met tegenslagen te kampen." „En nu moeten we nog de kwestie met mevrouw Harmon-Browne afhandelen." Zwijgend beeindigden ze hun ontbijt. Het scheen, alsof ze beiden tegelijk op hetzelfde idee kwamen. George Henry schelde, maar het was Stephen, die order gaf hun bediende binnen te zenden. Robert, zei hij, ,,wij zullen van- i stad eten en overnachten. Wil je zoo goed zijn onze koffers te pak- ken en deze in de auto te plaatsen Laat mijnheer Harold wetcn, wat wij over een half uur vertrekken." Dertig minuten daarna reden ze weg. Een terneergeslagen Harold kwaim op het nippertje te voorschijn en kroop verlegen naast den chauffeur. Mevrouw Harmon- Browne lag nog in diepe rust. Keston Court met zijn glinsterende broeikassen en zijn met hooge muren omgeven tuinen. maakte een vredigen en aangenamen in- druk. De broers wendden zich om en zonden het buiten zwijgend een laatst vaarwel toe. ,,Ik ben bang," zuchtte Stephen, ,,dat wij deze brave menschen in groote moei- lijkheden hebben gebrhcht." ,,De fazanten van mijnheer Higgs", herinnerde George Henry zijn broeder. ,,En de Hongaarsche patrijzen," mom- zonder tegelijk met nadruk te wijzen op zijn Gods vertrouwen. V/einig menschen zijn er, bij wie en wanhoop en Godsbe- trouwen in zoo sterke mate beide voor- komen. Van Jeremia is dat mooie woord: ,,Gezegend is de man, die op den Heer vertrouwt, en wiens vertrouwen de Heer is. Hij zal zijn als een boom, die aan het water geplant is, en zijn wortelen uitschiet aan een rivier, en gevoelt het niet, wan- neer er hitte komt, maar zijn loof blijft groen, en in een jaar van groote droogte zorgt hij niet, en houdt niet op van vrucht te dragen." En tegelijk acht hij Juda ten doode op- geschreven. ,,Zal ook een Moorman zijn huid veranderen, of een luipaard zijn vlekken?" zoo vraagt hij. En hij vervolgt: „Zoo zult gij ook kunnen goed doen (hij bedoelt: zoo weinig kans is er op uw beterschap), gij, die geleerd hebt (gewend zijt) kwaad te doen"! Neen, de menschen in Jeremia's dagen zochten in groote meerderheid herstel in allerlei uiterlijk- heid, in zuivere wets-interpretatie of in meer centralisatie van den eeredienst. En, het dient gezegd, een tijd-lang heeft Jere mia daar ook aan meegedaan. Hij is zoo iets als colporteur" geweest voor de wet van Deuteronomium. Maar al spoedig is hij wijzer geworden. Hij zag het toen in: dit alies bleef aan den ouitenkant, het waren omhulsels, hoezen, maar de huid bleef uit ende vlekken bleven. En zoo is Jeremia toen onheilsprediker ge worden. Want al die actie baatte niets, merkte hij, en het liep nergens op uit. De ondergang nadere toch. Al die beloften en voornemens, al die reformaties en reorganisaties, hij Jeremia, geloofde er niet meer in. Die gewend zijn kwaad te doen, gaan toch geen goed doen. Maar kan men het nu niet begriipen, dat zij erg boos zijn geworden op aezen profeet? Hij leek hun onbruikbaar en veel te pessimistisch. Intusschen heeft de uitkomst Jeremia maar al te zeer in het gelijk gesteld. Toch was een gunstige uitzondering, en die staat op rekening van den man, wiens naam boven dit artikel prijkt. Jeremia bleek toch niet geheel alleen te staan, ook al zal hij dit zelf wel eens hebben gedacht. Jaren slaan wij nu over in zijn geschiedenis. Veel is veranderd, maar Jeremia is nog altijd dezelfde. Zijn inzicht is niet veranderd, hij heeft niet aangepast. Op het oogenblik, waarop wij hem nu terugzien (in Jeremia 38) is hij niet op vrije voeten, neen, hij is ,,in bewaring". Hij is half gevangen en half vrij, ten huize van Jonathan. Zoo nu en dan ontbiedt koning Zedekia hem eens. De toestanden schijnen iets lichter te zijn geworden. Immers, de Chaldeen zijn weer weg. Toch zegt Jeremia: Zij zijn niet voor-goed verdwenen. Hij gaat voort om aan te sporen totovergave. Ver- zet, zoo zegt hij, baat toch niet. Eindelijk verdriet dit den vorsten. Die waren eerst nog min of meer op zijn hand. Nu echter keeren ook die zich tegen hem. Hun namen worden genoemd: zij zijn beslist nu Jeremia's tegenstander. Zij pelde Stephen. ,,De relaties van Andrews met de fruit- koopers zullen ook wel verbroken zijn ge worden," gaf George Henry te kennen. „Het zal onze plicht zijn deze men schen op een behoorlijke manier schade- loos te stellen," zei Stephen. ,,Maar zelfs dan nog," klonk het bitter uit den mond van zijn broer, ,,zijn de laatste twee maanden volkomen ver- knoeid." ,,Totaal," steunde Stephen. Met gefronste wenkbrauwen leunden ze achterover in hun auto. Verschillende zakenlui, die zich te voet naar hun trei- nen spoedden, keken hen veelbeteekenend aan. Zelfs millionairs", merkte er een tot zijn vriend op, „schijnen de noodige zorgen te hebben." HOOFDSTUK XVII. De broers hadden een lang en pijnlijk aesprek gehad, hetwelk plaats vond in hun zitkamer in de „Milan". Op de tafel voor hen lagen eenige gewichtig uitziende vellen, welke zij dien morgen met angst en beven ontvouwd hadden en welke een bevestiging bleken te zijn van hun vreeselijkste vermoeden. Daarnaast bevond zich een brief een ander epistel van den heer Duncan. ,,Het komt allemaal op hetzelfde neer," zei Stephen op beslisten toon. ,,Wij hadden onze uitgaven onmogelijk grooter kunnen maken, en het verschil tusschen deze en ons inkomen, blijft nog precies hetzelfde, hetgeen volgens het gezichts- punt van den heer Duncan allerbespot- telijkst is. Laat me je nog eens voorlezen, wat hij zegt: Stephen sloeg den brief open, zette zijn lorgnet op en las: meenen, dat Jeremia's prediking noodlot- tig verslappend werkt. En de koning is hem ter wille, natuurlijk. Hij, Zedekia, kan niet tegen hen op. Hij geeft Jeremia over in hun handen. Nu nemen zij den profeet en werpen hem in een put. „In dien kuil nu was geen water", maar toch wel slijk, ,,en Jeremia zonk in het slijk". Denken wij ons zijn toestand eens in! Jeremia lijkt een verloren man. Zoo iets houdt niemand uit. Allen letterlijk zijn nu tegen hem. Intusschen is er een met hem bezig, een, van wien niemand dat had verwacht of vermoed, een, wiens eigenlijken, echten naam wij waarschijn- lijk niet eens kennen. Misschien had die man wel een naam, die voor Joodsche lippen niet was uit te spreken. Misschien was de naam, waaronder wij hem kennen, dus maar een naam, dien men hem voor 't gemak gegeven had, Ebed-Melech beteekent: knecht des konings. Hij was van. geboorte een Ethiopier, een Moor man, een uit het land van dien lateren kamerling uit Hand. 8. Deze man nu durft tot den koning te gaan. Hij is een moedig man, hij neemt ook geen blad voor den mond. De vorsten bijvoorbeeld verschoont hij niet, neen, hij zegt het ronduit: zij hebben zeer verkeerd ge- daan. En zegt hij er bij het was ook geheel onnoodig, want Jeremia zou immers toch den hongersnood zijn ge- storven. Weer qeeft de slappe koning Zedekia toe. Hij is een van die meri- schen, die men alle kanten pp kan krijgen. Ebed-Melech mag eenige mannen mee- nemen en Jeremia weer uit den kuil halen ,,eer dat hij sterftEr staat in de Statenvertaling, dat hij dertig" mannen meeneemt, maar dat is een vergissing, een betere lezing zegt het zuiverder, en spreekt van drie. Wie met dertig man iets doen wil, brengt niets tot stand. Allerminst bij een kuil. Dan loopen er minstens 26, zegge zes en twintig rond, die niets doen, om de eenvoudige reden, dat zij niets kunnen doen. Neen, drie man is al meer dan genoeg. En nu komt dan nog het aller- mooiste van de heele geschiedenis. Juist op deze bijzonderheid moeten wij letten. Ebed-Melech gaat er maar zoo niet op af. Hij gaat eerst het paleis nog eens binnen, waar hij goed den weg weet tot in de kleinste hoekjes en gaatjes. Hij weet daar een olaatsje onder de schatkamer", en daar worden oude lappen bewaard. In elk huis is wel zoo'n plaatsje, zoo'n lappenkast, zelfs in een paleis. Maar voor FOURNITURES GENERATES Borluutstraat 8, GENT. Tel. 12415. (Nabij 't Stadhuis) (Ingez. Med.) Mijn beste vrienden Underwood: Ik spreek jullie op deze familaire wijze aan, omdat ik je reeds als kinderen kende, en je vader en ik samen op school hebben gegaan en ons geheele leven lang onaf- scheidelijk zijn gebleven. Hetgeen ik thans ga zeggen is niet be- doeld als een terechtwijzing. Het is echter mijn plicht je er op te wijzen, dat niet- tegenstaande ik er van overtuigd ben, dat jullie aan alle kanten je best hebt ge- daan, je er toch niet in geslaagd bent je persoonlijke uitgaven op te voeren, tot het bedrag, dat je vader wenschte. Ik erken ten voile, dat ge met heel wat moei- lijkheden te kampen hebt gehad tenge- volge van den grooten voorspoed in zaken en de buitengewoon gunstige resultaten, welke je beiden bereikt hebben met spe culates, waarvan iedereen het tegenover- gestelde verwacht zou hebben. Maar dit neemt niet weg, dat ik jullie openhartig moet schrijven. Zooals je zult bemerken, heb ik op de tegenwoordige balans enor- me bedragen voor reserve uitgetrokken. De winsten zijn evenwel overweldigend en schijnen nog steeds te blijven toe- nemen. Jullie moeten meer geld uitgeven. Het zal jullie wellicht eenigszins irritee- ren, dat ik je steeds moet herinneren aan den laatsten brief van je vader, waarbij hij je verzocht minstens een zesde van het inkomen uit te geven. Dit blijkt tot op heden slechts een tiende gedeelte te zijn. Ik vraag niet het onmogelijke, maar ik verwacht en hoop binnen de eerstvol- gende zes maanden uit de boeken te kun nen constateeren, dat er minstens twintig duizend pond meer is opgenomen. Stel me alsjeblieft niet teleur. Je THEODORE DUNCAN. wij vragen ons af: wat doet Ebed-Melech daar nu? En toch is dit juist het mooiste van heel deze geschiedenis. Ebed-Melech haalt vandaar eenige oude, verscheurde en oude, versletene lompen", en die laat hij met zelen af in den kuil. Zeker, met zelen hadden zij tevoren Jeremia ook neergelaten, maar beslist zonder die lap- pen. En zeer zorgzaam roept Ebed- Melech naar beneden, dat Jeremia deze oude lappen zal leggen onder zijn oksels. Pas dan wordt Jeremia opgetrokken. En vooral hieruit blijkt zijn teere zorg en zijn groote liefde. Deze Moorman is een man om nooit te vergeten. Jeremia had volkomen gelijk, toen hij het zoo wanhopig had over dien Moorman, die zijn huid niet kan veran deren. En ook de huid van dezen Moor man is niet veranderd. Doch wat baat verandering van huid? Het gaat immers om de verandering van het hart. En een veranderd, een Gode-toegewijd hart had deze Moorman. Hij stond aan de zijde van God, hij vroeg niet naar gunst, macht of meerderheid. Hij durfde voor de waarheid uit te komen. En ook dat deed hij zoo eenvoudig en zoo sober. Vrome praatjes hield hij er niet op na. In het hoofdstuk van Jeremia, dat op het 38ste volgt, wordt weer het beleg voor Jeruzalem geslagen, en dan wordt de stad ingenomen. Er zijn dan voor Jeremia heel belangrijke kwesties aan de orde, maar desondanks vergeet hij zijn vriend Ebed-Melech niet. Ook God had hem niet vergeten, want (staat er) het woord des Heeren geschiedde tot Jeremia: Ga heen, en spreekt tot Ebed-Melech, den Moorman (39 16): ,,Zoo zegt de Heer der heirscharen, de God Israels: Zie, ik zal mijn woorden brengen over deze stad, ten kwade en niet ten goede: maar Ik zal u te dien dage redden, spreekt de Heer, en gij (d.w.z. Ebed-Melech) zult niet overgegeven worden in de hand der man nen, voor welker aangezicht gij vreest, want Ik zal u zekerlijk bevrijden, en gij zult door het zwaard niet vallen, maar gij zult uwe ziel tot een buit hebben, omdat ij op Mij vertrouwd hebt, spreekt de eer UITVOERING DER TARWEWET. Het regeeringsbureau voor de uitvoering van de Tarwewet vestigt er nogmaals de aan- dacht op, dat bet vervoeren en opslaan van onigemengde tarwemeel of tarwebloem (z.g. tarwemeel of tarwebloem B) is verboden, docb dat in bepaalde gevallen en. onder bepaalde voorwaarden vergunning tot vervoer en op- slag kan worden verleend, waarvoor belang- hebbenden zich zullen moeten wenden tot de Vereeniging ,,Nederlandsche Meelcentrale", voorloopig gevestigd, Trompstraat 73, Den Haag. Vervoer of opslag zonder vergunning kan ernstige straf ten gevolge hebben. Han- delaren in tarwemeel of tarwebloem B, mogen dus van de bij hen aanwezige voorraden niet afleveren zonder vooraf verkregen vergun- Een welwillend, maar niettemin beslist schrijven," verkondigde Stephen, terwijl hij het epistel opvouwde. ,,Ik ben het geheel met je eens," zei George Henry, ,,doch we hebben in elk geval ons best gedaan." Zonder hulp was het onmogelijk meer te bereiken" gaf Stephen te kennen. ,,Het eenige, waarop we thans onze hoop moe ten vestigen is een vrouw en een huis- houden." ,,Echtgenoot<en," mompelde George Henry, ,,zouden de zaak zeker vergemak- kelijken." •Stephen schudde wijsgeerig met het hoofd. ,,Ik zelf, heb een leeftijd bereikt „Stil, drong George Henry aan. „Je bent maar drie jaar ouder dan ik. „Drie jaar maken onder deze omstan- digheden een groot verschil," verklaarde Stephen. ,,Wanneer we dit eer hadden kunnen voorzien," voegde hij er vriende- lijker aan toe, ,,zou ik het tot mijn plicht hebben geacht een passende levensgezel- lin te kiezen." ,,Waarom zou je dat nu nog niet doen?" ,,Wij zullen over het onmogelijke niet praten," zei Stephen met een afwerend gebaar van zijn hand. ,,Het valt niet te ontkennen, dat jii de jongste bent, Geor ge Henry en nieraan zijn eenige voor- rechten verbonden. Tevens brengt dit feit echter ook verplichtingen met zich mee. Wanneer er kwpstie van is, dat een huwelijk een noodzakelijkheid wordt, dan moet de jongste zich hieraan onderwer- pen." ,,En met wie wil je me in 's hemels- naam in het huwelijk laten treden?" vroeg George Henry. ,,Met juffrouw Penelope Jones," luidde ECHTE FRIESCHE 20-50ct. per ons tut* "Ingez. Meet. ning van de „Meelcentrale", Zij moet er daar- bij echter op wijzen, dat vergmming tot. aSe vering van tarwemeel of tarwebloem B in geen geval wordt verleend voor aflevericg aan bakkers en banketbakkers, die nog vacs dat meel of bloem in voorraad hebben, Het is dus noodzakelijk, dat handelaren, die ver gunning wenschen tot het vervoeren van da.1 meel of die bloem aan afnemers, bij hun aan- vraag om die vergunning opgeven voor wiieif de te leveren tarwemeel of tarwebloem B. he- stemd is. Ten slotte wordt er nog <xp. <%#- wezen, dat zij, die geen lid zijn van organisatie, zich moeten aansluiten bij de .Meelcentrale". DE WEREEDCRISIS. Men schrijft ons: In een bijeenkomst van vooraanstaanofe personen uit de Amerikaansche zakenwermd heeft Benjamin Anderson, van de Cfctasse. National Bank van New-York, een rede ge~ houden over de noodlottdge gevolgen van die Amerikaansche tarief politiek. Andersosz noemde bij die gelegemheid Nederland en >it Scandinavisdhe landen als voorbeelden vacD. den vrijhandel. In Amerika, zeide hij, hoart. men steeds beweren, dat men wel voor tarief- verlaging zou voelen, indien ook de andene landen dat zouden doen. Geen/ land zou op eigen houtje zijn tarieven kunnen verlagec En zoo zijn er, aldus Anderson, ook tai" vam kleine landen in Europa, die zich op dit staiaai- punt stellen, zeggende, dat zij gaame zouov.it meedoen aan een algemeene beweging tot tariefverlaging, maar dat zij dat niet allean kunnen doen. Maar Nederland, Zwedeu Denemarken en Noorwegen, merkte Ander^m op, die tot de kleinste landen der wereM i»e- hooren, zijn een andere meening toegeu/rsan Deze landen, zeide hij, foehooren tot de hotvpn ontwikkelde en verlichte der wereld en tzj. gelooven niet in het heil van slaafsche nau- volging in aangelegenheden van tariefpolStitrk- Gedurende de hevige buitenlandsche coiitot- rentie, in aJ de jaren na den oorlog, hebbec deze landen aldus Anderson vastgehews- den aan hun politiek om geen onredelij'ke 6»e- lemmeringen aan vreemde goederen in *~ie.r.. weg te leggen. Tot op den huidigen fag heeft men geen reden zich over deze poIitiBk te beklagen. (Wij werken op dat ood- Minister Colijn dit onlangs in zijn te UtrBdlii gehouden rede ook nog eens uitdrukfcelsjfe heeft vastgesteld.) En Anderson vervolg.tie: De economische moeilijkheden van deze: v-irvj - handelslanden zijn minder acuut dan di« vrari de meeste andere landen. Nemen wij ft-v. Denemarken. Toen vele andere Europeeaefee landen hun tariefmuren voor graan steads hooger en hooger optrokken, kocht Denemar ken rustig al het graan dat het buitenJ.ciad tegen lage prijzen aanbood, teneinde het als varkensvoer te gebruiken. De Deensche eapcrrt van bacon en andere producten van varkeos- vleesch nam groote afmetingen aan en biacttt. veel geld in het land. En nu Amerika. Onze tarieven am; sprak Anderson waren in 1929 al vee! 'uts hoog. Ze hadden toen al verlaagd moetsra het geheel onverwachte, besliste ant- woord. George Henry keek zijn broer met wijd. opengesperde oogen aan. ,,Je bedoelt dat nichtje van Lady Jen kins?" vroeg hij. ,,Ik ken haar teniau- wernood. Ze was mijn tafeldame de.n avond, toen we daar dineerden, ert ik. geloof, dat ik haar slechts eenmaal vats te voren heb ontmoet." „Dat is meer dan genoeg," antwoordde Stephen. ,,Je moet niet vergeten George Henry, dat wanneer menschen van onzen leeftijd over een huwelijk gaan denkea, die kwestie heel anders wordt opgevai dan bij jongere mannen. Ik moet je eer lijk bekennen, dat ik er reeds bij Sir Peter op gezinspeeld heb. Hij verzekert rtuj- dat een dergelijke verbintenis. hun zeec aangenaam zal zijn." „Maar het jonge meisje heeft zelf mcs- schien veel geld," protesteerde Georgt Henry. „Ook in dat opzicht heb ik mijn Iicfix opgestoken, stelde Stephen hem gerust. ,,Ze bezit geen penny en het ligt niet in het voornemen van Sir Peter haar iets a- te laten. Ze heeft dus geen bruidschat, en ik oeloof te mogen aannemen, Georqv: Henry, dat ze nog al van weelde honor. Hierdoor wordt de situatie voor ons Juts', zoo belangwekkend." George Henry zuchtte. „Ik vrees, dat ik te oud ben om een der gelijke verandering nog te kunnen ver dragen." Als eenig antwoord wees Stephen even; op de balans en den daarnaast liggen-dera. brief. Toen zij hij: Wellicht is het een groote opofferirrQ- George Henry, maar er blijft ons niets anders over. Ik zal de Jenkins' Woens- dagavond te dineeren vragen". (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1931 | | pagina 1