met inachtneming van de na te noemen nor- men, die als maxima gelden, nauwlettend met den toestand van elk gezin in het bijzonder rekening gehouden. Voor ondersteuning komen sleclits in aan- merking diegenen, die zich het noodzakelijk levensonderhoud niet kunnen verschaffen. terwijl slechts in zoodanige mate steun wordt verleend, als met het oog op de behoeften en de omstandigheden van den ondersteunde noodzakelijk moet worden geacht. Niemand kan aan deze regeling eenig recht. op ondersteuning ontleenen. Artikel 3. Als kostwinners worden alleen diegenen beschouwd, die door hun loon geheel of bijna geheel in het onderhoud voorzagen van het gezin waartoe zij behooren. Artikel 4. Als kostganger worden alleen diegenen be schouwd, die buiten hun wil alleenstaand persoon zijn geworden. Artt. 14 worden goedgekeurd. Artikel 5. De bepalingen der reglementen op de werk- loozenkassen der betrokken vakvereeaigingen, betreffende inschrijving bij de arbeidsbeurs zijn van toepasaing. De ondersteunde is verplicht aangeboden werk, waarvoor hij lichamelijk geschikt kan warden geacht, te aanivaarden. De heer HAMELINK stelt voor, tusschen de woorden, ,,werk, waarvoor" in te lasschen „waarvoor het ter plaatse geldende loon wordt aangeboden". De VOORZITTER: Aangezien burgemees- ter en wethouders dit niet anders bedoelen, nemen zij dit amendement over. De heer SCHEELE vraagt inlichtingen. De VOORZITTER deelt med'e, dat .iemand wel tegen een lager tarief werk mag aan- nemen, maar indien hij onder die omstandig- heden werk zou weigeren, wordt hijt daarvoor niet gestraft met inhouden zijner uitkeering. Het daarvoor geldend loon wordt in aan merking genomen. De heer SCHEELE beschouwt het dan aldus, dat de vak-organisaties het toch niet in de macht hebben om de plaatselijke loon- schaal te verhoogen. De VOORZITTER bevestigt dit; dit is een zuiver formeele bepaling. Het gewijzigd artikel wordt goedgekeurd. Artikel 6. De steun bedraagt ten hoogste: a. voor gehuwden en ongehuwde kostwin- ners 10 per week, benevens f 0,75 per gezinslid boven de twee personen, tot een maximum van 4 personen; b. voor kostgangers 8 per week. De heer HAMELINK stelt voor 0,75 te wijzigen in 1 en 4 in 8. De heer COLSEN was voornemens hierover ook een voorstel te doen; hrj vindt een beper- king tot 4 kinderen onjuist, omdat juist in de groote gezinnen meer noodig is. Een gezin van 6 personen heeft natuurlijk meer noodig als een waar maar 2 kinders zijn. Men zou de groote gezinnen toch zeker bijzonder moeten steunen. De heer HAMELINK geeft te kennen, dat, toen zijn fractie besloot dit amendement voor te stellen, zij dit deed, om de groote gezinnen her wille te zijn. Deze hebben toch meerdere uitgaven, maar er is ook geen bezwaar om daarvoor deize bepaling te veranderen, aan gezien men ook te eerder kans heeft, dat een of meer leden van zoo'n gezin in den loop der week iets verdienen, dat dan van invloed iis op de uitkeering. Want het moet al lukken, dat het in een groot gezin allemaal jonge kinderen zijn, beneden den leeftijd om wat te verdienen. Dan komt er ook bij, dat de bepa ling ook beperkt bhjfit, omdat in maximum toch niet meer dan 65 mag worden ont- vangen, dat is dus, indien sprekers voorstel betreffende de bepaling van het weekloon wordt aangenomen, ten hoogste 15,60, het- geen toch voor een gezin van 8 menschen zeker niet te veel is. Daarom is het ook geen bezwaar de toelage voor ieder kind op f I te stellen, omdat, zelfs wanneer het gezin 6 kinderen zou hebben, dan voor het zesde kind al niet meer de voile uitkeering wordt ge- geven. Aangezien eventueel voor de vaststel- ling van de uitkeering de verdiensten van alle leden van het gezin in aanmerking wor den genomen, vindt spreker het ook billijk, "dat ze alien voor het ontvangen eenejr uitkee ring worden meegeteld. De VOORZITTER meent, dat burgemeester en wethouders den heer Hamelink dit amende ment ook wel cadeau kunnen doen. De heer SCHEELE vraagt, waarom burge- meehiter en wethouders met 4 kinderen v/ilden ophouden. Hij wil ook wel verder gaan, doch zou bet op 75 cent willen houden. De heer HAMELINK wijst er op, dat de maatregel, indien zijn voorstel om het loon op 24 te stellen niet zou worden aangenomen, vrijwel illusoir is, want zoodra er eenige in komsten zijn verworven, beteekent de uitkee ring voor gezinsleden niets, aangezien men bij een op f 19 vastgesteld loon in maximum maar 12,35 kan krijgen. Vroeger was het voor de transportarbeiders ook 24 en per ge zinslid 1, De heer SCHEELE: Hoe zijn burgemeester en weithouders er dan toe gekomen om 75 cent voor te stellen. De VOORZITTER: Bij de vorige regeling hadden burgemeester en wethouders voorge steld een toelage voor ten hoogste 2 kinderen en stelden daarom f 1 voor. De mad ver- anderde dit echter tegen het advies van bur gemeester en wethouders in 4, maar daarom stellen zij nu voor het bedrag te verminderen tot 75 cent. De heer HAMELINK heeft het bedrag over- genomen uit de vroegere regeling, die inder- tijd gestaakt is. Hij had er gaame de beper- king van het aantal kinderen geheel uit ge- licht, omdat hij het billijk acht, dat, wanneer ze voor de inkomstenberekening alien worden geteld, ze oak alien in aanmerking behooren te komen als het 't verleenen van steun be- treft. Bovendien kan de bepaling bij vast- stellen van een Weekloon van 24 maar tot het zesde kind werken, aangezien dan het maximum ad 15,60 al is bereikt. Voorts wijbt hij er op, dat de Minister ook nog spreekt van de 48urige arbeidsweek, ook een aanlei- ding om het weekloon hooger te stellen dan door burgemeester en wethouders is gesohied. De VOORZITTER geeft te kennen, dat bur gemeester en wethouders, indien ze vroeger het aantal kinderen waarvoor steun verleend werd op 4 hadden bepaald, zij ook 75 cent zouden hebben voorgesteld. De heer VERLINDE acht hgt geen bezwaar om het amendement aan te nemen. Het zal op 't eindresultaat weinig beteekenen, aange zien bijna toch niemand aan het maximum zal kunnen komen. De VOORZITTER deelt mede, dat burge meester en wethouders hebben vastgehouden aan het weekloon voor de trantsportarbeiders op 19, omdat de minister het indertijd op dat bedrag heeft vastgesteld. Aangezien ze nu weer moeten werken onder den minister hebben zij het tactisch geacht, daaraan vast te houden. Burgemeester en wethouders wil len echter wel meegaan om de uitkeering te verhoogen tot 1 per gezinslid en het aantal te sdhrappen, omdat het, in verband met andere bepalingen niet van practisch nut is daarin een cijfer te noemen, als men hooger dan 6 wil gaan. Het aldus gewijzigd artikel wordt met alge meene stemmen goedgekeurd. Artikel 7. Van de inkomsten, zoo van den ,,uitgetrok- kene" zelf als van de leden van diens gezin wordt 2/a in mindering gebracht op zijn steun, vastgelegd volgens de in art. 6 vermelde normen. Deze in mdnderingbrenging van 2/3 heeft echter niet plaats voor de bedragen van werk- geverszijde uitgekeerd tot verhooging van den steun, echter slechts tot een maximum van 15 van het steumbedrag. De heer HAMELINK stelt voor om den aanvang te lezen: „Van de inkomsten boven drie gulden, enz." Hij motiveert dit voorstel door er op te wijlzen, dat, als iemand moet gaan werken, hem dit uitgaven kost; het verdiende loon komt niet geheel ten voordeele van zijn gezin. Als een meisje uit een gezin gaat dienen moet men zich uitgaven getroosten voor haar klee- ding e.d., wanneer de kostwinner van het ge zin moet gaan werken zal dit in de meeste gevallen aan het gezin extra-uitgaven kosten, al was het maar alleen aan voeding. Hiji ge- looft daarom werkelijk, dat het noodzakelijk zou zijn, dat de eer3te drie gulden niet voor aftrek in rekening worden gebracht. We be- leven thans een reusachtige crisis en alvorens de werkloozen van deze uitkeering kunnen genieten, hebben ze met hun gezin al heel wat cfoorgemaakt en is de hun economischen weerstand al belangrijk gedaald. Spreker kent menschen die in de laatst vorige jaren aan de haven per jaar tot een f 1200 verdienden, doch die het in het afgeloopen jaar niet hooger dan f 800 hebben kunnen brengen. Wanneer dezulken dus in de steunregeling komen te vervallen hebben ze al een grooten achter- stand en wanneer voor hen dan niet de gele- genheid bestaat, om als ze iets verdienen ook maar enkele guldens boven het steunbedrag uit te komen, en het verdiende in meerdere kosten weggaat, dan gaan die gezinnen nog steeds achteruit. Aangezien maar twee derde voor aftrek in aanmerking komt, beteekent het toch feitelijk ook maar een verschil van 2, die ze meer mogen verdienen eer ze in mindering worden gebracht. De heer SCHEELE kan niet inizien, dat het noodig is in te gaan op dit voorstel van den heer Hamelink; hij gelooft, dat een redelijke steunregeling wordt voorgesteld en meent, dat men thans niet verder kan gaan. De VOORZITTER deelt mede, dat burge meester en wethouders aanneming van dit amendement moeten ontraden, omdat het een indirecte verhooging van de uitkeering be teekent. Ze zijn van oordeel, dat, wanneer een regeling wordt voorgesteld, deze goed moet zijn. Men moet de kwestie ook onder de oogen zien, dat we het moeten kunnen be- talen. Met de voorgestelde uitkeeringen, zal toch reeds een belangrijk bedrag gemoeid zijn en we moeten dat z6o vaststellen, dat we elkaar kunnen blgvcn dragen. De heer HAMELINK wijst er op, dat het toch maar hoogstens 2 kan beteekenen en dat daarvoor toch motieven zijn. Als de kost winner gaat werken heeft hij toch ook slijtage aan zijn kleeren, aan zijn schoeisel, dient hij betere voeding te hebben, terwijl er door de langdurige werkloosheid, eer hij bij deze rege ling komt, al grooten achterstand is. Hij ge looft niet, dat het voor de gemeente groote nadeelen met zich zal brengen. Het heeft ook meer een prikkel om te trachten werk te krijgen. De heer SCHEELE merkt naar aanleiding hiervan op, dat bij onze werkmensohen de zedelijke overtuiging moet blrjven voortleven, dat, wanneer ze een dag kunnen werken, ze dat werk dan ook doen. De heer HAMELINK: Dat doen ze ook. De heer SCHEELE: Men moet er zich aan houden, dat dit moet. Het amendement-Hamelink wordt verwor- pen met 7 tegen 3 stemmen. Voor stemmen de heeren Hamelink, Van Driel en Van den Bulck; tegen stemmen de heeren Bedet, De Jager, Geelhoedt, Scheele, Verlinde, De Bruijne en Van Aken. De heer Colsen was tijdens de stemming niet ter ver- gadering tegenwoordig. Het artikel wordt daarna met algemeene stemmen goedgekeurd. Artikel 8. De steun aan gehuwden en ongehuwde kost- winners mag nimmer meer bedragen dan 65 en aan kostgangers niet meer dan 60 van het loon, dat zij bij 48-urige arbeidsweek in het bedrijf, waartoe zij1 behooren, zouden kunnen verdienen. Juistgenoemd bedrag wordt voor de transportarbeiders vastgesteld op f 19, voor de bouwvak- en fabrieksarbeiders 18 en voor de landarbeiders op f 15. De heer HAMELINK stelt voor 19 te wijzigen in 24, bouwvakarbeiders 24, fa brieksarbeiders 22. Dit amendement toelichtende wijist hij er op, dat de Minister spreekt van een uurloon van 45 tot 55 cent; daarvan heeft hij het gemid- delde, 50 cent genomen, hetgeen op een werk- week van 48 uur, die de minister ook aan- neemt 24 is. Voor de fabrieksarbeiders heeft hij ook het gemiddelde loon aangenomen, dat op S 22 kan gesteld worden. Het bedrag voor de landarbeiders heeft hij vasgehouden, omdat dit in de practijk niet hooger is. Bij de voorgestelde loonbedragen is het maximum ad 65 te laag voor het bestaan van een gezin. en hij veronderstelt, dat de minister. omdat hij een 48urige werkweek aanneemt, de door zijn fractie voorgestelde bedragen ook wel zal willen goedkeuren. Dit zal dan ook in hoofdzaak ten goede komen aan de groote gezinnen. Volgens de voorgestelde regeling kan een gezin in maxi mum maar f 12,35 krijgen en krijgen dus ge zinnen met meer dan 2 kinderen voor het derde kind maar 35 cent, terwijl gezinnen met 8 kinderen niets meer krijgen. Hij kan niet begrijpen, dat burgemeester en wethouders lager gaan dan de minister aangeeft. Hij heeft aangegeven, dat de normen plaatselijk moeten worden geregeld. De door spreker voorgestelde komen met de werkelijkheid overeen. De heer COLSEN merkt op, dat de fabrieksarbeiders meer verdienen dan f 18; om kort te zijn, verklaart hij te zullen mee gaan met het amendement. De VOORZITTER wil niet betwisten, dat het loon iets hooger is, dan door burgemeester en wethouders in het voorstel omschreven. Zij hebben echter het cijfer van 1926 aangenou- den, omdat zij niet kunnen veronderstellen, dat de minister, die dat toen op f 19 bepaal- de, het thans op f 24 zal willen vaststellen. Zij kunnen niet aannemen, dat de minister de toen vastgestelde loongrens zal willen ver hoogen. De heer HAMELINK wijst er op, dat, mdien zijn fractie den norm onaangetast laat, doch een hoogere loongrens wil vaststellen, zulks gedaan wordt met het oog op de belangen der groote gezinnen, opdat deze dan hooger zouden kunnen komen dan f 12,35, welk be drag voor die gezinnen toch te eenenmale on- voldoende moet worden geacht. Nu kan men eigenlijk nooit meer krijgen dan een uitkee- ringsbedrag gelijkstaande aan dat voor een gezin met 2 kinderen. De VOORZITTER geeft te kennen, dat bur gemeester en wethouders ten deze rekening hebben gehouden met de vroegere vaststelling door den minister, hetgeen echter niet insluit dat zij van meening zijn, da.t een uitkeering ad f 12,35 voor groote gez>innen goed zal zijn. De heer HAMELINK verwaoht, dat de minister de loongrens wel hooger zal willen vaststellen, omdat dit aan de groote gezinnen ten goede komt, en deze minister bekend staat als een voorstander van groote gezinnen; hij behoort die dan toch ook in het bijzonder te staunen. De VOORZITTER merkt op, dat de minister het wel zal uitmaken. De heer HAMELINK wijst er nog op, dat in de haven bovendien 60 uur per week wordt gewerkt. De VOORZITTER: Dat wil zeggen, dat dit een toelaatbaarheid is. De heer SCHEELE wijst er op, dat, als men het loon voor sommige categorieen hooger gaat stellen dan 19, het verschil met de land- anbeiders, dat de heer Hamelink zelf op 15 laat, wel wat machtig wordt. Indien men de normen van 18 en 19 zou verhoogen, zou men z.i. de grens overschrijden en op een ver- keerd terrein komen. De heer HAMELINK blijft er op wijzen, dat dan deze regeling voor de groote gezinnen zeer nadeelig is, want die hebben dan geen kans iets meer te krijgen dan de kleine of mid- delmatige. Het loon voor de landarbeiders kan, in verband met den feitelijlken toestand niet hooger worden aangegeven, maar spreker is overigenis overtuigd dat 65 van f 15 voor de landarbeiders nog geen bestaansminimum biedt, en die uitkeering zeker hooger zou be hooren te zijn, daar zal men inderdaad een speciale regeling voor moeten treffen, maar er moet in deze regeling rekening gehouden worden met het plaatselijke standaardloon. Indien men vasthoudt aan de in het voorstel aangegeven loongrens, kan men de groote gezinnen niet ter wille zijn. Die komen dan geheel in het nadeel, want aangezien er meer kans is, dat leden van een groot gezin eenig werk zullen vinden, zal er bij die gezinnen over het algemeen meer aftrek moeten wor den toegepast, terwijl ze bij gemis van inkom sten niet meer krijgen dan de kleinere ge zinnen. De heer DE JAGER merkt op, dat deze steunregeling, gebaseerd op de cijfers van 1924 voor de betrokkenen thanis reeds gunsti- ger is, in verband met. het dalen van den levensstandaard. De heer HAMELINK zou dat juist noemen, indien voor de gezinnen met meer dan 3 kin deren ook de gelegenheid openstond om een hooger bedrag te krijgen. Hij meent dat voor de groote gezinnen 15 nog slechts als een bestaansminimum moet worden beschouwd, doch dat kunnen zij niet eens bereiken. De verhooging van den toeslag voor kinderen be teekent zeer weinig, omdat juist de groote gezinnen daarvoor toch geen uitkeering krijgen. Het amendement-Hamelink wordt verwor- pen met 7 tegen 4 stemmen. Voor stemmen de heeren Colsen, Hamelink, Van Driel en Van den Bulck; tegen stemmen de heeren Bedet, De Jager, Geelhoedt, Scheele, Verlinde, De Bruijne en Van Aken. Artikel 9. Slechts 6en lid van het gezin kan voor steun overeenkomstig deze regeling in aanmerking komen. Artikel 10. Geen uitkeering wordt verstrekt aan: a. diegenen, die den leeftijd van 65 jaar het bestuur der betrokken organisatie voor de leden in ontvangst genomen en aan dezen ter hand gesteld. Artikel 13. Door het bestuur der betrokken vakver- eeniging wordt aan elk lid, dat voor onder- ste'ming in aanmerking wenscht te komen, een aanvraagfcrmulier ter invulling en onder- teekening uitgereikt. Het ingevulde formulier wordt vei volgens door genoemd bestuur voor accoord geteekend en bij de commissie inge- diend. Veranderingen in de omstandigheden van den gesteunde en diens gezin moeten voor zioaver deze van invloed kunnen zijn op de vaststelling van het steunbedrag, door den ondersteunde onverwijld aan de commissie worden medegedeeld. Artikel 14. De gegsvens der aanvraagformulieren vor- men voor de commissie den grondslag harer beoordeeling, of, en in welke mate onder steuning zal worden verleend. De juistheid der gegevens, door den onder steunde op het aanvraagformulier ingevuld, wordt door of vanwege de commissie onder- zocht. De commissie neemt geen beslissing, dan nadat de resultaten van dat onderzoek be kend zijn. Artikel 15. De aanvraagformulieren worden door de commissie kosteloos verstrekt. Artikel 16. Door de commissie worden wekelijks uit- betalingsstaten opgemaakt, welke met de benoodigde gelden aan het bestuur der be trokken vakvereeniging worden ter hand ge steld ter uitkeering van den steun aan de betrokkenen. Na de uitkeering van den steun worden de staten door het bestuur der vakvereeniging weder bij de commissie ingeleverd, voorzien van de handteekeningen der ondersteunden, ten bewijze dat de steun aan de betrokkenen is uitgekeerd. De uit te keeren gelden worden aan de vak- vereenigingen uitbetaald door den secretaris- penningmeester van het burgerlijk arm- bestuur. De heer HAMELINK stelt voor, secretaris- pepningmeester van het burgerlijik armbestuur te vervangen door ,,den gemeente-ontvanger". De VOORZITTER geeft te kennen, dat bur gemeester en wethouders deze wijziging moe ten ontraden, aangezien dan de uitkeeringen ook door de gemeenterekening zouden moeten loopen, terwijl nu eenvoudig de uitkeering aan het burgerlijk armbestuur naar behoefte ver- hoogd zal moeten worden. De heer BEDET: Ja, want het geld zal gauw genoeg op zijn. De heer HAMELINK had het voorstel ge daan, omdat hij dacht, dat dit eenvoudiger was. De VOORZITTER: Dat is juist niet het geval. De heer BEDET: Het armbestuur zal dan de uit te geven bedragen kunnen voteeren, als het niet vergeet tijdig verhooging aan te vragen. De VOORZITTER vertrouwt, dat dit niet vergeten zal worden en verwacht van het burgerlijk armbestuur geen obstructievoeren. De heer BEDET: Volstrekt niet. De VOORZITTER: Dan komt het ook wel voor elkaar. Wij ontraden het amendement. Het artikel wordt ongewijzigd goedgekeurd. overschreden hebben; b. d. diegenen, die sedert 1 Januari 1930 een jaar of langer uit een werkloozenkas en/of volgens eene steunregeling uitkee ring hebben genoten, zonder in dien tijd ten minste een maand te hebben ge werkt; diegenen die moeten worden geacht, niet meer aan het werk te zullen komen in den bedrijfstak, waarin zrj geregeld gewerkt hebben ongehuwde vrouwen (niet kostwinners), die voor huishoudelijke werkzaamheden geschikt kunnen worden geacht. Voorts wordt in het algemeen geen uitkee ring verstrekt aan diegenen, die na den 1 Januari 1930 zijn gehuwd of kostganger ge worden zijn. (In bijzondere gevallen echter kan na verkregen goedkeuring van den Minister van Binnenlandsche Zaken en Land- bouw, aan deze personen uitkeering worden verstrekt.) De heer VAN DEN BULCK had de be- perking dat zij die na 1 Januari 1930 gehuwd zijn geen uitkeering krijgen liiver niet ge- zien. Hij vindt dit voor die pehsonen, die nu zonder werk komen, wel zeer ongelukkig. Toen zij in het huwelijk traden konden zij dat vermoedelijk toch ook niet voorzien. De VOORZITTER wijst er op, dat ze dan in elk geval nog niet zonder uitkeering blijven, omdat ze dan zouden worden beschouwd als alleenloopend persoon. Hij wijst echter op de slotbepaling, dat in afwijkende gevallen kan worden afgeweken. Hij kan zich niet voor- stellen dat personen die sinds 1 Januari 1930 in het huwelijk zijn getreden, indien daarvoor geen bijzondere reden aanwezig zijn, van het verkrijgen van uitkeering zouden worden uit- gesloten. De heer HAMELINK heeft in deze hoop op den laatstem re gel. De VOORZITTER merkt op, dat hij ver wacht, dat zich in de praktijk tegen deze regeling wel geen bezwaren zullen voordoen. Hij acht hef echter wel gewenscht, dat aan dit artikel nog een bepaling wordt toegevoegd, dat geen uitkeering wordt verleend aan hen die nog geen jaar in de gemeente woonachtig zijn. Aldus gewijzigd wordt het artikel goedge keurd, evenals de artt. 1115. Artikel 11. Aan de uitgetrokkenen kan op grond van deze regeling steun worden verleend geduren- de ten hoogste: a. 18 weken aan kostgangers; b. 24 weken aan gehuwden en ongehuwde kostwinners. De weken waarover in 1928, 1929 en 1930 steun is verleend, tellen hierbij mede, met dien verstande echter, dat, zoo een werknemer, na ondersteund te zijn overeenkomstig deze regeling, in 1929, 1930 en/of 1931 weder uit keering uit de werkloozenkas zijner organi satie heeft ontvangen en hij opnieuw uitge- trokken is geraakt, hij weder opnieuw gedu- rende het te zijner opaichte bepaalde aantal weken steun kan ontvangen. Heeft een uitgetrokkene gedurende het te zijnen opzichte bepaalde aantal weken steun genoten, dan behoort hij tot de dubbel-uitge- trokkenen. Artikel 12. De steunbedragen worden vastgesteld door de plaatselijke commissie. Zij worden door Artikel 17. De steun zal worden ingehouden, indien: a. door den werklooze, die voor steun in aanmerking komt, opzettelijk verkeerde inlichtingen worden verstrekt; b. door den werklooze opzettelijk geen of onvolledige opgave wordt verstrekt van het inkomen van den ondersteunde en van de overige leden van het gezin; c. de werklooze nalaat er voor te zorgen, dat hij als werkzoekende bij de gemeen- telijke arbeidsbeure is ingeschreven en in- geschreven blijft; d. de werklooze weigert, werk te aanvaar- den, waarvoor hij lichamelijk geschikt kan worden geacht; e. de werklooze weigert te alien tijde de(n) daartoe gemachtigde(n) persoon (per sonen) in zijne woning te ontvangen, of zich niet onderwerpt aan de vastgestelde maatregelen van controle. Burgemeester en Wethouders nemen ook over het hierop ingecfiende amendement-Ha melink om er aan toe te voegen waarvoor het ter plaatse geldend loon wordt aangeboden". Goedgekeurd met algemeene stemmen. Artikel 18. Voor de reglementair nog niet rechthebben- den, dubbel uitgetrokkenen en ongeorganiseer- den geldt het volgende tarief van steunver- leening. De steun bedraagt ten hoogste: a. voor gehuwden en ongehuwde kostwin ners 9 per week, benevens f 0,75 per week per gezinslid boven de twee per sonen, tot een maximum van 4 personen; b. voor kostgangers f 7 per week; Artikel 8 der steunregeling wordt ten op zichte van de drie hiervoor genoemde cate- gorien van arbeiders gewijzigd als volgt: De steun aan gehuwden en ongehuwde kostwinners mag nimmer meer bedragen dan 60 aan kostgangers niet meer dan 55 van he.t loon, dat zij bij 48-urigen arbeids week in het bedrijf waartoe zij behooren, zou den kunnen verdienen. De overige bepalingen der steunregeling voor uitgetrokkenen zijn voor zoover moge- lijk, ook op deze personen van toepassing. In verband met het reeds genomen besluit omtrent art. 6 wordt ook hierin gaschrapt de beperking dat slechts toelagen worden ge- geven tot een maximum van 4 personen, en het artikel daarna met algemeene stemmen goedgekeurd. Artikel 19. De commissie van ondersteuning zal bestaan uit zeven leden. Drie leden daarvan zullen worden benoemd door de betrokken werknemers organisaties, n.l een door den Transportarbeidersbond, 1 door de R.K. en 1 door de Chr. Besturenbond. Twee leden zullen worden benoemd uit de gemeenteraad, door burgemeester en wethou ders. Een lid door den Minister van Binnen landsche Zaken, waarvoor eene aanbeveling door burgemeester en wethouders zal worden ingezonden, terwijl de directeur der arbeids beurs ook als lid van de commissie zal op- treden. De instelling der commissie geschiedt door burgemeester en wethouders, door wie ook het door den Minister van Binnenlandsche Zaken aangewezen lid wordt benoemd. De door het gemeentebestuur en den Minis ter aangewezen leden nemen aan alle bespre- kingen deel, de vertegenwoordigers der werk- nemersorganisaties, nemen echter islechts zit- ting bij de behandeling van de steunverleening aan de leden hunner vereeniging. De heer HAMELINK stelt voor ..Transport- arbeidersibond" te wijzigen in „Ter Neuzen- sche Bestuurdersbond". De VOORZITTER deelt mede, dat burge meester en wethouders dat overnemen; het was ook aldus bedoeld, doch de titulatuur der instelling niet voldoende bekend toen dit werd geschreven. De heer VAN DEN BULCK: Er is van die instelling toch al genoeg uitgegaan. De heer HAMELINK stelt ook voor, de laatste alinea van het artikel te laten ver vallen; de vertegenwoordigers der werkne- mersorganisaties moeten volledige bevoegd- heid hdbben. De heer COLSEN merkt op, dat volgens dat artikel de gemeenteraad heelemaal niets heeft te zeggen. De raad draagt de verant- woording voor de zaak, stelt de regeling vast, maar heeft dan niets meer te vertellen, als alleen dat er door burgemeester en wethou ders twee leden uit den raad worden aange wezen om zitting te nemen in de commissie. Hij zou liever de drie leden zien benoemd door den raad. De VOORZITTER deelt mede, dat burge meester en wethouders dit aldus hebben voor gesteld, omdat dan gemakkelijker en vlugger in een eventueele vacature zal kunnen voor zien worden, dan wanneer daarvoor de raad moet worden bijeengeroepen. De heer SCHEELE erkent, dat daar iets voor is te zeggen, maar er is ook wat tegen. Het is volkomen juist, dat de raad de zaak klaar moet maken, de gelden moet voteeren. terwijl dan verder het beheer uit zijn handen gaat. Het komt hem voor dat het gewenscht zou zijn een uitgbreider commissie saam te stellen, want zooals het aantal nu is, hebben de afgevaardigden van de werknemersbonden met de directeur van de Arbeidsbeurs in de commissie een oveirwegende meerderheid. Ook spreker is van meening, dat de afgevaardig den der bonden volledige bevoegdheid moeten .hebben. Hij zou echter meer raadsleden in de commissie wenschen, opdat niet de menschen buiten den raad steeds de lakens zullen kun nen uitdeelen. De heer VAN DEN BULCK merkt op, dat er toch maar een afgevaardigde van elke organisatie zitting krijgen zal. De heer SCHEELE heeft daartegen geen bezwaar, maar wijst er op, dat twee leden uit den raad daartegen een minderheid uitmaken. De heer HAMELINK meent, dat dit toch ook geen (bezwaar kan hebben; die commissie beslist toch niet meer over de normen, aange zien die door den raad zijn vastgesteld. De heer SCHEELE meent, dat er toch nog veel kan gebeuren. De raad moet z.i. de zeggingschap behouden. De VOORZITTER deelt mede, dat indien niet gehandeld werd in den geest van het voorstel-Scheele, zij ook bezwaar zouden hebben tegen aanneming van het voorstel- Hamelink. De heer HAMELINK zou het niet behoorlijk aobten, dat de afgevaardigden der werk- nemersorganisaties geen volledige bevoegdheid tot het bijwonen der vergaderingen en het deelnemen aan de beraadslagingen zouden hebben; zij moeten daar toch ook een stuk werk leveren en zouden ten slotte niets te zeggen hebben. Hij geeft in overweging dan drie leden door den raad te laten benoemen, en den directeur der Arbeidsbeurs van de commissie deel te laten maken als adviseerend lid. Overigens heeft hij zddveel vertrouwen in de zaak, dat hij er volstrekt geen bezwaar tegen heeft, dat daarin zitting krijgen per sonen die als tegenstanders kunnen worden beschouwd. Hij is er in principe altijd voor geweest, dat van commissies ook tegenstan ders eener zaak deelmaken. De heer COLSEN deelt mede, dat hij zijn voorstel intrekt en dat van den heer Scheele steunt. Op een nadere vraag, stelt de heer SCHEELE voor dait twee leden uit den raad zullen worden benoemd door den gemeente raad, e6n door burgemeester en wethouders, voorts een lid door den Minister en de drie leden aan te wijzen door de werknemersorga- nisaties, terwijl de directeur der Arbeidsbeurs er als adviseerend lid aan zal worden toege voegd. De VOORZITTER veronderstelt, dat alle leden weinig anders zullen doen dan advi- seeren. Het aldus gewijzigd artikel wordt met al gemeene stemmen aangenomen, evenals art. 20. Artikel 20. De commissie beslist over de toekenning van de uitkeeringen en het bedrag daarvan. Zij verleent slechts steun indien en voor zoo- verre zulks in verband met den gezinstoestand noodzakelijk is. Elk geval wordt op zich zelf beoordeeld. De commissie beslist bij meerder heid van stemmen. Bij staking van stemmen beslist de voorzitter. Alle besluiten die de voorzitter niet in overeenstemming acht met de beginselen van eene goede steunregeling, brengt hij onverwijld ter kennis van den Minister. In afwachting van diens beslissing worden deze besluiten niet uitgevoerd. Artikel 21. Deze steunregeling treedt in werking, zoo dra van den Minister van Binnenlandsche Zaken en Lamdbouw bericht is ontvangen, dat hij zich met het door burgemeester en wet houders in te dienen voorstel omtrent het tarief van steunverleening kan vereenigen en zal eindigen op 1 Juni 1931. De heer HAMELINK stelt, om practische reden voor, „Juni" te vervangen door „Juli", omdat met 1 Juli de werkloozenkas voor het tweede halfjaar in werking treedt. Het aldus gewijzigd artikel wordt met alge meene stemmen goedgekeurd en daarna met algemeene stemmen de geheele regeling vast gesteld. 14. Omvraag. a. De heer VAN DEN BULCK deelt mede, vemomen te hebben, dat er nu de laatste maanden weer menschen geweest zijn, die voor meterhuur 50 cent hebben moeten i>e- talen. Zouden burgemeester en wethouders daarover niet eenis kunnen schrijven, om te voorkomen dat dit niet meer voorkomt De VOORZITTER zegt toe, dat er over zal geschreven worden. b. De heer VERLINDE vraagt of het ook mogelijk is, inlichtingen te verstrekken over den stand van de rioleeringsbeweging. De VOORZITTER kan daarover nog niets afdoenids zeggen, de zaak is in staat van wijzen. Hij wil er in besloten vergadenng wei een en ander over meedeelen. c. De heer COLSEN merkt op, dat zoo- even machtiging is verleend aan burgemees ter en wethouders om prijs te vragen vooi het leveren van een nieuwe beerschuit. Hij heeft vernomen, dat er ook aan de seheepswerf alhier slapte heerscht. Zou het niet mogelijk zijn de schuit daar te laten maken? De VOORZITTER deelt mede, dat die werf in elk geval voor prijsaanvraag in aanmer king zal worden genomen. Hij schorst de openb'are vergadering. die overgaat in een zitting met gesloten deuren. Na het weder openbaar worden der vergade ring wordt deze door den VOORZITTER ge sloten.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1931 | | pagina 8