ALGEMEEN NIEUWS- F.N APVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREK.
IN
UW PUP: V.ROS
Eerste Blad.
rmniiTo*,
Oe Purperen Schaduw
ALLES
No 8649
VRIJDAG 27 FEBRUARI 1931
71 e Ja&rgang.
Vooruitgang
AUTOS
MOTORS NIJVERHEID
B1HS KKLAMD.
37)
hii
KEmBBBta&amm immmmmmmBssaaem
ABONNEMENTSPRIJSBinnen Ter Neuzen 1,40 per 3 maanden Buiten Ter Neuzen
fr. per post f 1.80 per 3 maanden Bij voor uitbetaling fr. per post 6,60 per jaar
Voor Beigie en Amerika 2,25, overige lan den f 2,60 per 3 maanden fr. per post
A bo nn em en ten voor het buitenland alleen brj vooruifbetaling.
Uitgeefster: Ftrnia P. J. VAN DE SANDE.
GIRO 38150 TELEFOON No. 25.
ADVERTENTIisN: Van 1 tot 4 regels 0,80 Voor elken regel meer f 0,20.
Grootere letters en cliches worden naar plaatsruimte berekend.
Handelsadvertentien bij regelabonnement tegen verminderd tarief, betwelk op aanvraag
verkrijgbaar is. Inzending van advertentien liefst £6n dag voor de uitgave.
DIT BEAD VERSCHIJNT IEDEREN MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJD AG A V OND.
UMTII—H>lliHII III I
.-V -A-CVW
Gelooven wij in den vooruitgang? Er
zij* er niet weinigen, die dat zeker niet
doen, ja, wien hun geloofsovertuiging, of
laten wij liever zeggen: hun geloofs-
opvatting dit schijnt te verbieden en on-
mogelijk te maken. En nu is het zeker
wel heel merkwaardig, dat dit heele idee
van en dat geloof in den vooruitgang pas
in later tijd bij de menschen zijn opge-
komen, en dat deze gedachte eigenlijk bij
de menschen voor de zestiende eeuw
nergens wordt aangetroffen. Het schijnt
haast. dat de menschen voor dien tijd ge-
leefd hebben zonder eenige hoop op voor
uitgang, zoo ongeveer op dezelfde wijze,
als dat zij voor Copernicus ook hadden
geleefd op een huns inzdens vaststaande
aarde, 's Menschen leven werd niet be-
schouwd als een groei-proces; men scheen
te meenen, dat geleidelijke verbetering
van toestanden en personen niet lag in
Gods plan met deze menschheid; de toe-
komst werd ook niet gedacht als n terrein
van mogelijken vooruitgang. A1 deze ge-
dachten. die ons thans misschien zoo
volkomen natuurlijk en van-zelf-sprekend
schijnen. waren en in den ouden tijd en
ook nog in de Middeleeuwen onbekend.
Zooals de raieuwere sterrenkunde een vol-
ledige breuk beteekent met het oude
systeem, waarbij de aarde in het middel-
punt stond en alles zich om die aarde
bewoog, zoo is ook onze moderne opvat-
ting van 'n voortschrijding van de mensch
heid een volkomen breuk met de oude
gedachte, die het menschenibestaan en het
menschelijk leven als niet voor verbetering
vatbaar beschouwde.
De Grieken bijvoorbeeld, die op allerlei
terrein zeer vruchtbare gissingen hebben
gedaan, zijn nooit op de idee van moge-
iijken vooruitgang gekomen. Wel vindt
men, door de Grieksche literatuur ver-
spreid, aanwijzingen, dat men geloofde
aan 'n beteren staat van de menschheid
in het verleden. Aischylos en Euripides
konden wel niet ontkennen, dat de men
schen vooruit waren gegaan, maar ook zij
bouwden daarop nog geen systeem.
Integendeel: het oorspronkelijk barbaren-
dom. waaraan de beschaving voor n
oogenblik de menschheid had doen ont-
komen, zag men als een soort degeneratie
uit een vroegeren idealen staat, en men
zag de geschiedenis der menschheid steeds
als een kringloop, als een nooit eindigend
verhaal van opkomst en val. Wij kunnen
dit het best verduidelijken en zoo onze
meening ook het best verdedigen door er
op te wijzen, hoe Plato in zijn wiisbegeerte
den loop van al het kosmische leven ver-
deeld zag in kringen, die elk een 72.000
zonnejaren omvatten; in de eerste helft
van elk zoo'n cyclus, wanneer de schep-
ping pas komt uit de hand van de God-
heid, is 's menschen toestand er een van
ideaal geluk, maar spoedig begint dan de
verworcling, totdat in de tweede helft van
den cyclus de schepping afdaalt van
door
EDMUND SNELL.
Vervolg.
Bij de halte bleef hij staan om zijn pijp
aan te steken.
„Nu heb ik je geesten-theorie toch wei
doodgeslagen", verklaarde hij. ,,Dat was
heusch ecnt bloed."
Barnes schudde het hoofd.
,,En toch", hield hij vol, ,,was de pur
peren schaduw er. Die heb je toch ook
gezien?"
Westerman stapte een eindje zwijgend
voort.
,,Iets zag ik wel", gaf hij toe na lang
nadenken. ,,Maar ik kon niet goed zien,
wat het eigenlijk was."
,,Het was de schaduw van den aap. Ik
herkende haar, voor ze verwazigde. De
omtrek was buitengewoon helder."
De andere keek hem weer aan.
,,0ch, die ongelukkige aap heeft je
heelemaal van de wijs gebracht."
,,Zoo, zou je denken. Je wilt me toch
zeker niet vertellen, dat dit bijzonder
schaduwbeeld er niet is geweest?"
Westerman kwam weer naast den
ander loopen, en liet een zware hand op
zijn schouder rusten.
,,Het was wel heel vreemd", stemde
hij toe.
,,0, dat geef je dan toch toe."
De ander knikte.
kwaad tot erger, de Godheid als 't ware
noodzakend om weer in te grijpen en
alle dingen nieuw te maken. Hieruit blijkt
dus wel zonneklaar, dat en hoe de Grieken
nimmer de idee van den vooruitgang
hebben gegrepen. Zoodra er n wijziging
kwam of zelfs maar werd voorgesteld,
kwam er bij hen wantrouwen; zii meenden
dan reeds, dat het tijdvak van de degene
ratie was aangebroken. Bij de Grieken
alzoo geen spoor van hoop op vooruit
gang.
En ook niet bij de Romeinen. Wel vindt
men bij hen hier en daar iets, dat in de
richting van een geloof in den vooruitgang
schijnt te duiden, Seneca b.v. heeft, toen
hij zijn blijdschap te kennen gaf, omdat
hij de oorzaken meende te kennen van
de maansverduistering, geschreven, dat er
dagen zouden komen, waarin menschelijke
toewijding aan den dag zou brengen, wat
nu nog in het verborgen lag. En de
Epicuristen geloof den zeker, dat het te
danken was aan menschelijk pogen en
kennis, dat de menschheid was opgeheven
uit haar staat van primitief barbarendom.
Zoo heeft Lucretius den lof bezonaen van
des menschen vindingen en vernurt, maar
al die vooruitgang werd toch niet be-
schouwd of zelfs maar gehoopt als iets,
dat van wijdere strekking was. Zelfs de
Stoicijnen zagen in de geschiedenis niets
anders dan 'n steeds weerkeerende op
komst en val, zoodat iedere verandering
niets meer wilde zeggen. dan een soort
vloed, waarop later toch weer 'n eb zou
moeten vol gen. Marcus Aurelius heeft
b.v. gezegd: dat de periodieke verande-
ringen van het heelal steeds dezelfde
waren: op en neer van eeuw tot eeuw.
,,Hij" zoo zegt deze wijsgeer,,hij,
die het tegenwoordige gezien heeft, heeft
alles gezien: zoowel al wat van alle
eeuwigheid heeft plaats gehad, als dat-
gene, wat tot het einde van den tijd zijn
zal; want alles is, als 't er op aankomt,
van een geslacht en van een vorm
En toen zich nu later met deze Griek
sche en Romeinsche opvattingen chiiste-
lijke invloeden gingen vermengen, hebben
ook die geen vooruitgangsgedachte ge
bracht, althans niet in den zin, dien wij nu
bedoelen. Wel werden enkele elementen
van de oude overlevering door het krach-
tig en onverzettelijk geloof der Christenen
aangetast. Het geloof in kringloopen en
in een eindelooze herhaling door al die
kosmische eeuwen of tijcfperken heen,
werd overboord gezet. In de plaats van
den eb en vloed van 'n nooit geheel ver-
anderende zee kwam het drama der
menschheid, die voortschreed naar 'n
ontknooping, naar n machtigen climax,
die hemel en aarde zou doen ineenstor-
ten. Maar de vooruitgang had met deze
voleindiging niets te maken.
In al deze Grieksche, Romeinsche,
Joodsche en Christelijke opvattingen, die
zich met elkaar vermengden en zoo voort-
leefden tot in de Middeleeuwen, was geen
spoor van de moderne vooruitqanqsidee te
vinden.
Loch is uit deze vrij vaststaande opvat
tingen, die toen eeuwen-lang heerschten,
langzaam-aan de nieuwe gedachte ge-
groeid. In de eerste 'plaats moet er ge-
wezen worden op de wetenschappelijke
uitvindinigen. Wij zouden hier kunnen
aanhalen, hoe reeds Roger Bacon met zeer
helderzienden blik sprak van machines,
die zonder roeiers zich zouden voort-
bewegen, en over... vliegmachines, die
door een schrandere uitvinding gebruik
maken van kunstmatige vleugels, waar-
mee zij zich door de lucht zouden be-
wegen als 'n vogel! Zoo luidden de
droomen van een monnik uit de dertiende
eeuw. Het lijkt er op, alsof de geest van
den mensch voor het eerst zijn intellec-
tueele ondergeschiktheid afscheidt, zich
onafhamkelijk gaat gevoelen van het ver
leden, en geloof begint te krijgen in eigen
kracht en toekomstige mogelijkheden. Een
man als Cardau, verrukt over de vinding
van compas, drukpers en buskruit, roept
uit: ,,De geheele oudheid heeft niets,
dat met deze drie dingen te vergelijken
is". En hoe ver de menschheid thans
reeds is gevorderd behoeven wij hier niet
mede te deelen of te schetsen. De oude
theorieen omtrent kosmische degeneratie
en over nuttelooze kringloopen zijn nu we!
ten gronde gegaan. En dan komen daar-
bij nog al die ontdekkingen! Er is opge-
merkt, en onzes inziens niet ten onrechte,
dat de theologische vooruitstrevendheid
van de Pilgrim Fathers, die vanuit Leiden
wegtrokken om een nieuwe wereld te
vinden, niet in de eerste plaats een kwes-
tie was van een of andere speculatie; neen,
het was veeleer een uiting van een avon-
tuurlijken geest, die, eenmaal toegelaten
in het leven, ook niet meer gehouden kon
worden ver van of buiten de godsdienstige
gedachte. In de weergave van Edward
Winslaw van John Robinson's laatste
preek, voordat men Leiden verliet, lezen
wij, dat Robinson ,,aanleiding vond om
,,den toestand van de Hervormde kerken
,,te betreuren, die gekomen waren tot een
,,rustpunt in hun religie, en nu niet verder
,,durfden gaan dan de bewerkers van hun
,,hervormingDe Lutherschen zoo sprak
hij o.m„ konden er maar met geen geweld
toe worden bewogen om verder te gaan
dan wat Luther had ervaren, en hoeveel
meer God ook van zijn wil mocht hebben
meegedeeld en geopenbaard aan Calvijn,
zij zouden liever sterven dan dat te erken-
nen. Maar ook de Calvinisten vond hij
vastgeqroeid daar, waar Calvijn hen ver
liet. Zij schenen te denken, dat God heel
Zijn wi! aan hen had geopenbaard, maar
als een man als Calvijn nog in het land
der levenden was, zou hij zeker bereid zijn
om nog meer licht te ontvangen.
En dan nam ook de kennis van de men
schen ontzagliik toe. Voor de eerste maal
in de geschiedenis wendden de menschen
in hun zoeken naar kennis hun aangezicht
niet meer naar hetgeen achter hen lag. Nu
kwamen daar ook nog bij nieuwe en
groote sociale verwachtingen. De Middel
eeuwen hadden niet gekend de hoop op
n beter maatschappelijk leven op deze
aarde. Liefdadigheid was er wel, maar zij
was een lapmiddel; er werd nooit of te
nimmer gezocht naar eenig begrip van of
naar genezing van de oorzaken der sociale
misstanden. De inspiratie van de hoop
op beterschap ontbrak ten eenenmale.
En nu weten wij wel, en erkennen wij
ook volmondig, dat deze gedachte van en
dit geloof aan vooruitgang zonder meer
niet in staat zijn om het menschdom kracht
te schenken en moed, maar als toch de
Christenen niet zouden willen luisteren
naar wat deze vooruitgang eischt en be-
looft, en wanneer zij ook hun gedachten
omtrent de allervoornaamste punten der
leer niet zouden willen laten omvormen in
den smeltkroes, zullen zij schade lijden.
Er wordt verteld van n zekeren Marcus
Dods, die, toen hij een oud man was ge-
worden, zei: ,,Ik benijd ze niet, die in de
20ste eeuw den strijd van het Christen
dom te strijden zullen hebben Maar
toch, na een poosje, voegde hij er bij:
,,Ja, misschien benijd ik ze toch, zeker.
zij zullen te strijden hebben, en zelfs' zal
het een bittere strijd zijn, maar zij zien een
toekomst, een heerlijke toekomst voor zich.
En zoo krijgt ieder, die aan den vooruit-
nister te Cairo van jhr. mr. A. van der Goes,
thans in gelijke hoedanigheid te Rome.
Brj hetzelfde benoemingsbesluit is benoemd
tot buitengewoon gezant en gevolmachtigd
minister te Rome, mr. J. A. N. Patijn.
DE LIBERALE OMROEP.
De vereeniging van Liberale Radio Ama
teurs (Liberate Omroep), welke dit jaar haar
algemeene vergadering te Deventer houdt op
Zaterdag 7 Maart, heeft van den minister van
Waterstaat de beschikking gekregen over het
zendstation Huizen, op Vrijdagavond 6 Maart,
teneinde de openingsrede van het Partijoon-
gres der Liberale Staatspartij, welke door
mr. D. Fock zal worden uitgesproken, per
radio uit te zenden. Aangezien deze beschik
king echter verleend is onder een belemme-
rende voorwaarde, heeft het bestuur deze
radio-uitzending in beraad gehouden.
voor
FOURNITURES GENERALES
Borluutstraat 8, GENT. Tel. 12415.
(Nabij 't Stadhuis)
(Ingez. Med.)
krijgt
gang gelooft, een strijd, maar toch is het
een schoone strijd: Hij gelooft in en is
zeker van de toekomst.
TWEEDE KAMER.
Vergadering van Woensdag.
Bij de voortzetting van de behandeling van
de Indische begrooting verdedigt de heer Ling-
beek, (herv. ger.) de vestiging van het Ne-
derlandsch gezag in Indie als een historisch
versohijnsel en bestrijdt de gedachte aan een
scheuring van moederland en kolonien. Spr.
dringt aan op steun aan de geestelijke en
stoffelijke ontwikkeling met scheiding van de
protestantsche en katholieke zendingsge-
bieden.
De heer de Visser (comm.) ontkent het
wezenlijk verschil tu -schen de Indische politiek
en een reactionaire koloniale politiek. Ellende
en werkeloosheid der bevolking nemen toe
onder het kapitalisme.
Het levenspeil der bevolking noemt spr.
zeer laag; de overheidszorg voor volkshuis-
vesting en gezondheid schiet ten eenenmale
te kort; de onderwijscijfers zijn hemeltergend.
Mr. J. A. N. PATIJN BENOEMD TOT
GEZANT TE ROME.
De Staatscourant bevat de benoeming tot
buitengewoon gezant en gevolmachtigd mi-
TEGEN HET CADEAUSTELSEL.
In een te 's Gravenhage gehouden vereenig-
de vergadering van groepsbesturen van den
Kon. Ned. Middenstandsbond kwam ook een
bespreking over het cadeaustelsel aan de orde.
De vergadering was unaniem van meening,
dat de bestrijding der uitwassen van het
cadeaustelsel, dat zich den laatsten tijd weer
sterk uitbreidt, steeds urgenter wordt.
Van bestuurszijde werd te kennen gegeven,
dat voorbereidingen worden getroffen voor
een nieuwe campagne tegen dit stelsel.
Met voldoening werd verder door de ver
gadering geconstateerd dat verscheiden aan-
gesloten vereenigingen reeds een aanvang
hebben gemaakt met het voeren eener her-
nieuwde actie tegen het geven van cadeaux
aan fancyfairs e.d.
Slecht nieuws voor bazar-comite's derhalve.
RUSSISCH AARDAPPELMEEL.
Het Nieuwsblad v. h. Noorden meldt, dat
de Hanzebooten belasten zijn met het vervoer
van 8100 balen d.i. 810.000 KG aardappel-
meel van Russischen oorsprong uit Hamburg
naar Nederland.
Dit aardappelmeel is met het Russische
stoomschip Transbalt uit St. Petersburg naar
Hamburg aangevoerd. De Transbalt behoorde
tot de 28 schepen, welke geruimen tijd in het
ijs hebben vastgezeten en per vliegtuig van
levensmiddelen werden voorzien.
Dit aardappelmeel is bestemd voor specula-
tieve fabrieken ter bereiding van glucose in
het Noorden. Het gerucht gaat, dat het alge-
meen verkoopbureau van cooperatieve aard-
appelmeelfabrieken ook in de gelegenheid is
gesteld voor de levering van eenige duizenden
balen in te schrijven.
In kringen der cooperatieve aardappel-
meelfabrieken acht men naar aan de N. R.
,,Ik wil zelfs zoo ver gaan om te be-
kennen dat ik vanavond twee dingen heb
gezien, die me veel stof tot nadenken
hebben gegeven. En dat waren het pur
peren licht en mijn slechte schieten. Denk
eens even aan. Driehonderd meter en zoo
duidelijk doel!"
,,la", zeide Barnes. „Die kerel moet wel
denken, dat hij onkwetsbaar is, anders
zou ihij nooit zijn blijven staan, toen hij
het eerste schot hoorde Buiten.
„Ik kan hem niet emstig gewond heb
ben", peinsde de planter, anders zou hij
niet zoo ontkomen zijn. Ik begrijp nog
niet hoe hij ons in het begin ontloopen
is. Hij is zeker plat op den grond gaan
liggen in den tuin en toen ineens in een
ren over het open terrein naar de hoogte
boven het pad, waar we hem het eerst
gezien hebben."
Barnes bevochtigde zijn lippen.
,,,Er is iets afcjrijseliik angstwekkends
in deze misdaden zeiae hij.
..Moorden zijn altijd angstwekkend."
,,Maar niet op dezelfde manier. Jonge,
wat zou ik graag dit geval oplossen."
Westerman sloeg hem op den rug en
lachte.
„Ga nu maar naar binnen en stel de
dames gerust", ried hij aan. ,,En zend
Ho-Min naar mij toe. Hij is altijd een
mee ik hem nu belasten ga, wel pleizie-
beetje pervers en hij zal het baantje waar-
rig vinden.'
Barnes bleef buiten het hek even staan.
,,,En wat nu die laatste geschiedenis
betreft, dat houdt je zeker liever stil?"
,,Ja", zeide Westerman. „Ik zal er mijn
best voor doen. Mijn koelies zijn toch al
wat onrustig. Een nieuwe tragedie zou de
druppel zijn, die den emmer doet over-
loopen."
Hij bleef Barnes nakijken, toen deze de
trap opging.
HOOFDSTUK XXV.
In de weeke aarde onder de boomen,
waar Westerman de leguaan gestoord
had, dolven Ho-Min en hij een graf, ar-
beidend in een somber stilzwijgen, met
de stille gedaante op de geimproviseerde
draagbaar naast hen, terwijl het zwakke
schijnsel van een stallantaarn de grieze-
ligheid van hun doen scheen te eccen-
tueeren.
Uit de duisternis, die hen omgaf,
zwermden groote motten naar de lan-
taarn, zwierven om het licht, trachtten in i
het zwart geblakerde glas te kruipen en
vielen dan neer. Op een oogenblik, dat
Westerman even uitrustte om zich het
zweet van het voorhoofd te wisschen
kwam een wild dier uit het bosch aange-
gleden met een kop van een kat en een
tenger lenig lichaam. Het liet zijn tanden
zien en sloop weer weg in de diepe scha
duw van de boomgroep.
Hij nam een kluit aarde en gooide het
dier daarmede na, toen klom hij in het
gat en maakte de wanden recht.
Ho-Min ving zijn blik.
,,Het is diep genoeg, toewan' meende
hij.
Westerman knikte.
Toen de Chinees de laatste graszode
had aangetrapt, haalde Westerman zijn
pijp te voorsohijn en begon haar naden-
kend te stoppen.
Als ze een paar takken over deze plek
legden, zou er niet veel meer zijn om de
aandacht te trekken. In een heel kort
poosje zou de omgewoelde aarde met on-
kruid overwoekerd zijn en de laatste rust-
plaats van oppas No. 3 zou alleen maar
hem en Ho-Min bekend zijn.
Hij gaf den ander een teeken om de
lamp op te nemen en het pakje, dat de paar
(Ingez. Med.i
dingen bevatte die ze in de zakken van
waker No. 3 gevonden hadden.
Vijf minuten later bleef hij op de spoor-
lijn staan en keek eens om.
Hij was voldaan over de plaats, die hij
gekozen had. Het was net even buiten de
onderneming en een eind van den be-
ganen weg af; er was zeker geen reden,
waarom zijn koelies dien kant langs zou
den komen.
Eenige oogenblikken stond hij diep in
gedachten, zich vaag bewust van den
glans van het maanlicht op de half ver-
roeste gereedschappen, van den wir-war
van geluiden uit de boomen en het kal-
meerend geruisch van de zee. Aan den
andere kant van de lijn wachtte Ho-Min
met zijn stallantaarn, een vreemde ge
daante in een afgedankt khakipak van
zijn meester, met wijd-opengesperde
oogen, en een mond, die in een eeuwigen
grijns verstard leek.
Plotseling uitte hij een kreet van ver-
bazing en boog dubbel. Westerman zag
hem iets opvisschen uit de schaduw van
een dwarslegger en het vlak bij het licht
houden. Een oogenblik later stonden
beide mannen naast elkaar te turen naar
een zeemileeren handschoen, die van
bloed doortrokken was.
De planter knikte een paar maal en
stopte hem in het bundeltje dat Ho-Min
droeg.
,,Geef het mij, als we thuis zijn", zeide
hij en liep verder zonder een woord meer.
Het was vreemd zooals de dingen ge-
beurden. Even te voren waren Barnes
en hij denzelfden weg gegaan, om naar
sporen te zoeken van den geheimzinnigen
moordenaar en hadden niets gevonden.
Hlet vinden van den gelen handschoen
was van overwegend belang. Het gaf
een verklaring van het paarlmoeren
knoopje in Kennards voorgalerij, over-
tuigde Westerman, dat de man, die den
koperen aap gestolen had. Flavin had
aangevallen en Isobels kamer had willen
binnendringen, een en dezelfde was en
deed vermoeden, dat de wond, die hij had
toegebracht, in den linker arm of hand
was. Inderdaad was dit het eerste be-
wifsstuk, dat hun in handen gekomen was.
Westerman zag den toestand niet te
rooskleurig in. Hij besefte, dat een en
kele handschoen, die niet eens de initia-
len van den eigenaar en evenmin een
fabrieksmierk had, in geen geval een vol-
ledig identiteitsbewijs zou kunnen ople-
veren. In dit geval zou een politie-hond
nuttig zijn geweest, maar dergelijke hon-
den moesten in Borneo nog geimporteerd
worden. Maar hij beschouwde deze
ijselijke trophee vooral als een prikkel
voor Barnes' verdere pogingen en als een
zeer aardsch houvast te midden van alle
bovennatuuriijike dingen.
Ho-min, die, in zich zelf mompelend,
voortsnelde, liep hem' voorbij met de lan-
taarn. Hij hield zijn pas in, toen hij een
paar meter vooruit was en keek eens over
zijn schouder.
,,De schaduw doolt nog rond op
Baniak-Harap," merkte hij op met de on-
heilspe'llende stem van een onheilsbode.
En in het geheel niet ontmoedigd door
het feit, dat Westerman niet antwoordde,
ging hij met dit eenzijdig gesprek verder.
,,De toewan besar zal zien, hoe het
werkt", ging hij verder. ,,Alom heeft het
oogen, die alles zaen, want den avond, dat
Alimah tot hem sprak, stierf Kota. Alimah
heeft ook tot dezen gardoe gesproken,
toewan", voegde hij er veelbeteekenend
aan toe.
Westermian schrok op.
(Wordt vervolgd.)