PROVINCIALE STATEN VAN
ZEELAND.
HOOGWATER TE TER NEUZEN.
dien is er het vorig jaar in de verste verte in
deze gemeente geen f 500 voor extra-steun
uitgegeven. Hij heeft hier niet den persoon
van den Voorzitter op het oog, maar spreekt
hier meer in het generaal.
Vele burgemeesters hebben minder salaris
dan de secretaris en dat is niet aangenaam.
Maar men moet in het oog houden dat het
voorstel tot verhooging van de salarissen van
de burgemeesters niet is zoozeer van Ged.
Staten maar dat dit is een gevolg van een
besluit van de vergadering van burgemees
ters en secretarissen om een zoodanig ver-
zoek te doen op welke vergadering men dan
een lid van Ged. Staten verzoekt die een der-
gelijk besluit voor hen verdedigen zal. Zoo-
doende is het toch voor den raad vechten
tegen de bierkaai. Nu zegt de Voorzitter dat
hij zijn verhooging wil besteden in het alge-
meen belang, maar dat is ook niet noodig.
De VOORZITTER antwoordt dat hij dit
alleen doen wil om den indruk weg te nemen
dat hij de verhooging zou hebben verdedigd in
zijn eigen voordeeL Overigens is de Voorzitter
het niet eens met den heer Meertens betref-
fende het besluit van de vergadering van
burgemeesters en secretarissen. Wanneer die
daarover werkelijk iets zouden te zeggen heb
ben dan waren de bezoldigingen absoluut
nog hooger.
De heer A. MEERTENS is van oordeel dat
een nog meerdere opdrijving van de salarissen
ten slotte tot opstand leiden zou.
De heer M. DE FEIJTER vindt dat Ged.
Staten het wel laten kunnen om daarin den
raad te kennen want als die er tegen stemt
doen ze het toch.
De VOORZITTER merkt daartegen op dat
wanneer de salarissen geheel en al aan de
raden afhingen er niet veel van terecht zou
komen. Zie maar eens naar de bezoldiging in
vroeger jaren. Ik zeg niet dat deze raad dat
misschien doen zou, maar veelal wel.
De heer A. MEERTENS is het met den
Voorzitter eens dat dat ook een onhoudbare
toestand was, maar ten slotte moet er een
grens zijn. Daarbij komt dat er bij hooge pen-
sioenen nog hooge betrekkingen worden waar
genomen, terwijl er vroeger twee personen
van konden bestaan..
De heer JANSEN wou er alleen op wijzen
dat hij het verkeerd vindt dat men van hoo-
gerhand tegen de raadsbesluiten in daarmee
toch doorgaat.
De heer M. DE FEIJTER zou het daarom
beter vindsn dat zij den raad niets vroegen.
De heer JANSEN is ook de meening toege
daan dat zij het best kunnen laten.
De heer J. A. MEERTENS zou omdat het
niet definitief vast staat dat de verhooging
er komt daarmede in de begrooting geen reke-
ning houden want dan geeft men den indruk
dat men er mee instemt.
De VOORZITTER herhaalt dat het ten
slotte altijd een raming blijft. Maar wil de
heer Meertens de raming aan het oude sala-
ris houden, dan is het ook goed.
De heer A. MEERTENS is van oordeel dat
de raad de begrooting evengoed kan goedkeu-
ren zonder de verhooging.
De heer J. A. MEERTENS wil in elk geval
vasthouden aan de genomen besluiten.
De heer A. MEERTENS maakt bezwaar
tegen de kosten van ververschingen bij de
raadsvergaderingen. Hij vindt die te hoog
en is van oordeel dat het voor het oogen-
blikje dat de raad samen is te duur komt. De
ongeveer 65 die daarmee gemoeid zijn kun
nen wel worden bespaard.
De VOORZITTER vraagt den heer Meertens
wat dan zijn bedoeling is.
De heer A. MEERTENS zou in het vervolg
geen sigaren en ook geen koffie en koekjes
meer willen verstrekken. Die kunnen we best
missen.
De heer J. D. DE FEIJTER vraagt of het de
bedoeling dan is, om er alles af te doen.
De heer A. MEERTENS antwoordt bevesti-
gend, en stelt het voor.
De VOORZITTER vraagt of dit voorstel
wordt gesteund. De heer J. D. de Feijter
steunt het voorstel, wat met 4 tegen 2 stem-
men (die van de heeren Van 't Hoff en Jan-
sen) wordt aangenomen.
De heer A. MEERTENS vraagt hoe Burg,
en Weth. er toe zrjn gekomen om op de be
grooting 400 uit te trekken voor subsidie
aan het Groene Kruis. Er is verleden jaar wel
800 toegestaan voor Senmaal, maar hem Is
niet bekend dat een nader besluit is genomen
om over 1931 nog f 400 beschikbaar te
stellen.
De VOORZITTER antwoordt dat het be-
drag van f 800 dat destijds door den raad is
toegestaan is verdeeld over twee jaren.
De heer A. MEERTENS dacht dat de ver-
eeniging die 800 reeds ontvangen had.
De VOORZITTER antwoordt dat zij nog
maar 400 heeft gehad en dat deze /400 be-
hooren tot die 800.
De heer J. A. MEERTENS had het dan
beter gevonden dat er voor beide jaren 400
was geraamd geworden.
De VOORZITTER antwoord dat het bedrag
over twee jaren is betaald en dat er ten op-
zichte van de verpleegster voor een volgend
jaar nog geenerlei beslissing is genomen.
De heei A. MEERTENS is dan voldaan.
De heer J. A. MEERTENS merkt op dat er
brj onderhoud van publieke werken ook staat
vermeld die welke zrjn gelegen buiten de ge
meente. Hem is niet bekend, dat wij buiten
de gemeente publieke werken bezitten die wij
moeten onderhouden.
De VOORZITTER antwoordt dat dit een-
voudig niets is als een algemeene term in het
model der begrooting.
Waar in den tegenwoordigen tijd veel men-
schen uit deze gemeente van en naar Sluiskil
per fiets rijden vraagt de heer A. MEERTENS
of Burg, en Weth. niet van oordeel zijn dat
het gewenscht is om langs den binnendijk een
fietspad te maken, wat het verkeer zeer ten
goede komen zou. De dijk op zichzelf ligt
goed maar is toch wat smal en misschien zal
dat toch niet zooveel kosten.
De VOORZITTER is daartoe niet onge-
negen om dat te bespreken. Maar waar binnen
enkele weken de werken op Sluiskil zoover
zijn gevorderd, dat er verscheidenen zullen
klaar hebben zouden wij dat misschien dan
kunnen doen uitvoeren door werkloozen. Er
zal dan echter te voren eene begrooting moe
ten worden gemaakt en de polderbesturen
worden gehoord, want de weg is wel in onder
houd overgenomen door de gemeente, maar
het is toch noodzakelijk om eerst daaromtrent
eens goed te onderzoeken hoe dat nu eigenlijk
zit. Zouden de menschen niet beter door het
Westenrijk kunnen rijden?
De heer M. DE FEIJTER antwoordt dat de
meesten langs den Driedijk komen.
De heer J. A. MEERTENS zegt dat de
straat in den Westenrijkpolder veel te nat is
om een goed fietspad te leggen.
De heer M. DE FEIJTER zou een fietspad
langs den Binnendijk een goede verbetering
vinden.
De VOORZITTER is van gevoelen dat die
dan alleen maar kan worden aangelegd tot
aan den heer Cortvriendt.
Enkele heeren merken op dat dit niet ver-
der voor rekening van de gemeente is dan
tot aan de woning waar Verhelst heeft ge-
woond, aangezien het verder voor de ge
meente Ter Neuzen is.
Zonder hoofdelijke stemming wordt daarop
de begrooting vastgesteld:
Gewone dienst, ontvang f 72.166.01, uit-
gaaf f 72.166.01.
Kap. dienst, ontvang 10; uitgaaf nihil.
Uitgeloot wordt aandeel no. 12 van de geld-
leening van 1927.
Itondvraag.
De heer A. MEERTENS wil om misverstand
te voorkomen nog even spreken over den aan
koop van de woning van den heer Van Pete-
gem, waaraan Ged. Staten mmne goedkeuring
hebben onthouden. Over den aankoop al1
dus spreker heb ik op 21 Mei gesproken
met den heer J. D. de Feijter, omdat ik had
gehoord wat er in den molen was.
Op 23 Mei daama sprak ik er over met den
Voorzitter, en nu verzoek ik U mijnheer de
Voorzitter U eens goed te herinneren. U heeft
mij toen gezegd, dat er plannen waren tot
aankoop van de woning van de Wed. de Ridder
en liet U tevens doorschemeren dat het wel
mogelijk zijn zou dat het gebouw van het
Groene Kruis zou worden opgeruimd, waar-
door er dan plaats zou komen voor een mu-
ziektempel. Ik heb U toen gezegd, laat dat
plan zakken want anders komen wij met een
ander voorstel, want dan wordt het veel te
duur.
De VOORZITTER antwoordt zich daarvan
niet veel te herinneren op dit oogenblik, ter
wijl de heer Meertens hem daarover wel wat
onverwacht op het lijf komt.
De heer A. MEERTENS neemt den Voor
zitter niet kwalijk dat hij zich direct niet alles
in bijzonderheden kan herinneren, maar ver
zoekt er maar eens goed over te denken. Na
dit gesprek heeft hij voor zich het plan van
den Voorzitter eens goed overwogen en is tot
de conclusie gekomen, dat dit een uitgaaf zou
beteekenen van minstens 14.000, terwijl,
wanneer het voorstel voor opruiming van de
woning van Van Petegem was doorgegaan,
dit hoogstens f 8000 zou hebben gekost en het
verkeer er mee gebaat was. Voor het plan
van den Voorzitter hadden om goed uit te
voeren drie gebouwen moeten worden opge
ruimd, waarvoor anders geen motief was dan
het Groene Kruis aan een nieuw gebouw te
helpen. Het is toch wel wonderlijk dat pre-
cies het geheele bestuur van het Groene Kruis
hebben geteekend op de particuliere lrjsten
tegen dit raadsbesluit. Men moet nu niet zeg
gen, dat dit daarmee niet in verband staat,
want het was voldoende bekend dat er was
besproken om het nieuwe gebouw voor het
Groene Kruis zoodanig in te richten, dat men
beneden bergplaats zou hebben voor het ma-
terieel, terwijl boven een woning zou komen
voor de verpleegster. Zoo'n gebouw had min
stens f 5000 gekost, f 2000 voor een muziek-
tempel en 4000 voor de woning van de wed.
de Ridder is al f 11000, zonder de Verdere
kosten van plein enz. Daarbij sprak U mijn
heer de Voorzitter nog van aanleg van een
voetbalveld van twee Hectaren in den Van
Wuijckhuisepolder, wat alweer 2500 tot
3000 zou hebben gekost.
De VOORZITTER weet niet meer precies
wat hij daarvan heeft gezegd, maar in elk ge
val dit is zeker, dat er geen kwestie is ge-
weest van een voetbalveld van twee hectaren,
hoogstens een gemet, en dat de heer Meer
tens ook wel weet dat de grond hier duurder
is dan f 3000 voor twee hectare.
De heer A. MEERTENS wijst er op dat hij
daarvan den Voorzitter geen verwijt maakt,
maar wil alleen doen uitkomen dat het ge
heele plan tezamen genomen voor de ge
meente minstens f 14000 zou hebben gekost.
Daarom, aldus spreker, vond ik het zoo min
om te zeggen dat wij met het plan van de
woning van Van Petegem waren gekomen om
persoonlijk financieel voordeel. Ik verkoop
mijn recht als raadslid niet aan niejnand,
want dan is men geheel afhankelijk van an-
deren en heeft men niets meer te zeggen. Ik
was van gedacht dat ik met het door mij
gedane voorstel had gehandeld in het belang"
van de gemeente, niet in dat van mrjzelf. Dan
vond ik het ook zoo min om bij den een te
zeggen waar men de lijst ter teekening aan-
bood, we moeten zien dat wij A. Meertens
■flit den raad krijgen en bij een ander, waar-
van zij wisten dat hij aan mijn kant stond,
dat het niet tegen mij ging maar tegen den
heer J. D. de Feijter, dat die uit den raad
moest. Het is niets geweest dan een agitatie
tegen de werkmanspartij die men gaarne uit
den raad wil hebben maar dat daarom niet
gaan zal. Ik snap niet dat de werkman nog
zoo dom is dat hij dat niet ziet zitten. Ove
rigens hebben wij evenveel recht om hier in
den raad te zitten als de andere partijen, te
meer, waar wij steeds met het leeuwenaan-
deel stemmen uit de bus zijn gekomen. Het
is zuiver haat tegen den werkman. Ik begrijp
dat niet. Wij hebben vroeger toen de heer
Geelhoed en andere boeren en burgers in den
raad werden gekozen nooit haat aan den dag
gelegd. Als ze echter van de burgerij den
werkman maar in de wielen kunnen rijden,
dan zullen ze dat niet laten. Dat is ook ge-
bleken met het oude mannenhuis over enkele
jaren. Ze zijn daarvoor rond geweest en het
geld was bij elkaar, terwijl het aanvankelijk
in de kerkelijke vergadering ook was aange
nomen, maar toch werd het van de baan ge-
trapt. Ik begrijp werkelijk niet hoe de werk
man zich van dat soort volk kan laten mis-
leiden.
De VOORZITTER verzoekt den heer A.
Meertens zich met dergelijke argumenten te
willen verdedigen op een kiesvereeniging of
dergelijke vergaderingen waar dat hier niet
met het punt in verband staat. Hij kan het
niet in verband met het gemeentebelang ach-
ten dat de heer Meertens hier ver.schillende
personen aanvalt over dingen die daar geheel
buiten staan.
De heer A. MEERTENS merkt op, dat het
dan zeer gemakkelijk is en men dan een raads
lid kan aanvallen zooveel men wil en hij zich
dat dan maar moet laten welgevallen. Ik
heb de heeren opgeroepen om in openbare ver
gadering met mij over den aankoop van het
huis te debatteeren maar dan komen ze niet.
Overigens geloof ik dat ik het recht heb te
zeggen, wat ik voor de argumenteering van
mijn voorstellen noodig acht.
De VOORZITTER wil dat niet betwisten
maar wil er toch opwijzen dat de insinuatie
aan het adres van het Groene Kruis kant noch
wal raakt, en hij den heer Meertens daarop
straks nog nader zal antwoorden.
De heer A. MEERTENS antwoordt dat hem
verzekerd is dat dit plan door het bestuur van
het Groene Kruis is uitgedacht en in elkaar
gestoken. Het is precies hetzelfde als bij
Gedeputeerde Staten. Ze doen de extrasteun
er af maar de salarissen worden opgedreven,
en dan zou je daarvan maar niets moeten zeg
gen. Wij hebben dat voorstel gedaan in het
voordeel van de gemeente en niet voor ons
zelf, dat wou ik maar aantoonen en nu kan
verder het publiek zeggen wat ze willen.
De VOORZITTER wil thans den heer Meer
tens even antwoorden op het voorstel dat htj
van het Groene Kruis uit ziet. HQ durft hier
openlijk verklaren dat al wat de heer Meertens
daarvan zegt niets is dan een gemeene leugen.
Het is absoluut gelogen en nog eens gelogen
en is niets anders dan dat door jullie is uit
gedacht onder den leugenboom. Het idee om
de woning van de wed. de Ridder te koopen
is van mij uitgegaan als gevolg van door mijn
voorganger meermalen besproken plannen om
tot een mooier marktplein te komen, en waar
aan ook ik gaarne wou mede werken. Dat
toevallig alle bestuursleden van het Groene
Kruis op de bezwaarlijsten hebben geteekend
is geheel buitenom hunne functie als zoodanig.
Dan wil ik U wel zeggen dat ik tegen U heb
gesproken over liet plan om wel de woning
van de wed. De Ridder op te ruimen en op den
duur van mej. Platteeuw, maar dat ik niet
weet dat ik heb gezegd dat er dan een nieuw
gebouw voor het Groene Kruis zou moeten
komen. Het is geheel een plan dat door mij
persoonlijk is uitgedacht en er is zelfs sprake
van geweest dat wanneer eventueel het ge
bouw van het Groene Kruis zou worden op
geruimd het materieel zou worden overge-
bracht naar het lokaal waar nu de geweren
van de burgerwacht staan.
De heer A. MEERTENS merkt uit de woor-
den van den Voorzitter dat er wel degelijk
sprake is geweest van opruiming van het ge
bouw van het Groene Kruis en het bestuur van
het Groene Kruis had in geen geval genoegen
genomen met de onderbrenging van alles in
het gemeentehuis.
De VOORZITTER: Er is destijds voor het
gebouw van het Groene Kruis 1200 betaald
en als er bij afbraak dan eens 1600 zou be-
steed worden dan hadden wij daarvoor een
voldoende gebouw in de plaats gehad en geen
5000. Voor f 1600 hadden wij een voldoende
gebouw.
De heer A. MEERTENS is overtuigd, ook
uit de woorden van den Voorzitter, dat men
plan heeft gehad het Groene Kruis daar weg
te doen, en dat de heer J. D. de Feijter waar-
heid heeft gesproken, maar wat wij zeggen is
natuurlijk toch leugen.
De heer JANSEN vindt dat de heer Meer
tens geweldig met het Groene Kruis begaan
is. Dat is toch een afzonderlijk lichaam waar
mede wij niets hebben te maken al wilden zij
een gebouw zetten van 6000.
De VOORZITTER heeft in het bijzonder het
oog op de insinuatie van den heer Meertens of
zijn zegsman tegenover het bestuur van het
Groene Kruis, en hij acht het als Voorzitter
daarvan tot zijn plicht dit te kwalificeeren als
een grove leugen. Bovendien acht hij de hee
ren Ds. Raams en Ds. van Galen enz. veel te
hoog staande menschen oin zich voor derge
lijke vieze praktijken te laten gebruiken.
De heer A. MEERTENS: Laat dat maar
zakken, want die zwartrokken zijn wat mans;
De VOORZITTER zal niet betwisten dat er
misschien ergens op de wereld zwartrokken
zijn die minder kieskeurig zijn in hun doen en
laten, maar U doelt hier op bepaalde zwart
rokken in het bestuur van het Groene Kruis
en daar kom ik tegen op. U insinueert alleen
tegen de leden van het bestuur van het Groene
Kruis.
De heer MEERTENS bedoelt de zwartrok
ken in het aigemeen.
De VOORZITTER: Dan moet U dergelijke
gemeene dingen niet zeggen!
De heer A. MEERTENS: Jullie zouden alles
in ons gezicht moeten kunnen gooien en wij
zouden daartegen niets mogen zeggen, maar
zoo is het niet. Als U scherp wordt dan ben
ik het ook.
De VOORZITTER: U moet in elk geval niet
insinueeren op praatjes van de straat.
De heer A. MEERTENS: Ik heb alleen ge
zegd dat het wel toevallig is dat het geheele
bestuur van het Groene Kruis op de ljjsten
heeft geteekend.
De VOORZITTER: Dan moet U voorzich-
I tiger zijn in uw uitdrukkingen.
De heeren J. A. MEERTENS en JANSEN:
Stop daar nu maar mee, er is al genoeg over
gesproken.
De VOORZITTER sluit de discussie.
De heer JANSEN Vraagt hoe het komt dat
het vorig raadsverslag niet in de courant heeft
gestaan.
De VOORZITTER antwoordt, dat de heer
van Petegem de vorige vergadering niet heeft
kunnen bijwonen en dat men op een verslag
van hem als Voorzitter niet is gesteld, zoodat
het niet is ingezonden.
De heer JANSEN vindt dat jammer, veel
menschen hadden gaarne geweten wat de
vorige maal is gezegd. Spreker verzoekt ver
der meer toezicht te houden op de maximum-
snelheid in de gemeente.
De VOORZITTER antwoordt dat vrijspraak
is gevolgd op een bekeuring deswege en dat
indien noodig zal worden overgegaan tot wij-
ziging der verordening.
De vergadering wordt door den VOORZIT
TER geschorst en wordt overgegaan tot be-
sloten zitting.
Na het weder openbaar worden sluit de
VOORZITTER de vergadering.
De volgende voorstellen izijn thans aan de
leden in druk toegezonden:
Begrooting 1931.
Ten eerste de begrooting 1931 met
bijlagen, aanwijzend in ontvang en uitgaaf
7.629.863,85 met een post oiwoonzien ad
94.430,49. In hun begeleidend schrijven
wijzen Ged. Staten er op, dat deze begrooting
op sommige punten niet onbelangrijk afiwijikt
van vorige begrootingen, omdat de nieu/we
wet inzake de financieele verhouding tus-
schen rijk en gemeenten invloed heeft op de
Provinciale financien. Geen opcenten mogen
meer geheven worden op de personeele belas-
ting, doch die op vermogens- en inkomsten-
belasting zijn in maximum verhoogd tot veer-
tig. De rekeningcijfers der laatst afgesloten
dienstjaren doen zien, dat dit geen verbetering
beduidt voor de provincie en dat, in elk geval
in de naaste toekomst, veeleer van een ver-
schuiving, dan van een vermindering van den
belastingdruk moet worden gesproken.
De opcenten op de personeele belasting
brachten in 1926 op 350.735,91, die op de ver
mogens- en inkomstenbelasting 429.418,17,
in 1927 resp. 361.337,24 en 425.081,62 en in
1928 346.256,75 en 385.675,31. Hieruit
blijkt, dat de opbrengst van 50 opcenten op
de hoofdsom der personeele belasting vrijwei
gelijk was aan de opbrengst van 20 opcenten
op die der vermogens- en der inkomstenbe
lasting. Daarom zullen de laatste thans tot
het maximum moeten worden geheven. Daar
bij komt nog, dat de eerste 4 maanden van
1931 van geen der bei^e soorten van belastin-
gen opcenten kunnen worden geheven en dan
alleen de nog loopende 20 opcenten op de ver
mogens- en inkomstenbelasting inkomen.
Er is nog een reden om bij de raming der
belastingopbrengsten de meeste mogelijke om-
zichtigheid te betrachten. Bedoeld wordt de
algemeene crisis, die vooral op den landbouw
haar invloed doet gelden. Onvermijdelijk zul
len zich dus de gevolgen dler crisis in een bij
uitstek landbouwende provincie als Zeeland
doen gevoelen in de opbrengst der belastingen.
Zooal niet onmiddellijk ten voile, dan toch
zeker in de eerstvolgende jaren, ook indien er
spoedig een keer ten goede mocht komen,
waarop overigens, naar het Ged. Staten wil
voorkomen, vooralsnog weinig uitzicht be-
staat. Ged. Staten hebben dan ook gemeend
uit te moeten gaan van' het belastingjaar
1928/1929, welk jaar1,1 althans ten aanzien van
de opbrengst der inkomstenbelasting een niet
onbelangrijke daling vertoonde ten opzichte
der daaraan voorafgaande jaren.
Daarbij hebben zjj voor de vermogensbelas-
ting 10 en voor de inkomstenbelasting 20
vermindering bij genoemd jaar vergeleken toe-
gepast.
Zij komen dan tot resp. f 111.435 en 397.100
opbrengst voor het jaar 1931, wat aanmer-
kelijk is dan in vorige jaren, doch Ged. Staten
meenen zoodoende ook gevrijwaard te zijn
tegen ernstige tegenvallers.
Toch vertoont de stand der gewone inkom-
ten een weinig rooskleurig beeld, al behoeft
dit gelijk reeds bij vorige gelegenheden werd
uitseen gezet, nog niet direct tot bezorgdheic
te leideg.
In voorafgaande jaren is meermalen uit ge
wone middelen geput voor buitengewone uit-
gaven en dit heeft tot gevolg, dat de rekening
1929 vermoedelijk sluit met een nadeelig saldo
van 631.687,23, doch de gewone dienst
sluit met 269.740,66 goed slot en de buiten
gewone met f 901.427,89 kwaad slot. Dit laat
ste bedrag is thans opgenomen in een leening
van f 1.605.133 voor buitengewone uitgaven.
Ook mag een deel van vorige nadeelige saldi
worden gedekt uit de leening van f 3.000.000,
waartoe reeds eerder besloten werd.
Op deze wijze is eenige vrijheid van bewe-
ging verkregen en is tevens getracht ook in
feite een scheiding te bewerkstelligen tusschen
gewoon en buitengewoon," die aan een behoor-
lijk overzicht ten goede zal komen en waar-
door tevens zal worden voldaan aan een meer
malen door de Staten geopenbaard verlangen.
Toch meenen Ged. Staten te moeten waarschu-
wen tegen al te groot en misplaatst optimisme
en wijzen zij er op, dat rente en aflossing van
leeningen toch weer op volgende begrootingen
drukken en op het feit, dat de post onvoorzlen
ter nauwernood 1 van het totaal der ge-
raamde inkomsten en uitgaven bedraagt, het-
geen aanduidt, dat zuinigheid, waar mogelijk,
plicht blijft.
Bij de toelichting op enkele posten der be
grooting deelen Ged. Staten o.a. mede, dat zij
de posten voor opnemen en aflossen van kas-
geld en het uitzetten en terugontvangen daar
van niet meer memorie doch op f 1.000.000 elk
hebben geraamd, om te voorkomen, dat de be
grooting steeds achter de feiten aankomt. Ge-
rekend is verder op het blijvend terug betalen
van voorschotten door de P.Z.E.M. en voor het
eerst is daartegenover een post voor extra-
aflossing geraamd. Zooals reeds bij het voor
stel inzake subsidie voor herstel van het Raad-
huis te Veere is gemeld, is de post voor een
deel als dit verhoogd van f 5000 op 10.000.
Verder zijn uitgetrokken posten van f 150.000
voor rentelooze voorschotten voor tertiaire
wegen, 1.114.300 voor een geldleening ten be-
hoeve van de P.Z.E.M.; verhooging van de
post voor den weg MiddelburgKoudekerke
van f 1800 op 12000, daar deze weg zeer
heeft geleden o.a. door het vervoer van mate-
riaal voor den weg KoudekerkeBiggekerke
en herstel, ook voor de geheele vernieuwing,
dringend noodig is. Verder nog 25.000 voor
verbetering van den weg Zierikzee-Schudde-
beurs; en f 95.000 voor verbetering van den
steiger te Katsche Veer. Overigens verwijzen
Ged. Staten voornamelijk naar hunne afzon-
derlijke voorstellen, die op de begrooting in
cijfers tot uiting komen.
Tuinbouwschool te Haamstede.
Al ontveinzen Ged. Staten zich niet, dat in-
williging van het verzoek om een bijdrage te
verleenen in de kosten van stichting eener*
Lagere Tuinbouwschool te Haamstede ten ge-
volge kan hebben, dat soortgelijke verzoeken
uit andere deelen der Provincie worden ge
daan, waarop ook de Rijkstuinbouwconsulent
in zijn adres zinspeelt, meenen zij, dat dit
geen reden mag zijn om het verzoek niet in
te willigen.
Zooals ook de Staten ongetwijfeld bekend is,
ontwikkelt zich de tuinbouw, mede als gevolg
van minder gunstige resultaten in andere
takken van bedrijf, in de daarvoor in aan-
merking komende deelen van Zeeland hoe
langer hoe meer en indien, gelijk het zich laat
aanzien, in den tuinbouw voor de opgezetenen
een bron van bestaan gevonden kan worden,
dan ligt het niet op den weg der Provincie het
aanboren van die bron te bemoeilijken, zooal
niet onmogelijk te maken, door zich van
medewerking te onthouden. Is echter eenmaal
met medewerking der Provincie de gelegenheid
geopend, dan is het de taak der meest be-
langhebbenden, de levensvatbaarheid van het-
geen door samenwerking werd verkregen,
doch waarmede toch in de allereerste plaats
hunne belangen worden gediend, te bewijzen,
Het wil Ged. Staten althans voorkomen, dat,
zoo het al de taak der gemeenschap geacht
kan worden een nuttig initiatief, wanneer het
kans van slagen toont, te steunen, het juist
niet de taak dier gemeenschap is, kunstmatig
in het leven te houden, wat zonder overheids-
steun zou moeten bezwijken. Ged. Staten ver-
onderstellen, dat de staten zich zullen ver-
eenigen met hun voorstel om f 6000 bij te
dragen in de oprichtingskosten.
Proeftuin Haamstede.
Hoezeer Ged. Staten in het algemeen geen
bewonderaars zijn van het systeem om, nadat
een bijdrage is verkregen op den grondslag
van, naar men moet aannemen, naurwkeurig
opgemaakte ramingen, te komen met een ver
zoek om een aanvullende bijdrage, willen zij
van den anderen kant niet ontkennen, dat
Overschrijding der oorspronkelijke raming in
sommige gevallen onvermijdelijk is. Een der-
gelijk verschoonbaar geval van overschrijding
doet zich, naar zij meenen, thans voor bij de
raming van stichtingskosten van den proef
tuin te Haamstede, wat blijkt uit de verschil-
lende gegeven toelichtingen, o.a. ook van den
Rijkstuinbouwconsulent. Ged. Staten stellen
dan ook voor alsnog voor eenmaal een aan
vullende "bijdrage te geven van 1.313.07,
zijnde een derde van het bedrag, waarmede de
oorspronkelijke raming van /7500 is over-
schreden.
Afkoop tollen.
Op het Rijkswegenplan komen een zestal
wegen voor, die nu nog bij de Provincie in be-
heer en onderhoud zijn en deze zullen
eerlang in onderhoud overgaan aan het
Rijk, waardoor 53.968,13 minder zal wor
den ontvangen. Tegenover het tijdelijke
voordeel dat de provincie vooralsnog zal
genieten staat evenwel het nadeel, dat
geen uitkeering wordt genoten voor wegen,
op welke tol wordt geheven en dit zijn het bij
de Maatschappij „de vVilhelminapolder" in be-
heer en onderhoud zijnde deel van den weg
GoesKatsche Veer en de bij de gemeente
Philippine in beheer en onderhoud zijnde weg
PhilippineDriekwart, waarvan de lengte
resp. zijn 2.75 en 4.04 KM. en waarvoor de
Provincie 7390 over 1929 zou hebben ge
noten, als er geen tol op werd geheven. Bij
tolvrij maken van die wegen zou tevens de
mogelijkheid worden geschapen om tot ver
betering er van te geraken.
Ged. Staten stellen daarom voor, dat de
tollen op wegen van het Provinciaal wegen-
plan op verzoek der tolgerechtigden afge-
kocht worden tegen een hun te betalen af-
koopsom ten bedrage van drievierde gedeelte
van de gekapitaliseerde waarde der gemiddel-
de jaarlijksche bruto-opbrengst van den tol
over de aan het jaar, waarin de afkoop ge-
schiedt, onmiddellijk voorafgaande vijf kalen-
derjaren.
Een tweede voorstel hiermede verband
houdende om aan de bepaling, dat in de kosten
van plannen tot wegsverbetering ten hoogste
50 procent wordt bijgedragen toe te voegen.
dat dit maximum in bepaalde gevallen ter be-
oordeeling van Ged. Staten kan worden over-
schreden.
Hierbij wijzen Ged. Staten er op, dat dit ook
gewenscht kan zijn bij lcostbare onteigeningen.
Aankoop gronden.
Ged. Staten deelen mede, dat door hen voor
de verbetering van de wegen OostburgZuid-
zande, SchoondijkeIJzendijke en Ter Neu
zenAxel verschillende perceelen grond zijn
aangekocht voor te samen 10.331 en stellen
zij voor deze mededeeling voor kennisgeving
aan te nemen.
Exploltatie haven Vlissingen,
Ged. Staten veronderstellen, dat het de sta
ten bekend zal zijn, dat de werkzaamheden
aan de nieuwe buitenhaven te Vlissingen thans
in dier mate gevorderd zijn, dat verwacht mag
worden dat deze haven in den loop van het
komende jaar in gebruik zal worden genomen.
Inmiddels heeft de vraag, hoe het havencom-
plex met hetgeen daarbij behoort in de toe
komst geexploiteerd zal worden, reeds sinds
geruimen tijd een onderwerp van bespreking
uitgemaakt tusschen degenen, die in meer of
mindere mate bij die exploitatie zullen zijn be-
trokken. Ook Ged. Staten zijn in die bespre-
kingen gemengd, nadat werd begrepen, dat de
Provincie reeds in verband met de exploitatie
van de Provinciale stoombootdiensten op de
Westerschelde, ten zeerste belang heeft bij een
goeden gang van zaken. Ged. Staten erkennen
dat belang en hebben dan ook vrijheid gevon
den, de toezegging te doen, dat de Provincie
in beginsel en onder voorbehoud van nadere
goedkeuring door de Staten, bereid is tot me
dewerking op den grondslag eener regeling,
gelijk die in groote trekken aan hen destqds
werd medegedeeld.
Deze regeling, die evenwel ook thans nog
niet in onderdeelen is uitgewerkt, doch waar-
omtrent, wederom in beginsel, de medewer
king van alle daarbij betrokken corporaties,
naar Ged. Staten meenen te weten, bereids is
verkregen zal dan hierin bestaan, dat al wor
den opgericht een N.V. „Haven van Vlissin
gen", waarin, behalve door het Rijk, de ge
meente Vlissingen en de Provincie Zeeland,
zal worden deelgenomen door de Maatschappij
tot Exploitatie van Staatsspoorwegen, de
Kamer van Koophandel en Fabrieken te Mid
delburg, de N.V. ,,Stoomvaartmaatschappg
Zeeland" te Vlissingen, de N.V. ,,Koninklijke
Maatschappij de Schelde" te Vlissingen en de
N.V. Steenkolen Handelsvereeniging" te
Utrecht. Het maatschappelijk kapitaal dier
vennootschap zal bestaan uit 1.000.000, ver
deeld in 200 aandeelen, elk groot f 5000, waar
in de Provincie Zeeland voor 10 aandeelen zal
moeten deelnemen. De Provincie zal zich der-
halve met een bedrag van f 50.000 in de op te
richten N.V. moeten interesseeren. Hiervoor
zal zij recht krijgen op 66n zetel in den uit 12
leden bestaanden Raad van Commissarissen,
alsmede op e§n zetel in den uit 3 leden be
staanden door en uit den Raad van Commis
sarissen te benoemen Raad van Toezicht.
Het wil Ged. Staten voorkomen, dat bij een
zoodanige regeling, die overigens gelijk reeds
werd opgemerkt, nog slechts in hoofdlijnen
vaststaat, de belangen der Provincie op af-
doende wijze zijn gewaarborgd. Dat inderdaad
bij een goede exploitatie van de haven van
Vlissingen Provinciale belangen gemoeid zijn,
zullen ook, naar Ged. Staten meenen, de
Prov. Staten niet wenschen te ontkennen,
evenmin, dat deze belangen deelneming der
Provincie, zij het dan, dat daarvoor een niet
onbelangrijk financieel offer van haar wordt
gevorderd, alleszins wettigen. Ged. Staten
stellen dan ook voor zich in beginsel
bereid te verklaren tot deelneming door
de Provincie in het kapitaal der op te
richten N. V. „Haven van Vlissingen"
voor een bedrag van ten hoogste f 50.000
onder genoemde voorwaarden en voorts Ged.
Staten te machtigen tot medewerking om te
geraken tot oprichting der bedoelde N.V.
Electrificatie.
4
Ten behoeve van de electrificatie van de
Noordgroep werd bij statenbesluit van 17 Jan.
1928 een crediet verleend van 485.000 en bij
besluit van 2 Juli 1928 een nader crediet van
f 527.000. Thans verzoekt de Raad van Be
stuur der N.V. „P.Z.E.M." om een crediet van
f 100.000 ter dekking van een gedeelte der
kosten, bestemd voor aanleg van laagspan-
ningsnetten buiten de kommen der gemeenten.
Ged. Staten stellen voor dit nader crediet te
verleenen.
Nog vroeg dezelfde Raad van Bestuur een
crediet van f 3500 voor de overneming van het
laagspanningsnet der gemeente Waterland-
kerkje. Ged. Staten hebben daartegen geen
bezwaar en stellen voor aan het verzoek te
voldoen.
Wegsverbetering.
De gemeentebesturen van Aardenburg en
St. Kruis verzochten om toekenning van een
renteloos voorschot van 85.000 krachtens het
z.g. Tertiairewegenbesluit voor de verbetering
van den weg, welke de kommen van die ge
meenten verbindt, ter lengte van 3.05 K.M.
De weg is over de geheele lengte voorzien van
een 3 M. breede keibaan, welke reeds sedert
vele jaren in ten deele versleten toestand ver-
keert en mede daardoor voor het huidige ver
keer niet meer bruikbaar is. Behalve de on-
voldoende kunstbaan heeft de weg nog andere
gebreken, als te lage ligging over een deel
der lengte en gebrekkige afwatering, welke
bezwaren door gewoon onderhoud niet kunnen
worden weggenomen. Het ontwerp omvat den
aanleg eener nieuwe kunstbaan, breed 4.5 M.,
welke in het midden, ter breedte van 2.70 M.
zal bestaan uit nieuwe porfierkeien, waar-
tegen aan weerszijden een 0.75 M. breede
strook van keien, gesorteerd uit de bestaande
keibaan. De Hoofdingenieur van den Prov.
Waterstaat acht het zeer gewenscht, dat over
een deel van den weg een drainage van het
zandbed wordt aangebracht. Ged. Staten stel
len voor aan ieder der gemeenten de helft te
verstrekken tot een gezamenlijk maximum
van 85.000 en de voorwaarde van de drainage
er asm toe te voegen.
Wijziging begrootingen.
Nog zijn ingediend twee voorstellen tot wij
ziging resp. van de begrootingen 1929 en 1930.
voorm.
naim
Donderdag
6 Nov.
1.26
1.41
Vrijdag
7
1.55
2.11
Zaterdag
8
2.26
2.43
Zondag
9
3.01
3.18
Maandag
10
3.37
3.56
Dinsdag
11
4.19
4.41
Woensdag
12
5.08
5.38