GEMEENTERAAD VAN BOSCHKAPELLE. eens schriftelijk willen te kennen geven wat ze naar de Kroon willen zenden. De heer SOHEELE meent, dat de heer Hamelink dat wel eens zal willen schrijven. De heer HAMELINK acht zich daartoe niet verplicht; hij heeft niet eens gezegd, het eens te zijn met de motiveering van den heer Scheele, doch alleen een wenk gegeven, om- trent zijn voorstel tot het in beroep gaan. De heer SCHEELE heeft bezwaar, staande de vergadering zoo'n voorstel te formuleeren. Indian hij daarop voorbereid was geweest, en zich daanvoor thuis eens had neergezet, zou dat wel gegaan zijn. Hij meent echter, dat zijn bedoeling duidelijik genoeg is. Hij heeft gesproken, van in beroep gaan, maar werd door den heer Hamelink geamendeerd en neemt dat over. Hij wenscht aan de Kroon kenbaar te maken, dat hij den gemeenteraad bezwaar bestaat tegen de vastgestelde jaar wedderegeling en uitspreken, dat het niet getuigt van goed beleid om in tegenwoordige tijdsomstandigheden menschen, die reeds een hooge bezoldiging genieten, nog op zoodanige wijze te verhoogen. De heer BEDET merkt op, dat het niet op den weg van den raad ligt om die voorstellen nit te werken; dat is de taak van burgemees- ter en wethouders. De heer HAMELINK wijst er op, alleen gezegd te hebben, dat het niet mogelijk was, in beroep te komen, en dat men alleen een uitspraak zou kunnen doen ibij wijze van af- keuring. Hij ziet de zaak echter niet zooals de heer Scheele en zou een eventueel bezwaar - schrift dus geheel anders redigeeren. Hij zou zijn afkeuring willen uitspreken, omdat de jaarwedderegeling voor het geheele gemeente- personeel aan die van burgemeester, secre- taris en ontvanger was vastgekoppeld, en nu alleen juist de best betaalden meer krijgen, Dat is lets anders. De heer SCHEELE heeft er geen behoefte aan, dat uit te spreken. De heer HAMELINK heeft hieraan ook vastgekoppeld, dat naar zijn meening juist gedeputeerde staten zich tegen een verhoo ging voor het andere personeel zouden hebben verzet, terwijl zij zelf de jaarwedden voor de hoogste ambtenaren opdrijven. Voor zich zelf gevoelt hij niet direct behoefte tot het richten van een protest aan de Kroon, maar heeft alleen een vingerwijizing gegeven. De heer SCHEELE: Ik hoop, dat de raad met mijn voorstel instemt en alle gemeenten mee zullen protesteeren. De heer DE JAGER wrjst er op, dat uit de besprekingen blijkt, dat er tegen de regeling tweeerlei bezwaren worden ingebraoht. Wat is nru echter de nuchtere waarheid? Dat er een beweging gaande was voor verhooging van de jaarwedden der hoogere gemeente- ambtenaren, is bekend geweest onder alle menschen in heel den lande. Wanneer nu de heeren die daartegen bezwaar hadden, succes hadden willen hebben, dan hadden zij vroeger met him protesten bij de Kroon behooren te komen. Dan was daarvan misschien het ge- volg geweest, dat de regeling geen goedkeu- ring zou hebben verworven. Nu men er zich echter niet tegen heeft verzet, is de regeling goedgekeurd. De heer SCHEELE kan zich toch niet voor stellen, dat, wanneer zoo'n regeling wordt ingezonden, en daartegen slechts 2 of 3 pro testen inkomen, daaruit de meening postvat, dat men erin het algemeen geen bezwaren tegen heeft, en meent, dat men toch ook ken- nis zou moeten nemen van de adviezen die uitgebracht zijn. De raad heeft thans pas de kennisgeving ontvangen van de beslissing der Kroon en kan er dus thans pas op reageeren. En nu moge de voorzitter al zeggen, dat de raad zich daarmede zou blameeren, maar spreker is het daarover gansch niet eens. De hooge heeren hebben ook dag aan dag kunnen nagaan op welke wijze de crisis rond ons heen grijpt en om dan nu toch maar die onnoodigc jaarweddeverhoogingen door de drijiven, dat vindt hij meer dan schande, en daarom wenscht hij daartegen een protest te laten hooren. De heer DE JAGER wijst er op, dat men dan vroeger met zoo'n uitspraak naar de Kroon had behooren te gaan. De heer SCHEELE erkent, dat men het had kunnen doen; de raad van Hontenisse heeft het b.v. gedaan. De VOORZITTER deelt mede, dat indien gedeputeerde staten zulke besluiten aan de Kroon inzenden, in den regel de door hen ontvangen adviezen van de gemeentebesturen ook meegaan. Men zal daar dus wel op de hoogte zijn. Hij wrjst nog op de salaifis- kwestie te 's Gravenpolder, die is wel wereld- kundig geworden. Het voorstel van den heer Scheele om een protest in te dienen bij; de Kroon tegen de vastgestelde jaarwedderegeling voor burge- meesters, secretarissen, ontvangers en wet houders, wordt aangenomen met 7 tegen 5 stemmen. Voor stemmen de heeren Van Aken, Bedet, Scheele, Dekker, Verlinde, De Bruijne en Colsen; tegen stemmen de heeren Van Driel, Van den Bulck, De Jager Geelhoedt en Hame link. De heer SCHEELE bespreekt thans zijn tweede voorstel, om n.l. van den burgemees ter, den secretaris, en den ontvanger in plaats van 3% in het vervolg de wettelijk toegestane 8V2 premie voor eigen, wedu- wen- en weezenpensioen in te houden. Hij motiveert dit voorstel door er op te wijzen, dat deize titularissen in het vervolg z66 goed beizoldigd worden, dat zij daardoor in staat kunnen geacht worden het voile verhaalbare bedrag der premie te kunnen betalen. Vroe ger is met een minder bedrag genoegen ge- nomen, omdat werd aangevoerd, dat de be trokken ambtenaren het voile bedrag met het oog op hun jaarwedde niet konden missen. Dat motief is voor deze ambtenaren naar zijn oordeel vervallen. De heer COLSEN merkt op, dat men zou kunnen bepalen, dat de drie het hoogst be zoldigde ambtenaren de voile verhaalbare premie moeten betalen. De heer VAN DRIEL geeft te kennen, dat het hem nu nog meer spijt, dat de algeheele jaarweddeherziening dezen zomer niet tot stand is gekomen, en men, vooral voor de minstbezoldigde ambtenaren niet tot een betere bezoldiging is kunnen komen. Hij wijst er voorts op, dat hij principieel een voorstan- der is van premievrij pensioen en daarom niet kan meewerken aan het verhalen van het voile bedrag van de het best betaalde ambte naren, aangezien het, hiermede begonnen, maar een klein stapje meer is, om dien maat- regel later ook op de laagst bezoldigde amb tenaren toe te passen. De heer COLSEN: Neen, neen, neen! De heer VAN DRIEL: De heeren zeggen nu wel neen, maar als men dezen raad zoo'n beetje kent, is hij daarop niet zoo gerust. Als men hier zoo gezellig bij elkaar zit is het een klein kunstje om die ambtenaren ook nog e^n trap te geven. Op principieele gronden zal hij dus tegen het voorstel stemmen om het bestaande stelsel zuiver te houden. De heer BEDET kan aan het voorstel zijn voile toestemming geven. Hij weet niet op welke motieven de tegenwoordige regeling is inge/voerd. Hij vermoedt: om de premie- betaling voor de ambtenaren zoo weinig mo gelijk drukkend te maken. Nu echter een hoogere macht ingrijpt en tegen den wil van den raad jaarwedden gaat verhoogen, waar- tegen de raad machteloos staat, is er wel aanleidicng dat de raad ook gebruik maakt van het "recht dat hij bezit om dan te ver halen wat hiji verhalen mag, en dus van die ambtenaren 8V2 te vorderen. Spreker deelt de meening van den heer Van Driel, dat men er later ook toe komen zou om dien maatregel op de lagere ambtenaren toe te passen niet, aangezien het motief er voor alleen gelegen is in de door de Kroon bekrachtigde jaar wedderegeling, tegen den wensch van den raad. De heer GEELHOEDT zal de heeren niet behoeven te herinneren, dat ook hij tegen de wijziging der jaarwedderegeling gekant was; ook hij betreurt dat die tegen het advies van den raad is doorgedreven. Nu het echter een- maal zoo is, moet de raad dat feit z.i. aan- vaarden, daar is niets tegen te doen. Hij zou het onjuist achten om nu tegenover het be- sluit der Kroon, waartegen men niets doen kan, te willen besluiten om van de drie be- voOrdeelde ambtenaren 8% pensioenpremie te gaan vorderen. Dat zou dan den schijn gaan wekken van een rancunemaatregel tegen de betrokken ambtenaren, die er toch ook niets aan kunnen doen. De heer BEDET: Die de actie om verhoo ging gedreiven hebben! De heer GEELHOEDT: Die regeling is van hooger hand opgelegd. De heer BEDET: Als het maar waar is! De heer GEELHOEDTAls gedeputeerde staten die niet hadden doorgedreven was er niets gebeurd. De heer BEDET: Maar de voorbereiding zit elders! De heer VERLINDE verklaart zich met het laatste voorstel van den heer Scheele niet te kunnen vereenigen. Hij zou het niet zoover willen trekken, om die ambtenaren in een uitzonderingspositie te plaatsen, al is het ook dat hij het met het salarisbesluit niet eens is. Zoo'n regeling moet naar hij meent algemeen zijn, men moet de eene ambtenaar niet anders behandelen dan een mede-ambtenaar. Indien men dan een daadwerkelijk protest tegen de opgedrongen regeling zou willen uitspreken zou men iets anders moeten doen, dan zou men als de raad er voor geplaatst wordt moe ten weigeren om de bedragen op de begroo- ting te brengen en dan maar af te wachten wat er van komt. De heer SCHEELE zou met dat laatste ook wel kunnen instemmen, maar als de raad weigert het bedrag er op te brengen, wordt de begrooting niet goedgekeurd, en dan moet de raad ten slotte toch toegeven om te voor- komen dat de zaken in de war zouden loopen. Men bereikt daarmede dus totaal niets. Hij begrijpt niet, dat de heer Verlinde zich niet kan indenken, dat men een regeling maakt, dat ambtenaren, die een jaarwedde genieten boven een zeker bedrag, de voile premie zelf moeten betalen. Daarmede wordt niet ge- tomd aan het beginsel, dat men ten behoeve van hen voor wie dat bezwarend is ook nog een deel der verhaalbare premie betaalt. Het principe komt daarbij tot zijn voile recht. De heer VERLINDE gevoelt tegen een wei- gering van het voteeren der gelden op de be grooting hetzelfde bezwaar als de heer Scheele, en noemde dit dan ook maar alleen als een mogelijkheid die den raad overblijft, hij is echter heelemaal niet van plan zoo iets voor te stellen. Hij ziet er ook geen aanlei- ding voor, dat de gemeenteraad, indien de vraag om die bedragen op de begrooting te brengen. zich die moeite nog zou getroosten. Overisrens moet hij ook een dergelijike wijze van handelen van wege gedeputeerde staten betreuren. De hierarchische weg of hoe men dat noemen wil, moge dan in deze bewandeld zijn, maar als deze z66 is, was het maar beter dat ze van hooger hand alles voorschre- ven hoe het hier gebeuren moet en dan kan de raad wel naar huis gaan. Dan moeten de heeren in Middelburg het maar zeggen. De heer BEDET wenscht over de pensioen premie niets te zeggen; hij kan zich geheel aansluiten bij' den heer Scheele. De heer VAN DRIEL merkt op, dat de heer Scheele wel betoogt, dat door de premie- aftrek voor de 3 hoofdambtenaren te verhoo gen van 3y2 tot 8Y2 de principieele strek- king van onze pensioenregeling niet geraakt wordt, maar spreker blijft toch huiverig, dat het er op zou kunnen uitdnaaien dat ook de andere ambtenaren die 5 ten slotte zouden kunnen verspelen. Hij wijst er voorts op, dat de heer Scheele wel zijn doel zou hebben kun nen bereiken, wanneer hij had meegewerkt aan een herziening der jaarwedden voor het geheele personeel. Dan zou spreker ten be hoeve daarvan misschien over zijn principieel bezwaar zijn heengestapt. Dan had men voor alien die regeling kunnen maken. Dan zou men in de lijn van den heer Verlinde komen, die geen uitzonderingspositie wenscht. Als het nu echter voor de 3 hoofdambtenaren zou gedaan worden, zal men zien, dat het later voor het geheele personeel gedaan wordt, zonder jaarweddeverhooging. De heer BEDET: Dat kan toch niet! De heer VAN DRIEL: Dat kan wel, dat zou een heel klein kunstje zijn, en daarom ga ik met het voorstel om voor drie ambte naren de pensioenpremie-aftrek te verhoogen met 5 niet mee. De heer SOHEELE: Dan hebt u wemig vertrouwen in den raad. De heer VAN DRIEL heeft inderdaad in dat opzicht ook weinig vertrouwen in het conser- vatieve deel van den gemeenteraad. De VOORZITTER geeft te kennen, dat het hem om de zaak eigenlijk spijt, dat hij hierin persoonlijik betrokken is. Hij kan daaraan toevoegen, dat zoowel hem als den gemeente- secretaris dat geld feitelijk koud laat, en dat, indien de gemeente er door in moeilijkheden zou komen, als zrj het meerder hun toege- kende zouden beuren, zij best bereid zouden worden bevonden er ten behoeve der ge meente afstand van te doen. Maar er is ook nog een derde, de gemeente-ontvanger, en om- trent dezen wil hij er op wijzen, dat die ge- rechte aanspraken op verhooging kan doen gelden. De heeren zouden, wanneer. zij him voorstel wilden doorzetten, voor dezen toch een uitzondering moeten maken, anders zou het gevaar ontstaan, dat deze, bij al het goede werk dat hij voor de gemeente heeft verricht, in een mindere positie zou komen als toen hij ambtenaar ter secretarie was. Hiji meent, dat dit geen besluit is, dat men op stel en sprong moet nemen, doch er den tijd voor moet nemen dat eens rustig te overdenken. De raad van Ter Neuzen moet zich in dit opzicht niet laten gebruiken als een boodsehaplooper voor andere gemeenten. Spreker kan het zich best begrijpen, dat de heeren de gelegenheid hebben aangegrepen om eens goed hun hart te luchten, maar men moet er zich toch rekenschap van geven, dat de financieele toestand van Ter Neuzen niet zoodanig is, dat de gemeentekas de meerdere lasten die de nieuwe regeling der gemeente oplegt niet kan dragen. Men moet hiervoor niet zien naar Overslag of welke andere kleme gemeente ook. In de kleine gemeenten levert die regeling geen bezwaren, omdat daar de vergoeding van 75 een verhooging der bij- f ivfor. Vieeft bet reeds kunnen drage beteekent. Men heeft het reeds kunnen lezen, dat de regeling voor Ter Neuzen een hoogere uitgaaf van f 450 beteekent. Nu zou de raad, door aanneming van het voorstel van den heer Scheele van spreker en den secreta ris elk nog 150 kunnen terugnemen. Maar zouden de heeren dan meenen dat men zich in Middelburg niet op het standpunt zou stel len, dat het ongemotiveerd was een dergelijk besluit te nemen, op grond, dat de gemeente kas de lasten niet dragen kan Het zou zelfs de vraag zijn of het voor de gemeente een ■voordeel zou zijn. Men vergete toch niet, dat er op de begrooting een bedrag is uitgetrok- ken ter bestrijding van de kosten van werken waarvoor zou kunnen worden geleend? Zou men meenen, dat zooiets niet van invloed zou zijn op een beslissing van gedeputeerde staten daajromtrent Men zou er dan wel op wijzen, dat, wanneer men bezwaar maakt om de be grooting met dat bedrag van f 450 te belasten met het oog op te hoogen druk voor de belas- tingbetalers, men dan zeker zou moeten be- ginnen met zoodanig bedrag terug te nemen en de uitgaven voor de te maken werken niet te bestrijden uit den gewonen dienst, ter wille van de belastingbetalende burgers en men zou zeggen; daar gaan we dan voor leenen. (Protesten van verschillende leden.) De VOORZITTER gaat voort, dat men z66 rekent te Middelburg. Als men door die werken leende, zou men de opcenten op de fondsbelasting kunnen missen en ook de op centen op de personeele belasting nog met f 6000 verlagen. Men kan dus geen beroep doen op den nood deT gemeente. Men zou moeilijk kunnen aan- toonen, dat op een begrooting van 450.000 door een hooger bedrag aan uitgaven van 450 de gemeente aan lageir wal zou geraken. Bovendien, al zou men die uitgaaf niet kriji- gen, dat heeft toch geenerlei gevolg, aange zien men uit de fondsbelasting toch dezelfde uitkeering krijgt. En men behoeft hier toch niet te bezuinigen ten bate van de algemeene kas? Er is echter een streven, dat men nu eenmaal wil bezuinigen op de salarissen der ambtenaren. Thans is de uitkeering in de jaarwedde van burgemeester en secretaris 600, in het vervolg wordt het 3000. De ovenheid heeft nu gemeend een regeling te moeten treffen, dat die verhoogde toelage ook eenigszins wordt verdisconteerd in een hoo gere jaarwedde. De besprekingen over die regeling zijn reeds een jaar geleden begonnen. Toen was er nog geen sprake van een crisis en ook in het voorjaar dacht nog niemand dat het gaan zou, zooals het thans loopt, dat is pas in het laatste half jaar te berde gekomen. Laat men toch, zegt spreker, niet te ibenauwd zijn voor 's rijkskas. De heer HAMELINK: Het zou anders wel eens kunnen blijiken, dat de Minister van Financien zich voor wat betreft de opbrengst van de gemeentefondsbelasting sterk heeft vergist. De VOORZITTER vervolgt, dat de Minis ter van Financien in de Tweede Kamer naar aanleiding van den aandrang tot wijziging van art. 40 van het bezoldigingsbesluit der amb tenaren te kennen gaf, dat, indien hij tot eenige verhooging van jaarwedden zou kun nen medewerken, dat zou moeten zijn in den vorm van het verleenen van een premievrij- pensioen, voor de hoogere en lagere ambtena ren. Spreker haalt dit aan, ten bewijze dat dit denkbeeld meer en meer baan begint te braken. En indien zulks niet zou kunnen, zou de Minister De Geer dit niet hebben gezegd, want dat is een zeer voorzichtig man. Spreker heeft hier voor zich een artikel uit het Algemeen Handelsblad, waarm Dr. Mol- huysen, iemand die er wel iets meer van weet, schrijft daarin dat de Minister voor wat be treft de opbrengst der belasting nog wel eenige tegenvallers kan hebben en dan nog ontvangen het bedrag waarop de raming der begrooting is gebaseerd. Het is een goed ge- steld artikel, waarin de sohrijver betoogt, dat de Minister de nooden van den landbouw kan verzongen en dan bovendien nog wel eenige tegenvallers afwachten. Hij wijst er daarbij op, dat er thans een reserve is ad 50 millioen van 1929 en een ad 25 millioen van 1930. Men moet zich dus niet ongeruster te maken dan men de zaken thans kan zien, en het daar door niet telkens moeilijker maken. Indien de betrokkenen het voorstel van den heer Scheele persoonlijk moeten beoordeelen, besohouwen ze dat als een onaangenaamheid. Het feit dat de salarissen zijn vastgesteld, is iets dat buiten hen staat. De gemeenteraad heef het ten deze nietjvan gedeputeerde staten kunnen winnen en nu moet men niet trachten de gevolgen daarvan op een andere wijze te ontgaan. Spreker kan verzekeren dat het be drag zoowel hem als den secretaris betrek- kelijk koud laat, natuurlijk willen zij het wel ontvangen, maar indien nu werkelijk de ge- meentefinancien zouden lijlden door het aan hen uit te keeren hooger bedrag, dan zouden zij er voor bedanken. Nu zulks in geenen deele het geval is, kunnen ze het voorstel niet anders beschouiwen dan als een hatelijkheid. Hij moet daarom den raad adviseeren te trachten het voorstel te verwerpen. De heer SCHEELE merkt op, dat de wijze waarop de voorzitter deze zaak in het debat brengt, door zijn aanhaling van de bedragen die de raad heeft gevoteerd voor het uitvoe- ren van verbateringswerken, een rekening van Bartjes is. Het gaat toch niet aan, om, nu de raad een overschot verkregen uit de be- lastingen, omdat burgemeester en wethouders indertijid zoo'n hoog percentage hebben voor- gesteld, wil gebruiken voor hat verbeteren onzer eigen straten, opdat de burgerij daar van ook wat zal genieten, te gaan betoogen dat men een deel daarvan ook wel kan aan- wenden voor jaarweddeverhooging. Die stra ten is een uitgaaf voor eens, en de jaar weddeverhooging drukt de begrooting in de toekomst voortdurend. En nu zegt de voorzitter, dat het voorstel van spreker onaangenaam aandoet. Maar spreker moet op den voorgrond stellen, dat hiexin van wege hem in geen enkel opizicht persoonlijkheid voorzit. Hij zou dit voorstel hebben gedaan, ongedacht welke personen het zou betreffen. Het is hier de kwestie om, bij den gang dien deze zaak genomen heeft, een protest van den gemeenteraad daartegen uit te brengen, het gaat zoo in een verkeerde riohting. Dat wenscht hij door zijn voorstel den raad te doen uitspreken. Op deze wijze worden bestaande verhoudingen met de andere gemeenteamibtenaren verstoord, en die ver- houding wenscht hij te herstellen. Zijn voor stel betreft hier niet den persoon van de be trokken ambtenaren of hun persoon of werk- krinig. De heer VERLINDE kan geen steun ver leenen aan het voorstel van den heer Scheele, omdat dan de kwestie zou terugvallen op de drie betrokken ambtenaren. Ddt is efigen- lijk niet de kwestie waar het om gaat, doch wel de wijze waarop het behandeld is door gedeputeerde staten. Hij betreurt het verloop ten zeerste. De raad staat hiertegen machte loos, want met een weigering om den post op de begrooting te brengen komt men er ook niet. Een gemeenteraad kan het daarop wel laten aankomen, om ten voile de verantwoor- ding aan het gedeputeerd college te laten, maar hij is ook wel zoo verstandig om te be- seffen, dat dit toch geen practisch effect heeft. Maar met de bewering van den voorzitter, dat die kleine vermeerdering met f 450 toch geen bezwaar kan zijn, tegenover een be grooting van 450.000 kan hij in het geheel niet instemmen. Men moet, als er bezuinigd dient te worden ook op de kleintjes letten. Er is geen enkel fabrikant of hande- laar die bij het drijiven zijner zaken aldus redeneert. En dat is ook niet mogelijk. Men mag met een handelaar nog zoo lang in rela- tie staan, maar als er een ander komt die het artikel 5 cent goedkooper levert wordt dat zijn man, en zet hij zijn kennis aan de deur. Men moet die kwestie van de economisohe zijde bezien. Als men niet op andere wijze tegen de beslissing van gedeputeerde staten kan ageeren moet men er zich noodgedrongen bij neerleggen. De heer BEDET wijst er op, dat het door den heer Verlinde besproken middel een ge- forceerd middel is, dat tot moeilijkheden aan leiding kan geven, maar dat hij er desnoods toch aan zou willen meewerken. Door den voorzitter is het woond onaan genaam" gebruikt. Ook spreker kan ronduit verklaren, dat, indien hiji hier het voorstel van den heer Scheele steunt, hij daarbij in geen enkel opzicht persoonlijk wil zijn tegen de be trokken titularissen. Hun persoon staat hier geheel buiten. Het voorstel is door den heer Scheele gedaan, om de gemeente zooveel mo gelijk voor de uit de nieuwe regeling voort- ispruitende schade te vrijwaren. Personen treffen ligt niet in de bedoeling. De gemeen teraad heeft met zijn advies geen succes ge- had bij gedeputeerde staten en als hij het dan ook niet heeft bij de Kroon wil hij op de voor- gestelde manier de te lijiden sbhade verhalen. En wat nu het aangehaaide gezegde van den Minister De Geer betreft, wijst spreker er op, dat die te kennen gaf, dat indien er mogelijkheid was om ten opziohte der onder- wijzerssalarissen wat te doen dit in de rich- ting van premievrij pensioen zou gaan. Die Minister stelde dit dus slechts in uitzicht. Dat vergeet de voorzitter er bij te zeggen. En diezelfde Minister heeft in verband met het wetsontwerp tot verhooging van den drankaccijns de portefeuillekwestie gesteld, omdat hij de 4 millioen die deze verhooging zal moeten opleveren niet missen kan. De VOORZITTER: Maar die moeten niet dienen voor verhooging van de pensioens- bijidragen. De heer COLSEN verklaart niet te zullen stemmen voor het voorstel om van deze 3 ambtenaren 5 premiebijdrage meer te ver halen, niet omdat hij daarin ziet een hatelijk heid, maar omdat er dan ook iemand in be trokken is, die niet tot de hoogst bezoldigde kan gerekend worden. Als van den gemeente- ontvanger 8Vz zou worden ingehouden, zou hij bijna gelijk komen met den eersten ambte naar ter secretarie den hoofdeommies Dreg- mans. Hij stemt dus tegen het voorstel- Scheele omdait de gemeente-ontvanger er ook in begrepen is. De heer DEKKER geeft te kennen, dat de moeilijkheid dezer kwestie daarin schuilt, dat er verhooging van salarissen van ambtenaren het gevolg van is, terwijl wij zegt hij maar steeds bezig zijn met vermimderen. De VOORZITTER: Dat kunnen wij met z'n drieen toch ook niet helpen. De heer SCHEELE komt nog op tegen de beiwering van den voorzitter, dat de gemeente- ontvanger er dan, in vergelijking met zijn vroegere positie ter secretarie slechter aan toe zou zijn. Dat is niet juist. Hij komt nu tot 3150 en had op de secretarie niet hooger kunnen komen dan 3000. Als hij slechter geworden was, zou hij wel niet gekomen zijn. Hij komt hier altijid hooger dan ter secretarie. De VOORZITTER: Maar de verantwoorde- lijkbeiid is ook grooter. De heer SCHEELE geeft ten slotte te ken nen, dat zijn voorstel, in verband met de strekking die het heeft, niet te scheiden is. Hij wenscht een uitspraak over het pensioen- verhaal der 3 functionarissen. Het voorstel wordt verworpen met 9 tegen 3 stemmen. Voor stemmen de heeren Van Aken, Bedet en Scheele; tegen stemmen de heeren Van Driel, Van den Bulck, De Jager, Geelhoedt, Dekker, Verlinde, De Bruijne, Colsen en Hamelink. (Wordt vervolgd.) Alle leden zijn aanwezig. Voorzitter, burge meester J. Truijman. De notulen blijven ongewijzigd. Agenda 1. Onderzoek geloofsbrieven van het nieuwbenoemd lid, den heer J. Fr. Ferket. Op verzoek van den Voorzitter worden deze nagezien door mej. Van Aerdenburg en den heer Stallaert, die de beseheiden in orde be- vinden en mitsdien tot toelating adviseeren, hetgeen met algemeene stemmen geschiedt. 2. Beeediging nieuwbenoemd lid. De heer Ferket wordt door den Secretaris binnengeleid en legt de gebruikelijke eeden af, waama hij door den Voorzitter en de leden gefeliciteerd, zitting neemt. 3. Ingekomen stukken. 1. Van J. F. Baart, C. Riemens en Th. Kint, bewoners van de buurtschap de Sluis een adres, waarin gewezen wordt op den slechten toestand van het voetpad, hetwelk op den ligger voorkomt en vragen dringend om ver- betering hiervan. De Voorzitter adviseert dit rekwest voor kennisgeving aan te nemen, aangezien men niet weet, welk voetpad hier bedoeld wordt, want de ligging ervan is niet aangeduid. Burg, en Weth. hopen evenwel binnenkort wegen en voetpaden te schouwen en waar noodig blijkt, verbetering aan te brengen. Met algemeene stemmen wordt dit goedge- vonden. 2. Circulaire van Ged. Staten, waarin kennis wordt gegeven van de voorgenomen verzetting der kermis te Groede. Niemand heeft hiertegen bezwaar. 3. Van het Bestuur der PZEM bericht, dat zij niet kunnen meegaan. met het raads- besluit der vorige vergadering, waarin werd aangenomen het aantal branduren der straat- lantaarns te bepalen op 400 a 47 cent per KWU, doch den duur van het contract van 10 jaar door de PZEM gesteld, terug te bren gen op drie jaar. De PZEM verklaart dit laatste niet te kunnen aanvaarden, waarom de Voorzitter in overweging geeft het con tract, zooals door de PZEM is voorgesteld, dan maar voor lief te nemen. De heer Koster kan zich met dit advies niet vereenigen; hy acht drie jaar lang genoeg. De jaarlijksche kosten der straatverlichting kun nen aanvankelijk hooger worden dan 300 en dat wordt een groot bedrag in den loop van 10 jaar. De heer v. d. Wielen becijfert die kosten op 252 A 40 cent per KWU per jaar, want alle lampen moeten 400 uur branden. De Voorzitter zegt, dat de prijs per KWU hooger wordt, naarmate de branduren ver- minderen. De heer v. Damme vindt, dat de PZEM de gemeente niet tegemoet wil komen. Op de vraag van den heer Stallaert of men van plan is nog de lichtpunten bij te plaatsen, antwoordt de Voorzitter bevestigend. De heer Stallaert informeert naar de meer dere kosten hiervan. De Vooritter schat die op 60 voor de uit- breiding met zes lampen; bovendien is het in sommige gevallen zeer gewenscht, dat de lam pen langer branden, zooals spreker meermalen is gebleken. De heer v. d. Wielen wil voorstellen 500 branduren k 40 cent per KWU. De Voorzitter vermoedt, dat de PZEM hier- op niet zal willen ingaan. De heer v. d. Wielen repliceert: Wij moeten voet bij stuk houden, de PZEM doet het ook. Mej. v. Eerdenburg acht den prijs per KWU te hoog, wij moeten, betoogt spr., meer brand uren hebben aan minderen prijs. De Voorzitter voert hiertegen aan, dat men meer en langer licht verlangt, maar tegen de kosten hiervan bezwaar maakt. De heer Stallaert verklaart het contract wel voor 10 jaar te willen aanvaarden, onder voorwaarde van meer branduren van vermin- derden prijs per KWU. De heer v. d. Wielen formuleert alsnu het volgend voorstel: 500 branduren A 40 cent per KWU, het aantal lichtpunten uitbreiden met 6 A 7 van 50 capaciteit en dan den tijdduur van 't contract te bepalen op 10 jaar. De heer Koster herinnert eraan, dat in de vorige vergadering gezegd is, dat 400 brand uren ruim voldoende zijn. De heer Stallaert meent, dat men in andere gemeenten goedkooper uit is dan hier; de PZEM zou ons moeten tegemoet komen en onis uit den put helpen. Het voorstel van den heer v. d. Wielen wordt daarna aangenomen met zes stemmen. De heer Koster stemide tegen. 4. Behandeling wijziging belastingverorde- ningen waaromtrent de stemmen staak- ten in de vorige zitting. Tot dekking van een tekort van f 8700 op de gemeente-begrooting 1929, stelden Burg, en Weth., op advies van Ged. Staten voor, de belastingverordeningen in diervoege te wijzi- gen, dat de 30 opcenten op de fondsbelasting werden verhoogd tot 100 en die op de per soneele belasting van 120 tot 200. Hierover staakten de stemmen in de vorige vergadering. De heer v. d. Wielen stelt thans voor, tot dekking van voormeld tekort, een geldleening aan te gaan. De Voorzitter merkt op, dat dit een nieuw voorstel is, doch dat nu moet gestemd worden over het voorstel, waaromtrent de stemmen hebben gestaakt. Dit wordt verworpen met, zes stemmen alleen de heer van Damme stemde voor. De heer v. d. Wielen brengt alsnu nogmaals zijn denkbeeld naar voren, n.l. een geldleening aan te gaan tot het bedrag, dat te kort is, rentende hoogstenjs 4 pet., met een aflossing van 500 's jaars, waarbij dan de belastingen een tikje worden verhoogd. De heer v. Damme vreest, dat er dan telken jare weer een nieuwe leening moet gesloten worden, omdat de belastingen dan niet vol doende verhoogd worden, want de interest moet ook worden aangezuiverd. De Voorzitter zou den heer v. d. Wielen in overweging willen geven naderhand met een goed geformuleerd voorstel te komen, dat op degelijken grondslag berust. De heer v. d. Wielen verklaart zich daartoe gaame bereid, doch wenscht dit te doen in samenwerking en overleg met het college van Burg, en Weth. Op advies van den Voorzitter wordt beslo- ten af te wachten wat Ged. Staten zullen ant- Woorden, dan kan men naderhand een ander voorstel overwegen. Dit wordt goedgevonden. 5. Vaststelling suppletoir kohier belasting op de honden. Dit wordt vastgesteld op drie in de eerste en twee in de tweede klas. 6. Benoeming lid Alg. Armbestuur, we- gens periodieke aftreding van den heer A. de Bakker. Na het Armbestuur gehoord te hebben. werden op de voordracht geplaatst voornoemd aftredend lid en de heer H. van Dijk. Herbenoemd werd de heer A. de Bakker met zes stemmen, de heer Van Dijk verkreeg een stem. 7. Vaststcllen besluit aangaan kasgeld- leening. Met algemeene stemmen wordt goedgevon den het aangaan eener leening ten bedrage van 12500 bij de Boerenleenbank alhier, ter aflossing van een gelijk bedrag dat vervalt ultimo Dec. 8. Vaststellen vergoeding aan de bijzon- dere school over 1929. Informatics naar de vergoeding per leerling zijn ingewonnen bij de gemeenten Rossum (N.Br.), Aardenburg en Sas van Gent. Daar uit bleek, dat die vergoeding aldaar resp. be- droeg 8,51, f 10.53 en 11.06, zoodat in deze gemeente zou moeten worden toegekend f 10.53. De meeste leden vinden dit bedrag te hoog. Vorig jaar bedroeg de vergoeding slechts 9.25, waarom nu f 10.53, zoo werd er ge- vraagd, het blijkt toch, dat men met 9.25 is toegekomen. De Voorzitter zegt, dat men dit laatste niet kan weten, zulks zal eerst blijken bij de drie- jaarlijksche afrekening. De heer v. d. Wielen veronderstelt, dat de Voorzitter dit zeer goed kan weten als secre taris van het schoolbestuur. De Voorzitter geeft te kennen, dat hetgeen niet gebruikt wordt, bij de afrekening wordt gerestitueerd aan de gemeente. Zou de toege- kende vergoeding evenwel niet toereikend wezen, dan heeft het schoolbestuur het recht het tekort te leenen, waarvan alsdan de ge meente den interest moet betalen. Dit wordt door beide wethouders en ook door den heer Stallaert erkend, maar dan rijst de vraag, waar de interest blijft van het even tueel te veel uitgekeerde, dat komt dan toch niet ten goede aan de gemeente. (De Voorzitter moet wegens ambtsbezig- heden de vergadering voor eenige minuten verlaten. Wethouder v. Damme neemt het voorzitterschap over. De discussies over het afgebroken onder- werp gaan evenwel door met het resultaat, dat de heer van der Wielen het voorstel doet. nogmaals te informeeren bij gemeenten, die een lagere vergoeding toekennen. Als de Voorzitter is teruggekeerd, vraagt de heer Stallaert, hoe het komt, dat in ver- scheiden andere gemeenten de vergoeding aanmerkelijk lager is. De Voorzitter meent, dat dit grootelrjks zal liggen in de aanschaffing van leermiddelen. De heer Stallaert herinnert nu aan het voorstel van den heer v. d. Wielen, om nadere inlichtingen in te winnen bij gemeenten, die een lagere vergoeding per leerling toekennen. Dit voorstel in stemming gebracht, wordt met algemeene stemmen aangenomen. De agenda iis hiermede ten einde. Bij de rondvraag merkt de heer Stallaert op, dat op verscheiden plaatsen de lantaams defect zijn, dus niet branden, waardoor de

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1930 | | pagina 3