ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUW8GH VLAANOEREN.
Tweede Blad.
Het Bevolkingsvraagstukin West-Europa
No. 8537.
VRIJDAG 30 JANUARI 1931,
71 e JAARGANG,
8IF1EHL AID,
BTJXTENLA&D.
II.
MaVBBMattMMK Wk
NEUZENSCHE
Wij hebben in ons eerste artikel, aan de
hand van de door Ir. F. W. t Hooft
bijeengebrachte gegevens, er reeds op ge~
wezen, dat het absoluut foutief en ook
bealist misleidend moet worden genoemd,
indien men de algemeene sterftecijfers
van verschillende bevolkingen met elkan-
der zou willen vergelijken zonder tevens
na te gaan in welk stadium van [evens-
verlenging zij zich bevinden en hoe groot
de jaarlijksche levensverlenging is. Als
men dit onderzoekt, krijgt men een heel
ander inzicht in het verloop der sterfte
cijfers, en dan kan men den toestand en
de ontwikkeling eener bevolking veel beter
beoordeelen dan tot nu toe het geval was.
Algemeen bekend mag het feit genoemd
worden, dat de menschen tegenwoordig
ouder worden, dan vroeger. Was in 1885
b.v. de gemiddelde leeftijd, waarop de
inwoners van Nederland stierven, ruim
dertig jaar, in 1922, dus 37 jaar later, was
de gemiddelde overlijdensleeftijd tot bijna
47 jaar geklommen. En nog steeds hield
die vooruitgang aan. Er werd echter op
dit feit maar weinig gelet, al beschouwden
enkelen de daling der sterfte als een wel-
kome compensate voor de inderdaad be-
angstigende daling van de geboorten. Er
waren nog altijd menschen, die de bevol
king graag flink zagen toenemen. De heer
t Hooft heeft niet onaardig dit verschijn-
sel vergeleken met het publiek in een
tentoonstellingszaal, waar gedurende de
drukke uren veel menschen toestroomen,
maar waar er hoe langer hoe minder de
zaal verlaten, zoodat, zelfs wanneer de
toestand van nieuwe bezoekers reeds
eenigszins vermindert, de volte toch nog
grooter wordt, zoolang het aantal ver-
trekkenden maar iets geringer is dan het
aantal binnenkomenden.
Wat velen zeker met ons zal verbazen,
is dit, dat, ook al is er zeker sprake van
een veel verbeterde verzorging der zuige-
lingen, de overlijdensleeftijd der kinderen,
ook beneden het jaar, toch niet merkbaar
veel is gewijzigd, terwijl ook de gemid
delde stervensleeftijd der grijsaards in
1924 niet noemenswaardig hooger was
dan een 50 jaar vroeger. Maar hoe is het
dan te verklaren, dat toch de gemiddelde
stervensleeftijd. de levenslengte dus, van
alle groepen samen zoo buitengewoon is
toegenomen (van 30 tot 45 jaar!) Dit
komt, omdat er thans in de jonaere leef-
tijdsgroepen veel minder en in ae oudere
veel meer menschen overlijden dan vroe
ger, of om het een beetje paradoxaal uit
te drukken: de mensch wordt thans niet
ouder dan vroeger, maar er worden meer
menschen oud
Uit het betrekkelijk weinige, wat hier
reeds te berde is gebracht, kan men reeds
nu met zekerheid beslissen, dat de tot
heden vrijwel algemeen gebruikelijke
methode. die wij kortweg de verdubbe-
lingsmethode zouden kunnen noemen, on-
deugdelijk is. Men redeneert dan aldus:
,,In het jaar 1800 bedroeg de wereldbe-
volking ongeveer 700 miljoen, in 1910
waren er 1600 miljoen; dit beteekent der-
halve een verdubbeling in honderd jaren
en dan maakt men de menschen benauwd
door de vraag op te werpen, of het wel
doenlijk zal zijn over een eeuw aan 3200
miljoen menschen voldoende voedsel te
verschaffen De Ir. t Hooft haalt b.v.
een boek aan van Sir George Handley
Knibbs, die nog in 1928 dergelijke bang-
makeriien heeft gepubliceerd. En ook in
Nederland werkt deze boeman nog steeds.
Men kan het er zeker over eens zijn, dat
een toeneming der bevolking, zooals er in
de laatste jaren plaats had, op den duur
niet zou kunnen doorgaan zonder in ons
land een geweldige overbevolking te weeg
te brengen. Maar geen van al de schrij-
vers over dit of aanverwante onderwer-
pen heeft nog in aanmerking genomen,
dat het de sinds tientallen van jaren
plaats hebbende levensverlenging is, die
ons zulke lage sterftecijfers en zulk een
aanwas der bevolking heeft bezOrgd, en
dat dit verschijnsel van tijdelijken aard is.
De door ons reeds meermalen geciteer-
de schrijver is in zijn belangrijk en zeer
goed ge'illustreerd boek (een uitgave van
H. J. Paris te Amsterdam) gekomen tot
deze raming, dat de bevolking van Neder
land in 1990 ruim 9.8 miljoen zou be-
dragen, maar dat zou dan ook een maxi
mum zijn. want in het jaar 2000 zou reeds
een kleine teruggang in het bevolkings-
aantal zijn ingetreden.
De welvaart in Europa is in de laatste
anderhalve eeuw tengevolge van de
industrialisatie enorm toegenomen en dit
verschijnsel is, zooals men weet, gepaard
gegaan met een groote bevolkingstoe-
name. Men vond dit heel natuurlijk, doch
men heeft zich in den regel te weinig
rekenschap gegeven van de wijze, waar
op die toename tot stand kwam. Men
meende, dat dit vanzelf sprekend was;
immers, als men een diersoort, b.v. konij-
nen in een gunstig milieu plaatst met over-
vloed van goed voedsel, dan zullen er veel
jongen geboren worden en zullen zii snel
toenemen; gaat echter het voedsel ont-
breken, dan zullen er heel wat sterven en
vermindert hun aantal weer; dit lijkt ailes
zoo logisch en natuurlijk, dat men er niet
verder over nadacht. Alleen is men nu
wel tot het inzicht gekomen, dat het in
de menschenmaatschappij niet aldus toe-
gaat, en dat de geconstateerde snelle toe-
name van het menschental veel meer het
gevolg was van de verminderde sterfte
dan van de toename der geboorten, ja, dat
zelfs bij afnemende geboortecijfers toch
nog vermeerdering van den aanwas plaats
had, omdat de sterftecijfers nog veel ster-
ker waren afgenomen. Van deze eenvou-
diae feiten gaven zich velen absoluut geen
rekenschap, en zij meenden, dat een blij-
vend toenemende welvaart, waarop zij bij
den huidigen stand van techniek en
wetenschap voorloopig wel meenden te
mogen blijven rekenen met malaise en
andere griezeligheden werd dan maar
geen rekening gehouden ook een
voortdurende toename van het menschen
tal met zich brengen zou. De heer t Hooft
meent, dat veel noodkreten vol angst voor
een dreigende overbevolking, niet alleen
in enkele landen, maar in de geheele
wereld. en veel geschrijf en gepolemiseer
achterwege gebleven zouden zijn, indien
men de reeds genoemde feiten had door-
zien en dus ook het begrepen, dat aan de
levensverlenging eenmaal een einde zou
komen.
Bovendien is uit een analyse der cijfers
in de verschillende landen nog iets anders
duidelijk geworden, namelijk, dat bij be-
schaafde volken het geboorte aantal zich
regelt naar het bevolkingsaantal in ver-
band met het gewenschte levenspeil. Naar
gelang van de maatschappelijke omstan-
digheden werkt het menschdom, althans
onder de cultuurvolken, ook nog wel wat
mee. Er was sedert 1876 in West-Europa
een merkwaardige daling der geboorte
cijfers, maar die was toen reeds vooraf-
gegaan door een daling der sterftecijfers.
Een ding staat nu volgens den heer
't Hooft wel vast: Zij, die nog altijd het
oude liedje zingen van de wenschelijkheid
van een groote bevolkingstoename voor de
welvaart van een volk, en die dus de
rijzing van het geboortecijfer nog steeds
met vreugde begroeten en een daling
daarvan met leede oogen aanzien, zullen
bemerken, dat hun stem bij de groote
meerderheid der volken toch geen weer-
klank vindt. Er is nu al gebleken, dat ook
Mussolini geen succes heeft met zijn
maatregelen en premies. Ook wij voor
ons voelen meer voor inwendige verster-
king van de bevolking dan voor een
toomelooze vermeerdering van het in-
wonertal.
EERSTE KAMER.
Vergadering van Woansdag.
Na goedkeuring van enkele kleine onit-
werpen, waaronder dat tot onteigening van
een stuk diuinterrein te 's Gravenhage, aan-
vull ingsfbegrootingen 1930 voor Ned.-Indie en
begrooting van het Alg. Burg. Pensioenfonds,
is aan de orde het onitwerp tot verhooging van
den drankaccijns.
De heer Kraneniburg (v.d.) critiseert, dat
de Minister in de Tweede Kamer de porte-
feufllekiwestie heeft gesteld. Spreker gaat
daanvaor niet op zij.
De heer Hermans (s.-d.) besitrijdt het ont
werp en beroept zich op bezwaren van geheel-
onthoudersvereenigingen en den Volksbond
tegen drankmiabruik, Voor een ministerieel
dreigement moet de Kamer niet zwichten.
De heer Sasse van IJsselt (r.-k.) is voor-
stander van het ontwerp, mits maatregelen
worden genomen, zoo noodig, tegen toene
ming van de smokkelarij.
De heer Van Lanschot (r.k.) steunt dit ont
werp als een maatregel tot verbetering van
het budgetair evenwicht. Toeneming van de
fraude is daanuit niet te vreezen.
Minister De Geer wijist er op, dat de reoht-
sohe geheelonthoudersvereenigingen geen be-
awaar hebben geopperd; alleen die van linker-
zijde. Het ontwerp blijft binnen de grens,
waar geen vrees voor ernstige fraude aan-
wezig is. Spreker betwist, een minder serieus
gebruik van het milddel der portefeuille-
kwestie te hebben gemaakt.
De heer Wibaut (s.-d.) erkent het ministe-
rieele recht, maar meent, dat de Minister in
dit geval een ander middel kon hebben gevon-
den tot verbetering van het financieele even
wicht. Spreker deelt de bezwaren van den
heer Kranenburg.
Na dupliek wordt het ontwerp aangenomen
met 25 tegen 8 stemmen. Tegen s.-d. en v.d.
Vergadering van Donderdag.
Bij het ontwerp tot herziening van de
Gemeenitewet wijst de heer De Vlugt (a.r.)
op de belangrijke uitbreiding van de taak van
Raad en B. en W. sedert de laatste decennia.
Spreker bepleit een algeheede herziening van
de Gemeentewet, die aan de nieuwe eischen
beantwoord. Maar delegatie van bestuurs-
toeleid aan B. en W. moet mogelijk gemaakt.
De benoembaarheid van de vrouw tot burge-
meester had achterwege moeten blijven. Spre
ker behoudt zich zijn stem voor.
De heer Van Lanschot (r.k.) juicht daaren-
tegen de partieele herziening toe. Het ont
werp bevat vele verfbeteringen van de be-
staande wet, o.a. die betreffende de samen-
werking van de genieenten.
Spreker acht echter de financieele regeling
I inzake de samenwerking van gemeenten in
het ontwerp voor versehillenden uitleg vat-
baar.
De heer Kranenburg (v.-d.) taehandelt de
individueele en col-1 ectieve verantwoordelijik-
held van B. en W. aan den raad. Hij zal voor
stemmen.
De heer De Savomdn Lohman (c.h.) juicht
j toe dat de regeling betreffend de samenwer-
king met de gemeente, evneens de delegatie
met de bestuursbevoegdheden.
I
MR. H. SMEENGE.
Naar de Maasbode verneemt was 't Woens-
I dag veertig jaar geleden, dat Mr. H. Smeenge
benoemd werd tot voorizitter van de vereeni-
ging ,,Schuttevaer".
Veel heeft Mr. Smeenge gedurende de lange
periode, dat hij 't voorzitterschap bekleedde,
i gedaan voor de verbetering der toestanden in
het binnenscheepvaart bedrijf.
Het ligt in de bedoeling om den jubiiaris
voor zijn vele en groote verdiensten te huidi
gen op de a.s. algemeene ledenvergadering
der vereenlging „Sohuttevaer".
TEGEN GODSLASTERING.
De Nederl. Ohristenvrouwenfbond heeft in
een adres aan den Minister van Justitie in-
stemming betuigd met de door de federatie
der R. K. Vrouwenbonden in Nederland aan de
regeering en volksvertegenwoordiging gezon-
den motie inzake het strafbaar stellen van
godslastering en van een door haar kwetsen-
den vorm onduldibare wijze van meenings-
uitingen, als die, vervat in een artikel van De
Tribune, getiteld: Weg met het Kerstfeest!
DE WERKLOOSHEID.
Verlenging van den uitkeeringsduur.
De Minister van Arbeid, Handel en Nijver-
heid heeft aan de besturen der werkloozen-
kassen de navolgende circulaire verzonden:
Daar de ernstige crisis in eenige takken
van bedrijf onder de, in die bedrijfstakken
wenkzame, arbeiders omvangrijke werkloos-
haiid veroorzaakt, zal voor de leden van werk-
looizenkassen in die bedrijfstakken een ver
lenging van den reglementairen uitkeerings-
termijn van veel waarde zijn.
Daarom ben ik bereid, ertoe made te wer-
ken, dat de reglementen van werkloozen-
kassen waarvan de leden behooren, of ge-
deeltelpk behooren, tot een bedrijf3tak, waarin
van crisis-werkloosheid kan worden gesproken
zoodanig worden gewi'izigd, dat voor alle
leden, dan wel voor bepaalde groepen van
leden, n.l. die, welke behooren tot een bedrijfs-
tak, waarin crisis-wenKiooshedd voorkomt, de
uitkeeringsduur wordt verlengd.
Het aanbrengen dezer wijziging zal tenge
volge hebben, dat leden, die volgens den on-
gewijizigden reglementairen termjjn geen recht
op uitkeering meer zouden hebben, nog ge
durende den termijn, waarover de verlenging
zich uitstrekt, in 1931 aanspraak op uitkee
ring zullen kunnen doen gelden.
Deze aanspraak zal bestaan totdat on 1931
de crisistoestand voor den bedrijfstak als ge-
eindigd zal moeten worden beschouwd.
Met het oog op den omvang der werkloos-
heid ben ik bereid, te bevorderen, om, zoo
het noodig blijkt, door het toekennen van een
subsidie van meer dan 100 het verstrekken
van uitkeering over de verlenging van den
reglementairen termijn mogelijk te maken,
met dien verstande, dat dit verhoogde subsi-
die-percentage zoodanig zal worden gesteld,
dat het bedrag der middelen, waarover de
werkloozenkas kan beschikken op den datum,
waarop voor haar de tijd, gedurende welken
de verlenging werkt, als geeindigd zal wor
den beschouwd, niet zal dalen beneden 50
van het bedrag der middelen, waarover zij
kon beschikken op het einde van 1930, blijkens
het vermogensblad over dat jaar.
Indien het bestuur eener werkloozenkas tot
verlenging van uitkeeringsduur wenscht over
te gaan, moet het een voorstel tot reglements-
wjjziging in dien zin aan mij doen toekomen,
aangevende in welke mate het den uitkee
ringsduur voor alle reglementair-rechthefbben-
de leden, of voor bepaalde groepen daarvan,
wenscht te verlengen, met dien verstande, dat
de verlenging ten hoogste 6 weken zal be-
dragen.
Is in het reglement de uitkeeringsduur ver-
deeld over twee kalender-halfjaren, of over
andere perioden, dan kan de wijziging van het
reglement van zoodanigen aard zijn, dat voor
het jaar 1931 het aantal uitkeeringsdagen
reeds in het eerste kalenderhalfjaar (c.q. de
eerste uitkeeringsperiode) met ten hoogste 36
dan wel een deel daarvan wordt vermeerderd.
Ik voeg hieraan toe, dat de wijziging niet
zoodanig kan zijn, dat leden, die in 1931 geen
recht op uitkeering zouden hebiben, omdat zij
reeds 3 of meer jaren aoljtereen zijn uitge-
trokken, tengevolge ervan in 1931 recht zou
den krijgen.
Het bestuur der kas moet bij zijn verzoek
voegen een raming der kosten, benevens een
opgave van het bedrag der middelen per ul
timo December 1930, opdat kunne blfken,
welke vermoedelijik de geldelijke gevolgen zul
len zijn.
Op het verzoek zal alleen dan g'unstig kun
nen worden beschikt, indien bepaaldelijk van
een crisistoestand kan worden gesproken, ter
wijl dan het kasbestuur mededeeling zal wor
den gedaan, zoodra, naar mijn oordeel, in 1931
voor den bedrijfstak, welks beoefenaars tot
hem behooren ,deze toestanden als geeindigd
moet worden beschouwd.
Ten slotte bericht Ik u, dat deze circulaire
aan de besturen van alle werkloozenkassen
is gezoniden ter kennisneming, zoodat uit de
toezending geenszins kan worden afgeleid, dat
haar inhoud voor elke kas, aan welker bestuur
zij is gazonden, van toepassing zou worden
geacht. Dit zal worden beoordeeld, zoodra
het in de circulaire bedoelde verzoek inge-
komen is.
LUNDBORG OMGEKOMEN.
De redder van Nobile.
Een telegram uit Stockholm meldt, dat Unte
nant Lundborg met zijn toestel is geval] en en
aan de bekomen verwondingen is overleden.
Men zal zich ongetwijfeld nog herinneren,
schrijft het Alg. Hbl., dat luitenant Eynar
Lundborg in den zomer van 1928 Nobile, den
leider van de Italiaansche poolexpeditie met
het luchtschip „Italia", heeft gered.
Nobile en zijn mannen waren reeds verloren
gerekend, toen hun draadlooze seinen de ver-
rassende mededeeling brachten, dat zij leef-
den en de hoop op redding niet hadden opge-
geven.
De redding was een daad van groote zelf-
opoffering, hoogen moed en een meesterstukje
van vliegtechniek.
Met een Fokker CV op ski's was Lundborg
opgestegen en in den nacht van 24 op 25 Juni
1928 daalde hij bij de groep Nobile. De com
mandant van de „Italia" werd aan boord ge
nomen en door Lundborg veilig naar de Hin-
lopenstraat gebracht, vanwaar Nobile verder
werd vervoerd naar de „Citta di Milano", die
inmiddels van de Koningsbaai naar de Virgo-
baai was opgestoomd.
Direct daarop vertrok Lundborg weer om
een tweeden schipbreukeling op te halen. Bij
de tweede landing echter kwam het toestel
zoodanig met het ruwe ijis in aanraking, dat
het lanaingsgestel beschadigd werd en Lund
borg niet meer kon opstijgen.
Meer dan veertien dagen later mocht het
eindelijk gelukken ook de rest van den Nobile-
troep met Lundborg te redden.
HOOG WATER IN BELGIE.
Uit Namen en Luik wordt was van Maas en
zijrivieren gemeld. De Sambre is buiten haar
oevers getreden. Bij Luik staan eenige lan-
derijen blank. Uit het geheele land wordt
regen en sneeuw gemeld. Er wordt voortzet-
ting van de was gemeld.
RUSSISCH HOUT EN DWANGARBEID.
j De Engelsche onder-secretaris van buiten-
i landsche zaken Dalton heeft in antwoord op
een vraag in het Lagerhuis betreffende de be-
weringen omtrent dwangarbeid in de Russi-
sche houthakkerskampen het volgende ver-
klaard: Litwinow heeft den Britschen ambas-
sadeur medegedeeld, dat geen enkel officieel
verzoek tot het houden van een dergelijk ver
zoek in overweging kan worden genomen,
evenmin als de Britsche regeering dit zou kun
nen doen.
Evenals in andere landen worden er gevan-
genen te werk gesteld, doch uitsluitend voor
den aanleg van wegen.
In de bedrijven, die zich met houtproduc-
tie voor den uitvoer bezighouden, wordt noch
van gevangenisarbeid, noch van dwangarbeid
in het algemeen gebruik gemaakt.
NIEUW KONINGSGRAF ONTDEKT.
Uit Cairo wordt gemeld, dat de Egyptische
professor Selim Hassan bij Themis een oud
koningsgraf heeft ontdekt met schatten, die
het graf van Toet-ank-Ahmen evenaren of
misschien zelfs wel overtreffen.
Het graf, dat stamt van ongeveer 5000 jaar
v66r Christus, bestaat uit twee gewelven, die
geheel ongeschonden zijn. De mummie rust
in het eerste gewelf op een prachtige sarcop-
haag en draagt een gouden kroon met kost-
bare juweelen.
De tweede ruimte is gevuld met eieraden,'
prachtige edelsteenen en gouden en albasten
voorwerpen, zooals men nog zelden heeft ge-
vonden. Het graf zou het graf van den pries-
ter-koning Tarso Ankh zijn.
GANDHI IIEEFT GESPRCKEN.
De in vrijheid gestelde „Mahatma" Gandhi,
de verafgode Britsch-Indische leider van het
Nationalistisch verzet zonder geweld tegen het
Britsche bestuur, heeft, schrijft de N. R. Crt.,
te Bombay eindelijk gesproken. Men kan niet
zeggen dat zijn uitlatingen voor een Engeland
dat pas zijn goedgezindheid jegens Indie en
zijn aspiraties getoond heeft, hoopgevend of
bevredigend waren. Maar aan den anderen
kant had men ook weer niet kunnen verwach-
ten, dat hij nu, op grond vaii de uitkomsten
van de conferentie die hij en zpn volgelingen in
den ban gedaan hadden, alien tegestand zou
opgeven. Hij zeide dat de ongehoorzaamheids-
beweging niet zou afgelast worden, v66r alle
politieke gevangenen (meer dan 23.500 in aan
tal) vrijgelaten waren en v66r alle verorde-
ningen die als repreissieve maatregelen tegen
de Congres-partij bedoeld zijn, berroepen wa
ren. De vervulling van den eersten eisch zal
moeilijk lang op zich kunnen laten wachten,
nu al de voormannen van de Congresbeweging
reeds vrijgelaten zijn. Het ware onlogisch
alleen aan de leiders die de verantwoordelijk-
heid voor het verzet der door hen geleiden
en misleiden droegen, de vrijheid terug te
geven. Een andere vraag is, of de door hem
gewraakte verordeningen in alien vorm her-
roepen zullen worden, want hij kondigde aan
dat de Indiers, d.w.z. zij die geestverwanten
van hem zijn, het recht niet zouden opgeven
om zout te bereiden, voor slijterijen te posten
en buitenlandsche weefsels te boycotten. Van
deze drie zoogenaamde rechten vormt alleen
het eerste een rechtstreeksche overtreding
van de wet die al v66r de verordeningen van
kracht was, omdat de zoutbereiding in Indie
een regeeringsmonopolie is. Met de zoutberei
ding bestrijdt het Congres nu nog het Brit
sche gezag, maar als Indie zelf zijn wetten
zal gaan maken en bepalen zal welke de bron-
nen van zijn inkomsten zullen zijn, kan de
zoutwet afgeschaft worden. Voor Engeland
heeft de zaak nog slechts tijdelijk belang.
Daarom zullen de autoriteiten nu misschien
van lieverlee bij overtreding van de zoutwet
niet meer zoo streng optreden en ook de
andere verordeningen een doode letter laten
worden. Het overgroote deel van de bevolking-
is trouwens niet in de gelegenheid zelf zout te
zieden, de schatkist kan dus door onwettige
zoutbereiding nooit groote inkomsten derven
en de heeie onwettige zoutbereiding had van
den beginne af aan slechts syrnbolische be-
teekenis. Het zou ook weinig zin hebben de
gevangenissen voor krachtens de repressieve
verordeningen veroordeelde mannen en vrou-
wen te openen en ze daama weer met nieuwe
overtreders te vuilen. Dank zij de toegeeflijk-
heid van Engeland, vertegenwoordigd door de
arbeidersregeering en haar aanhangers, de
liberalen en, na Baldwins rede, ook door de
eonservatieven, moet de ongehoorzaamheids-
beweging van zelf haar stuwkracht verliezen.
Immers, men staat niet meer tegenover een
zwart af te maken dwingeland, maar tegen
over een moederland dat bereid is Indie ter
wille te zijn.
Gandhi is nu met de andere leiders te Alla
habad brjeengekomen en belangrijker dan zijn
uitlatingen over de ongehoorzaamheidsbewe-
ging welke vanzelf tot de historie moet gaan
behooren, is of zij zullen willen medewerken
tot het verwezenljjken van de besluiten der
ronde-tafel-conferentie. De Onderkoning heeft
verklaard dat er weinig verschil meer bestaat
tusschen het doel van de regeering en het doel
van het Congres. Het zal het Congres moei
lijk vallen dit te erkennen. maar zoodra de
deelnemers aan de conferentie in Indie terug
zijn, zullen zij zich gehoor weten te verschaf
fen, wanneer zij hetzelfde betoogen. Van hun
boot waarmee zij op weg naar Indie zijn,
hebben zij hun vreugde over de verleende am-
nestie uitgesproken. Zoo wordt de geest der-
genen die met Engeland willen samenwerken
steeds welwillender. Het zal voor de Congres-
leiders tenslotte een moeiliik houdbare posi-
tie worden, wanneer zii een werk van vrede
en verzoening willen verijdelen, alleen omdat
zij hun voile honderd percent niet kunnen krij
gen. De groote onverzettelijke massa op wie
Gandhi c.s. zich schijnt te willen beroepen om
aan de verst strekkende eischen vast te hou
den, zou er, daargelaten of zij niet alleen in
de verbeelding van de Congres-leiders be
staat, anders over kunnen gaan denken.
„IK HUB BELANGRIJKER DINGEN
TE DOEN".
Toen de joumalisten te Geneve Zaterdag j.l.
Briand vroegen, of hij de vorming van een
nieuw kabinet op zich zou nemen, antwoord-
de de oude staatsman: „Neen, ik heb belang
rijker dingen te doen dan een kabinet samen-
stellen.
Dit antwoord is niet alleen een kleine gees-
tigheid zooals we die van Briand gewend zijn,
maar geeft tevens op duidelijke wijze een
beeld van den tegenwoordigen toestand in
Europa.
De toestand van Europa is n.l. op het oogen-
blik zod, dat vraagstukken van international©
beteekenis de hoofdzaak zijn. Slechts na de
oplossing van alle geconpliceerde economische
en politieke vraagstukken van algemeen
Europeesche strekking mag men zich gaan
bezighouden met de oplossing van analoge
problemen in ieder Europeesch land afzonder-
lij'k. Wat de economische vraagstukken be-
treft, is deze zienswijze reeds algemeen; de
economische crisis in Europa kan slechts door
samenwerking van alle Europeesche volken
worden geliquideerd.
Betreffende de politieke vraagstukken zijn
blijkbaar velen nog van meening, dat een poli
tieke stabilisatie in de afzonderlijke Europee
sche landen mogelijk is, onafhankelijk van den
algemeen-Europeesc-hen toestand.
Het onjuiste van dit begrip is duidelijk, zoo
lang in het Europa van na den oorlog nog
zoo pijnlijke vragen zullen bestaan als; de
herziening der Oostgrenzen van Duit.chland
het onopgeloste vraagstuk van de nationale
minderheden de ongelijkheid van de Staten
met betrekking tot het recht van wapenen
en ontwapenen enz. zoolang zal ook in de
Europeesche Staten een binnenlandsche strijd
worden gevoerd tusschen de voorstanders van
de verschillende wijzen, waarop de moeilijk-
heden uit den weg zouden moeten worden
geruimd, hetgeen dan natuurlijk de binnen
landsche politieke stabilisatie onmogelijk zal
maken. Het is voldoende bekend, dat de
hoofdoorzaak van de politieke oneenigheid in
landen als Frankrijk, Duitschland en vele an
dere, jufet moet worden gezocht in de buiten
landsche politiek.
De eeuwig-jeugdige Briand heeft daarom
groot gelijk, wanneer hij de oplossing van de
algemeen-Europeesche vraagstukken belang
rijker acht dan de vorming van het Fransctie
kabinet.
De algemeen-Europeesche problemen zijn
van veel meer belang dan de binnenlandsche
aangelegenheden van welken Europeeachen
Staat dan ook.
Hoe meer zich de Europeesche regeeringen
en volken van deze waarheid rekenschap zul
len geven, des te eer zal het mogelijk zijn
in Europa een werkelijk ..Pan-Europa" te
stichten.
TER NEITZEN, 30 JANUARI 1931.
DE DE JONGESTRAAT EN DE BLOKKEN.
Woensdag is afgdklondigd StjaatslbHad no.
531 bevattenide de wet van den 31en
December 1930, tot ovenbrenging van bij het
Rrjk in beheer en onderhoud zijnde gedeelten
van de De Jongestraat en de Blokken. ge-
legen in de gemeente Ter Neuzen, in beheer
en onderhoud bij die gemeente.
BENOEMD.
De heer A. Florussen, ondenwijizer aan de
Christeli'jke school te Othene, is in gelijike be
trekking benoemd te Heemstede.
DE STATENVERKIEZINGEN.
De gecombineerde Chr.-Hist. candidatenlrjst
in de Statenkieskringen Goes en Sluis luidt als
volgt1. A. D. F. v. d. Wart te Goes; 2. C.
de Jonge te Ierseke; 3. I. Cappon te Bres-