ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUW8GH VLAANOEREN. Tweede Blad. Het Bevolkingsvraagstukin West-Europa No. 8537. VRIJDAG 30 JANUARI 1931, 71 e JAARGANG, 8IF1EHL AID, BTJXTENLA&D. II. MaVBBMattMMK Wk NEUZENSCHE Wij hebben in ons eerste artikel, aan de hand van de door Ir. F. W. t Hooft bijeengebrachte gegevens, er reeds op ge~ wezen, dat het absoluut foutief en ook bealist misleidend moet worden genoemd, indien men de algemeene sterftecijfers van verschillende bevolkingen met elkan- der zou willen vergelijken zonder tevens na te gaan in welk stadium van [evens- verlenging zij zich bevinden en hoe groot de jaarlijksche levensverlenging is. Als men dit onderzoekt, krijgt men een heel ander inzicht in het verloop der sterfte cijfers, en dan kan men den toestand en de ontwikkeling eener bevolking veel beter beoordeelen dan tot nu toe het geval was. Algemeen bekend mag het feit genoemd worden, dat de menschen tegenwoordig ouder worden, dan vroeger. Was in 1885 b.v. de gemiddelde leeftijd, waarop de inwoners van Nederland stierven, ruim dertig jaar, in 1922, dus 37 jaar later, was de gemiddelde overlijdensleeftijd tot bijna 47 jaar geklommen. En nog steeds hield die vooruitgang aan. Er werd echter op dit feit maar weinig gelet, al beschouwden enkelen de daling der sterfte als een wel- kome compensate voor de inderdaad be- angstigende daling van de geboorten. Er waren nog altijd menschen, die de bevol king graag flink zagen toenemen. De heer t Hooft heeft niet onaardig dit verschijn- sel vergeleken met het publiek in een tentoonstellingszaal, waar gedurende de drukke uren veel menschen toestroomen, maar waar er hoe langer hoe minder de zaal verlaten, zoodat, zelfs wanneer de toestand van nieuwe bezoekers reeds eenigszins vermindert, de volte toch nog grooter wordt, zoolang het aantal ver- trekkenden maar iets geringer is dan het aantal binnenkomenden. Wat velen zeker met ons zal verbazen, is dit, dat, ook al is er zeker sprake van een veel verbeterde verzorging der zuige- lingen, de overlijdensleeftijd der kinderen, ook beneden het jaar, toch niet merkbaar veel is gewijzigd, terwijl ook de gemid delde stervensleeftijd der grijsaards in 1924 niet noemenswaardig hooger was dan een 50 jaar vroeger. Maar hoe is het dan te verklaren, dat toch de gemiddelde stervensleeftijd. de levenslengte dus, van alle groepen samen zoo buitengewoon is toegenomen (van 30 tot 45 jaar!) Dit komt, omdat er thans in de jonaere leef- tijdsgroepen veel minder en in ae oudere veel meer menschen overlijden dan vroe ger, of om het een beetje paradoxaal uit te drukken: de mensch wordt thans niet ouder dan vroeger, maar er worden meer menschen oud Uit het betrekkelijk weinige, wat hier reeds te berde is gebracht, kan men reeds nu met zekerheid beslissen, dat de tot heden vrijwel algemeen gebruikelijke methode. die wij kortweg de verdubbe- lingsmethode zouden kunnen noemen, on- deugdelijk is. Men redeneert dan aldus: ,,In het jaar 1800 bedroeg de wereldbe- volking ongeveer 700 miljoen, in 1910 waren er 1600 miljoen; dit beteekent der- halve een verdubbeling in honderd jaren en dan maakt men de menschen benauwd door de vraag op te werpen, of het wel doenlijk zal zijn over een eeuw aan 3200 miljoen menschen voldoende voedsel te verschaffen De Ir. t Hooft haalt b.v. een boek aan van Sir George Handley Knibbs, die nog in 1928 dergelijke bang- makeriien heeft gepubliceerd. En ook in Nederland werkt deze boeman nog steeds. Men kan het er zeker over eens zijn, dat een toeneming der bevolking, zooals er in de laatste jaren plaats had, op den duur niet zou kunnen doorgaan zonder in ons land een geweldige overbevolking te weeg te brengen. Maar geen van al de schrij- vers over dit of aanverwante onderwer- pen heeft nog in aanmerking genomen, dat het de sinds tientallen van jaren plaats hebbende levensverlenging is, die ons zulke lage sterftecijfers en zulk een aanwas der bevolking heeft bezOrgd, en dat dit verschijnsel van tijdelijken aard is. De door ons reeds meermalen geciteer- de schrijver is in zijn belangrijk en zeer goed ge'illustreerd boek (een uitgave van H. J. Paris te Amsterdam) gekomen tot deze raming, dat de bevolking van Neder land in 1990 ruim 9.8 miljoen zou be- dragen, maar dat zou dan ook een maxi mum zijn. want in het jaar 2000 zou reeds een kleine teruggang in het bevolkings- aantal zijn ingetreden. De welvaart in Europa is in de laatste anderhalve eeuw tengevolge van de industrialisatie enorm toegenomen en dit verschijnsel is, zooals men weet, gepaard gegaan met een groote bevolkingstoe- name. Men vond dit heel natuurlijk, doch men heeft zich in den regel te weinig rekenschap gegeven van de wijze, waar op die toename tot stand kwam. Men meende, dat dit vanzelf sprekend was; immers, als men een diersoort, b.v. konij- nen in een gunstig milieu plaatst met over- vloed van goed voedsel, dan zullen er veel jongen geboren worden en zullen zii snel toenemen; gaat echter het voedsel ont- breken, dan zullen er heel wat sterven en vermindert hun aantal weer; dit lijkt ailes zoo logisch en natuurlijk, dat men er niet verder over nadacht. Alleen is men nu wel tot het inzicht gekomen, dat het in de menschenmaatschappij niet aldus toe- gaat, en dat de geconstateerde snelle toe- name van het menschental veel meer het gevolg was van de verminderde sterfte dan van de toename der geboorten, ja, dat zelfs bij afnemende geboortecijfers toch nog vermeerdering van den aanwas plaats had, omdat de sterftecijfers nog veel ster- ker waren afgenomen. Van deze eenvou- diae feiten gaven zich velen absoluut geen rekenschap, en zij meenden, dat een blij- vend toenemende welvaart, waarop zij bij den huidigen stand van techniek en wetenschap voorloopig wel meenden te mogen blijven rekenen met malaise en andere griezeligheden werd dan maar geen rekening gehouden ook een voortdurende toename van het menschen tal met zich brengen zou. De heer t Hooft meent, dat veel noodkreten vol angst voor een dreigende overbevolking, niet alleen in enkele landen, maar in de geheele wereld. en veel geschrijf en gepolemiseer achterwege gebleven zouden zijn, indien men de reeds genoemde feiten had door- zien en dus ook het begrepen, dat aan de levensverlenging eenmaal een einde zou komen. Bovendien is uit een analyse der cijfers in de verschillende landen nog iets anders duidelijk geworden, namelijk, dat bij be- schaafde volken het geboorte aantal zich regelt naar het bevolkingsaantal in ver- band met het gewenschte levenspeil. Naar gelang van de maatschappelijke omstan- digheden werkt het menschdom, althans onder de cultuurvolken, ook nog wel wat mee. Er was sedert 1876 in West-Europa een merkwaardige daling der geboorte cijfers, maar die was toen reeds vooraf- gegaan door een daling der sterftecijfers. Een ding staat nu volgens den heer 't Hooft wel vast: Zij, die nog altijd het oude liedje zingen van de wenschelijkheid van een groote bevolkingstoename voor de welvaart van een volk, en die dus de rijzing van het geboortecijfer nog steeds met vreugde begroeten en een daling daarvan met leede oogen aanzien, zullen bemerken, dat hun stem bij de groote meerderheid der volken toch geen weer- klank vindt. Er is nu al gebleken, dat ook Mussolini geen succes heeft met zijn maatregelen en premies. Ook wij voor ons voelen meer voor inwendige verster- king van de bevolking dan voor een toomelooze vermeerdering van het in- wonertal. EERSTE KAMER. Vergadering van Woansdag. Na goedkeuring van enkele kleine onit- werpen, waaronder dat tot onteigening van een stuk diuinterrein te 's Gravenhage, aan- vull ingsfbegrootingen 1930 voor Ned.-Indie en begrooting van het Alg. Burg. Pensioenfonds, is aan de orde het onitwerp tot verhooging van den drankaccijns. De heer Kraneniburg (v.d.) critiseert, dat de Minister in de Tweede Kamer de porte- feufllekiwestie heeft gesteld. Spreker gaat daanvaor niet op zij. De heer Hermans (s.-d.) besitrijdt het ont werp en beroept zich op bezwaren van geheel- onthoudersvereenigingen en den Volksbond tegen drankmiabruik, Voor een ministerieel dreigement moet de Kamer niet zwichten. De heer Sasse van IJsselt (r.-k.) is voor- stander van het ontwerp, mits maatregelen worden genomen, zoo noodig, tegen toene ming van de smokkelarij. De heer Van Lanschot (r.k.) steunt dit ont werp als een maatregel tot verbetering van het budgetair evenwicht. Toeneming van de fraude is daanuit niet te vreezen. Minister De Geer wijist er op, dat de reoht- sohe geheelonthoudersvereenigingen geen be- awaar hebben geopperd; alleen die van linker- zijde. Het ontwerp blijft binnen de grens, waar geen vrees voor ernstige fraude aan- wezig is. Spreker betwist, een minder serieus gebruik van het milddel der portefeuille- kwestie te hebben gemaakt. De heer Wibaut (s.-d.) erkent het ministe- rieele recht, maar meent, dat de Minister in dit geval een ander middel kon hebben gevon- den tot verbetering van het financieele even wicht. Spreker deelt de bezwaren van den heer Kranenburg. Na dupliek wordt het ontwerp aangenomen met 25 tegen 8 stemmen. Tegen s.-d. en v.d. Vergadering van Donderdag. Bij het ontwerp tot herziening van de Gemeenitewet wijst de heer De Vlugt (a.r.) op de belangrijke uitbreiding van de taak van Raad en B. en W. sedert de laatste decennia. Spreker bepleit een algeheede herziening van de Gemeentewet, die aan de nieuwe eischen beantwoord. Maar delegatie van bestuurs- toeleid aan B. en W. moet mogelijk gemaakt. De benoembaarheid van de vrouw tot burge- meester had achterwege moeten blijven. Spre ker behoudt zich zijn stem voor. De heer Van Lanschot (r.k.) juicht daaren- tegen de partieele herziening toe. Het ont werp bevat vele verfbeteringen van de be- staande wet, o.a. die betreffende de samen- werking van de genieenten. Spreker acht echter de financieele regeling I inzake de samenwerking van gemeenten in het ontwerp voor versehillenden uitleg vat- baar. De heer Kranenburg (v.-d.) taehandelt de individueele en col-1 ectieve verantwoordelijik- held van B. en W. aan den raad. Hij zal voor stemmen. De heer De Savomdn Lohman (c.h.) juicht j toe dat de regeling betreffend de samenwer- king met de gemeente, evneens de delegatie met de bestuursbevoegdheden. I MR. H. SMEENGE. Naar de Maasbode verneemt was 't Woens- I dag veertig jaar geleden, dat Mr. H. Smeenge benoemd werd tot voorizitter van de vereeni- ging ,,Schuttevaer". Veel heeft Mr. Smeenge gedurende de lange periode, dat hij 't voorzitterschap bekleedde, i gedaan voor de verbetering der toestanden in het binnenscheepvaart bedrijf. Het ligt in de bedoeling om den jubiiaris voor zijn vele en groote verdiensten te huidi gen op de a.s. algemeene ledenvergadering der vereenlging „Sohuttevaer". TEGEN GODSLASTERING. De Nederl. Ohristenvrouwenfbond heeft in een adres aan den Minister van Justitie in- stemming betuigd met de door de federatie der R. K. Vrouwenbonden in Nederland aan de regeering en volksvertegenwoordiging gezon- den motie inzake het strafbaar stellen van godslastering en van een door haar kwetsen- den vorm onduldibare wijze van meenings- uitingen, als die, vervat in een artikel van De Tribune, getiteld: Weg met het Kerstfeest! DE WERKLOOSHEID. Verlenging van den uitkeeringsduur. De Minister van Arbeid, Handel en Nijver- heid heeft aan de besturen der werkloozen- kassen de navolgende circulaire verzonden: Daar de ernstige crisis in eenige takken van bedrijf onder de, in die bedrijfstakken wenkzame, arbeiders omvangrijke werkloos- haiid veroorzaakt, zal voor de leden van werk- looizenkassen in die bedrijfstakken een ver lenging van den reglementairen uitkeerings- termijn van veel waarde zijn. Daarom ben ik bereid, ertoe made te wer- ken, dat de reglementen van werkloozen- kassen waarvan de leden behooren, of ge- deeltelpk behooren, tot een bedrijf3tak, waarin van crisis-werkloosheid kan worden gesproken zoodanig worden gewi'izigd, dat voor alle leden, dan wel voor bepaalde groepen van leden, n.l. die, welke behooren tot een bedrijfs- tak, waarin crisis-wenKiooshedd voorkomt, de uitkeeringsduur wordt verlengd. Het aanbrengen dezer wijziging zal tenge volge hebben, dat leden, die volgens den on- gewijizigden reglementairen termjjn geen recht op uitkeering meer zouden hebben, nog ge durende den termijn, waarover de verlenging zich uitstrekt, in 1931 aanspraak op uitkee ring zullen kunnen doen gelden. Deze aanspraak zal bestaan totdat on 1931 de crisistoestand voor den bedrijfstak als ge- eindigd zal moeten worden beschouwd. Met het oog op den omvang der werkloos- heid ben ik bereid, te bevorderen, om, zoo het noodig blijkt, door het toekennen van een subsidie van meer dan 100 het verstrekken van uitkeering over de verlenging van den reglementairen termijn mogelijk te maken, met dien verstande, dat dit verhoogde subsi- die-percentage zoodanig zal worden gesteld, dat het bedrag der middelen, waarover de werkloozenkas kan beschikken op den datum, waarop voor haar de tijd, gedurende welken de verlenging werkt, als geeindigd zal wor den beschouwd, niet zal dalen beneden 50 van het bedrag der middelen, waarover zij kon beschikken op het einde van 1930, blijkens het vermogensblad over dat jaar. Indien het bestuur eener werkloozenkas tot verlenging van uitkeeringsduur wenscht over te gaan, moet het een voorstel tot reglements- wjjziging in dien zin aan mij doen toekomen, aangevende in welke mate het den uitkee ringsduur voor alle reglementair-rechthefbben- de leden, of voor bepaalde groepen daarvan, wenscht te verlengen, met dien verstande, dat de verlenging ten hoogste 6 weken zal be- dragen. Is in het reglement de uitkeeringsduur ver- deeld over twee kalender-halfjaren, of over andere perioden, dan kan de wijziging van het reglement van zoodanigen aard zijn, dat voor het jaar 1931 het aantal uitkeeringsdagen reeds in het eerste kalenderhalfjaar (c.q. de eerste uitkeeringsperiode) met ten hoogste 36 dan wel een deel daarvan wordt vermeerderd. Ik voeg hieraan toe, dat de wijziging niet zoodanig kan zijn, dat leden, die in 1931 geen recht op uitkeering zouden hebiben, omdat zij reeds 3 of meer jaren aoljtereen zijn uitge- trokken, tengevolge ervan in 1931 recht zou den krijgen. Het bestuur der kas moet bij zijn verzoek voegen een raming der kosten, benevens een opgave van het bedrag der middelen per ul timo December 1930, opdat kunne blfken, welke vermoedelijik de geldelijke gevolgen zul len zijn. Op het verzoek zal alleen dan g'unstig kun nen worden beschikt, indien bepaaldelijk van een crisistoestand kan worden gesproken, ter wijl dan het kasbestuur mededeeling zal wor den gedaan, zoodra, naar mijn oordeel, in 1931 voor den bedrijfstak, welks beoefenaars tot hem behooren ,deze toestanden als geeindigd moet worden beschouwd. Ten slotte bericht Ik u, dat deze circulaire aan de besturen van alle werkloozenkassen is gezoniden ter kennisneming, zoodat uit de toezending geenszins kan worden afgeleid, dat haar inhoud voor elke kas, aan welker bestuur zij is gazonden, van toepassing zou worden geacht. Dit zal worden beoordeeld, zoodra het in de circulaire bedoelde verzoek inge- komen is. LUNDBORG OMGEKOMEN. De redder van Nobile. Een telegram uit Stockholm meldt, dat Unte nant Lundborg met zijn toestel is geval] en en aan de bekomen verwondingen is overleden. Men zal zich ongetwijfeld nog herinneren, schrijft het Alg. Hbl., dat luitenant Eynar Lundborg in den zomer van 1928 Nobile, den leider van de Italiaansche poolexpeditie met het luchtschip „Italia", heeft gered. Nobile en zijn mannen waren reeds verloren gerekend, toen hun draadlooze seinen de ver- rassende mededeeling brachten, dat zij leef- den en de hoop op redding niet hadden opge- geven. De redding was een daad van groote zelf- opoffering, hoogen moed en een meesterstukje van vliegtechniek. Met een Fokker CV op ski's was Lundborg opgestegen en in den nacht van 24 op 25 Juni 1928 daalde hij bij de groep Nobile. De com mandant van de „Italia" werd aan boord ge nomen en door Lundborg veilig naar de Hin- lopenstraat gebracht, vanwaar Nobile verder werd vervoerd naar de „Citta di Milano", die inmiddels van de Koningsbaai naar de Virgo- baai was opgestoomd. Direct daarop vertrok Lundborg weer om een tweeden schipbreukeling op te halen. Bij de tweede landing echter kwam het toestel zoodanig met het ruwe ijis in aanraking, dat het lanaingsgestel beschadigd werd en Lund borg niet meer kon opstijgen. Meer dan veertien dagen later mocht het eindelijk gelukken ook de rest van den Nobile- troep met Lundborg te redden. HOOG WATER IN BELGIE. Uit Namen en Luik wordt was van Maas en zijrivieren gemeld. De Sambre is buiten haar oevers getreden. Bij Luik staan eenige lan- derijen blank. Uit het geheele land wordt regen en sneeuw gemeld. Er wordt voortzet- ting van de was gemeld. RUSSISCH HOUT EN DWANGARBEID. j De Engelsche onder-secretaris van buiten- i landsche zaken Dalton heeft in antwoord op een vraag in het Lagerhuis betreffende de be- weringen omtrent dwangarbeid in de Russi- sche houthakkerskampen het volgende ver- klaard: Litwinow heeft den Britschen ambas- sadeur medegedeeld, dat geen enkel officieel verzoek tot het houden van een dergelijk ver zoek in overweging kan worden genomen, evenmin als de Britsche regeering dit zou kun nen doen. Evenals in andere landen worden er gevan- genen te werk gesteld, doch uitsluitend voor den aanleg van wegen. In de bedrijven, die zich met houtproduc- tie voor den uitvoer bezighouden, wordt noch van gevangenisarbeid, noch van dwangarbeid in het algemeen gebruik gemaakt. NIEUW KONINGSGRAF ONTDEKT. Uit Cairo wordt gemeld, dat de Egyptische professor Selim Hassan bij Themis een oud koningsgraf heeft ontdekt met schatten, die het graf van Toet-ank-Ahmen evenaren of misschien zelfs wel overtreffen. Het graf, dat stamt van ongeveer 5000 jaar v66r Christus, bestaat uit twee gewelven, die geheel ongeschonden zijn. De mummie rust in het eerste gewelf op een prachtige sarcop- haag en draagt een gouden kroon met kost- bare juweelen. De tweede ruimte is gevuld met eieraden,' prachtige edelsteenen en gouden en albasten voorwerpen, zooals men nog zelden heeft ge- vonden. Het graf zou het graf van den pries- ter-koning Tarso Ankh zijn. GANDHI IIEEFT GESPRCKEN. De in vrijheid gestelde „Mahatma" Gandhi, de verafgode Britsch-Indische leider van het Nationalistisch verzet zonder geweld tegen het Britsche bestuur, heeft, schrijft de N. R. Crt., te Bombay eindelijk gesproken. Men kan niet zeggen dat zijn uitlatingen voor een Engeland dat pas zijn goedgezindheid jegens Indie en zijn aspiraties getoond heeft, hoopgevend of bevredigend waren. Maar aan den anderen kant had men ook weer niet kunnen verwach- ten, dat hij nu, op grond vaii de uitkomsten van de conferentie die hij en zpn volgelingen in den ban gedaan hadden, alien tegestand zou opgeven. Hij zeide dat de ongehoorzaamheids- beweging niet zou afgelast worden, v66r alle politieke gevangenen (meer dan 23.500 in aan tal) vrijgelaten waren en v66r alle verorde- ningen die als repreissieve maatregelen tegen de Congres-partij bedoeld zijn, berroepen wa ren. De vervulling van den eersten eisch zal moeilijk lang op zich kunnen laten wachten, nu al de voormannen van de Congresbeweging reeds vrijgelaten zijn. Het ware onlogisch alleen aan de leiders die de verantwoordelijk- heid voor het verzet der door hen geleiden en misleiden droegen, de vrijheid terug te geven. Een andere vraag is, of de door hem gewraakte verordeningen in alien vorm her- roepen zullen worden, want hij kondigde aan dat de Indiers, d.w.z. zij die geestverwanten van hem zijn, het recht niet zouden opgeven om zout te bereiden, voor slijterijen te posten en buitenlandsche weefsels te boycotten. Van deze drie zoogenaamde rechten vormt alleen het eerste een rechtstreeksche overtreding van de wet die al v66r de verordeningen van kracht was, omdat de zoutbereiding in Indie een regeeringsmonopolie is. Met de zoutberei ding bestrijdt het Congres nu nog het Brit sche gezag, maar als Indie zelf zijn wetten zal gaan maken en bepalen zal welke de bron- nen van zijn inkomsten zullen zijn, kan de zoutwet afgeschaft worden. Voor Engeland heeft de zaak nog slechts tijdelijk belang. Daarom zullen de autoriteiten nu misschien van lieverlee bij overtreding van de zoutwet niet meer zoo streng optreden en ook de andere verordeningen een doode letter laten worden. Het overgroote deel van de bevolking- is trouwens niet in de gelegenheid zelf zout te zieden, de schatkist kan dus door onwettige zoutbereiding nooit groote inkomsten derven en de heeie onwettige zoutbereiding had van den beginne af aan slechts syrnbolische be- teekenis. Het zou ook weinig zin hebben de gevangenissen voor krachtens de repressieve verordeningen veroordeelde mannen en vrou- wen te openen en ze daama weer met nieuwe overtreders te vuilen. Dank zij de toegeeflijk- heid van Engeland, vertegenwoordigd door de arbeidersregeering en haar aanhangers, de liberalen en, na Baldwins rede, ook door de eonservatieven, moet de ongehoorzaamheids- beweging van zelf haar stuwkracht verliezen. Immers, men staat niet meer tegenover een zwart af te maken dwingeland, maar tegen over een moederland dat bereid is Indie ter wille te zijn. Gandhi is nu met de andere leiders te Alla habad brjeengekomen en belangrijker dan zijn uitlatingen over de ongehoorzaamheidsbewe- ging welke vanzelf tot de historie moet gaan behooren, is of zij zullen willen medewerken tot het verwezenljjken van de besluiten der ronde-tafel-conferentie. De Onderkoning heeft verklaard dat er weinig verschil meer bestaat tusschen het doel van de regeering en het doel van het Congres. Het zal het Congres moei lijk vallen dit te erkennen. maar zoodra de deelnemers aan de conferentie in Indie terug zijn, zullen zij zich gehoor weten te verschaf fen, wanneer zij hetzelfde betoogen. Van hun boot waarmee zij op weg naar Indie zijn, hebben zij hun vreugde over de verleende am- nestie uitgesproken. Zoo wordt de geest der- genen die met Engeland willen samenwerken steeds welwillender. Het zal voor de Congres- leiders tenslotte een moeiliik houdbare posi- tie worden, wanneer zii een werk van vrede en verzoening willen verijdelen, alleen omdat zij hun voile honderd percent niet kunnen krij gen. De groote onverzettelijke massa op wie Gandhi c.s. zich schijnt te willen beroepen om aan de verst strekkende eischen vast te hou den, zou er, daargelaten of zij niet alleen in de verbeelding van de Congres-leiders be staat, anders over kunnen gaan denken. „IK HUB BELANGRIJKER DINGEN TE DOEN". Toen de joumalisten te Geneve Zaterdag j.l. Briand vroegen, of hij de vorming van een nieuw kabinet op zich zou nemen, antwoord- de de oude staatsman: „Neen, ik heb belang rijker dingen te doen dan een kabinet samen- stellen. Dit antwoord is niet alleen een kleine gees- tigheid zooals we die van Briand gewend zijn, maar geeft tevens op duidelijke wijze een beeld van den tegenwoordigen toestand in Europa. De toestand van Europa is n.l. op het oogen- blik zod, dat vraagstukken van international© beteekenis de hoofdzaak zijn. Slechts na de oplossing van alle geconpliceerde economische en politieke vraagstukken van algemeen Europeesche strekking mag men zich gaan bezighouden met de oplossing van analoge problemen in ieder Europeesch land afzonder- lij'k. Wat de economische vraagstukken be- treft, is deze zienswijze reeds algemeen; de economische crisis in Europa kan slechts door samenwerking van alle Europeesche volken worden geliquideerd. Betreffende de politieke vraagstukken zijn blijkbaar velen nog van meening, dat een poli tieke stabilisatie in de afzonderlijke Europee sche landen mogelijk is, onafhankelijk van den algemeen-Europeesc-hen toestand. Het onjuiste van dit begrip is duidelijk, zoo lang in het Europa van na den oorlog nog zoo pijnlijke vragen zullen bestaan als; de herziening der Oostgrenzen van Duit.chland het onopgeloste vraagstuk van de nationale minderheden de ongelijkheid van de Staten met betrekking tot het recht van wapenen en ontwapenen enz. zoolang zal ook in de Europeesche Staten een binnenlandsche strijd worden gevoerd tusschen de voorstanders van de verschillende wijzen, waarop de moeilijk- heden uit den weg zouden moeten worden geruimd, hetgeen dan natuurlijk de binnen landsche politieke stabilisatie onmogelijk zal maken. Het is voldoende bekend, dat de hoofdoorzaak van de politieke oneenigheid in landen als Frankrijk, Duitschland en vele an dere, jufet moet worden gezocht in de buiten landsche politiek. De eeuwig-jeugdige Briand heeft daarom groot gelijk, wanneer hij de oplossing van de algemeen-Europeesche vraagstukken belang rijker acht dan de vorming van het Fransctie kabinet. De algemeen-Europeesche problemen zijn van veel meer belang dan de binnenlandsche aangelegenheden van welken Europeeachen Staat dan ook. Hoe meer zich de Europeesche regeeringen en volken van deze waarheid rekenschap zul len geven, des te eer zal het mogelijk zijn in Europa een werkelijk ..Pan-Europa" te stichten. TER NEITZEN, 30 JANUARI 1931. DE DE JONGESTRAAT EN DE BLOKKEN. Woensdag is afgdklondigd StjaatslbHad no. 531 bevattenide de wet van den 31en December 1930, tot ovenbrenging van bij het Rrjk in beheer en onderhoud zijnde gedeelten van de De Jongestraat en de Blokken. ge- legen in de gemeente Ter Neuzen, in beheer en onderhoud bij die gemeente. BENOEMD. De heer A. Florussen, ondenwijizer aan de Christeli'jke school te Othene, is in gelijike be trekking benoemd te Heemstede. DE STATENVERKIEZINGEN. De gecombineerde Chr.-Hist. candidatenlrjst in de Statenkieskringen Goes en Sluis luidt als volgt1. A. D. F. v. d. Wart te Goes; 2. C. de Jonge te Ierseke; 3. I. Cappon te Bres-

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1931 | | pagina 5