I
baseerd de billijklieid om kleine honden min
der te laten betalen dan groote honden. Deze
onderscheiding gold ook in de verordening,
welke door die van 1 Januari 1922 is ver-
vailen.
Voor 1930 zijn aangeslagen 218 losloopende
honden met een totale belasting van 1153,25;
128 waak- en andere honden, met een totale
belasting van 340,50; sameu 1493,75.
De opbrengst krachtens de nieuwe heffing
kan als volgt worden geraamd
75 honden eerste klasse
125 honden tweede klasse
130 honden derde klasse
Samen
600.
500,
130,
f 1230,— S
De heer SCHEELE geeft te kennen, dat hij
volkomen met de voorgestelde verordening
kan instemmen. Hij heeft de vroegere nooit
graag gezian, maar er zich ibij moeten neer-
legen.
De heer HAMELINK is van een andere
meening, hetgeen zeker wel geen verwonde-
ring verwekken zal, als men zich herinnert,
dat hij de persoon is geiweest die de vigee-
rende verordening heeft in het leven geroe-
pen en dat men wel altijd iets dat men zelf
in 't leven geroepen heeft met spijt zal ziem
verdwijnen. Hij iziet dan ook de noodzakelijk-
heid van het verdwijnen dezer regeling nog
niet in, aangezien het motief dat burgemees-
ter en wethouders daarvoor aanvoeren feite-
lijk reeds jaren bestaat. Reeds vele jaren is
het kohier vastgesteld, en heeft men van de
kohieren der rijksinkomstenhelasting inzage
gekregen. Indien het juist was dat men over
die gegevens niet meer kon beschikken, dan
zcu men op dien grondslag ook niet meer
kunnen vaststellen de schoolgeldkohieren, en
zou dus ook de verordening op het heffen van
schoolgeld moeten veranderd worden. Het
motief dat deze verordening moet gewijzigd
worden omdat burgemeester en wethouders
geen inzage meer kunnen krijgen van het be-
lastingkohier der inkomstenbelasting acht hij
dus onjuist.
Ook is onjuist te noemen de bewering van
burgemeester en wethouders, dat de honden-
belasting zou te beschouiwen zijn als politie-
maatregel, aangezien de honden,belasting in
de Gemeentewet met name als een belasting-
object is genoemd. Indien het een politiemaat-
regel was, zou deize regeling niet als belasting-
verordening moeten worden vastgesteld, doch
in de politieverordening geregeld worden.
Door dit ingediende voorstel wordt terug-
gekomen op een meer democratische regeling
dezer heffing. De heer Scheele heeft het zelf
reeds gezegd; hij was daarvan een tegenstan-
der. Burgemeester en wethouders zeggen nu
ook, dat ze van den meer democratischen, kant
wenschen terug te komen en deze belasting
niet meer willen regelen naar het inkomen
van den eigenaar van den hond, maar naar
de grootte van het dier. Dat ze op dat stand-
punt staan moeten de heeren zelf weten, maar
laat ze dan daarvoor uitkomen, doch geen
onjuiste voorstelling van zaken geven. Als
him meening juist was, zou geen enkele hef
fing, gebaseerd op het inkomen nog mogelijk
zijn.
Het is aan spreker bekend, dat men otp de
secretarieen van andere gemeenten lijsten
heeft, betreffende de in de inkomstenbelasting
aangeslagen personen. Er zal toch voor Ter
Neuzen wel geen uitzondering gemaakt wor
den. Indien burgemeester en wethouders
voorstellen om de democratische verordening
in te trekken omdat ze bezwaar hebben tegen
het tarief, laat ze dan het tarief veranderen,
maar niet voorstellen een heffing naar de
glroott.e der dieren, want ook een minder-
gegoede kan wel een grooten hond willen
houdeii. Bovendien, als men een jongen hond
krijgt weet men ook niet hoe groot zoo'n dier
worden zal.
Laat men voor die wijziging toch niet aan
voeren het motief van wijziging der wet,
waardoor men die gegevens niet meer krijgt.
Laten burgemeester en wethouders dan met
andere tariefvoorstellen komen. Vroeger was
het 6 en 12. Wil men niet vasthouden aan
dien vroegeren norm, waar nu 4 en 8 wordt
voorgesteld, daarover valt te praten, maar
laat men niet voortduremd terugkomen op
regelingen waarin een schijn van democratie
zit.
De heer SCHEELE voert hiertegen aan,
dat hij niet zoo met het woord democratie
moet schermen, alsof zijn partij daarvan het
monopolie heeft. Ook sprekers part® en spre
ker zelf noemen zich democratisch. Men
moet zich afvragen: wat is een hond in vele
gevallen voor den houder? En dan is dat in
vele gevallen een luxeartikel. Niemand be-
hoeft er een te houden die dit niet wil.
De heer COLSEN dacht eerst, toen hij de
stukken inizag, dat hij had misgekeken, maar
bij nader inzien bleek hem, dat burgemeester
en wethouders toch schrijven, dat ze voorts
geen inzage meer krijgen van het belasting-
kchier. Maar als men dat mag inzien voor
het vaststellen der schoolgeldbelasting mag
dat toch ook wel voor de hondentoelasting
Hij kan niet instemmen met de meening van
den heer Scheele, dat een hond als een luxe
artikel moet beschouwd worden. Op den
buiten houdt men een hond allerminst voor
luxe. Overigens kan men zich toch indenken,
dat ook een mingegoede of een arme aan een
hond gehecht kan zijn. Hij zou gaarne een
duidelijk antwoord op zijn vraag krijgen.
De heer VERLINDE merkt op, dat de heer
Colsen een vorige maal een geheel ander
standpunt omtrent de honden innam. Hij
sprak toen over een 20 honden die hij aan zijn
deur kreeg, zoodat hij er overlast van kreeg
en dat het dus maar goed was, dat er een
belasting op gesteld was.
De SECRETARIS daartoe door den VOOR
ZITTER uitgenoodigd deelt mede, dat hetgeen
burgemeester en wethouders in hun memorie
van toehchting hebben meegedeeld, volkomen
juist is. Na 1 Mei van het volgend jaar krij
gen de gemeentebesturen geen imzage meer
van de belastingkohieren der inkomsten
belasting', om daarop deze heffingen te kunnen
baseeren. Een uitzondering wordt gemaakt
voor de schoolgelden, omdat er een speciale
aansohrijving van den Minister van Financien
bestaat, dat ten behoeve van de heffing van
schoolgeld aan de gemeentebesturen alle in-
lichtingen moeten worden verstrekt die ze
noodig hebben.
De heer HAMELINK voert hiertegen aan,
dat men dan toch nog het tegenwoordige
tarief zou kunnen blijven heffen, door voor
te schrijven, dat de betrokkenen hun aanslag-
biljet zouden moeten overleggen. Indien men
zich niet op het standpunt stelt, dat men deze
heffing perse weg wil hebben, is er wel een
middel op te vinden om ze toe te pass en.
En wat de bemerking van den heer Scheele
betreft op het woord democratie", de heeren
moeten nu niet zoo preicies op dat woord
blijven hangen en dat niet ten slechten of on-
gunstigen zin opvatten. Hij heeft daarmede
niets anders willen zeggen, dan dat we nu
hebben een heffing naar draagkracht, hetgeen
volgens democratische beginselen is, en dat
die regeling nu op het punt van sterven is.
Hij heeft met zijn uitdrukking in het geheel
niet de bedoeling gehad de heeren naar de
kroon te steken, op het punt van democratie.
Maar tegenover een belasting naar draag
kracht, welke op een democratisch beginsel
berust, stelt hij de nu voorgestelde, waarbij
arm of rijk evenveel moeten betalen, en dat
is oonservatisme.
Indien men te v-eel bezwaar zou ondervin-
den bij het opmaken van een kohier omdat
de aanslagbiljetten van het loopende jaar nog
niet zijn ontvangen, kan men dat toch ook
regelen naar die van het vorig jaar.
Als het juist is, dat men van wege de ge
meenten niets meer zal kunnen te weten
komen omtrent de inkomsten der ingezetenem,
zal dit ten slotte toch moeilijkheden baren,
aangezien men toch voor een of ander wel
eens op de hoogte zal willen zijn van de eco-
nomische verhoudingen. Het Burgerlijk Arm-
bestuur zal toch ook gaarne wel eens inlich-
tingen krijgen.
De heer BEDET: Die geven ze niet.
De VOORZITTER: Het is een wettelijk
verbodhet mag niet.
De heer HAMELINK: Dan maken we de
bepaling dat ze zelf moeten komen met hun
belastinglbiljetten.
De VOORZITTER: En als ze er dan geen
hebben? Dan moeten we ze eerst schatten.
De heer SCHEELE acht die regeling niet
uitvoerbaar. Wat zal men doen met iemand
die zegt dat hij niet aangeslagen is?
De heer HAMELINK: Het zal dan wel uit
komen.
De VOORZITTER: Na 1 Mei a..s. is het uit;
dan zouden we het tegendeel niet meer kun
nen aantoonen.
De heffingsverordening wordt aangenomen
met 9 tegen 3 stemmen.
Voor stemmen de heeren Van Aken, Bedet,
De Jager, Geelhoedt, Scheele, Dekker, Ver-'
linde, De Bruijne en Colsen; tegen stemmen
de heeren Van Driel, Van den Bulck en Hame-
link.
De verordening op de invordering der hon-
denbelasting wordt vastgesteld met alge-
meene stemmen.
14. Vaststelling verordening op het ruimen
van privaatputten en -tonnen.
Burgemeester en wethouders stellen voor,
vast te stellen de volgende
VERORDENING op de heffing van
rechten op het ruimen van privaat
putten en -tonnen in de gemeente
Ter Neuzen.
Artikel 1.
In deze gemeente wordt een belasting ge-
heven voor het van gemeentewege ruimen
van een privaatput of een privaatton.
Artikel 2.
De belasting wordt berekend als volgt:
A. Privaatputten.
Voor het ledigen van een privaatput en het
wegvoeren van de daaruit verwijderde stoffen
per een M3. inhoud van den put (een ge-
deelte van een M3. voor een M3. gerekend)
een gulden.
B. Privaattonnen.
Per kalenderjaar: voor het ledigen van een
ton en het wegvoeren van de daaruit ver
wijderde stoffen:
a. eenmaal per kalenderweek of minder
vier gulden;
b. tweemaal per kalenderweek zes gulden;
c. driemaal per kalenderweek of meer, zes
gulden, vermeerderd met f 0,15 voor elken
keer dat de ton meer dan tweemaal per
kalenderweek wordt geledigd.
Voor het ledigen van een ton en het weg
voeren van de daaruit verwijderde stoffen van
tijdelijk in de gemeente verblijf houdenden,
zooals de bewoners van keeten en woon-
wagens wordt 0,15 per keer berekend.
Artikel 3.
1. Onvermogenden kunnen geheel van de
betaling dezer belasting door burgemeester
en wethouders worden vrijgesteld.
2. Als onvermogenden worden aangemerkt
zij, die niet in de Rijksinkomstenhelasting zijn
aangeslagen.
Artikel 4.
Bewoners buiten de bebouwde kom van de
stad en Sluiskil, die het ledigen van hun pri
vaatputten vanwege de gemeente wenschen,
betalen de gewone belasting, wanneer zij op
niet meer dan 200 M. afstand van de grens
dier kommen wonen;
voor iedere 100 M. of gedeelte daarvan ver-
der 0,10 meer. De afstand wordt gemeten
over den te berijden weg.
Onder de bebouwde kom der stad en Sluis
kil wordt verstaan hetgeen daaronder wordt
begrepen in artikel 1 der algemeene politie
verordening voor de gemeente Ter Neuzen,
zooals dat artikel thans luidt of nader wordt
vastgesteld.
Artikel 5.
De invordering geschiedt overeenkomstig
de verordening van heden.
Artikel 6.
Deze verordening treedt in werking een
maand na dagteekening der koninklrjke goed-
keuring, op welk tijdstip de thans geldende
door den gemeenteraad vastgestelde bepalin-
gen omtrent de heffing op het ruimen vein
privaatputten en -tonnen te Ter Neuzen ver-
vallen.
Deze blijven van kracht voor de voor het
in werking treden dezer verordening bewezen
diensten.
VERORDENING op de invordering van
rechten op het ruimen van privaat
putten en tonnen in de gemeente Ter
Neuzen.
Artikel 1.
1. De inning van de belasting voor het
vanwege de gemeente ledigen van privaat
putten en het wegvoeren der daaruit verwij
derde stoffen geschiedt ten kantore van den
gemeente-ontvanger, tegen een door dezen
af te geven ontvangbewijs, waarop vermeld
worden, het volgnummer, de datum van af-
gifte, de naam van den verzoeker, de betaalde
belasting en het nummer en de straat waarin
of waarbij de privaatput behoort.
2. De voldoening der belasting voor het
ledigen van privaatputten en het wegvoeren
der daaruit verwijderde stoffen moet geschie-
den bij vooruitbetaling, tenzij het bedrag niet
vooraf kan worden bepaald, in welk geval de
voldoening moet geschieden binnen tien dagen
nadat het verschuldigd bedrag aan den belas-
tingschuldige Is medegedeeld.
3. De belasting voor het ledigen der pri
vaattonnen en het wegvoeren der daaruit ver
wijderde stoffen moet geschieden in vier ge-
lijke termijnen en wel in Januari, April, Juli
en October.
Artikel 2.
1. Van hem die nalaat de verschuldigde
rechten te voldoen, worden deze ingevorderd
overeenkomstig de bepalingen van de artike-
len 258 tot en met 262 der gemeentewet.
2. Verschuldigde bedragen, waarvan de
invordering niet heeft kunnen geschieden,
kunnen door den gemeenteraad oninvorder-
baar worden verklaard.
Artikel 3.
Deze verordening treedt in werking tege-
lijk met die op de heffing, op welk tijdstip
de thans geldende door den gemeenteraad
vastgestelde bepalingen omtrent de invorde
ring van loon voor het van gemeentewege
ruimen van privaatputten en tonnen vervallen.
Deze blijven van kracht voor de voor het in
werking treden dezer verordening bewezen
diensten.
Memorie van toelichting tot de verordening
op de heffing van rechten op het ruimen
van privaatputten en tonnen in de ge
meente Ter Neuzen.
Nu in verband met de wijzigingen in ons
belastingstelsel verschillende verordeningen
zijn gewijzigd, komt het ons noodig voor, dat
ook de verordening op het ruimen van pri
vaatputten en tonnen belangrijk wordt her-
zien.
lOn de eerste plaats is dit noodig, omdat de
tegenwoordige verordening in strijd is met
art. 254 van de Gemeentewet, zooals het arti
kel thans luidt. In bedoeld artikel wordt
toch gezegd, dat de rechten en loonen, waar-
onder deze verordening valt, zich moeten rich-
ten naar het gebruik dat van de inrichting
wordt gemaakt. Waar de belastingaanslag
geen verband hout met het gebruik, daar kan
op dien grond het bestaande stelsel niet wor
den gehandhaafd.
In de tweede plaats heeft de bestaande ver
ordening in de praktijk aanleiding tot moei
lijkheden gegeven. In het algemeen werden
de aanvragers verplicht, daarbij hun aanslag-
biljet in de rijfcsinkomstenbelasting over te
leggen, hoewel dat in de belastingverordening
niet was omschreven. Vaak kwam het dan
voor, dat verklaard werd dat er geen aanslag
bestond en miste men vrijwel alle controle, of
men trachtte een biljet van een vorig jaar
over te leggen, met de mededeeling dat nog
geen aanslag was opgelegd. Hierbij zat vaak
de bedoeling voor lageren aanslag van een
vorig jaar in aanmerking te doen komen.
Geconstateerd moet dan ook worden dat op
allerlei manieren werd getracht de belasting
te ontduiken, zonder dat wij steeds genoeg
middelen hadden die ontduiking te controlee-
ren. Dit zal straks nog erger worden als ook
wij van de inkomstenbelasting geen inzage
meer krijgen.
Waar de belasting zich nu moet regelen
naar het gebruik, is de heffing zoo te regelen,
dat per ruiming een bepaald bedrag wordt
gevraagd, of dat de belasting wordt geba
seerd op de grootte van de privaatputten.
Om nu de minder gesitueerden nog wat
tegemoet te komen lijkt het ons het meest
gewenscht, de grootte van den put als basis
te nemen, waarom wij voorstellen dat van de
ruiming van een put van 1 M3. een lagere
belasting wordt gevraagd dan bij de ruiming
van een put grooter dan 1 M:l.
Daarbij zouden wij de onvermogenden nog
willen vrijstellen. Natuurlijk kunnen zich
hierb® moeilijkheden voordoen, speciaal of
aanvragers zijn aangeslagen in de Rijksin-
komstenbelasting. Verschillende gevallen zijn
evenwel niet moeilijk, doordat men met de
menschen bekend is, andere zou men kunnen
uitzoeken via het schoolgeldkohier, waarvoor
de belastinginspectie inlichtingen moet blijven
geven en in twijfel gevallen kan getracht
worden de welwillendheid van den inspecteur
in te roepen, doch die zijn natuurlijk gering.
Wat het tonnenstelsel betreft, dat in een
klein aantal gevallen nog bestaat en dat de
gemeente v'eel werk oplevert, stellen wij voor
de bestaande regeling te handhaven.
Waar deze verordening zich regelt naar het
gebruik, kan daarom niet gehandhaafd blij
ven een bepaling dat personen die waterspoe-
ling hebben 5 moeten betalen. Hier toch
wordt een bijdrage gevorderd waarbij de ge
meente niets presteert. Voor deze waterspoe-
ling toch wordt geen gebruik gemaakt van de
beerruimingsdienst. De bezitters van water-
spoeling hebben een aansluiting op het riool
en betalen daarvoor hun rioolbelasting. Hier
bij komt nog dat hoemeer de gemeente
tracht te bevorderen het aansluiten op het
riool, speciaal via een septic-tank, des te voor-
deeliger is dit voor de gemeente, omdat feite-
lijk iedere beerruiming de gemeente geld kost.
De opbrengst der heffing bedroeg in 1929
f 2718,80.
In verband met een over het le halfjaar
1930 gehouden telling kan het aantal ruimin-
gen in 1930 als volgt worden verdeeld:
200 voor personen met een zuiver inkomen
beneden 700; hiervoor bedraagt het tarief vol
gens de thans geldende verordening 0,30. Bij
aanneming der verordening, vallen deze bui
ten de belasting. 525 voor personen met een
zuiver inkomen van 700 tot f 1300, welke
thans 0,80 betalen en 925 voor personen met
een zuiver inkomen boven de f 1300.
De vermoedelijike opbrengst der belasting
krachtens het nieuwe tarief zal zijn
1450 ruimingen ad 1 f 1450
opbrengst ledigen der tonnen 50
Totaal 1500
De mindere ontvangst, in vergelijking met
de thans geldende verordening bedraagt ruim
1200.
De uitgaven van de ruimingsdienst kunnen
als volgt worden geraamd:
150 dagen een voerman met paard
a 6 900
aan personeel 150 dagen k f 15 2250
500 L. gasoline k f 0,40 200
Afschrijven beerwagen 200
Onderhoud beerwagen 50
Afschrijving beerschuit 250
Onderhoud beerschuit 220
Verzekering beerschuit 60
Slangen c.a. 250
Koppelinigen 120
Totaal f 4500
De heer COLSEN vestigt de aandaoht op
art. 4, waar geschreven wordt over bewoners
van de bebouwde kom der stad en Sluiskil.
Te Sluiskil is echter geen bebouwde kom
vastgesteld; ook komt de beerwagen naar hij
meent thans ook te Driewegen, maar zou die
buurt ook genoemd moeten worden. Hij wijst
voorts ook op ,,De 7 huisjes", waar men de
machine ook wel zou wenschen; die rijdt daar
toch voorbij, als ze naar Sluiskil komt. Hij
zou hier daarom ook willen omschrijvem „en
zij die wonen aan de wegen die naar de kom
men leiden". Dat is voor die menschen van
beteekenis, aangezien ze anders op grond van
den afstand meer moeten betalen.
De VOORZITTER geeft te kennen, dat bur
gemeester en wethouders er geen bezwaar
tegen hebben ook Driewegen er in op te
nemen. Misschien zou het ook gaan met „de
7 huisjes", doch dat zou dan toch nog eens
nader onder de oogen moeten worden gezien.
Natuurlijk wordt, in verband met Driewegen
ocxk het Zwaantje opgenomen.
De heer SCHEELE meent, dat het wel be
zwaar zou ondervinden, om geheel volgens
het denkljeeld van den heer Colsen te hande-
len. Als men ook moet komen op de verschil
lende wegen, moet men ook rekening houden
met verder vervoer.
De VOORZITTER stemt daarmede in;
Sluiskil kan buiten rekening blijven, want die
buurt krijgt een eigen wagen. Naar Drie
wegen zal de wagen kunnen gaan en mis
schien ook naar de 7 huisjes, maar ais men
in de regeling ook betrok de verschillende
wegen, zou misbruik niet uitgesloten zijn.
De heer DE BRUIJNE: Als ze bij ons (te
Driewegen) komen, heb ik ze het al eens op
het land zien rijden.
De VOORZITTER: Prachtig! U kunt de
beer allemaal krijgen.
De heer HAMELINK merkt op, dat het
geen burgemeester en wethouders gezegd
hebben omtrent het niet ter inzage krijgen
der kohieren in zake de honidenibelasting "hier
niet kan dienen, omdat die voor de toepassing
dezer belasting reeds lang niet zijn gabruikt.
maar men de menschen eeavoudig hun aan-
slagbiljet liet overleggen.
Hij zou aan de bestaande regeling willen
vasthouden, omdat deze heffing ten slotte ook
weer neenkouit op een zwaarderen druik voor
de kleiine inkomens, een outlasting voor het
bezit en een verzwaring voor hen die niet
beizitten.
Er zit in dit voorstel ook nog iets anders.
Volgens de huidige regeling moeten degenen
die aangesloten zijn op het riool daarvoor jaar-
Jij-ks een bedrag betalen. Volgens het nieuwe
voorstel zouden deze van die betaling worden
vrijgesteld. Burgemeester en wethouders
gronden dat op het motief, dat zij reeds riool
belasting betalen. Maar dat betaalt iedereem;
deze menschen krijgen echter van de riolee-
ring een extradienst, voor hen doen de riolen
meer werk en het is dus niet onibillijk dat ze
daarvoor betalen. Bovendien, indien van die
gelegenheid druk gebruik gemaakt werd, zou
dat ten slotte tengevolge hebben, dat men ge-
noodzaakt was een rioleering van grootere
capaciteit te maken. Hij meent dus, dat men
die heffing niet mag laten vervallen.
Overigens zou hij er de voorkeur aan ge
geven hebben om de bestaande regeling maar
te behouden. Deze is jaren lang bestendigd
en er is geen bezwaar tegen gebleken; hij zou
deze verordening zoo nog maar eens hebben
doorgezonden. Misschien hadden we die nog
wel goedgekeurd gekregen. Burgemeester en
wethouders berekenen ten slotte een tekort
op de beerruiming; ook thans is er een te
kort, maar dat wordt bij de bestaande nog
grooter. En als men nu ook naar buiten de
kom gaat ruimen en de bijbetalimg wegens
den afstand laat vervallen, dan wordt het te
kort nogal grooter. Hij zou daarom de be
staande regeling nog maar eens ter goedkeu-
ring willen doorsturen, en afwachten of men
er al of niet goedkeuring op krijgt.
Hij kan er voorts ook geen genoegen mee
nemen, dat de heffing voor aansluiting op de
rioleering vervalt, want daardoor zullen dan
ook weer juist gebaat worden ingezetenen die
het over het algemeen 't best kunnen betalen.
De VOORZITTER merkt op, dat de thans
toegepaste regeling in strijd is met de prak
tijk der belastingverordeningen in de laatste
jaren.
De heer HAMELINK: We zijn er jarenlang
mee doorgeslipt, misschien gelukt dat nog
wel. Ik herinner mij nog goed, wat daarom-
trent in het verleden is afgespeeld. Het was
toen mijn partijgenoot Geensen hier nog zat.
Die wenschte toen een wijziging in de be
staande regeling ten bate van mindergegoe-
den. De voorzitter heeft toen gezegd: wijizig
niets, want dan hebben we kans dat de ge-
heele regeling niet meer wordt goedgekeurd.
Op dien grond is toen van wijziging in het
tarief afgezien.
Nu schrijven burgemeester en wethouders
dat de heffing in strijd is met de wet. Ze
denken als we dat zoo schrijven slikt de raad
dat wel.
De SECRETARIS: Die mededeeling is juist!
De heer HAMELINK: Zeker, die is juist,
zoodra men van deze heffing af wil, maar er
werd niet van gerept toen men die nog wilde
behouden.
De VOORZITTER noemt dat foutief.
De SECRETARIS deelt mede, dat de be
staande verordening niet naar de Kroon ter
goedkeuring behoefde te worden ingezonden.
Indien men die zou inzenden, dan werd deze
onherroepelijik afgekeurd. De bestaande ver
ordening is al sinds jaren in strijd met de wet.
Er is weliswaar nimmer bezwaar tegen ge
maakt, doch nu alle andere belastingverorde
ningen zijn herzien en overeenkomstig de wet
geregeld. hebben burgemeester en wethou
ders zich afgevraagd, of het niet beter was,
ook deze heffing in overeenstemming met de
wet te regelen. Deze verordening is er dus
niet doorgeslipt, maar niet ter goedkeuring
ingezonden.
De heer HAMELINK vraagt, of men die
dan nu ook niet zonder meer kan laten door-
loop en.
De SECRETARIS: Zooals ik reeds zeide,
burgemeester en wethouders achten goed te
doen, nu alle andere heffingsverordeningen
formeel in orde zijn gebracht, ook deze met
de bepalingen der Gemeentewet in overeen
stemming te brengen.
De heer VERLINDE acht het ook niet bil-
lijik, dat niets meer zou moeten worden be-
taald voor aansluiting op de rioleering. Men
zou daarop iets moeten vinden in verband
met de rioolbelasting. Hij vraagt, of burge
meester en wethouders niet genegen zouden
zijm hun voorstel nog eens terug te nemen,
en dit nader te overwegen. Men kan dan niet
voor alle aansluitingen 5 per jaar stellen.
De heer COLSEN deelt mede, dat hij voor-
nemens was een zelfde soort voorstel te doen;
hij vraagt of men geen verschillend tarief
zou kunnen maken naar den maatstaf die
voor de waterleiding is aangenomen. Als het
arme menschen betreft, dan kunnen die niet
zooveel betalen.
De VOORZITTER deelt namens burge
meester en wethouders mede, dat zij willen
voldoen aan den uitgedrukten wensch en hun
voorstel voor nadere overweging terugnemen.
15. Verleenen eener toelage aan den keu-
ringsveearts.
In uwe vergadering van 30 October jl.
aldus schrijven burgemeester en wethouders
werd ons college verzocht met een voor
stel te komen om aan den keuringsveearts
over 1930 eene gratificatie toe te kennen voor
in genoemd jaar verrichte extra diensten.
Het standpunt van de meerderheid van ons
college betreffende deze zaak is u voldoende
bekend, doch aangezien wij den indruk ge
kregen hebben dat de raad in meerderheid op
het verleenen van eene gratificatie prijs stelt
willen wij gaarne aan de uitgesproken wensch
tegemoetkomen. Bij nadere overweging stel
len wij u daarom voor aan den keuringsvee
arts over 1930 eene gratificatie toe te ken
nen van twee honderd gulden (/200).
De heer COLSEN wfl'st er op, dat de meer
derheid van burgemeester en wethouders te
kennen geeft, nog op zijn zelfde standpunt
van vroeger te staan, doch dat zij alleen het
verleenen eener gratificatie voorstellen, in de
meening dat de meerderheid van den raad
zulks wenscht. Hij had nu verwacht, dat de
meerderheid van het collgee zijn standpunt
eens nader zou hebben gemotiveerd. In de
meeste gevallen, als het gaat over verhooging
van jaarwedden, krijgen de raadsleden ei
altijd een staatje bij, van geheel Nederland, om
daaruit aan te toonen dat Ter Neuzen te laag
staat. Spreker had verwacht, dat men nu ook
eens een staatje zou hebben overgelegd om
aan te toonen dat Ter Neuzen voor wat be
treft de kosten van den vleeschkeuringsdiensit
zoo hoog staat, dat men hier reeds veel be
taalde, en daarom een toelaag van 200 vol
doende acht.
Spreker heeft hier zelf gegevens en daaruit
blijkt, dat Ter Neuzen laag staat. Hier wordt
aan den keuringsveearts betaald 2300. Hulst
betaalt f 2500, Axel 2000, benevens 250 voor
onkosten, Zaamslag f 1300, Goes f 5000, Har-
deiwijk f 5000, en die laatsten zijn gemeenten
kleiner dan Ter Neuzen, Kruiningen betaalt
f 2500.
De VOORZITTER: Dan komt het best in
orde. Ik geloof dat het dan niet noodig is er
veel over te zeggen.
De heer COLSEN wenscht er wel degelijk
over te spreken, want hij is van meening, dat
Ter Neuzen veel te weinig betaalt. Groede,
IJzendijke en Sluis betalen 6000 en daar
wordt lang zooveel vee niet gekeurd als hier.
De gemeente hier heft een belasting van ons
volksvoedsel. Dat levert een bate op van
f 2000, berwijl de keuringsveearts veel werk
moet doen, dat niet betaald wordt. Er is nu
reeds tweemaal gestemd over een voorstel tot
het verleenen van een toelaag van 400. Een
maal hebben de stemmen gestaakt en daarna
is het verworpen, maar spreker wenscht nog-
maals voor te stellen voor 1930 een toelaag
te verleenen van f 400.
De heer SCHEELE herinnert, de vorige
maal tegen te hebben gestemd. Ondertusschen
meent hij, dat de billijkheid eischt, dat aan
den betrokkene eenige vergoeding wordt toe-
gekend voor door hem gemaakte meerdere on
kosten. Spreker verklaart echter nadrukke-
lijk, dat hy dit niet als eenige salarisverhoo-
ging beschouwt.
De heer BEDET moet een ander geluid doen
hooren. Hij moet wezenlijk zeggen, er ver-
baasd over te staan, dat burgemeester en
wethouders in deze zoo weinig lijn in hun be-
heer toonen. Hij had verwacht, dat ze aan hun
standpunt zouden hebben vastgehouden, en
kan niet begrijpen dat zij bezweken zijn, voor
den aandrang van eenige veehouders in den
raad.
De heer DE BRUIJNE: Pardon!
De heer BEDET wijst er op, dat voor het
toekennen dezer gratificatie geen motieven
naar voren zijn gebracht, dan dat meerdere
diensten zijn verricht. Maar wanneer daarvan
werkelijk sprake is, dan zou hij willen vragen:
waar is de grens van de diensten van den keu
ringsveearts Heeft deze een zoodanig om
schreven dienstwerk, dat men kan zeggen,
waar het eind is? Is die grens in zijn instruc-
tie bepaald? Spreker weet daarvan niets. En
het is dan ook niet zoo: er is geen grens ge
steld.
Vervolgens wordt gezegd, dat die gratifi
catie moet dienen ter vergoeding voor ge
maakte meerdere kosten. Maar hij maakt
toch in dienst der gemeente geen extrakosten
tot zoo'n bedrag De gemeente vergt toch
niet, dat hij zijn bezoeken per auto aflegt?
Hij zou dat voor wat betreft de gemeente
toch ook mogen doen te voet of per fiets
De heer HAMELINK: Dat is niet meer
van dezen tijd!
De heer BEDET berekent, dat bovendien
die extrakosten met 100 per jaar ruim be
taald zijn. Van Ter Neuzen naar Sluiskil is
7 K.M. Dat kost een liter benzine, berekend
tegen 14 cent. Als men rekent dat hij drie
maal 's weeks dat doen moet komt hij nog
niet aan f 50 per jaar, met de smeerolie er bij
gerekend.
De heer DE BRUIJNE: Maar z\jn banden.
De heer BEDET: Veronderstel dat hij er
twee banden mee verslijt, dan is dat ook f 50,
zoodat met 100 zeker de extrakosten voor
de gemeente betaald zijn. Ik kan mij daarom
met dit voorstel niet vereenigen en geloof,
dat het zelfs niet geoorloofd is, om de tege-
moebkoming voor meerdere kosten op dat be
drag te schatten.
De heer COLSEN haadhaaft zijn voorstel
van f 400.
De VOORZITTER brengt het voorstel van
burgemeester en wethouders in stemming, dat
wordt aangenomen met 10 tegen 2 stemmen.
Voor stemmen de heeren Van Driel, Van
den Bulck, De Jager, Geelhoedt, Scheele, Dek
ker, Verlinde, De Bruijne, Colsen en Hame-
linik; tegen stemmen de heeren Van Aken en
Bedet.
16. Garandeeren eener geldleening ten be
hoeve der Wonjngbouwvereeniging
Werkmansbelang"
Burgemeester en wethouders deelen den
raad het volgende mede:
De woningbouwvereeniging „Werkmans-
belang" alhier vraagt garantie voor de rente
en aflossing, voor een door haar te sluiten
geldleening, of geldverstrekking door de ge
meente, ten behoeve van de voorgenomen
bouw van 9 kleine middenstandswoningen,
waarvan de kosten zullen bedragen 30.000.
Door de steeds stijgende woningnood moet
stichting van deze woningen noodzakelijk
worden geacht.
De bouw toch van de particuliere woning-
bouw houdt geen gelijken tred met de sterk
verhoogde vraag. Speciaal personen die een
kleine middenstandswoning willen huren, kun
nen bij de particuliere ondememers niet te-
recht.
Het is te verwachten, dat door den bouw
dezer woningen ook eenige ruimte in de
andere woningen der vereeniging zal komen.
Door den bouw dezer woningen wordt dus
het algemeen belang der gemeente gediemd.
Wij achten het het eenvoudigst, dat de geld
leening door de vereeniging zelf wordt ge-
sloten. Wederzijdsche verrekening der rente
en aflossing behoeft dan toch niet te ge
schieden.
Teneinde onder voordeelige voorwaarden de
geldleening te kunnen opnemen is evenwel
garantie van de gemeente noodzakelijk.
Daar de gemeente zich normaal uitbreidt
en de vraag naar woningen, in het bijzonder
die waarvan de bouw wordt beoogd, ook in de
toekomst het aanbod zal overtreffen, is aan
de garantie weinig risico verbonden.
Door de vereeniging kan nog niet worden
opgegeven, de geldgever, terwijl dus ook niet
bekend zijn, de verschillende voorwaarden,
waaronder deze genegen is, de geldleening af
te sluiten.
Op het desbetreffende raadsbesluit moet
ook nog gevraagd worden het advies van de
gezondheidscommissie.
Teneinde den voortgang dezer zaak niet te
belemmeren, stellen wij u daarom voor in
principe te besluiten tot het verleenen van
garantie voor de rente en aflossing der lee-
ning, zulks behoudens goedkeuring door ge-
deputearde staten.
Nadat de verschillende gegevens bekend
zijn, kan het definitief raadsbesluit worden
genomen.
De VOORZITTER deelt mede, dat de te
bouwen woningen van nu af reeds voor ver-
huring zijn toegezegd, en dat eenige verrul-
ming in de bestaande arbeiderswontngen
daarvan het gevolg zal zijn.
Het voorstel wordt aangenomen met alge
meene stemmen.
17. Wijziging gemeentebegrooting, dienst
1930.
Burgemeester en wethouders stellen voor,
de gemeentebegrooting voor den dienst 1930
te wijzigen als volgt:
onder de uitgaven de volgende post en te
vermeerderen
achterstallige uitgaven /1140; rente van
geldleeningen ten laste van hoofdstuk VI