wet 1920 sinds de wet van 16 Februari 1923
S. 38, niet meer op dat schoolgeld van toe-
passing is.
Het voorstel luidt als volgt:
VERORDENING op de heffing van school-
geld voor het gewoon lager onderwijs
en voor het uitgebreid lager onderwijs
in de gemeente Ter Neuzen.
Artikei 1.
Ten behoeve van de gemeente wordt, ter
tegemoetkoming in de kosten van het open-
baar geiwoon lager onderwijs en van het open-
baar uitgebreid lager onderwijs, welke voor
rekening van de gemeente blijven, van de
ouders der schoolgaande kinderen of, bij ont-
stentenis van beide ouders van de voogden
of verzorgers, schoolgeld geheven.
Gelijke heffing geschiedt van de ouders der
kin der en, die op de bijzondere soholen, als in
art 88 der Lager-onderwijswet 1920 bedoeld,
school gaan, of, bij ontstentenis van beide
ouders, van de voogden of verzorgers.
Artikei 2.
1. De schoolgeldplichtigen worden inge-
deeld in klassen.
2. Als grondslag voor deze indeeling wordt
genomen de belastbare som bedoeld in artikei
37 der wet op de inkomstenbelasting 1914
der ouders of bij hun ontstentenis die belast
bare som der leerlingen volgens de kohieren
dier 'belasting over het loopende belasting-
jaar, of, zoo dat inkomen nog niet op deze
wijize is bepaald, volgens de kohieren over
het laatst verloopen belastingjaar en indien
ook dat niet mogelijk blijkt, of de schoolgeld
plichtigen niet in de Rijks inkomstenbelasting
zijn aangeslagen volgens schatting door bur
gemeester en wethouders, met inachtneming
van de bepalingen der wet op de inkomsten
belasting 1914.
Artikei 3.
Het schoolgeld bedraagt per leerling:
Klasse
Bij een
belastbare
som van
Tot en met
Voor het gewoon
lager onderwijs
per jaar
Voor het uitgebreid
lager onderwijs
per jaar
1
van
800 1000
2,60
3,90
2 meer dan
1000
1200
3,20
4,80
3
n
1200
1400
4,-
6,-
4
n
1400
1600
5,-
7,50
5
n
1600
1800
6,-
9,-
6
n
1800
2000
8,-
12,—
7
2000
2200
10,-
15,—
8
yt
2200
2400
12,—
18,-
9
n
2400
2700
15,-
22,50
10
ft
2700
3000
18,-
27,-
11 ti
3000
3400
21,-
31,50
12
3400
3800
24,-
36,-
13
3800
4200
27,-
40,50
14
n
4200
4600
30,-
45,-
15
ft
4600
5000
33,—
49,50
16
ft
5000
36,-
54,-
2. Indien
meer dan
een leerling
uit het-
zelfde gezin gelijktijdig een school van de-
zelfde soort bezoekt, wordt het schoolgeld
voor den tweeden leerling met twintig, voor
den derden leerling met veertig, voor den
vierden met zestig en voor den vijfden met
tachtig ten honderd verminderd en is voor
de volgende leerlingen geen schoolgeld ver-
schuldigd.
3. Bij vermindering van de belastbare
som volgens het kohier der Rijksinkomsten-
belasting, welke ingevolge het bepaalde bij
het vorige artikei tot grondslag bij de klasse-
indeeling heeft gestrekt is het schoolgeld
slechts naar den grondslag van de verminder-
de belastbare som verschuldigd.
4. Bij de berekening wordt 0,005 en min
der voor niets, meer dan 0,005 voor een cent
gerekend.
Artikei 4.
Van hen voor wie de belastbare som min
der dan 800 per jaar bedraagt, wordt geen
schoolgeld geheven.
Artikei 5.
1. Het belastingjaar begint 1 Januari en
eindigt met 31 December.
2. Het schoolgeld is alleen verschuldigd
over de maanden, gedurende welke de kinde
ren als leerlingen van de school staan inge-
schreven, de vacantien inbegrepen.
Gedeelten van een maand worden voor een
geheele maand berekend.
3. Afschrijving van schoolgeld kan ver-
leend worden, ingeval een leerling in de on-
mogelijkheid verkeert, door ziekte of om
andere reden, welker geldigheid door fourge-
mc ester en wethouders is te beoordeelen, de
school te bezoeken.
Artikei 6.
De aanslagen welke ingevolge deze veror-
dening vermindering ondergaan zijn slechts
tot het verminderde bedrag verschuldigd. Het
te veel betaalde wordt zoo spoedig mogelijk
teruggegeven.
Artikei 7-
1. Wanneer blijkt, dat een aanslag niet of
te laag is opgelegd, kan de te weinig geheven
belasting van den belastingplichtige of zijne
erfgenamen worden nagevorderd, zoolang niet
sedert den aanvang van het belastingjaar drie
jaren zijn verstreken.
2. De in het eerste lid bedoelde personen
worden op een afzonderlijk kohier gebracht.
Artikei 8.
De invordering der bij deze verordening
geregelde heffing zal plaats hebben volgens
de verordening op de invordering van heden.
Artikei 9.
1. Deze verordening treedt in werking op
1 Januari 1931.
2. Alsdan vervalt de thans geldende ver
ordening van 23 November 1922, Koninklijk
goedgekeurd den 3 Februari 1923, no. 10.
Deze blijft van kracht ten aanzien van be-
lastingjaren, welke voor 1 Januari 1931 zijn
geeindigd.
VERORDENING op de invordering van
schoolgeld voor het gewoon lager on
derwijs en voor het uitgebreid lager
onderwijs in de gemeente Ter Neuzen
Artikei 1.
Van de verschuldigde schoolgelden inge
volge artikei 1 der verordening op de heffing
van schoolgeld in deze gemeente wordt een
kohier opgemaakt; eveneens worden zoo-
noodig suppletoire en navorderingskohieren
opgemaakt.
Artikei 2.
1. Ieder hoofd van school zendt op den 1
Mei aan burgemeester en wethouders een
■staat van schoolgaande kinderen en hunne
ouders, voogden of verzorgers, over het loo
pende belastingjaar en op 1 December een-
zelfden staat van de kinderen, die na 1 Mei
tot de school zijn toegelaten.
2. Deze staat wordt ingericht overeen
komstig een door burgemeester en wethouders
te verstrekken model.
Artikei 3.
Burgemeester en wethouders maken zoo
spoedig mogelijk na ontvangst van -deze staten
de kohieren van het schoolgeld op en ver-
klaren die tegelijkertijd uitvoerbaar.
Artikei 4.
Burgemeester en wethouders zenden de
uitvoenbaar verklaarde kohieren ter invorde
ring aan den gemeente-ontvanger met op-
gaaf van den termijn of de termijnen van be-
taling, welke bij de vaststelling van elk kohier
door hen wordt of worden bepaald.
Artikei 5.
1. De gemeente-ontvanger reikt zoo spoe
dig mogelijk aan elk schoolgeldplichtige een
gedagteekend aanslagbiljet uit, volgens het
model door burgemeester en wethouders vast
te stellen.
2. De termijn of termijnen van betaling
wordt (worden) daarop vermeld.
3. Het schoolgeld is dadelijk verschuldigd,
wanneer de aangeslagene in staat van faillis-
sement is verklaard of op zijn roerende of
onroerende goederen executoriaal beslag is
gelegd.
Artikei 6.
1. De afschrijving geschiedt in de volgende
orde:
a. op de kosten van vervolging.
b. op de oudste der openstaande termijnen.
2. Voor elke betaling wordt dadelijk op
het aanslagbiljet kwitantie gesteld.
Artikei 7.
Binnen drie maanden na het vervallen van
den laatsten termijn zendt de gemeente-
ontvanger aan burgemeester en wethouders
een staat met toelichting van de posten op
het kohier welke hij niet heeft kunnen invor-
deren. Burgemeester en wethouders zenden
dezen staat aan den gemeenteraad met een
voorstel tot niet invorderbaarverklaring van
die posten welke zij daarvoor vatbaar achten.
Het besluit van den gemeenteraad, waarbij
aanslagen niet-invorderbaar verklaard wor
den, ontheft den gemeente-ontvanger van
verdere pogingen tot invordering.
Artikei 8.
Overigens zijn ten opzichte van de invor
dering de artikelen 258 tot en met 262 en
265b der gemeentewet van toepassing.
Artikei 9.
Indien het innen van het schoolgeld voor
kinderen, die een bijzondere school beizoeken,
geschiedt door het schoolbestuur, wordt arti
kei 3 gelezen:
Burgemeester en wethouders zenden de
uitvoerbaar verklaarde kohieren ter invorde
ring aan het schoolbestuur", wordt artikei 4
gelazen: „de gemeente-ontvanger reikt zoo
spoedig mogelijk door tusschenkomst van het
schoolbestuur een gedagteekend aanslagbiljet
uit, volgens het model door burgemeester en
wethouders vast te stellen, en is artikei 5 niet
van toepassing.
Artikei 10.
1. Deze verordening treedt in werking op
1 Januari 1931.
2. Alsdan vervalt de thans geldende ver
ordening van 23 November 1922, Koninklijk
goedgekeurd den 3 Februari 1923, no. 10.
Deze blijft van kracht ten aanzien van foe-
lastingjaren, welke voor 1 Januari 1931 zijn
geeindigd.
De VOORZITTER opent de gelegenheid tot
het houden van algemeene fodschouwingen.
De heer DE BAEKER wijst op de redactie
van art. 5, dat een gedeelte van een maand
voor een geheele maand berekend wordt. Het
is voor gekomen, dat een kind een gedeelte
van de maand op de eene en een ander ge
deelte van de maand op een andere school
ging. De vader werd ten voor elk gedeelte
van de maand aangeslagen, alzoo tweemaal
voor hetzelfde kind. Dat kan tooh niet de
foedoeling der verordening zijn.
De VOORZITTER geeft te kennen, dat het
niet wel mogelijk is een schoolgeldregeling
vast te stellen, waarbij zich -in de toepassing
niet eens een moeilijkheid zal voordoen. Is
dat evenwel het geval, dan wordt dat door
burgemeester en wethouders ten gunste van
burgemeester en wethouders opgelost. In
het door den heer De Bakker bedoelde geval,
werd den betrokken vader het hoogste bedrag
kwijt gescholden. Het heeft zich onlangs 1
keer voorgedaan. Bij de openbare school,
waar het schooljaar op 1 Mei begint, doet zich
dit niet voor, doch het was een gevolg van de
omstandigheid, dat de R. K. school voor uit
gebreid lager onderwijs begint op 15 Maart.
Nu was een kind tot 15 Maart op de lagere
school en kwam daama op de school voor
U.L.O. Den vader is, toen deze omstandig
heid ter kennis van burgemeester en wethou
ders kwam vrijistelling verleend voor de eerste
maand der U.L.O. school, zoodat hij daarvoor
nu maar 11 maanden van het jaar behoeft te
betalen,,
De heer DE BAKKER vraagt, of het dan
niet mogelijk zou zijn, dat burgemeester en
wethouders het R. K. schoolbestuur eens op
die moeilijkheid wezen, misschien dat ze den
datum dan wel kunnen veranderen.
De VOORZITTER antwoordt, dat burge
meester en wethouders zich niet gaame men-
gen in interne aangelegenheden van verschil-
lende instellingen en corporaties. Evenwel,
de heer De Bakker is met de menschen van
dat schoolbestuur bevriend, laat hem dat zelf
eens in de vergadering van het schoolbestuur
ter sprake brengen.
De heer HAMEDINK moet zijn voldoening
uitspreken over dit voorstel van burgemees
ter en wethouders, dat een ontlasting betee-
kent voor de groote gezinnen. Toch is hij ver-
wondert, dat tegen dit voorstel practisch
geen stemmen opgaan. Toen hij in het jaar
1921 hetzelfde voorstelde werden daartegen
van wege (burgemeester en wethouders gewel-
dige bezwaren aangevoerd, en toen het met
7 tegen 6 stemmen toch in de minderheid
bleef, werden burgemeester en wethouders
zelfs baloorig, en merkte de voorzitter na de
stemming op een vraag van den heer De
Jager op: „Zeker, nu snijdt het mes van 2
kanten; de gemeentekas is er goed voor".
Het voorstel van spreker beoogde toen, het
schoolgeld te berekenen naar het belastbaar
inkomen, alzoo na kinderaftrek, terwijl bur
gemeester en wethouders betoogden, dat het
berekend moest worden naar het zuiver in
komen.
Kort daarop, misschien wel als een gevolg
van het hier genomen voorstel, verscheen een
provinciaal blad, waarbij werd voorgeschreven,
dat de schoolgeldregelingen moesten vastge-
steld worden met in aanmerkingneming van
het zuiver inkomen. Toen waren er dus
tegen het belastbaar inkomen moeilijkheden,
en nu blijkt uit het voorstel, dat het weer
w51 kan.
Bijizonder doet het spreker goed aan, dat
de heeren De Jager en Geelhoedt, die toen
tegen zijn voorstel stemden, zich zoodanig
hebben kunnen opwerken om op htm stand-
punt tot inkeer te komen en thans zelf het
voorstel hebben gedaan.
Maar toch moet het uit deze geschiedenis
weer de opvatting putten, dat het aan bur
gemeester en wethouders steeds onaangenaam
is, wanneer er uit den raad denkfoeelden op-
komen die met hunne meening in strijd zijn;
dan doen ze alle mogelljke moeite om hun
zin te krijigen en doen daarvoor pogingen tot
zelfs bij de Kroon.
Wat is toen toch het geval geweest? Toen
de raad, omdat de meerderheid meende als
gevolg der circulaire van gedeputeerde staten
het zuiver inkomen als maatstaf te nemen,
in strijd met het voorstel van burgemeester
en wethouders die begonnen met een heffing
bij een inkomen van f 800 tot f 1000, meende
met f 1000 te moeten beginnen en de inko-
mens daar beneden vrij te laten, was dit niet
naar den zin van gedeputeerde staten, die
daaroveT bij de Kroon in foeroep kwamen.
zoodat een jaar daama de raad genoodzaakt
werd de heffing weer aan te vangen met 800
tot f 1000. Als het dus aan burgemeester en
wethouders niet aangenaam is, heeft men wel
altijd een uitvlucht bij de hand om een voor
stel uit den raad te bestrijden, al was het
maar alleen het uitspreken der verwachting
dat men niet de goedkeuring van .gedeputeer
de staten zal erlangen. Spreker heeft dat
nooit erg vertrouwt; het is den raad niet
bekend, wat zich dan in gewisselde stukken
nog verder afspeelt.
Het is hem dus wel aangenaam, dat burge
meester en wethouifjrs van oordeel zijn, dat
de toestand of lieveV gezegd de meening van
gedeputeerde staten zich ten deze gewijeigd
heeft, ofschoon hij het wel een bezwaar acht,
dat zulke voorstellen alleen kans krijgen aan-
genomen en ook ingevoerd te worden, als ze
van de zijde van burgemeester en wethouders
komen, en het krijgt dan ook den schijn, dat
voorstellen uit den raad alleen bestreden wor
den omdat ze van zekere zijde, van de oppo-
sitie komen. Hij acht dat een behandeling
van zaken die niet aangaat.
Tenslotte juicht hij het toe, dat burgemees
ter en wethouders thans iets voorstellen, dat
hij vroeger heeft bepleit en waar ze nu 10
jaar tegen geweest zijn.
De heer VAN AKEN zou ook nog wel iets
willen vragen, nl. of het niet mogelijk is een
later tijidstip te stellen voor het betalen der
aanslagen. De tijd die verloopt tusschen het
uitreiken der biljetten en het vervallen van
den eersten termijn is te kort. Daarover is
hier reeds meermalen gesproken en de klach-
ten werden toen ongegrond verklaard, maar
hij meent, dat er tooh wel iets over te zeggen
valt. Het komt voor, dat er maar 8 dagen
tusschen verloopt en dat is voor sommige
menschen, die financieel niet gemakkelijk
zitten, zeker te kort. Hij zou de termijnen
langer wenschen.
De heer BEDET: Het zal nu wel beteren,
met de nieuwe ontvamger.
De heer VAN AKEN meent, dat burge
meester en wethouders toch maatregelen
konden nemen om de lijst zoo spoedig moge
lijk vast te stellen. Kan daarvoor geen datum
in de verordening worden vastgesteld.
De VOORZITTER merkt den heer Van
Aken op, dat hij zou kunnen weten, dat dit
niet mogelijk is. Burgemeester en wethouders
moeten voor het opmaken van het kohier in
de eerste plaats gegevens ontvangen van de
hoofden van scholen en vervolgens ook van
den inspecteur der directe belastingen. Zij
zijn van het ontvangen dier gegevens alzoo
afhankelijk, terwijl er ook voortdurend muta-
ties plaats hebbenBurgemeester en wethou
ders zijn echtfer v. i bereid, te doen wat moge
lijk is, om het voor de aangeslagenen zoo
gemakkelijk mogelijk te maken.
De heer SCHEELE acht het van wege bur
gemeester en wethouders goed gezien, dat ze
met dit voorstel zijn gekomen. Het beteekent
voor verschillende menschen, die het hard
noodig hebben, een ontlasting. Bij de vorige
maal stelde men zich op het standpunt, dat
zij die kinderen op school hadden, daarvoor
de kosten ook moesten betalen, en werd er
verder aangevoerd, dat er In financieel op-
zicht op verschillend gebied nog wel wat te
doen viel. Nu is inmiddels de toestand wel
wat veranderd. Vele menschen hebben thans
geen kinderen op school of niet meer op
school. Het is dus niet onbillijk, dat op dezen
ook iets van de kosten van het onderwijs
wordt afgewenteld en vooral door de men
schen met groote gezinnen een matig school
geld zal worden betaald.
De VOORZITTER merkt op, dat de heer
Hamelink in een overigens zeer vriendschap-
pelijke beschouwing, burgemeester en wet
houders feitelijk van inconsequentie heeft be-
schuldigd, al was het resultaat dat daarmede
verkregen wordt hem aangenaam.
Spreker moet naar aanleiding daarvan op-
merken, dat in het verloopen tijdvak de
menschen niet veranderd zijn, doch wel de
omstandigheden waaronder wij leven. Dat
burgemeester en wethouders destijds vast-
hielden aan hun voorstel, om het schoolgeld
te berekenen naar het zuiver inkomen was,
omdat ze toen reeds de wetensohap hadden,
dat die circulaire van gedeputeerde staten,
waarbij zoodanige regeling werd voorgeschre
ven, komen zou. Voorts meenden ze ook te
moeten vasthouden aan een bepaald bedrag
als opbrengst, aangezien ze van oordeel
waren, dat de gemeentekas dat niet kon mis-
sen.
Nu zijn de omstandigheden anders gewor-
den en nu burgemeester en wethouders in de
gelegenheid waren een andere regeling voor
te stellen, hebben ze niet geaarzeld dat te
doen, en deden dit met de wetenschap, dat
daardoor de opbrengst van het schoolgeld een
duizend gulden of vijf terug zal gaan.
Met betrekking tot de woorden van den
heer Van Aken merkt spreker nog op, dat
de menschen toch niet behoeven te wachten
om zich op de betaling van schoolgeld voor
te bereiden tot de biljetten komen. De men
schen weten toch al van af 1 Mei dat ze
schoolgeld moeten betalen, en kunnen er zich
dus op voorbereiden, Maar velen wachten op
de ontvangst van het briefjevervolgens
een waarschuwingeer ze aan het geld
gaan denken. Sommigen maken daar een
soort sport van. Zeker, er zijn er ook, die
niet terstond kunnen betalen, maar dan zijn
burgemeester en wethouders wel voor een
schikking te vinden.
Hij wil wel toezeggen, dat burgemeester
en wethouders zullen trachten het daarheen
te leiden, dat de termijn die verloopt tusschen
de uitgifte van het ibiljet en het vervallen van
de eerste termijn, zoo groot mogelijk zal zijn.
Allioht zijn ze nu in de gelegenheid wat vroe
ger de biljetten uit te sturen.
De heer VAN DEN BULCK bepleit de
wenschelijkheid om het schoolgeld in 3 ter
mijnen beschikbaar te stellen. Als iemand
72 betalen moet en wisselvallige inkomsten
heeft, kan het wel eens voorkomen, dat hij
op een gegeven oogenfolik niet in staat is om
zoo'n groot bedrag te storten.
De VOORZITTER wil burgemeester en
wethouders wel vragen de mogelijkheid daar
van te overwegen, maar herhaalt, dat burge
meester en wethouders, indien zulks gevraagd
werd, ook wel voor een schikking in de be
taling te vinden zijn, wanneer blijkt, dat daar
voor aanleiding is.
We hebben hier nog geen gemeentelijke op-
haaldienst, en zullen dus nog zo<5 moeten
voortgaan, maar burgemeester en wethou
ders komen de menschen zooveel mogelijk
tegemoet.
De verordening wordt met algemeene stem-
mien vastgesteld.
9. Vaststelling genieentebegrooting voor
den dienst 1931.
Bij de aanbieding van de genieentebegroo
ting voor den dienst 1931 wordt door burge
meester en wethouders de memorie van toe
lichting ingeleid met de volgende beschou
wing:
De samenstelling van de gemeentebegroo-
ting voor 1931 ,plaatste ons voor eigenaardige
moeilijkheden. In dit jaar toch ibegint te wer-
ken de nieuwe wet op de financieele verhou-
ding tusschen het Rijik en de gemeenten.
Zooals wij reeds in ons voorstel tot wijziging
van het belastingstelsel, in verband met even-
genoemde wet, opmerkten, zijn verschillende
cijfers der nieuwe inkomstbronnen niet met
groote nauwkeurigheid te ramen, bjv. de op-
centen gemeente-fondsbelasting en de op
brengst door plaatsing der gemeente in de
2e klasse der gemeente-fondsbelasting. De
opgave van het bedrag per inwoner dat de
gemeenten uit het gemeentefonds krijgen is
een voorloopige.
Behalve deze factoren moet er op worden
gewezen dat 1931 de schakel vormt tusschen
het oude en nieuwe stelsel. De inkomsten
belasting loopt nog tot 1 Mei 1931. De op
brengst der personeele belasting (hoofdsom)
en grondlbelasting wordt over een vol jaar
uitgekeerd. Door de wijze van verantwoor-
ding wordt van de uitkeering uit het ge
meentefonds in 1931 verantwoord, hoewel de
daartoe nieuwe heffing eerst 1 Mei aanvangt.
Hiertegenover staat dat nog over verschil
lende jaren, wegens directe belastingen kwade
posten zijn te betalen. Daar nu de zuivere
opbrengst wordt uitgekeerd wordt de afreke-
ning over vorige jaren zoo snel mogelijk af-
gewikkeld. Wat de inkomstenbelasting be-
treft zal 4/10 der kwade posten in 1931 in
rekening worden gebracht en het restant in
1932. In overleg met den inspecteur der di
recte belastingen is het cijfer op het vorig
jaar geraamde bedrag gehandhaafd.
In overeenstemming met de laatste jaren
gevolgde methode, hebben wij enkele kapi-
taalsuitgaven onder den gewonen dienst ge-
raamd. Hieronder kunnen gerangschikt wor
den:
oentrale venwarming gemeentehuis 3200
brandkast kantoor gem.-ontvanger 550
verstrating de Blokken en Zandstraat 2500
nieuwe forandspuit 9600
Totaal 15850
Daar elk jaar zoodanige kapitaalsuitgaven
zijn te doen, is het voor een gezonde finan
cieele politiek noodizakelijk dat deze uitgaven
uit gewoon worden betaald. Hierdoor toch
wordt voorkomen dat de gemeente zich door
telken jare voor deze uitgaven te leenen, voor
I een zwaar drukkende schuldenlast ziet ge-
plaatst welke haar belet, de voor haar ont-
wikkeling noodzakelijke uitgaven te voteeren.
De laatste jaren is door de gemeente de
verbetering der straten met kracht aangevat.
De vemieuwing van de Grenulaan en School-
weg eenerzijds en de Westkolkstraat en de
Nieuwstraat anderzijds is geschied, opdat de
doorgaande wegen in de kom aan de normale
eischen van het tegenwoordige verkeer zouden
voldoen. Hieruit dient ook nog de Jonge-
straat en Markt van een nieuw wegdek te
worden voorzien. Zijn deze wegen vemieuwd
dan is het doorgaand verkeer in beide rich-
tingen der gemeente opgelost. De kosten
dezer verstratingen worden geraamd: de
Jongestraat 4000, Markt (Westz.) 10.000,
Markt (Oostz.) 8900, totaal 22.900.
Daar de gemeente in vroegere jaren onvol-
doende aan de verbetering der straten heeft
gewerkt ziet zij zich thans in betrekkelijk
korten tijd geplaatst voor vernieuwing van
een groot deel van het wegdek. In overeen
stemming met de tot nu toe gevolgde politiek
meenen wij, dat door de hierdoor te verrich-
ten „achterstallige" werken zoo weinig
mogelijk lasten op het toekomstig geslacht
mogen worden gelegd. De vemieuwing van de
Westkolkstraat, Nieuwstraat en Noordstraat
en de verstrating der Stationsweg is dan ook
uit gewoon betaald.
Uit het wegenfonds kan voor de thans
voorgestelde werken /9000 worden geput.
Het batig slot van hoofdstuk VI afdeeling II
bedraagt 1217,33. Het resteerende foedrag
f 12.682.67 stellen wij voor te vinden door een
bijdrage van den gewonen dienst aan den
kapitaaldienst.
Een Iblik bp de straten der kom doet ook
de wenschelijikheid inzien de Vlooswijkstraat
te vemieuwen. In verband met ons hierboven
uiteengezet standpunt stellen wij echter voor
deze vemieuwing naar 1932 te verschuiven.
Indien er in de financieele toestand der ge
meente dan geen verandering komt is het
waarschijnlijk dat ook hiervoor geen geld-
leening behoeft aangegaan te worden.
Het batig slot der gemeenterekening 1929
bedraagt 47.791,76. Indien u zich met onze
bovengenoemde voorstellen vereenigt wordt
hiervan f 15.850 12.682,67 28.532,67
voor meer buitengewone werken bekostigd.
Overeenkomstig onze bij de wijziging van
het belastingstelsel gedane toezegging wordt
hieribij u een voorstel toegezonden tot wijzi
ging van de schoolgeldverordening. Teneinde
de groote gezinnen te ontlasten is de foepaling
van het zuiver inkomen veranderd in belast
baar inkomen. Ter verdere toelichting ver-
wijzen wij u naar het desbetreffend voorstel.
De oplbrepgst is, blijkens een volgens de ont-
werp verordening gemaakte berekening 25
minder, dan volgens de thans bestaande ver-
prdening. Hiermede is in de begrooting voor
i931 reeds rekening gehouden.
De begrooting is reeds commissoriaal foe-
handeld in afdeelingsvergaderingen.
Naar aanleiding daarvan is uitgebracht het
navolgende
VERSLAG van het verhandelde in de af-
deelingen van den raad tot onderzoek
der gemeente-begrooting voor 1931 en
verantwoording van burgemeester en
wethouders naar aanleiding daarvan.
Volgnummer 13. Leden der beide afdee-
lingen stellen voor het presentiegeld van de
leden van den gemeenteraad te brengen van
3 op 4. Wil men de functie behoorlijk
waamemen dan zijn hiervoor verschillende
uitgaven te doen. Het verlet beperkt zich
niet tot een halve dag. Dikwijls getoeurt het
dat een geheele dag, soms twee dagen, wordt
verloren. Teneinde hieraan het persoonlijk
karakter te ontnemen werd met dit voorstel
gewacht tot de begrooting voor 1931, omdat
met het oog op de verkiezing de mogelijkheid
bestaat dat andere personen terugkomen.
Een lid der 2e afdeeling is tegen verhooging
van het presentiegeld in verband met de ver-
werping der salarisvoorstellen der amfote-
naren.
Ook wij gevoelen de billijkheid om he'
presentiegeld tot 4 te verhoogen. Hierdoor
genieten de leden dan een behoorlijke scha-
deloosstelling en behoeft het raadslidmaat-
schap voor geen enkel persoon meer finan
cieele bezwaren mee te brengen. Wij stellen
daarom voor, overeenkomstig artikei 58 der
gemeentewet aan gedeputeerde staten een
daartoe strekkend verzoek te richten.
Volgnummer 14. Een lid der 2e afdeeling
vraagt of ter secretarie niet de rang van
sohrijiver kan worden ingesteld, om de jongens
van Ter Neuzen de gelegenheid te geven te
solliciteeren. Ze kunnen dan reeds wat ver-
dienen en zich tegelijk verder bekwamen.
Burgemeester en wethouders hebben nog dit
voorjaar den raad een zoodanige belofte ge
daan.
In ons voorstel tot herziening der salaris-
sen was mede begrepen invoering van den
rang van schrijver ter gemeente-secretarie.
Nu de gemeenteraad onze desfoetreffende
voorstellen heeft verworpen achten wij
geen motief aanwezig hierop verder in te
gaan.
Volgnummer 28. Een lid der 2e afdeeling
vraagt het oordeel van burgemeester en wet
houders inzake invoering van presentiegeld
voor leden der stembureaux.
Daar het aannemen van een benoeming
tot lid van een stembureau geen verplich-
ting is en de waameming dus geheel vrij-
willig is, achten wij geen voldoende mo-
tieven aanwezig ook voor de stembureaux
een presentiegeld voor te stellen.
Volgnummer 64. Een lid der le afdeeling
vraagt waarom de agent van politie te Sluis-
kil geen overuren worden uitbetaald. Dit lid
vraagt ook of de marechaussee te Sluiskil
zullen blijven; dit in verband met eventueele
uitbredding van de gemeentepolitie aldaar.
Een lid der 2e afdeeling is beslist tegen uit-
breiding der gemeentepolitie. Is aldaar wer-
kelijk meer politie noodig dan ligt hier een
taak voor de Rijkspolitie.
Wanneer de agent van politie wegens bij
zondere omstandigheden overuren moet
maken zullen deze ook hem worden uit
betaald.
Moohten in de toekomst de marechaus
see te Sluiskil weer vertrekken, dan zullen
wij ons nader beraden of uitbreiding van
de politie noodig is.
Volgnummer 78. Meerdere leden der beide
afdeelingen vragen of aanschaffing der nieuwe
spuit noodzakelijk is.
Een lid der le afdeeling vraagt of aan
schaffing der nieuwe spuit noodig is voor
plaatsing van een spuit te Driewegen of om
de kom van een spuit van zoodanige capaci-
teit te voorzien dat deze praktisch op elke
stand een groote brand kan blusschen.
Verplaatsing van een spuit naar Drie
wegen wordt in beide afdeelingen niet ge-
wenscht geoordeeld, omdat aldaar in verband
met de verspreide woningen de autospuit uit
de kom evensnel aanwezig zal zijn en op Drie
wegen geen geoefend personeel aanwezig is.
Door een lid der 2e afdeeling wordt in
't bijizonder het oordeel van (burgemeester en
wethouders gevraagd of op Driewegen genoeg
water aanwezig is om bij eventueelen brand
over te beschikken.
Een lid der le afdeeling vraagt in verband
met het raadsbesluit tot aansluiting aan de
waterleiding waardoor op verschillende plaat-
sen brandkranen geplaatst kunnen worden,
of een nieuwe spuit nog noodig is.
Met het forandweeiibestuur zijn wij van
oordeel, dat aanschaffing van een nieuwe
spuit noodzakelijk is. De tegenwoordige
spuit is maar van een dusdanige capaciteit
dat groote deelen van de binnenstad niet
geholpen izouden kunnen worden, daar door
den afstand van het water de druk niet
voldoende zou' blijken. Aanschaffing van
een brandspuit als door ons bedoeld is dan
ook, om op alles voorbereid te zijn, dringend
noodzakelijk.
Wordt tot aanschaffing overgegaan, dan
wordt de spuit die nu in de kom staat naar
Sluiskil overgebracht. Of de spuit van
Sluiskil geplaatst zal worden in de kom of
te Driewegen of wel dat deze spuit zal ver-
kocht worden, zal dan nader overwogen
worden.
Het waterprobleem te Driewegen heeft
reeds meerdere malen een punt van bespre-
king uitgemaakt en is ook voor ons zeer
moeilijk. Ook wij gelooven dat bij een em-
stige brand in Driewegen geen voldoende
water is. Wij hopen evenwel thans in de
waterleiding de oplossing te zullen vinden.
Volgnummer 92. Daar de inkomsten van de
keurgelden worden geraamd op f 3200 en de
uitgaven voor den keuringsdienst op 2500
vraagt een lid der le afdeeling of het niet
billijk is de keurgelden nog iets te verlagen.
In tegenstelling met de warenwet moet door
belanghabbenden de keuringsdienst zelf wor
den betaald. Het is nu toch onbillijk dat de
gemeente hierop nog winst behaalt. Hij acht
het verder onbillijk, dat uit de opbrengst der
keurgelden de toelage aan den oud-keur-
meester wordt betaald.
Dit lid zal opnieuw voorstellen den keu-
ringsveearts in verband met zijn drukke
werkzaamheden een gratificatie te geven.
Van ons zijn geen voorstellen te wachten
tot verlaging van het keurgeld, waar toch
die keurgelden al beduidend lager zijn dan
in onze omgeving.
De opmerking dat de toelage aan den
oud-keurmeester uit die keuringsgelden be
taald wordt is onjuist. Ook deze uitgave
wordt uit de gewone (inkomsten betaald en
daaronder vallen ook de keurloonen.
Volgnummer 104. In beide afdeelingen
wordt met genoegen geconstateerd dat de ex-
ploitatie van het ziekenhuis betere vooruit-
zichten wettigt.
Een lid der le afdeeling vraagt, wanneer
over 1931 de subsidie op 6000 wordt uitge-
trokken wij volgende jaren op een verminder
de sulbsidie mogen rekenen, of deze nog naar
boven moet.
Een lid der 2e afdeeling acht de sulbsidie
te hoog.
Een ander lid dier afdeeling is van meening,
dat Ter Neuzen in verband met dit zieken
huis er erg goedkoop afkomt. Voor een mo
dem ingericht ziekenhuis zou hij zelfs veel
hoogere subsidie willen voteeren.
Een lid der le afdeeling vraagt of burge
meester en wethouders in overeenstemming
met een vroeger jaar gegeven belofte voor
het vele werk dat het ziekenhuis te Sluiskil
doet, uit erkentelijkheid een kleine subsidie
van ib.v. /500 kunnen voorstellen. Dit lid
wijst er nog op, dat de arme patienten te
Sluiskil tegen verminderd tarief worden ver-
Dl6G2fd.
In verlband met de foetere exploitatie-
uitkomsten van het ziekenhuis te Ter Neu
zen bestaat er gegronde hoop dat de sub
sidie thans niet verder verhoogd zal moeten
worden.
Het ziekenhuis te Sluiskil heeft geen
zelfstandig bestaan. Het behoort tot een
niet in deze gemeente gevestigde combma-
tie die ook andere zaken beheert. In ver
band hiermede kunnen wij niet voorstellen
aan dit ziekenhuis een subsidie te verlee-
nen. Een belofte van ons college in die
richting is ons niet (bekend.
Volgnummer 123. Een lid der le afdeeling