ALSEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAO VOOfi EEEUWSCH-VLAANOEREN. Twee da Biad, No. 3651 WOSNSDAG 4 MAART 1931. 71e JAARGANG, GEMEENTERAAD VAN TER NEUZEN. Miliumi111 "Tnmr'M—-~iiriit""'i TER ZENSCHE COURANT Vergadering van Donderdag 26 Fabruari 1931, des namiddags 2 uur. Voorzititer de heer J. Huizinga, burge meester. Tegeniwoondig de laden: J. J. de Jager, L. J. Geel'hoedt, D. Scheele, F. Dekker, C. A. Ver- linde, A. de Bruijne, P. F. de Bakker, H. J. Colsen, N. A. Hamelink, L. J. van Driel, C. van den Bulok, D. van Aken en W. Badet. De VOORZITTER opent de vergadering en stelt aan de orde: 1. Notulen. De notulen der vergadering van 18 Decem ber 1.1. worden met algemeene stemmen vast- gesteld, zooals zij aan de leden In afdruk z'jn toageizonden. Het vaststellen van de notulen der vergade ring van 22 Januari 1.1. wordit aangebouden. 2. Ingekomen stukken. a. Bericht van W. W. Stevens, dat bij zijn benoeming tot gemeente-geneesheer aanneemt. Aangenomen voor kennisgeving. b. Berioht van W. D. de Vries, dat hij zijn benoeming tot lid der commissie tot wering van sohoolverzuim aanneeant. Aangenomen voor kennisgeving. c. Bericht van P. M. Geelhoedit, F. Elve, G. W. Versloot, L. J. van Driel, C. Leunis en F. de Bakker, dat zij de herbenoeming tot lid der commissie tot wering van schoolverzuim in de kom aannemen; en een zelfde bericht beitreffende de commissie tot wering van schoolverzuim voor Sluiskil van A. J. Plat- teeuiw, W. Oostdijk, J. P. van Doeselaar, P. Cortvriendt en C. J. Nobels. Aangenomen voor kennisgeving. d. Het verslag der Commissie van Toezioht op het lager onderwijs te Sluiskil-Driewegen, over het jaar 1930,. luidende als voligt: In den loop van het jaar werden 3 vergade- ringen gehouden en werden tweemaal de scholen bezocht. Wat het onderwijs te Sluis kil betreft, hierover zijn geen bijzondere op- of aanmerkingen te maken en ook niet over de inrichting der tfjizondere scholen, doch over den toestand van het gebouw der openbare lagere school wenscht dc commissie het vol- gende made te deelen: De gang van genoemd gebouw is volgens de commissie veel te smal, waardoor er niet vol- doende bergruimte is voor kleeren en vooral voor de klompen der leerlingen in den winter, waa.rbij nog komt, dat het er verbazend donker is. Dan regent het er voortdurend door, met het gevolg, dat er dikwijls water in den gang staat. Repareeren geeft weinig, daar de oorzaak niet steeds te vinden is en waarschijnlijk een gevolg is van den ouder- dom. Ook is het de commissie opgevallen, dat de kasten versleten zyn. De plafonds leveren gevaar op voor de kinderpn en ge- regeld valt er ook kalk van de muren. Verder levert de ligging der school bij het tegenwoondig verkeer groot gevaar op voor de kinderen en veroorzaakit het laden en lossen van sohepen vlak voor het geibouw, hinder bij het onderwijs, waarbij nog komt, dat, wanneer de bruggen dicht zijn, juist daar ter plaatse de sohepen blijven wachten en ook niet meewerken am een rustige atmosfeer te scheppen, door het opwinden van ankers en het gillen van stoomfluiten. Dit alles in over- weging nemende, acht de commissie het zoo- wel voor de veiligheid en hygiene der kinde ren, als voor het onderwijs, van groot belang, dat de school daar zoo gauw mogelljk ver- dwijnt, te meer, daar het gebouw niet meer aan de matigste eischen van een behoorlijke school voldoet, en de openlbare school te Sluis kil dus wel ongunstig afsteekt tegen al de overige scholen in deze gemeente. De commissie hestond gedurende 1930, na vertrek van den heer J. J. Kaan, uit de vol- gende leden: H. J. Colsen, voonzitter, Th. L. A. van de Bilt, J. C. Jansen, J. P. van Doeselaar en A. J. Platteeuw, secretaris. Aangenomen voor kennisgeving. e. Een schrijven van de Ouder-Commissie te Sluiskil, die d-aarin te kennen geven, dat tijdens den ouder-avond op 17 December 1.1. gewezen is op den slechten toestand waarin het gebouw zich beivindt; dat men algemeen van oordeel was, dat het gebouw als school heeft afgedaan; dait de ligging voor de schoolgaande jeugd groot gevaar oplevert bij het tegenwoordig snelverkeer en dit zeer veel hinder veroor- zaakt bij het onderwijs; dat men bovendien hier nog heeft het lossen en laden der beurtschippers, hetgeen 2 a 3 maal per week plaats heeft, hetgeen naar de meening van adressanten aan de leden van den raad wel duidelijk zal zijn, dat dit zeer veel hinder voor het te geven onderwijs ver- oorzaakt; dat de vergadering daarom aan het bestuur der commissie opdroeg, dit ter kennis te bren gen van den gemeenteraad en met klem aan te drinigen op het verkrijgen van een school- gehouw, dat aan behoorlijke eischen voldoet. Burgemeester en wethouders stellen voor, dit schrijven aan te nemen voor kennisgeving. De heer COLSEN wilde spreken over de beide stukken, letters d en e, welke burge meester en wethouders zonder meer voorstel- len aan te nemen voor kennisgeving. Hjj meent, dat het nu toch wel eens tijd zou ge- weest zijn, dat burgemeester en wethouders aan den inhoud van het verslag der school- commissie en het schrijven der Ouder-commis- sie eens aandacht zouden hebben geschonken. Het is nu al de derde of vierae maal, dat er door de commissie op den slechten toestand waarin de school verkeert wordt gewezen. Ook spreker heeft het er meermalen over gehad, reeds in het jaar 1927, hij is er in '29 op terug- gekomen en ook het vorig jaar. Wat beduiden ten slotte die adressen of die rapporten harer bevindingen van de school commissie, wanneer daarvan toch geen notitie genomen wordt? De commissie is verplicht een rapport in te dienen, maar zit op deze manier maar voor spek en boonen. Burge meester en wethouders nemen er geen notitie van. Ja, de heer Geelhoedt zit er am te lachen, maar spreker is van oordeel dat deze als wet- houder van publieke werken den toestand van de school onder de aandacht van den ge meenteraad zou behooren te brengen en met esn advies komen voor verbetering of ver- andering, maar hij zegt absoluut niets. Spreker vindt het flink van de ouder-eom- missie, dat ee deze kwestie ook eens heeft onderzocht en nader onder de aandacht heeft gebracht, want de raad wordt hier van achter de groene tafel met een kluitje in het riet ge- stuurd. Toen spreker de vorige maal hier den toestand.van het schoolgebcruw besprak, werd gezegd, dat er een gat in het plafond gevallen was, omdat een ambachtsman er door had getrapt. Dat was dan evenwel toch maar een klein gaatje. Maar, als er anders niet aan mankeerde, waarom is dan nu geheel het pla fond met astoest belegd? Toch zeker niet om dat het overigens in zoo'n goeden toestand verkeerde! Het doet spreker beslist pijn, dat nu er door de Schoolcommissie en de Ouder-Commissie opnieuw op gewezen wordt, burgemeester en wethouders weer niets zeggen. Hij had niet verwacht, dat ze terstond zouden hebben ge zegd, er moet een nieuwe school komen, maar wat schiet men met al die adviezen op, in- dien er in het geheel geen notitie van genomen wordt. Hij zou daarom de commissie willen verzoeken, stuur maar geen advies meer in. Zooals het er thans voor staat, zal spreker, indien burgemeester en wethouders van hunne zijde niet te kennen geven dat te willen over- nemen, aan den raad moeten voorstellen aan burgemeester en wethouders op te dragen het zoeken van eene plaats en het maken van plan- nen en begrooting voor het maken eener nieuwe school te Sluiskil. Hij is het nu moe. Men zal misschien van de zijde van burgemees ter en wethouders zeggen, dat het thans, in verband met de malaise een te moeilijken tijd is, om aan het bouwen eener nieuwe school te denken. Maar dan wil hij er op wijzen, dat op andere plaatsen toch wel scholen worden vernieuwd en ook nieuwe christelijke scholen worden gebouwd. Hij begrijpt daarom niet, dat burgemeester en wethouders zoo'n toestand, als waarin de openbare school verkeert, willen bestendigen. Dezen middag was de gang weer geheel nat van het ddorregenen, het gelijkt wel op een varkenshok; het regent er herhaal- delijk door. Burgemeester en wethouders blij ven ten opzichte der openbare school te Sluis kil in gebreke, terwijl ze toch voor de leer lingen dier school evengoed hebben te zorgen, dan voor de kinderen in de kom, en als men dan alles ziet wat hier tot stand is gebracht hij heeft daartegen geen bezwaar, want hij heeft daaraan ook meegewerkt dan zal men moeten erkennen, dat er ook voor de kin deren van Sluiskil moet gezorgd worden. Komt er dus geen toezegging van burgemeester en wethouders, dan zal hij in deze vergadering een voorstel doen. De heer VERLINDE deelt mede, dat de Commissie van Bij,stand bij haar bezoek aan Sluiskil, ook een onderzoek heeft ingesteld naar den toestand van de openbare school. Hij is daarbij ook tot de overtuiging gekomen, dat het noodig is, dat deze vernieuwd wordt, en men daarmede zod niet meer voort kan gaan. Misschien zijn burgemeester en wethou ders hierop nog niet ingegaan, uit zuinigheids- overwegingen, omdat er met het bouwen eener nieuwe school een tamelijk bedrag gemoeid is, maar hij is toch overtuigd, dat men workel :jk over de kosten zal moeten heenstappen en al was het thans nog maar in principe, zal moe ten besluiten tot het bouwen eener nieuwe school. De heer GEELHOEDT moet er in de eerste plaats op wijzen, dat de heer Colsen daar even aanmerking maakte, dat spreker lachte. De heer Colsen wist in elk geval niet waarover dat was en de raad komt hier toch zeker niet bijeen om te huilen. Het wordt van den heer Colsen gewoonte om in elke vergadering met verschillende zaken voor den dag te komen en burgemeester en wethouders van nalatigheid te beschuldigen en in het bijzonder zijn pijlen te richten op den wethouder van openbare werken, dat deze dit niet weet en dat niet weet, maar het komt hem voor dat de heer Colsen, in plaats van iedereen met zulke dikke woorden de les te willen lezen, zijn hand eens in eigen boezem behoorde te steken, en eens na te gaan hoe hij er zelf afgebracht heeft, toen hij daar in Sluiskil voor de gemeente een beheer voerde. Hij moet dan maar eens denken aan de geschiedenis van de Sluiskilsche Wo- ningbouwvereeniging, die de gemeente met een tekort van een f 5000 heeft moeten overnemen en hoe toen ook gebleken is, dat de beer Col sen grond van de woningbouwvereeniging beeft verpacht en dat geld in zijn zak heeft gesto- ken. Laar hij d&araan eens wat denken en eens een minder hoogen toon aanslaan. Die manier van optreden heeft spreker allang ge- hinderd, doch hij heeft lang gewacht om zich daartegen te verdedigen omdat hij er bezwaar tegen had zich in de besprekingen te begeven op bet lage peil waarop de heer Colsen dat doet. De heer HAMELINK gelooft toch, dat burgemeester en wethouders goed zouden ge- daan hebben, indien niet zonder meer hadden voorgesteld die stukken voor kennisgeving aan te nemen. Er is reeds meer over den slechten toestand der school gesproken; er komen nu weer een paar verslagen waarin daarop ge wezen wordt, en zonder meer stelt het college voor, die voor kennisgeving aan te nemen. Spreker vindt dat een fout, want de raads- leden moeten daaruit concludeeren, dat burge meester en wethouders niet geneigd zijn, er op in te gaan. De zaak waar het over gaat en die de heer Colsen misschien in minder goede termen naar voren heeft gebracht, moet -rpreker toch onderschrijven. Men kan er zich thans niet van af maken. Burgemeester en wethouders hebben zelf al eens gezegd, dat deze kwestie tot een goede oplossing moest worden gebracht en ze kunnen er zich nu z.i. niet af maken zonder iets te zeggen. Het was nu een gelegenheid geweest om zich een oor deel te vormen. Spreker verlangt dat niet op zoo'n korten termijn, maar het zou voldoende ders te kennen hadden gegeven, dat ze met geweest zijn, indien burgemeester en wethou- de mededeelingen in de toegezonden verslagen rekening zullen houden en een onderzoek naar den toestand der school zullen instellen, met de toezegging het rapport hunner bevindingen en de oplossing die er naar hun meening aan moet gegeven worden, aan den raad te zullen toezenden. Dan zou er ten minste blijk gege ven worden, dat burgemeester en wethouders de zaak niet op de lange baan willen schuiven, en dat ze meeleven met de behoeften van Sluiskil. Hij kan meegaan met de meening van de heeren Colsen en Verlinde, dat ver- nieuwing der school noodig is en zou daarom burgemeester en wethouders willen verzoeken een nauwkeurig onderzoek te willen instellen en te komen met een voorstel tot het bou\,v..i eener nieuiwe school. De heer SCHEELE moet er tegen op komen, dat van alle zijden burgemeester en wethou ders in deze in gebreke zouden worden gesteld; aangezien hij die stelling onjuist acht. Toen de Commissie van Bijstand te Sluiskil was, heeft de wethouder de leden der commissie ook wel degelijk uitgenoodigd eens mee te gaan kijken naar de openbare school, waaruit hij het bewijs put, dat er in de gedachten van burgemeester en wethouders toch ook wel iets omtrent die school leeft. Spreker en de heer Verlinde hebben het gebouw ook bekeken. Hij moet ook zeggen, dat het gebouw niet vol doet aan de eischen van den tegenwooidigen tijd, maar hij weet daarom niet, of dat nu zeg gen wil, dat men van gemeentewege maar dadelijk moet overgaan tot het bouwen eener nieuwe school. Hij althans kan daar nog niet mee instemmen en zou althans zeker eerst een onderzoek wenschen, of het niet voordee- liger zou zijn de school te veranderen en ver- beteren en ze daar te laten staan. De heer VAN AKEN herinnert zich, dat de toestand der openbare school te Sluiskil al een onderwerp van bespreking uitmaakte bij burgemeester en wethouders in den tijd van zijn wethouderssohap. Hij is er toen ook een keer geweest, en was tot de conclusie gekomen, dat er van opknappen geen sprake meer kon zijn en alleen een grondige verbouwing of nieu- wen bouw oplossing kon brengen. Hij moet het den heer Colsen toegeven, dat het toch tijd wordt, dat er iets gedaan wordt. Hij acht het niet mogelijk de school zoodanig te verbou- wen, dat die in overeenstemming met de eischen van den tegenwoordigen tijd kan wor den gebracht. Hij kan zich aansluiten bij het denkbeeld van den heer Hamelink, om burge meester en wethouders te verzoeken bij den raad een gedocumenteerd voorstel in te die nen. De heer VERLINDE kan zich zeer goed neerleggen bij hetgeen de heer Hamelink voor- stelt, want die beoogt ten slotte hetzelfde. De heer DE BRUIJNE merkt op, dat hier- j over al jaren gepraat is, en dat het nu maar j eens zou moeten worden aangepakt. Als het een andere categorie betrof, dan was er al lang verandering gekomen, waar het nu de openbare school betreft, moet dit ook kunnen. De heer SCHEELE komt tegen dit beweren cp, men moet hier geen schoolstrijd gaan ont- ketenen. De raad is nog nimmer onwillig ge bleken tegenover de voorstellen die door bur gemeester en wethouders in het belang van het openbaar onderwijs werden gedaan. De heer BEDET moet, wanneer hij de ver schillende gedaohtenuitingen over de school te Sluiskil hoort, toch tot de conclusie komen, dat het gewenseht is, eens te wijzen op de tegenwoordige tijdsomstandigheden, dat we in een crisis leven en het alzoo gewenscht is, om te bezuinigen. De heer VERLINDE: Daar hebben we het weer! De heer BEDET: Zeker, het is nu toch zeker geen tijd om te zeggen: geeft maar uit, geeft maar uit! Naar mijn meening is de school nog wel z66 te maken, dat die redelijk kan voldoen. Ik ben ze ook eens gaan bekij- ken. Ze dateert, voor wat het eerste lokaal betreft, al van het jaar 1878 en is dus 53 jaar oud. Het tweede lokaal is van lateren datum. Er wordt beweerd, dat bet doorregent, maar dat is toch te verbeteren. Als men naar boven naar het dak ziet, blijkt dat geheel onbestre- ken. Dat is de oorzaak van het doorregenen, maar dat kan men door aanstrijken verhelpen. Als het doorregenen ophoudt, is een van de grootste bezwaren opgelost. Dat doorregenen is ook oorzaak, dat de plafonds in minder goe den staat gaan verkeeren. Als de noodige reparaties worden verricht, kan de school naar mijn meening nog best eenige jaren bestaan. Daarbij komt, dat men wel groote uitgaven kan voteeren, maar ook de duiten moet hebben om ze te betalen. Laat burgemeester en wethouders eens een grondig onderzoek naar het dak instellen en dat her- stellen. De heer SCHEELE komt nog nader terug op de uitlating van den heer De Bruijne; de raad is ten opzichte van de openbare school niet nalatig gebleven, de openbare scholen hebben gekregen wat ze noodig hadden. Er zijn er, die wel wat meer hebben dan de bijzondere scholen, met name centrale verwar- ming. Dat is, naar hij gelooft, nog door geen enkele bijzondere school gevraagd, ofschoon die aanvragen in de toekomst ook wel te ver- wachten zijn. Er is bij de openbare school geen achterstand. Hij wil daarmee niet zeg gen dat ze alles hebben gekregen wat ge- vraag'd werd, maar het noodzakelijke toch w61. De heer DEKKER verklaart te zijn voor het voorstel van den heer Bedet, om de school nog wat op te knappen. De heer VERLINDE merkt op, dat de heer Scheele het voorstelt, alsof er aan het gebouw kleinigiheden zouden mankeeren, en dat het gebouw nog wel redelijk is, maar dat dit toch in ernst niet vol te houden is. Spreker bedoelt niet een grief te uiten tegen welke andere partij ook, maar hij is toch vast overtuigd, dat, indien er sprake van zou zijn de openbare school te Sluiskil te vervangen door een bijzon dere, geen enkel bijzonder schoolbestuur be- reid zou zijn om dat gebouw te accepteeren. Men mag uit zuinigheid dezen toestand niet laten voortbestaan. Spreker is er vroeger ook wel eens geweest en heeft er ook wel van ge- hoord. Het was b.v. in den harden winter van 1929 niet mogelijk de schoollOkalen zoodanig warm te stoken, dat het voor de kinderen draaglijk was. Het gebouw staat daar geheel blootgesteld aan den Oostenwind en dan die hooge lokalen. Wat dat doorregenen betreft, dat dient nu in elk geval te worden verholpen. Maar dan heeft men er die donkere gang, met betonnen vloer. Die gang is te smal, de kinde ren hebben er geen plaats om hun kleeren te hangen en in den winter staat het er zoo vol klompen, dat men er niet door kan. De heer SCHEELE merkt naar aanleiding der bewering, dat de school daar zoo onge- legen staat, erop wijzen, dat de bijz. christelijke school daar onder geheel gelijke omstandig- heden staat. Van de laatste school was de- gang ook te smal en ging verzakken. Toen heeft men dien gang afgebroken, heeft het terrein goed onderheid en daarna een breedere gang opgetroikken, waama de school goed voldeed. Dit zou misschien bij de openbare school ook kunnen geschieden en dan zal het misschien eenige honderden moeten kosten, terwijl een nieuwe school vele duizenden zal vergen. De heer VERLINDE meent, dat die niet zoo- veel duizenden zal behoeven te kosten. De heer BEDETDat zal je gewaar worden. De heer GEELHOEDT deelt mede, dat hij ook heeft waargenomen dat het dak der school doorregent. Er is last gegeven, om dat grondig te herstellen. De school staat z66 dicht bij de waterleiding, dat de stank daar van geregeld in de school dringt. Ook de pri- vaten zijn niet in orde te maken. Nu moeten de heeren niet denken dat, al is daaromtrent van de zijde van burgemeester en wethouders nog niets gezegd, dat dit onderwerp nog niet in het college is behandeld. Maar aan de op- los ing zijn bezwaren verbonden. O.m. zijn burgemeester en wethouders ook geleid door bezuinigingsoverwegingen, aangezien er ook nog andere voorstellen zijn ten bate van Sluis kil, die vele duizenden zullen vorderen. Dit wil echter niet zeggen, dat burgemeester en wethouders, vooral als de raad daartoe den wensch te kennen geeft, niet genegen zouden zijn om den bouw van een nieuwe school te Sluiskil voor te bereiden. De heer VAN DEN BULCK kan wel zeg gen, dat hij niet accoord gaat met de tegen- standers van den bouw eener nieuwe school te Sluiskil; hij heeft er voor een paar jaar ook wel eens een kijtkje genomen en kwam toen tot de conclusie dat het gebouw voor afbraak goed geschikt is. Het zou wel gewenscht zijn, dat de Gezondheidscctmmissie er eens een kijkje ging nemen dan zou er wel een zoodanig ad vies komen, dat de school moest afgebroken worden. De heer HAMELINK verklaart, dat, het geen hij gezegd heeft juist bedoeld was, om een debat over den toestand der openbare school te Sluiskil te voorkomen. Hij wilde burgemeester en wethouders juist uitnoodigen een rapport in te dienen, omdat dan bij de kennisneming van dat rapport de zaak van alle kanten zou kunnen worden bekeken, ter wijl hij het, nu geen andere gegevens ter be- schikking van den raad staan, niet gewenscht zou achten dat een stemming werd uitgelokt. Want indien hier thans b.v. bet voorstel van den heer Colsen werd verworpen, zou daaruit kunnen worden geconcludeerd, dat de raad er niets aan doen wil, terwijl spreker dat er nog niet in zou zien. Wanneer zoo'n rapport zou worden ontvangen, zou ook de vraag kun nen worden bekeken, wat het beste is, verbou- wen of nieuwbouiw. Men moet er naar zijn meening de crisis niet bijhalen, aangezien dit i een werk is dat niet op een bepaald jaar drukt, doch waarvoor geleend wordt. Dat wordt dus over een aantal jaren verdeeld. Het zou ook onjuist zijn, ter wille van de crisis vrijwel alle werken stil te leggen. Hij is van meening dat de openbare lichamen juist in dezen tijd van depressie er toe moeten overgaan werken van openbaar nut uit te voeren. Het doel van spre- kers betoog is, thans geen stemming uit te lokken. Als burgemeester en wethouders zijn denkbeeld overnemen en eens een onderzoek instellen, dan zal van zelf ook nagegaan wor den wat er eventueel van de oude school te maken is. Wat zijn persoonlijke meening be treft, kan hij wel zeggen, dat hij liever een nieuiwe zag gebouiwd. Als zoo'n gebouw 53 jaar oud is, is het wel een beetje versleten. De heer COLSEN merkt naar aanleiding der woorden van den heer Geelhoedt, dat hij zich altijd wendt tot den wethouder van publieke werken, op, dat het toch van zelf spreekt, dat hij zich, als het betreft het onderhoud of be heer van igebouwen, tot dezen wethouder wendt. Hij is van meening, dat deze daarop toob moet toezien. Hij weet ook, dat de wet houder van publieke werken niet alleen met een voorstel kan komen, maar dat het toch zijn plicht zou zijn den vervallen toestand waarin het schoolgebouw verkeert onder de aandacht van het college te brengen. Er blijkt echter niet van, dat hij dit gedaan heeft, aan gezien er in het voorstel om die stukken voor kennisgeving geen sprake is van een meerder- heid of een minderheid, en de wethouder van publieke werken daaraan dus ook nieegeholpen heeft. Verschillende raadsleden hebben zich thans uitgesproken, dat voorziening noodig is, en thans erkent de wethouder ook, dat het noodig is. De heer VERLINDE: Men moet zich daar van toch eerst op de hoogte stellen. De heer COLSEN vraagt ten slotte of de wethouder bereid is, de ten zijnen opzichte gesproken woorden in te trekken, daar hij an ders pogingen zal aanwenden, deze kwestie buiten den raad aanhangig te maken. De heer GEELHOEDT is van meening, dat, wanneer iemand die hier voortdurend optreedt zooals de heer Colsen geiwoon is, en maar ge regeld een ander voor de voeten gooit dat hij dit niet weet en dat niet weet, in zijn eigen optreden een voorbeeld voor anderen zou moe ten zijn. En daarom begrijpt hij niet, waar deze de brutaliteit van daan haalt, om aan anderen maar alles voor de voeten te gooien. Spreker trekt niets terug, omdat hetgeen hij gezegd heeft w&ar is! De heer COLSEN zegt, niet te beweren dat de wethouder het niet weet, maar dat hij het niet wil weten. De VOORZITTER merkt op, dat het met den heer Colsen gaat evenals met de adressen van Sluiskil, dat wil zeggen een adres en het ver slag der commissie. Hij begint daarover al terstond gevolgtrekkingen te maken. Hij dient in het oog te houden, dat de schoolcommissie tot taak heeft het zenden van een verslag en dat zij, indien dat gebeurd is, daarmede aan hare verplichting heeft voldaan. Of dat ver slag al of niet verdere gevolgen heeft, is niet voor de veran/twoordinig der commissie. Naar de meening van spreker is er geen enkel lid van den raad, die het gebouw der openbare school te Sluiskil zal verdedigen. Dat zal ook niemand van het college van burge meester en wethouders. Alle vier de heeren die daarvan deelmaken zijn wel overtuigd, dat, indien dit een gebouw voor een bijzondere school betrof, er misschien morgen al een aan- vraag was om geld voor het bouwen eener nieuwe en dan zou het geld er moeten komen. Men moet echter niet uit het oog verliezen, dat burgemeester en wethouders voor het stichten eener nieuwe openbare school ter stond met twee dingen te maken hebben, met alleen met de financieele gevolgen, maar dat er dan ook een andere plaats moet gezocht worden, en dat men daarmede terstond mid den in het Sluiskilsche vraagstuk komt te zitten. Dan moeten burgemeester en wethou ders dus voorstellen doen om verschillende moeilijkheden op te lossen, als we aan het eerste beginnen, kunnen we het tweede niet laten zitten. De zaak is reeds meerdere malen besproken en nu uit den boezem van den raad daartoe verschillende stemmen zijn opgegaan, zullen burgemeester en wethouders zeker niet onge- negen zijn, het vraagstuk nader onder de oogen te zien en trachten een oplossing daar- voor aan de hand te doen. Gelukkig heeft de heer Hamelink in zijn vraag geen termijn ge steld. Als college zullen burgemeester en wethouders de zaak echter serieus behandelen, op het oogenhlilt zal het .bestaande gebouw zoo goed mogelijik moeten worden hersteld. om het bmiikbaar te houden, maar voor het overige is spreker van oordeel, dat er een nieuwe school moet komen. Voor de verbete ring van het bestaande geibouw, zal rekening worden gehouden met de wenken van den heer Bedet. Overigens moet men thans hij het voteeren van uitgaven, niet uit het oog verliezen, dat de uitgaven der gemeente maar niet tot in het oneindige kunnen worden uitgezet, en de gemeenten thans door de nieuwe wettel.jke regeling, in hun financien bepeikt zijn. De heer HAMELINK: Ja, dat hebben ze in Den Haag goed klaar gemaakt! De VOORZITTER: Men moet wel in aan merking nemen, dat door verschillende uit gaven die in uitzicht zijn, de begrooting van het volgend jaar aanmerkelijk zal moeten worden verhoogd, en er dus omzichtigkeid moet betracht worden, docb als bet moet dan moet het. Evenwel, we hebben een groote zorg, in verband met de voorziening in den nood der werkloozen, en het is de vraag of dit tot e6n jaar zal beperkt blijven, doch anders moet er ook voor de volgende begroo ting nog op een belangrijk bedrag gerekend worden. Er is dus wel aanleiding, om het wat piano-aan te doen. En indien burgemeester en wethouders voor gesteld hebben am de beide stukken voor kennisgeving aan te nemen, dan vindt dat ook zijn oorzaak in de omstandigbeid, dat burge meester en wethouders zich voor het oogen- blik ten opzichte van Sluiskil onmiddellijk geplaatst zien voor de oplossing van andere kwesties, waarmede ook beduidende uitgaven Gemoeid zijn, die zij meer dringend noodig adhten. En wanneer de heer Hamelink nu niets anders verlangd, dan dat burgemeesLer en wethouders te gelegenertijd eens een rap port zullen uitbrenigen omtrent den toestand der school te Sluiskil en hoe burgemeester en wethouders meenen, dat dit moet worden op gelost, dan zullen ze daartoe wel bereid worden bevonden. De heer HAMELINK: Ja, maar het mag niet te lang duren! De VOORZITTER: Binnen de eerste 10 jaar! De heer COLSEN kan zich daarmede met tevreden stellen. De VOORZITTER: Ja, als de meerderneid van den raad ons een opdracht geeft, om plan- nen te ontwerpen voor nieuwen schoolbouw. dan zal daaraan gevolg worden gegeven. De heer HAMELINK acht die redeneenng niet juist, want indien van wege een college een rapport omtrent een of andere zaak wordt toegezegd, dan verwacht men toch, dat dit rapport binnen een beperkt tijdsverloop zal j binnenkomen, te meer, indien het een zaak j betreft die al meenmalen besproken is. j De VOORZITTER vermeent, dat de raad toch zeker aan dit college niet zal willen op- dragen het ontwerpen van een werk, dat het. niet meer tot stand zal kunnen brengen: we zitten z66 tegen de verkiezing van een nieu wen raad. De heer HAMELINK merkt op, dat, zooals de voonzitter thans spreekt, er geen 3prake. van zou zrjm, dat de raad het rapport binnen- kort zou kunnen verwachten. Hij kan zich daarmede niet vereenigen, en zou dan zijn voorstel aldus moeten wijzigen, dat aan bur gemeester en wethouders een opdracht werd gegeven, in plaats van een verzoek werd ge- richt. Hij heeft zijn voorstel in de zachtste termen ingekleed, in de verondersteUing, dat burgemeester en wethouders dat denkbeeld zouden aangrijpen, om hun onjuiste houding goed te maken. De VOORZITTER meent, dat het toch niet noodig is, dat dit een woordenspel zou worden. Men moet eenig vertrouwen stellen. Spreker kan onmogelijk de belofte afleggen, dat er met Mei al een afgerond voorstel zal kunnen zijn en met Juni hebben we de verkiezingen voor den nieuwen raad. Als ze dit bedenken, zal het den heeren wel duidelijk zijn, dat ze er voor politieke reclame niets meer aan kunnen hebben. Ze hebben hier te doen met een college bestaande uit menschen van goeden wil, die wenschen te regeeren in den zin van een polltiek van den welstand, maar niet in dien van politieke onmacht. De heer SCHEELE veronderstelt, dat het toch wel geen bezwaar kan zijn om voor Juni a.s. nog een rapport uit te brengen omtrent den toestand der school en de mogelHkheid of daaraan nog iets ter verbetering kan ge daan worden. Er wordt nu steeds over ge sproken, alsof het een rapport zou zijn dat zou gaan in de riehtimg eener nieuiwe school, waarmede spreker het allerminst eens is. De voonzitter zegt nu wel, dat het naar zijn mee ning niet anders kan, maar die vormt toch het college niet. De heer DE JAGER deelt mede, dat deze zaak reeds een en andermaal bij burgemees ter en wethouders is besproken, ook in ver band met de verschillende andere verbeterin- gen, die ten bate van Sluiskil zouden moeten worden uitgevoerd. De zaak is echter te in- gewikkeld, om daarover voor het oogenblik een duidelijk advies te geven. Zij is echter reeds een en andermaal van verschillende zijden bekeken. De heer VERLINDE: Dat is moeilijlc te begrijpen, voor het trekken eener conclusie. De^ heer DE JAGER verklaart, op het moment daaromtrent moeilijk meer te kunnen

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1931 | | pagina 5