De heer PLADDET merkt op, dat dit geen
bezwaar is, de brjzondere school kan dat be-
drag toch niet verwerken en dan krijgen wij
het met de driejaarlijksche afrekening toch
weer terug.
De VOORZITTEK merkt op, dat ook nog
aan de dokterswoning gewerkt moet worden.
De heer A. MEERTENS zou willen oegin-
nen met de verbetering van het riool in de
Langestraat en dan een straatje in de Hoek-
sche wei beklinkeren. Dan kunnen wij het
volgend jaar dat andere straatje doen met de
Tramstraat en laat dan loten welk straatje
het eerst aan de beurt is.
De VOORZITTER zou dan gaame eerst
een werkprogram vaststellen en dan uit te
voeren zonder te leenen. Overigens zou hij
liever eerst grootere straten doen en daama
de kleinere.
De heer A. MEERTENS nerkt op, dat de
straatjes in de Hoeksche wei eerder aan de
beurt zijn, aangezien het verzoek voor de
Tramstraat pas is ingekomen.
De VOORZITTER acht de Tramstraat be-
langrijker.
De heer A. MEERTENS geeft dan in over-
weging in die twee straatjes midden in een
klinkerpad te leggen.
De heer J. A. MEERTENS is van oordeel,
dat men dan beter die straatjes kan laten
egaliseeren, want waar putten zjjn is water.
De heer JANSEN is er tegen die twee plan-
nen tegelijk te behandelen. Dat het verzoek
van de Tramstraat ten opzichte van de daar-
in gestelde eischen niet uitvoerbaar is, is wat
anders, maar overigens is die straat met het
oog op het verkeer toch belangrijker.
De VOORZITTER wil nog eens onderhan-
delen met de bewoners van de Tramstraat
en dan als het mogelijk is de Tramstraat
eerst afwerken.
De heer J. A. MEERTENS: en dan uit
eigen middelen, zonder leening daarvoor te
sluiten.
De heer A. MEERTENS merkt op dat men
nog ongeveer 13000 klinkers over heeft. Doe
dan daarmee een der straatjes en dan de
Tramstraat voor zoover mogelijk is uit de
gewone middelen.
De VOORZITTER zou er tegen zijn om
beide straatjes met de Tramstraat alien
tegelijk te doen. De begrooting voor de Kei-
zerstraat is 3500, voor de Willemstraat
3000 en de Tramstraat 8643, dat is te veel.
De heer PLADDET zou de Tramstraat
maar willen beklinkeren tot aan de tram.
De heer JANSEN bedoelde dat ook.
De heer A. MEERTENS merkt op, dat ieder
weldenkend mensch kan begrijpen, dat het
niet mogelijk is deze drie straten met een
totale uitgaf van ruim f 15.000 ineens te
leggen.
De heer VAN 't HOFF anfcwoordt, dat de
begrootinig te hoog is. Er wordt voor straat-
werk berekend f 3,40 per vierk. Meter. Dat
behoeft niet alles eerste klas te zijn. Men kan
die beide straatjes leggen voor 5000, wan-
neer men ze laat leggen in eigen beheer als
werkverschaffing. Dan krijgen wij ook een
gedeelte vergoed door het R'ijjk.
De heer A. MEERTENS vraagt waarom
men nu eigenlijk den heer De Bruijne een be
grooting heeft laten maken terwijl men
daama zelf met een berekening komt die veel
lager is. Waarom is men dan niet direct
gekomen als men weet dat het goedkooper
kan
De heer VAN 't HOFF merkt op, dat in de
begrooting van den heer De Bruijne alles is
berekend op eerste klasse werk, maar dat kan
wei wat minder zoodat men die drie straten
voor 12.000 klaar maakt. Spreker zou een
der straatjes van de Hoeksche wei willen
leggen en de Tramstraat doortrekken tot aan
Abr. Meertens en dan het volgend jaar verder
gaan.
De VOORZITTER is daartegen. Als de
straatjes en profiel gabracht werden en een
trottoir werd gelegd in de Tramstraat was
het voldoende. Klinkers in die straatjes is
naar de meening van den Voorzitter over-
bodige luxe.
De heer VAN 't HOFF merkt op, dat het
niet zijne 'bedoeling is om die f 12.000 ineens
te laten verwerken maar te doen zoover hij
heeft gezegd en laat dan dat werkprogram
maar izakken!
De VOORZITTER verklaart te zijn een
voorstander van verbetering maar niet alles
tegelijk aangezien dit een betrekkelijk anne
gemeente is en men beroerde tijden beleeft.
De heer A. MEERTENS is van oordeel,
dat wanneer men een weg naar de tram legt
de mensehen in die straatjes ook recht habben
op verbetering.
De VOORZITTER: Leg dan een pad in
het midden!
De heer PLADDET is er tegen om jaarlijks
wat te doen waardoor de raad zich bindt, Dan
Iran men beter leenen en alles afwerken.
De VOORZITTER voelt voor een werk
program dan kan ieder jaar beslist worden
wat uitgevoerd zal worden.
De heer JANSEN dacht, dat het de bedoe
ling was van den Voorzitter om een program
voor een jaar vast te stellen.
De VOORZITTER antwoordt dat hij een
program wil voor meerdere jaren met een
jaarlijks che uiitgave van f 2000.
De heer JANSEN zou dat wei mooi vinden
dan kan de nieuwe raad daarop voortwerken.
De VOORZITTER deelt mede met den heer
De Bruijne te hebben besproken de verbete
ring der riolen in de Hoeksche weide, en hij
van oordeel was, dat zou kunnen worden
volstaan met het leggen van zinkputten,
grooter dan de bestaande.
De heer A. MEERTENS gehoord de discus-
sies en van oordeel dat er ten slotte aan de
verscheidenheid van plannen der verschillende
leden geen einde komt stelt voor een straatje
in de Hoeksche wei te beklinkeren met den
vooraad die er nog ligt en dan uit den ge-
wonen post verder te gaan met de Tram
straat, mits de bewoners te vinden tot het
stellen van billijker voorwaarden.
De heer PLADDET is van oordeel, dat de
toestand van de riolen in de Hoeksche wei
niet zoo slecht zijn maar het is alleen de
kiwestie, dat er grind en slijk in komt. Wat
de nog voorradige klinkers betreft die zijn
niet geschikt voor die straatjes daar breekt
men den nek over.
De heer M. DE FEIJTER vraagt of Bur-
gemeester en Wethouders de bedoeling hebben
het riool in de Tramstraat eruit te gooien.
De VOORZITTER antwoordt dat bij onder-
zoek gebleken is, dat dit niet noodig is maar
dat men kan volstaan met het dieper maken
van de zinkputten.
De heer M. DE FEIJTER heeft er bezwaar
tegen, dat ongeorganiseerden bij de werkver
schaffing worden te werk gesteld. Zoodoende
is men beter dat men zich niet organiseerd.
De VOORZITTER verzoekt den heer De
Ferjter dit te bewaren voor de rondvraag.
De heer M. DE FEIJTER zou de Tram
straat laten rusten totdat met de bewoners
nader is onderhandeld.
De heer J. A. MEERTENS geeft in over-
weging verdere discussie inzake de Tram
straat te laten rusten aangezien men anders
de mensehen in den waan brengt dat de raad
er op in zal gaan.
De VOORZITTER merkt op, dat het openen
van onderhandelingen geen verbintenis met
zich brengt.
De heer VAN 't HOFF is bereid met het
voorstel van den heer A. Meertens mee te
gaan. Dan kan men goedkoopere steen nemen
voor dat straatje in de wei, wat dan 3000 kan
kosten en dan hebben we nog de beschikking
over den post van 1700 uit de begrooting.
Daarmee kunnen we in de Tramstraat be-
ginnen.
De VOORZITTER merkt op, dat in de
vorige vergadering de heeren A. Meertens
en De Feijlter hebben aangedrongen op ver
betering van het riool in de Langstraat. Moet
ik dan aannemen, dat wanneer het voorstel
van den heer A. Meertens wordt aangenomen
de verbetering van dat riool moet blijven
rusten
De heer JANSEN stelt voor met de Tram
straat te beginnen met de voorradige klin
kers.
De VOORZITTER merkt op, dat hij dit
dan moet aanhouden totdat er nader met de
adressanten is gesproken.
De heer A. MEERTENS vindt het treurig,
dat Burgemeester en Wethouders nu reeds
een jaar met verschillende dingen bezig zijn
terwijl er niets wordt uitgevoerd, en wij nu
met alles tegelijk zitten. Waarom voeren
Burgemeester en Wethouders zooals hun
plicht toch is de besluiten van den raad niet
uit? Laat dan de rioleering nu afwerken
door werkloozen en laat ze desnoods zelf de
rioolbuizen stampen.
De VOORZITTER heeft daar bezwaar tegen
dat is vakwerk.
De heer A. MEERTENS antwoordt dat er
mensehen genoeg in de gemeente zijn, die in
staat zijn om buizen te maken, dat hebben
ze al genoeg gedaan. Breng dan een straatje
in de Hoeksche wei en een gedeelte van de
Tramstraat onder de klinkers.
De VOORZITTER antwoordt, dat zoolang
De Putter niet wil medewerken dat riool niet
kan worden gelegd.
De heer A. MEERTENS zegt, dat men dan
tooh het bestaande riool kan worden gerei-
nigd.
De VOORZITTER zou wanneer wij het riool
naar De Putter niet zouden kunnen leggen
dan Guiran en andere willen aansluiten op
het groot riool. Overigens ligt hier de schuld
niet bij Burgemeester en Wethouders, maar
het onderzoek naar de plannen en de ver
schillende besprekingen hebben tijd gevergd.
De heer A. MEERTENS antwoordt, dat
toen er een besluit werd genomen tot het
leggen van dat riool ook werd besloten tot
het leggen van het trottoir in de Langestraat.
Het eerste wat hard noodig was is blijtven
hangen en de rest waaraan geen directe
behoefte bestond is gebeurd.
De heer PLADDET deelt mede, dat er
destijds werd gesproken van een aanleg van
een straat lanigs de dreef van De Putter,
waardoor de plannen voor rioleering weer
andere zouden worden. Spreker zou het echter
op prijs stellen het riool vanaf De Kraker
tot aan de Koudenpolderschestraat door te
trekken. Tenslotte kunnen we hier wei over
blijven praten en zou omtrent punt 7 van de
agenda willen stemmen.
De heer A. MEERTENS antwoordt dat dit
reeds is verwezen naar Burgemeester en
Wethouders.
Besloten wordt punt 7 en 8 van de agenda
aan te houden tot de volgende vergadering.
9. Vaststellen kohier hondenbelasting 1931.
Het kohier op de hondenbelasting voor 1931
wordt z.h.s. vastgesteld op f 386,15.
10. Ontheffing schoolgeld.
Aan den heer M. Nieuwenhuize wordt ont
heffing verleend van den aanslag wegens
schoolgeld vanaf 1 October 1930 wegens ver-
trek naar elders.
Een reclame inzake schoolgeld door den
heer H. de Jonge wordt als zijnde te laat ont-
vangen niet ontvankelijk verklaard.
11. Benoeming leden stembureaux.
Tot leden van het hoofdstembureau worden
met algemeeen stemmen benoemd de heeren
H. Pladdet, J. A. Meertens, J. van 't Hoff en
J. D. de Feijter.
Tot leden van het Stembureau I worden
benoemid de heeren: J. van 't Hoff en J. A.
Meertens en tot plaatsvervangers de heeren:
W. C. de Feijter en M. de Feijter.
Tot leden van Stembureau 2 de heeren: J.
A. Meertens, J. D. de Ferjter en H. Pladdet,
tot plaatsvervangers de heeren: F. de Groote
en. D. J. Jansen.
12. Wijziging begrooting 1930.
De gemeentebegrooting voor 1930 wordt
overeenkomstig het voorstel van Burg, en
Weth. zonder hoofdeljke stemming gewijzigd.
13. Uitbreiding begraafplaats.
De VOORZITTER stelt namens Burg, en
Weth. voor een perceel grond aan te koopen
tot uitbreiding der begraafplaats.
De heer A. MEERTENS vraagt of het
nieuw aan te koopen gedeelte in rechten lijn
aansluit aan het bestaande kerkhof.
De VOORZITTER antwoordt bevestigend.
De heer VAN 't HOFF is na de vergadering
van Burg, en Weth. tot ontdekking gekomen,
dat er op de bestaande begraafplaats nog 60
eigen graven kunnen worden gekocht, terwijl
er nog voor 90 ongekochte graven plaats is.
Het zal dus vermoedelijk nog laixgen tijd
duren voordat die vol is, en zou daarom wil
len adviseeren om de zaak nog eens nader
onder de oogen te zien vooraleer wij dien aan-
koop doen waarmee ten slotte weer een be-
drag van f 1600 gemoeid is. Als het kan zou
ik liever wachten tot later.
De heer J. D. DE FEIJTER merkt op dat
rond dat nieuwe gedeelte een haag moet wor
den geplant die toch ook eenigszins wortel-
vast moet zijn alvorens het in gebruik zal
worden genomen. En als we zien dat er
jaarlijks in deze gemeente ong.eveer 25 begra-
vingen plaats vinden dan is het nu tijd tot
uitbreiding.
De VOORZITTER zou den heer Van 't Hoff
onder het oog willen brengen dat de onder
handelingen in zoodanig stadium zijn dat er
feitelijk alleen wordt gewacht op de goed-
keuring door den raad, zoodat het nu toch
niet redelijk is hierin nu nog terug te keeren.
De heer A. MEERTENS is ook van oordeel
dat de heer Van 't Hoff te laat met zijn
bezwaren komt.
De VOORZITTER adviseert tot aankoop te
besluiten.
De heer VAN 't HOFF zou willen overbe-
graven op het oude gedeelte van het bestaan
de kerkhof. Dat kan zeer goed nu er gespit
is is het gelijk en paaltjes van de oude gra
ven zijn er zoo goed als niet meer te zien.
De VOORZITTER merkt op dat toch in de
vorige vergadering besloten werd tot aankoop
en niet over te begraven.
De heer VAN 't HOFF: U weet mijn stand-
punt van begin of aan.
De heer A. MEERTENS acht het nu toch
te laat om nu weer een ander besluit te gaan
nemen.
De heer J. A. MEERTENS merkt op dat in
de vorige vergadering de minderheid van den
raad bezwaar had de graven te roeren van
overledenen waarvan de nabestaanden nog in
leven zijn en dat toen de meerderheid besloot
tot uitbreiding over te gaan.
De VOORZITTER zou het ook tegenover
den eigenaar van het aan te koopen gedeelte
een minder correcte houding vinden om nu
te komen met de boodschap dat wij er van
af zien.
Met 6 tegen 1 stem die van den heer Van
't Hoff, wordt besloten tot aankoop van een
perceel grond voor de som van 1600.
14. Aangaan geldleening.
In verband met dezen aankoop wordt daar-
na met algemeene stemmen besloten tot het
aangaan van een geldleening groot f 1600 en
den aflos te stellen op i6 jaar.
In verband met het vergevorde uur wordt
de vergadering door den VOORZITTER ge-
sehorst tot 2 uur namiddag.
Bij de heropening zijn alle heeren aanwezig
behalve de heer Van 't Hoff, die verhinderd
was.
15. Steunregeling werkloozen.
De VOORZITTER stelt aan de orde de
steunregeling van den Minister ten behoeve
van ongeorganiseerden en dubbel uitgetrok-
kenen, voor zoover zij zijn hoofden van ge-
zinnen, kostwinners of kostgangers.
De VOORZITTER verzoekt den Secretaris
de regeling zooals zij door den Minister wordt
vodrgesteld voor te lezen en verzoekt den
leden wanneer zij aanmerkingen hebben dit te
willen kenbaar maken. Worden er geen op-
merkingen gemaakt dan zal de Voorzitter
aannemen dat men met het ontwerp instemt.
Aldus wordt goedgevonden.
Voor georganiseerden is de regeling als
volgt
Voor gehuwden en kostwinners wordt voor-
gesteld een wekelijksehe uitkeering van 8,45
benevens 0,75 per gezinslid boven de twee
personen tot een maximum van 4 personen.
Zoodoende zal de maximum wekelijiksche uit
keering bedragen f 9,95.
De heer JANSEN vraagt of daarvan nog
wat af moet.
De SECRETARIS licht toe dat voor de ge
organiseerden daarvan moet worden afge-
houden hun contributie voor de werkloozen-
kas ten bedrage van 0,60.
De heer PLADDET deelt mede, dat Burg,
en Weth. een regeling habben vastgesteld om
aan den raad eenigszins leiddraad te geven
en dat met de berekening vergelijking is ge
maakt met de uitkeering der vereeniging
„Ons Belang". Wil men het anders dan kan
men daarvan zijn gedacht zeggen.
De heer A. MEERTENS vraagt of de be
doeling hiervan is ee<n m het leven roepen
van maatschappelijk hulpbetoon.
De SECRETARIS antwoordt dat dit door
deze regeling is vervallen maar dat het vrij-
wel op hetzelfde neerkomt.
De heer A. MEERTENS heeft dan daar
tegen zoozeer geen bezwaar wanneer men er
maar mee bereikt dat de mensehen van het
armbestuur worden afgehouden.
De VOORZITTER deelt mede, dat Burg,
en Weth. aan den Minister willen vragen om
den leeftijdsgrens van 60 jaar te brengen op
65, maar dat hij betwijfelt of de Minister
daarmee zal instemmen.
De heer M. DE FEIJTER zou gaarne zien,
dat de mensehen tusschen de 60 en 65 jaar
ook hierin zouden vallen.
Voor ongeorganiseerden is de uitkeering
7,80 per week.
De VOORZITTER vraagt of de heeren het
aan Burg, en Weth. kunnen overlaten de ver
dere regeling met den Minister te treffen.
De heer A. MEERTENS vraagt wie nu van
deze regeling zijn uitgesloten.
De SECRETARIS antwoordt dat dit alleen
de onvolwaardige arbeiders zijn.
De heer J. A. MEERTENS: en de beroeps-
werkloozen!
De heer A. MEERTENS had daarom
liever Maatschappelijik Hulpbetoon gehad.
Dan heeft de gemeente de regeling in eigen
handen.
De SECRETARIS merkt op, dat ook daar
aan onvolwaardigen geen uitkeering mag
worden verstrekt en er voor Maatschappelijik
Hulpbetoon geen subsidie van Rijkswege
wordt gegeven.
De heer A. MEERTENS acht het dan on-
mogelijk.
De heer J. A. MEERTENS antwoordt dat
diit een regeling is van den Minister en dat
de raad de redactie in haar geheel heeft over
te nemen.
De heer A. MEERTENS was op deze rege
ling niet geprepareerd, daar hrj zich meer
had bepaald bij de regeling van Maatschap
pelijk Hulpbetoon. Mijn bedoeling is meer of
dat wanneer nu de mensehen van „Ons Be
lang" b.v. en ook van andere vereenigingen
na de 6 weken steunverlenging in deze rege
ling vallen.
De VOORZITTER antwoordt dat dat ook
zoo is.
De heer JANSEN vraagt of daar overigens
alles in valt.
De heer J. A. MEERTENS meent te heb
ben gelezen, dat er rekening moet worden ge-
houden met de gezinsomstandigheden.
De heer JANSEN begrijpt dat wei, maar
vraagt of er bepaalde personen tengevolge
van een of ander beroep buiten vallen.
De SECRETARIS antwoordt dat alleen zg
die naar het oordeel van den Minister als
crisiawerkloozen worden beschouwd in deze
regeling vallen.
De heer A. MEERTENS weet niet of het
mogelijk is, maar zou er geen middel zijn om
de ongehuiwden ook in deze regeling op te
nemen? Al was het maar 66n per gezin en
met 40 van het bedrag voor gehuwden.
De VOORZITTER antwoordt dat het vol-
gens de regeling van den Minister niet mo
gelijk is en acht het feitelijk papier ver-
knoeien om dat te vragen.
De beer A. MEERTENS weet dat nog niet.
Het is een kleine moeite om het te vragen.
De VOORZITTER wil het wei probeeren.
De heer A. MEERTENS vindt het bezwaar-
lijk, dat wanneer er in een gezin maar 66n
persoon trekt, dat dan van dat steunbedrag
de contributie voor de werkloozenkas voor alle
mannelijke leden uit het gezin af moet.
De VOORZITTER vreest dat het niet gaan
zal om daarin verandering te brengen.
De heer M. DE FEIJTER merkt dat de
regeling geheel anders is dan die van Maat
schappelijk Hulpbetoon, en voor hem geheel
onbekend is.
De VOORZITTER zal zorgen dat alle leden
een exemplaar krijgen dan kunnen zij zich
op de hoogte stellen.
De heer A. MEERTENS vindt overigens
de regeling mooi. Valt het eerste kind er
buiten
De VOORZITTER: Neen, man en vrouw
wei, maar de overige leden van het gezin
vallen er onder tot een maximum van vier.
Spreker deelt mede dat er een plaatselrjk
orgaan moet worden ingesteld om te zorgen
dat de reglemenitaire bepalingen van den
Minister worden nagekomen. Daamaast
blijft het burgerlijk armbestuur bestaan.
De heer A MEERTENS: Dat is jammer
genoeg!
De VOORZITTER is het daarmede niet.
direct eens.
De heer A. MEERTENS: Als je daar komt
dan zeggen ze verleden jaar heb je zoo en
zooveel verdiend, dus je had kunnen sparen.
Maar ze vergeten dat daartegenover veel meer
iaren staan dat er zoo wat niks verdiend
werd.
De VOORZITTER antwoordt dat het moge
lijk is dat er bepaalde gezinnen zijn waar een
man alleen moet gaan werken en dat het daar
niet mogelijk is om wat af te zonderen, maar
daartegenover zijn er ook waar des Zaterdags
60 tot f 70 gulden binnenkomt en het des
Maandagsmorgens op is.
De heer A. MEERTENS weet zeker dat
er veel gezinnen zijn waar het niet mogelijk
is van de verdiensten wat over te leggen.
De VOORZITTER antwoordt dat het or
gaan verplicht is zich terdege van den toe-
stand van het gezin op de hoogte te stellen,
en dat het die gezinnen, die hij daar zoo
even bedoelde waar gelegenheid was tot yoor-
zorg, eenvoudig moet uitsluiten.
De heer A. MEERTENS zegt dat men an
ders daar maar niet te lichtvaardig op in
gaan moet en hij hoopt dat het orgaan een
soepele toepassing zal betrachten. Men moet
over dat verleenen van steun maar niet te
hoog opgeven ten opzichte van de werkende
klasse. Wat hebben we niet gezien in Goes.
Daar kwamen de boeren om steun aan de
regeering vragen, terwijl er voor meer dan
twee millioen auto's waren waarin die heeren
aankwamen. Als ze het dan zoo bang heb
ben dan moeten ze die maar eerst opruimen!
Ik geef toe dat er mensehen zijn, die geen
overleg hebben en met dezulken is niets te
beginnen. Spreker wil de regeling afzien,
maar f 9,75 met een gezin van drie kinderen
is te weinig.
De VOORZITTER begrijpt zeer goed, dat
men van een verdienste van f 10 per week
niet kan overleggen.
De heer PLADDET is van oordeel dat waar
deze regeling is gemaakt voor mensehen die
gedurende reeds 16 weken maar 9 hadden
te verleven, men verder niet behoeft te vra
gen of ze nog steun noodig hebben. Dan is
er al gebrek genoeg!
De heer M. DE FEIJTER heeft gehoord,
dat aan iemand die zich destijds bij het Bur
gerlijk Armbestuur om onderstand vervoegde
in overweging werd gegeven gedurende de
wintermaanden maar eerst wat schuld moest
zien te maken bjj de winkeliers, en dan van
den zomer trachten dat aan te zuiveren waar
door hij verdere steun zou kunnen missen.
Indien dat werkelijk gebeurd is dan is dat
een schande waartegen dient te worden opge-
komen.
De VOORZITTER is het eens dat dit zeer
verkeerd is wanneer het inderdaad gezegd is.
De SECRETARIS wil als lid van het Arm
bestuur wei verklaren dat dit niet gezegd is
door het armbestuur als zoodanig, maar het
kan mogelijk zijn, dat een der leden dat heeft
gezegd, maar dat is dan geen uitspraak van
het geheele lichaam.
De heer M. DE FEIJTER antwoordt dat hij
dat ook niet beweerd heeft. Hij weet zeer
goed welk lid dat is geweest en als men er
prijs opstelt zal hjj zijn naam ook nog noemen.
Het is een lage daad. Zoodoende wordt het
voor den werkman altijd winter wanneer men
in den zomer voor de schuld van den winter
moet gaan werken.
De VOORZITTER vraagt of de heeren de
verdere regeling aan Burg, en Weth. willen
overlaten.
De heer A. MEERTENS vraagt welke per
sonen in dat orgaan moeten komen.
De VOORZITTER antwoordt dat die door
Burg, en Weth. buitenom den raad worden
aangewezen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt de rege
ling verder aan Burg, en Weth. opgedragen.
16. Indijking Braakman.
De VOORZITTER wou vragen of een der
raadsleden er bezwaar tegen heeft dat Burg,
en Weth. in samenwerking met de gemeenten
Ter Neuzen, Biervliet en Philippine pogingen
aanwenden om te komen tot verdere indijking
van den Braakman.
De heer PLADDET acht den weg zoodoen
de te lang, voordat dat in al de gemeente-
raden is behandeld, hij zou liever een gecom-
bineerde vergadering van die lichamen hebben
met de polderbesturen en besturen van ver
schillende organisaties. Desnoods kan men
daar ook enkele autoriteiten uitnoodigen.
Dan kan men de zaak vlugg^r aanpakken.
De VOORZITTER betwijfelt of al deden wij
wat den heer Pladdet voorstelt, het moge
lijk zijn zou reeds dit of het volgend jaar zoo
ver te komen, dat men aan het werk kon.
Hij heeft de zaak besproken met den burge
meester van Ter Neuzen en ook deze was van
oordeel dat er een deputatie van Burgemees-
ters of wat dan ook naar Ged. Staten en naar
den Minister gaan kern, maar dat het in elk
geval nog wei twee jaar duren kan eer het
zoover is dat men aan het werk kan.
De heer A. MEERTENS gelooft dat het
voorstel van den Voorzitter dezelfde resul-
taten hebben zal als dat van den heer Pladdet.
De VOORZITTER: Het lijkt mij de beste
weg om eerst met de andere gemeentebestu-
ren te beraadslagen alvorens verdere stappen
te doen.
De heer PLADDET ziet daar niets in dan
op de lange baan schuiven.
De VOORZITTEK wijst er den heer Plad
det op, dat dit werk toch te groot is om
daaraan maar direct te kunnen beginnen.
De heer PLADDET zou desniettegenstaan-
de toch meer willen doortasten.
De VOORZITTER antiwoordt dat er ook
zooveel mogelylk zal worden getracht om be-
spoediging te bewerken maar of dat nu een
maand langer duurt of niet zal weinig ver-
schil geven.
De heer PLADDET acht het van groote
urgentie met het oog op de werkloosheid.
De VOORZITTER ziet zijn werkwijze als
den kortsten weg.
De heer A. MEERTENS: U kunt ook spoe-
dig erovfer schrijven!
De heer PLADDET: En eer ze dan ver-
gaderen!
De heer A. MEERTENS geeft in overweging
om de gemeenten te vragen een spoedverga-
dering te beleggen.
De VOORZITTER vreest wanneer hij met
een dergelijk voorstel bij de gemeenten zou
komen men hem mogelijk wei niet au serieux
zou nemen.
De heer PLADDET vindt het goed dat de
Voorzitter alzoo werkt, maar er zit te weinig
pit in.
De heer A. MEERTENS erkent toch het
nut van vergaderen en spoedig werken, zie
maar eens met die huizen op Sluiskil, daar
hebben ze destijds toch ook toeizegging van
vergoeding gekregen wannger ze zouden moe
ten opruimen voor kanaalverbreeding.
iDe VOORZITTER acht het van geen be
lang in dezen een overdreven spoed te be
trachten. Dat zal aan de zaak zelve niet veel
verandering brengen.
De heer A. MEERTENS is dan met den
heer Pladdet van oordeel, dat het een op de
lange baan schuiven wordt.
De VOORZITTER geeft de verzekering dat
men er reeds emstig mee bezig is.
De heer J. A. MEERTENS is van oordeel,
dat men hier onmogelijk voor zoon werk met
direct omlijnde plannen kan komen. Daar
hangt te veel aan vast. Men moet ook reke
ning houden met de afwatering der aangren-
zende polders en die van Belgie. Dat is niet
zoo ineens gebeurd.
Spreker vraagt in welke richting men wil
bedijken.
De VOORZITTER antwoordt daarmee niet
bekend te zijn.
Hij zal in elk geval doen wat mogelijk Is
om tot een resultaat te komen.
17. Vulling van het gat aan de Knol.
De VOORZITTER deelt mede voor de vul-
iing van het gat aan de Knol met de heeren
Pladdet en Dekker te hebben gesproken die de
grond van den berm aan den Molendijk wil
afstaan voor het bedrag van 360.
De heer PLADDET deelt mede, dat daar
af komt ongeveer 500 M3. grond. Daarvan
wil hij voor zichzelf hebben 250 M3. en de
rest kunnen wij krijgen voor f 360.
De heer J. A. MEERTENS: Dan kunnen
we net zoo goed zand uit den Wuijckhuizen-
polder halen.
De heer PLADDET merkt op dat wij daar
mee geen verbetering van den weg bereiken
en ook geen subsidie van het Rijk krijgen.
De heer J. A. MEERTENS is van oordeel
dat wanneer het dan daar langs dien weg ge-
woon een aarden weg wordt het toch bfi nat
weer kapot gereden wordt, waardoor wij er
niets mee opschieten.
De heer PLADDET antwoordt, dat in de
vorige vergadering gevraagd is om afgeronde
plannen. Dat is nu hier en dat de prija te
hoog is kunnen Burg, en Weth. niet helpen.
Voor het afsteken van grond op de eigen-
dommen van het Kerkbestuur van Ter Neu
zen hebben Burgemeester en Wethouders
reeds toestemming. Vercouteren die de grond
pacht, wil een vergoeding hebben van 325
en aan de Wed. Wolfert moet voor de boo-
men die daar omheen staan f 100 worden be-
taald, zoodat dit te samen zal kosten onge
veer f 2800 met vervoer er bij.
De VOORZITTER deelt mede, dat de Prov.
Ingenieur hem vrijblijvend heeft gezegd, dat
het mogelijk is, dat vanwege de Provincie
hiervoor een renteloos voorschot wordt ver
leend, wat overeenkomt met 37 van de
totale som. En wanneer wij daar het terretn
gelijk maken dan krijgen wij vermoedelijk ook
steun van het Rijk. Daardoor zouden wij de
crisissteun misschien productief kunnen
maken.
De heer A. MEERTENS is van oordeel,
dat men zonder een zuivere kostenberekentng
hier geen basis kan trekken.
De VOORZITTER deelt mede, dat in een
nadere conferemtie met het kerkbestuur is ge
zegd, dat wij den grond gratis kunnen krijgen
mits wij de kuilen in dat land gelijk maken.
De heer J. A. MEERTENS vraagt of het
wei noodig is om dat gat heelemaal dicht te
doen.
De heer PLADDET antwoordt dat de Wed.
Wolfert totale demping verlangt.
De heer J. A. MEERTENS: Dan is het wat
anders. Maar men bereikt er geen betere
booht mee, wei als de straal grooter werd.
De VOORZITTER dacht dat men daar het
zelfde zou bereiken als aan Buijze op den
Driedijk.
De heer A. MEERTENS vindt dat er te
veel geld mee gemoeid is.
De heer JANSEN is van oordeel, dat de
pachter veel te hoog staat met zijn vergoe
ding.
De heer A. MEERTENS: De vraag is of
de pachter daarmede door kan.
De VOORZITTER is van oordeel, dat men
daarvoor toch wei steun van het Rjjk zal
krijgen.
De heer JANSEN is het daarmee niet eens.
Dat zou vallen door den hoogen eisch van den
pachter.
De heer DE FEIJTER ziet er geen verbe
tering van den bocht in wei verscherping.
De VOORZITTER merkt op, dat ten slotte
toch alles verplicht is rechts te houden.
De heer A. MEERTENS vraagt of die boo-
men dan daar toch weg gaan.
De VOORZITTER antwoordt bevestigend.
De heer A. MEERTENS vindt, dat dan het
uitzicht naar de Knol toch veel beter wordt.
De VOORZITTER dacht dat ook.
De heer DE FEIJTER: Ik niet!
De heer A. MEERTENS: Het is ten slotte
toch ook werkverschaffing.
De VOORZITTER zou alvorens verdere
stappen te doen, willen weten of hij de raad
achter zich heeft met het zoeken van werk.
Dat betwijfel ik.
De heer A. MEERTENS vraagt of het de
bedoeling is den weg recht door den Ouwel
te leggen.
De VOORZITTER antwoordt dat het de be
doeling is de weg zoo recht mogelijk te leggen.
De heer A. MEERTENS denkt dat het te
duur komt, dat zal zeker een 30.000 kosten.
De VOORZITTER zal een en ander nader
onderzoeken.
18. Onrvraag.
De heer M. DE FEIJTER deelt mede, dat
de bakker Robijn voortdurend zonder licht
zit en verzoekt afdoende maatregelen.
De VOORZITTER zal de zaak onderzoeken.
De heer M. DE FEIJTER vraagt verbete
ring van den Zinkput bij I. R. de Fouw. Daar
is in dat deksel een groot gat, wat bij avond
gevaarlijk is.
De VOORZITTER zal voor herstelling
zorgen.
De heer A. MEERTENS deelt mede van
den vuilnisman te hebben vemomen, dat hij
in Sept. 1.1. reeds gevraagd heeft verbetering
van de wijze van ophaling van vuil. En dat
hrj ook op zijn tweede verzoek geen antwoord
heeft gekregen. Wat hebben Burgemeester en
Wethouders daarmee in bedoeling?
De VOORZITTER deelt mede, dat de heer
Meertens heeft gevraagd om twee dagen per
week te mogen beschikken over een paard en
kar maar deze zaak is nog niet afgewerkt.
De heer A. MEERTENS zou er voor zijn
om indien het mogelijk is den man te helpen.
Hij vraagt twee halve dagen een paard en wil
dat zelf doen h 2,50 per halven dag. Dat is
niet te diuur en door de uitbreiding van de
gemeente is het ver te rijden.
De heer PLADDET zegt, dat er een aan-
bod is van 0,50 per halven dag. Zoodoende
is dat blijven hangen. Overigens zou het goed
zijn als wij een paard er bij hadden.
De heer A. MEERTENS vindt anders de
eischen van den vuilnisman niet te hoog.
De VOORZITTER belooft in de volgende
vergadering daarop terug te komen.
De heer JANSEN zegt, dat er in de vorige
vergadering f 2000 werd uitgetrokken voor de
werkverschaffing. Wat krijgen we nu van
Rijk en Provincie.
De VOORZITTER antwoordt dat tenge
volge van het niet udtvoeren der grootere
werken daaraan niet verder is gewerkt en dat
er voor de onderhavige kleine werken geen
steun te krijgen is.
De heer A. MEERTENS acht het toch be-
grijpelijk, dat wij voor het open maken van
een eindje sloot geen subsidie krijgen.
De heer JANSEN vraagt het omdat de
Voorzitter had toegezegd er direct werk van
te zullen maken en hij heeft er niets van ge-
hoord.
De VOORZITTER had gewacht op het
werk aan de Knol en Mauritsfort. Zonder
positieve voorstellen kan men een aanvrage
om subsidie wei achterwege laten.
Niets meer te behandelen zijnde en niemand
meer het woord verlangende sluit de VOOR
ZITTER de vergadering.