Ter Neuzensche Courant
Tweede Blad.
Vampier-Vleugel
BINN INLAND.
BVITBNLAND.
FBTJILLETON.
Woensdif 22 Oct. 1930. N«. 8595.
door
SAX ROHMER.
RECHTSZAKEN.
VAN
EEN GRATIEVERZOEK INGEDIEND.
Hetgeen dezer dagen is gemeld, omtrent de
todiening van een gratieverzoek voor kapi-
tein Borren, blijkt juist te zijn geweest. Thans
wordt gemeld, dat op de griffie van het Hoog
Militair Gerechtshof is ingediend een gratie
verzoek, waarin aan de Koningin gratie wordt
verzocht voor kapitein Borren, die, zooals
men weet, door het Hoog Militair Gerechts
hof, is veroordeeld tot 1 dag gevangenisstraf,
wegens het feit, dat het aan hem te wijten is,
dat eenige bezette plaats door den vijand
overvallen is.
Eerste ondergeteekende van het verzoek is
de oud-majoor-intendant titulair G. H. O. W.
van der Nagel.
Het gratieverzoek is onderteekend door een
25-tal personen.
Het ligt voorts in de bedoeling het verzoek
nog te doen volgen door een lijst van nader
ingekomen adhaesiebetuigingen.
MOBILISATIE TOT HANDHAVING VAN
DE VREDE.
Met een enkel woord is schrrjft de N. R.
Crt. reeds gewag gemaakt van een bijeen-
komst die Engelsche vredesvrienden te Lou
den hebben gehouden. De schrrjver Wells,
Wickham Steed, de oud-hoofdredaoteur van
de Times, thans leider van de Review of
Reviews, en prof. Delisle Burns waren de
voomaamste sprekers over het onderwerp:
De vredesstrategie.
De uitslag van de gedachtenwisseling was
ontmoedigend, want niemand wist een af-
doend middel aan te geven om in een tijd van
een crisis den vrede te handhaven.
Wells uitte de meening dat er over eenige
jaren weer oorlog zou kunnen uitbreken. Men.
had gezegd dat men na den grooten oorlog
vijfentwintig jaar zou krijgen, om op adem te
komen. Maar nu geloofde hij dat die tijd veel
te ruim berekend was. Hij had in Italie,
Duitschland en Frankrijk rondgekeken en hij
dacht dat het uitbreken van een oorlog in het
Naburige Oosten binnen enkele jaren, zelfs
komende jaar, zeer goed mogelijk was. Het
gevaar school in de oeconomische spanning
en de sterker wordende nationalistische stroo-
mingen. Er werd een bespottelijke strijd tus-
schen de naties om goud te verzamelen ge-
voerd. Wells verwachtte voor het versterken
van het pacifisme nog het meest van voor-
lichting van de jeugd bij het onderwijs. Aldus
Wells, die erover zweeg dat b.v. in Oostenrijk
een geschiedenisboek op de scholen in den ban
is gedaan, omdat het als te tarn wordt be-
schouwd in het oog van de Christen-socialis-
ten en de burgerwachten.
Op een vraag wat men zou kunnen doen
als komende jaar b.v. aan de grens van Al-
banie oorlog uitbrak, zeide Wells: ,,ik wou dat
ik dat wist" en op een anderen vraag welke
methoden van onderwijs hij voor de scholen
aanbevelingswaardig achtte, dat hierop niet in
het kort te antwoorden viel. Prof. Delisle
Bums bracht echter later in het midden dat
men den onderwijzers onder het oog moest
brengen dat er een modeme wereld sedert de
Normandische verovering in Engeland ont-
staan was.
Misschien kan dit voor Engeland iets uit-
werken, maar in de landen die in den grooten
oorlog de nederlaag hebben geleden, ziet men
dat op de middelbare scholen en aan de uni-
versiteiten een zeer strijdlustige geest heerscht
De Duitsche rijkskanselier Briining heeft dezer
dagen in den Rijksdag er nadruk op gelegd
dat juist de jeugd allerlei bepalingen van het
vredestractaat als groote onbillijkheden be-
schouwt, en de volgelingen van de extremis-
tische partijen in Duitschland, zoowel ter
rechter als ter linker zijde, bestaan voor een
groot deel uit nieuwe, jonge kiezers.
Van deze vergadering gaan wij over naar
artikelen in Fransche periodieken. In Frank
rijk heeft de loop der jongste verkiezing een
reactie tegen Briand's vredes- en verzoenings-
politiek gaande gemaakt. Men is er vooral
verontrust over het geroep om een herziening
van het plan Young. In de Revue de Paris
betoogt d'Ormesson dat het zeer onbillijk is,
dit plan aansprakelijk te stellen voor den
slechten financieelen toestand van Duitsch
land. De annu'iteiten volgens dat plan ver-
tegenwoordigen immers maar ongeveer een
vrjftiende gedeelte van de jaarlrjksche uitga-
71) Vervolg.)
Ze zudhtte en zweeg een paar seconden
lang. Dan:
,,Dienzelfden avond", ging ze voort,
,,begon hij al. U begrijpt 't wel, niet? Ik
probeerde juist weg te komen, toen
Madame de Stamer binnenkwam. Ze
beleedigde mij door me iets schandelijks
te noemen en dat hoorde mijn vader en
die beval haar, het huis uit te gaan. Senor
Menendez gaf hem een reprimande en
mijn vader liet zich dat niet aanleunen en
sloeg hem".
Ze wachtte weer even en beet nerveus
op haar onderlip. Dan ging ze voort:
,,Weet u, hoe een Spanjaard wordt, als
zijn bloed fel in beweging komt? Senor
Menendez had een revolver, maar mijn
vader sloeg hem het wapen uit de handen.
En daarna aingen ze elkaar te lijf. Het
was verschrikkelijk, verschrikkelijk! Ik was
zoo bang, te bang om hulp te roepen zelfs.
Wat Madame de Stamer deed en waar ze
was. weet ik niet. Ik zag niets dan die
twee gedaanten, die maar vochten, die
maar vochten, op den grond. Toen stond
er een op. Die eene was mijn vader, dat
zag ik nog en daarna herinnerde ik me
niets meer".
Een oogenblik leek het of de emotie, op-
geroepen door die tragische herinnerin-
gen, haar de baas zou worden, maar met
ven, die sprongsgewijze omhoog zijn gegaan,
nadat de geallieerden groote verminderiugen
van de herstelbetalingen hebben toegestaan.
In de laatste jaren zijn de ramingen voor de
Duitsche land- en zeemacht bijkans verdub-
beld.
De Revue des Deus Mondes heeft een, met
een driestar geteekend, artikel over Duitsch-
land's militaire positie, waarachter men gene-
raal Weygand of althans een zeer invloedrijk
lid van den Franschen generalen staf zoekt.
Het lijkt een vervolg op een anoniem artikel
dat, in dergelijken geest geschreven, in de
Mercure de France van 1 Augustus is ver-
schenen. De schrijver betoogt dat het Duit
sche leger nominaal tot 100.000 man beperkt
is, maar dat er 80.000 man brj geteld moeten
worden, die vroeger in de gelederen gediend
hebben, 50.000 man van de Schutzpolizei
(Schupo) en 100.000 burgers om dienst te
doen als autobestuurders, koks enz., zoodat
het totaal dadelijk op 330.000 man te bren
gen zou zijn. Bovendien zijn er tot 1935 nog
2 millioen man beschikbaar die in den oorlog
opgekomen zijn. Na 1935 zullen zij verdwii-
nen, maar met de 40.000 man die de rijks-
weerbaarheid jaarlijks indienst stelt, zal het
mogelijk zijn 800.000 man als beroepsleger te
mobiliseeren. Tegenover dit sterke beroeps
leger kan Frankrijk, nu het den eenjarigen
diensttijd heeft ingevoerd, slechts een militie-
leger stellen dat ongeschikt voor den aanval
is en secundaire waarde voor de verdediging
heeft. De hoedanigheid van het Duitsche be
roepsleger wordt ge'illustreerd door het feit
dat er in 1929 tienmaal zoo veel candidaten
voor de officiersposten waren als leege plaat-
sen, en voor de open plaatsen van de minderen
vijfitienmaal zooveel gegadigden. De oude of-
ficieren worden zoo snel afgedankt dat er
nauwelijks e6n generaal boven 57 jaar meer
in dienst is. Tusschen 1925 en 1930 heeft
Duitschland 20.000 machinegeweren behalve
veel ander oorlogsmateriaal aangeschaft.
Men begrijpt dat zulke artikelen ten ge-
volge moeten hebben dat de verhooging van
de militaire uitgaven die van de Fransche
Kamer gevraagd wordt eh bij de commissie
in behandeling is, er glad door zal gaan. In
ruimen kring heerscht in Frankrijk het ge-
voel dat de vredes- en verzoeningspolitiek van
Briand al even weinig uitgewerkt heeft als
een dwangpolitiek.
De slotsom van deze beschouwing moet zijn
dat de voorbereiding van den oorlog nog altijd
heel wat gemakkelijker is dan die van den
vrede en dat men nog steeds vergeefs op een
bemoedigend begin in de richting van de laat
ste naar Geneve uitziet.
CRISIS IN DEN BELGISCHEN
LANDBODW.
De Beiigische regeering heeft omlangs m
veriband met de crisis in landibouw en nijvetr-
heid een industrieele en parlementaire com
missie ingesteld, die belast werd met het be-
studeeren van den toestand en het voorstellen
van maatregelen. Afgevaardigden van de
commissie hebben thans aan den premier en
den minister van Lamdbouw hun meening uit-
eemgezet.
De commissie is tot de oanclusie gekomen,
dat de lamdbouw, wat de beschermdng door
douane-tarieven betreft, bij de imdUstirie ten
achter staat. Voor den oorlog stonden de be-
sohermende rechten voor den lamdlbouiw in een
verhouding van 1 2 ten opzichte van die van
de industrie. Sinids de wet van 1924 is die
verhouding geiwijizigd tot 1:8. De dumping
van graan en vlas dient vooral hieraan te
worden toegesohreven. De commissie stelt
dan ook voor, dat de landbouw in minder
groote mate dan de industrie zal worden ibe-
schermd en dat de douane-tarieven voor land-
bouiwproducten aan den huidigen toestand zul
len worden aangepast. De hooge prijzen van
veevoeder en meststoffen worden verder als
oorzaken van de crisis genoemd, terwijl ook
wordt voorgestelid het imvoerrecht op suiker
te verhoogen. Deze verhooging zou evenwel
op zoodanige wijze moeten worden toegepast,
dat zij niet ten goede komt aan de raffinade-
rijen, doch aan de verbouwers van suiker-
bieten. De verhooging 'der invoerrechten op
suiker zal evenwel vermoedelijk weinig kans
hebben door de regeering te worden aan-
vaard.
De commissie stelt anderzlijids voor, dat ver-
sdhililende compensatierechten zullen worden
geheven of wel dat opnieuw invoervergunnin-
gen worden ingesteld.
HET LOT VAN OUD-BELGIe.
De correspondent van de N. R. Crt. te Brus-
sel meildit:
Willy Frilimg, de president van „Ouxl-Bel-
gie", de schilderachtige buitenafdeeling van de
Amtwerpsche wereldtentoonstelling, heeft aan
de pers medegedeeld, dat de fdnanciee'le resul-
taten bevredigend mogen worden genoemld.
„Ouid-Belgie" heeft aan tzijne oprichters, die
geheel buiten het tentoonstellingscomiite ston
den, 12 millioen franc gekost, welke in zes
maanden tijd moesten worden terugigewonnen.
De verhuring der huisjes bradht niet op wat
men er eerst van verwaoht had maar het be-
een geestkracht, die even merkwaardig en
bijzonder was als haar teere, exotische
schoonheid en die van goed bloed, van een
kant althans, sprak, beheerschte ze zich en
ging met vertellen voort.
..Mijn vader begreep, dat hij naar Cuba
moest gaan om voor onze toekomst te
zorgen. Want ons leven daar was natuur-
lijk afgeloopen. Ah Tsong bleef bij me
achter. U heeft natuurlijk gehoord, hoe
het vroeger op die eilanden was, en als u
er nu komt vindt u het er heel anders. Ik
dacht ook dat het an'ders geworden was.
Maar daarin vergiste ik me. Den eersten
avond, dat mijn vader uit was, bleef Ah
Tsong, die ergens heen gegaan was, zoo-
lang uit, dat ik ongerust begon te worden.
En toen kwam er een vreemde neger met
de boodschap, dat hij opeens cholera ge-
kregen had en nu in een hut niet ver van
ons huis lag. Ik vergat dat ik bang was
en dat ik voorzichtig moest zijn en ik ging
met den man mee. O!"
Ze lachte. wild op.
„Ik wist niet, dat ik nooit meer terug
zou komen... en ook niet, dat ik mijn
vader nooit meer zou zien. Dit lijkt na
tuurlijk fantastisch en onmogelijk, omdat
u geboren bent en woont in een land, waar
wetten zijn. Op Cuba hebben we ook een
wet, die qehoorzaamd moet worden, maar
op verscheidene van die kleine eilandjes
is het eenige recht, dat geldt, het recht
van den sterkste".
Ze sloeg haar handen voor haar gezicht
en boog zich voorover. Een poos lang
bleef het stil.
„Het was natuurlijk een valstrik". ging
ze dan voort, ,,ze brachten me naar een
klein eilandje El Manos, dat in zijn geheel
het eigendom van Senor Menendez was
zoek viel, trots het sleohte weder in de zometr-
•ica c iter-voon me.:. --oama gs
dagen werden 100.000, op an-dere 75.000
entree's geteld, de talrijke leerlingen van
scholen die in groep „Oud-Belgie" beeochten
en gratis toegang kregen niet medegerekend.
De raad van beheer ziet kans om „de twee
einidijes bij elkaar te brengen" en aciht zich
zeer volidaon over dit resultaat.
De beer Friling zeide vender nog, dat ,,Oud-
Belgie" officieel op 4 November sluit maar,
voegde hij er lachenid aan toe, met de menta-
liteit welke de stamgasten van ..Oud-Belgie"
kenmerkt, kan men ervan verzekerd zijn, dat
de eigenlijke sluiting eerst maar op 5 Novem
ber. 's ocbtends 5 uur, zal gefoeuren. Ook be-
vestigde hij het door ons reeds vroeger gepu-
bliceeride foericht dat „Oud-Belgie", to bet
voorjaar van 1931, zeer waarsohijnlijk, door
verscheidene filmondememingen, als studio,
voor het samenstellen van historische films
zal warden to huur genomen om eerst daarna
te verdiwijnen.
ONVEILIG CHICAGO.
Van alle wijiken van Chicago, waar gemoord,
geroofd en geterroriseerd wordt, is de voor-
stad Evanston wel de onveiligste. In deze
voorstad staat ook het huis van den voorma-
ligen Amerikaanschen ambassadeur te Lon-
den, den ook door zijn bemoeitogen met het
herstelvraagstuk ^bekenden generaal Dawes.
Weliswaar heeft de politie to Evanston spe-
ciale maatregelen genomen, maar meer en
meer gaan de bewoners tot maatregelen van
zelfverdediging over. Thans is er onder lei-
ding van de poUitieautoriteiten te Evanston
een Vrouwen-Revolverclulb, waarbij zijn aan-
gesloten bijna alle echtgenooten en docbters
van zakenlieden, winkeliers en vele werkende
vrouwen, die onider leildtog van politieagenten
wekelijks cursussen krijgen in het schdeten
met revolver en to zelfverdediging.
TER NEUZEN, 22 October 1930.
PHILIPPINE.
Door de marechaussee zijn een tweetal per
sonen aangebouden en ter beschikktog van de
Justitie te Mididelburg gesteflid, als verdacht
van diefstal. Het moet hier een meer dan ge-
wone diefstal betreffen.
KOEWACHT.
De beer L. van Waes alhier, is met togang
van 20 October benoemid tot politieagent te
Roosenidaal.
Zondag j.l. trok de congregatie en het
meisjespatronaat alhier, ter bedevaart naar
Oostacker. De reis gescbiedde met vier auto-
buissen, onder leidtog van den Z.Eerw. heer
Pastoor.
DE AANVARING TUSSCHEN HET
DUITSCHE STOOMSCHIP „ALLER" EN
DE RIJNAAK „KURA".
Betreffende de rechtzaak tegen den 30jari-
gen sleepbootkapitein M. L., wonende te Ant-
werpen, ontleenen wij aan de Midd. Courant
nog het volgende:
Van de zijde van het Openbaar Ministerie
waren in deze zaak een achttal getuigen en
deskundigen gedagvaard.
Als eerste getuige werd gehoord dr. Hulst
uit Leiden die een sectie-onderzoek had ver-
richt op het lijk van de schippersvrouw, waar
bij gebleken was, dat de vrouw wegens ver-
drtoktog om het leven is gekomen.
Dr. Talsma uit IJzendijke, thans te Amers-
foort, was niet verschenen.
De schipper van de Rijnaak ,,Kura", als ge
tuige gehoord, verklaarde op den bewusten
datum te hebben gevaren onder de gemeente
Hontenisse. Hij, benevens zijn zoon stonden
aan bet roer, terwijl zijn vrouw nog te bed
lag. De aak was met ongeveer 100 M. sleep-
touw aan de sleepboot bevestigd. Getuige zag
de Duitsche zeeboot „AlIer" uit de richting
Antwerpen komen. Deze boot had de voorge-
•schreven cylinder in den mast, wat wil zeg-
gen, dat alle kleine schepen op zijn verzoek
moeten uitwijken. De sleepboot en de aak
hidden den zwarten tonnenkant van het vaar-
water, wat volgens getuige algemeen de ge-
woonte is, terwijl de tegenkomende, het Duit
sche schip, middenvaarwater hield. Op een
afstand van ongeveer 800 M. gaf de zee-
boot 2 stooten, aldus bakboord, welke teekens
volgens getuige niet duidelrjk werden gegeven.
De president merkt op, dat de sleepboot
gerust meer naar bakboord had uit kunnen
wijken, waarop getuige antwoordt, dat hij
dat gedaan heeft. Op het laatste moment
heeft de kapitein van de sleepboot op verzoek
en waar hij een huis had. Dat kon hij
doen, maar" ze hief haar hoofd trotsch
op ,,mij kon hij niet naar zijn wil zet-
ten. Ik kon geld, veel geld krijgen en een
eigen bezitting en o, nog zoo veel meer,
maar en dit moet ik ook vertellen hij
heeft me nooit mishandeld of ruw behan-
deld. Drie weken ben ik in dat huis zijn
gevangene gebleven. Al de bedienden
waren hem trouw; et was er niet een
onder, die me wilde helpen. En zoo
rulneerde hij me, terwijl ik toch volkomen
onschuldig was. U begrijpt, hoe ik dat be-
doel, niet?"
Ze keek Val Beverley bedroefd aan.
,,Ik dacht dat mijn hart zou breken. Ik
was vaderloos, want ik had een voor-
gevoel, dat mijn vader dood was. Dat
bleek naderhand ook zoo te zijn".
„Wat!" riep ik uit. ,,U wilt toch niet
zegaen
",1k weet 't niet..., ik weet t niet", gaf
ze haperend ten antwoord. ,,Ik weet
alleen dat hij onderweg gestorven is. Ze
berweerden. dat het ten gevolge van een
ongeluk wasWel, ten slotte bood
Senor Don Juan aan, me te trouwen. Ik
overlegde, dat dat de eenige manier was,
om mijn vrijheid terug te krijgen. Als ik
eemmaal getrouwd was, kon ik wegloopen
en Ah Tsong gaan opzoeken. En dus
stemde ik toe".
Ze wachtte even. Een diepe bios
kleurde haar teere gezichtje licht rood.
Het volgende oogenblik zag ze weer heel
bleek.
,,Een Spaansche priester trouwde ons.
O!" ze hief haar handen met een ont-
roerend-pathetisch gebaar op. Heeft
u er een idee van wat een vrouw van
twintig is? Mijn geest was niet gebroken,
van getuige het touw losgegooid en is de
sleepboot stuurboordzijde weg gevaren. Een
aanvaring was onvermijdelijk. De aak werd
door de zeeboot geramd en zonk bijna onmid-
dellijk. Getuige zag zijn vrouw, die inmiddels
in de roef was verschenen, staan in het deur-
gat, doch tengevolge van het water sloeg de
deur dicht en is de vrouw verdronken.
De president merkt aan getuige nog op, dat
het toch zeer gevaarlijk is niet den goeden
kant van het vaarwater te houden. Getuige
meent dat men den goeden kant heeft gehou
den. Eerst gaf de ,,Aller" 2 stooten, welke be-
antwoord werden, daarna 1, vervolgens 2 stoo
ten op de fluit. Getuige's schip is aan stuur
boordzijde aangevaren.
Vervolgens hadden langdurige besprekingen
plaats over de wijze van varen met behulp
van een aanwezige kaart.
De zoon van getuige, P. Nortier, wonende
te Antwerpen, legt een gelijkluidende verkla-
ring af.
De loods Andre, wonende te Antwerpen,
was destijds loods aan boord van het Duitsche
zeeschip. Get. kwam met zijn schip van Ant
werpen en moest naar Rotterdam. Volgens
hem is het gewoonte dat de groote afkomende
schepen den zwarten tonnenkant houden. Get.
had de sleepboot met aak opgemerkt op een
afstand van ongeveer 3 K.M.
Laatstgenoemde waren toen midden van het
vaarwater. Getuige heeft 2 keer seinen gege
ven die beteekenden dat zijn schip den zwar
ten tonnenkant hield. De zeeboot had een
vaart van ongeveer 21 K.M. per uur. Even voor
de aanvaring heeft getuige laten stoppen,
doch kon een aanvaring niet meer voorkomen,
daarna is de bemanntog behulpzaam geweest
met het redden van de opvarenden van de ge-
zonken Rijnaak. Volgens getuige was voor de
sleepboot de rooie kant van het vaarwater de
beste geweest om te varen.
Op een vraag van den President aan ver-
dachte, zegt hij geen diploma te hebben voor
de vaart. Verdachte zegt de zwarte tonnen
kant te hebben opgezocht na het passeeren van
de gasboei. Hij heeft op order van den schip
per van de Rijnaak de sleeptouw op het laat
ste moment losgegooid.
Op een vraag van den President aan ver
dachte, indien de schipper van een sleepschip
om een verkeerde manoeuvre vraagt, hij daar-
aan dan gevolg moet geven, antwoordt ver
dachte ontkennend.
Verdachte was eerst middenvaarwater, is
vervolgens overgegaan naar de zwarte ton
nenkant en nadat de sleep was losgegooid is
hij naar stuurboordzijde, de roode tonnenkant,
gevaren.
Vervolgens werd gehoord als getuige-des-
kundige, de loods Kamermans te Vlissingen,
die aan de hand van een kaart, uiteenzettin-
gen gaf over de gewoonte en wijze van varen
der schepen.
Een drietal getuigen a decharge verklaar-
den, dat het de gewoonte is dat schepen ko
mende van Vlissingen naar Antwerpen, ter
plaatse van de aanvaring de zwarte tonnen
kant houden.
De Officier van Justitie aan het woord ko
mende, is van meening, dat de aanvaring is
veroorzaakt door een verkeerde manoeuvre
van verdachte. De sleepboot „Sirius" voer to
het midden van het vaarwater.
Verdachte zegt dat hij de zwarte tonnen
heeft opgezocht. Het is volgens spr. een fout
van verdachte geweest, toen op het laatste
moment uitwijken naar stuurboordzijde, de
roode tonnenkant niet meer mogelijk was, hij
dit toch gedaan heeft, en hij het sleepschip
de ,,Kura" hulpeloos heeft gelaten.
De handelwijze van verdachte is niet de
wijze van goede zeemanschap. Spr. is van
oordeel dat verdachte is te kort geschoten in
de wijze van varen.
De vraag is thans welke straf moet worden
opgelegd. Een geldboete of een voorwaarde-
lijke veroordeeling is volgens den Officier niet
op zijn plaats.
Hij eischt tegen den verdachte een hechte-
nisstraf van een maand.
De verdediger, Mr. J. Adriaanse, vtog zijn
pleidooi aan met een woord van deemis te
spreken met de nagelaten betrekkingen der
vrouw, die bij deze aanvaring zoo noodlottig
om het leven is gekomen.
De man en de zoon van het slachtoffer zijn
getuigen geweest van het droevig voorval en
als men hun, ervaren schippers, die alles heb
ben medegemaakt, en het toch het beste kun
nen beoordeelen, vraagt, wie de schuldige is,
dan zullen zij deze dadelijk aanwijzen, maar
dan is dit niet verdachte, die op de Sirius
commandeerde.
Nooit hebben zij ddn oogenblik geaarzeld
om de aanvaring met het treurig gevolg te
wijten aan dengeen die het groote s.s. „Aller"
stuurde to de richting van den sleep.
En dan hebben zij daarvoor geen lange
redeneering noodig. Ze kunnen het in deze
enkele woorden zeggen: dat als het s.s. zijn
koers was blijven doorvaren zooals volgens
reglement geboden was, er niets zou zijn ge-
beurd.
Omgezet in een formeele acte van beschul-
diging zou dit enkele regels vergen.
Wel een contrast met deze dagvaardtog to
brochurevorm
Een dagvaardtog zij duidelijk! deze is bet
alleen maar gekneusd, bezeerd. En daar
na ondervond ik niets dan goedheid. Ik
zou 't allicht nooit te weten gekomen zijn,
als Senor Menendez, die me" hier
glimlachte ze bedroefd ,,mooi vond,
niet met me naar Cuba was gegaan, waar
hij een groot huis had. En ik was nog
zoo jong! O!" smeekte ze, ,,denik daar-
aan, als u me beoordeelten dat ik
nooit andere liefde dan die van mijn vader
gekemd had. Het kwam toen gewooniweg
niet bij me op, om te denken, dat ziin dood
wel door wat anders dan een ongeluk ver
oorzaakt kon zijn.
„Ik was trotsch op mijn juweelen en
mijn mooie kleeren. Maar na een poos
merkte ik. dat Juan me aan geen van zijn
kennissen voorstelde. We ginigen wel uit,
maar nooit naar bekende plaatsen en ook
nooit naar menschen van zijn soort en
niemand kwam ons ooit opzoeken. En
toen. op een avond, hoorde ik iemand op
het balcon van mijn kamer. Ik was zoo
bang, dat ik geen geluid kon geven. En
dat was maar goed, want bijna op het-
zelfde oogeriblik werd het gordijn opem-
getrokken en kwam Ah Tsong de kamer
in".
Haar handen omklemden met een
krampachtigen greep de leunmgen van
haar stoel.
„Hij vertelde 't me", zei ze heesch-
fluisterend. Dan, met groote angstige
oogen: ,,U begrijpt, 't niet?" vroeg ze op
haar typisch-bulpelooze manier. ,,Het
was geen huwelijk geweest. Niets dan
een imitatie om me tevreden te stellen.
Dat had hij kunnen doen, dat had hij dur-
ven doen..., omdat mijn moeder toch ook
nietO!"
Haar blauwe oogen begonnen te sdhit-
niet, kan het ook bezwaarlijk zijn, omdat voor
strafrechterlijke schuld aan de aanvaring met
levensgevaar en/of doodsgevolg -een mis-
drijf! niet kan passen een aaneenschake-
ling van diverse feiten, als er onder zijn, welke
geheel gaan buiten rechtstreeks en logisch
verband met andere.
Indien verdachte fout voer met bakboord
te houden dan staat dit ver af van het kap-
seizen der „Kura". Dit is niet eens 'n gevolg
van het eerste. De ,,Kura" is door de „Aller"
geramd, omdat dit s.s. afgezien nog van an
dere reeds eerder begane fouten, toen aan
varing dreigde, ja 't gevaar voor de hand lag,
niet tijdig heeft gestopt of achteruit geslagen
en zelfs zijn „full speed" heeft behouden.
Het ongeluk moge dan al zijn een gevolg
van een begane fout deze fout veroorzaakte
op zichzelve niet de aanvaring. Er zijn nog
heel wat schakels tusschen.
iStrafrechterlijke schuld aan een feit moet
aanwijsbaar zijn, maar als men deze moet om-
schrijven als in deze acte van beschuldigtog,
dan loopt het logisch verband gevaar; dit is
niet te bezweren met voortdurende herhaling
van het thema „grovelijk onvoorzichtig" en
,,roekeloos'\
De taak van den opsteller dezer dagvaar
dtog was niet te benijden. De fout bij het
s.s. lag voor de hand zooals spreker meent
te kunnen aantoonen, maar van meet af zocht
men in de verkeerde richting.
Verdachte had den verkeerden kant van het
vaarwater genomen. Hoofdregel is immers
bakboord op bakboord passeeren en toen de
Hoofdtospecteur der Scheepvaart adviseerde
en conform dit advies deze Raad schuld vond
bij dezen verdachte, meende de Officier van
Justitie, dat de ingeslagen weg vervolgtog
van dezen verdachte de juiste was.
Maar nu kwam de moeilijkheid.
De Raad voor Scheepvaart oordeelt admi-
nistratief geen verdachte, geen acte van
beschuldiging, geen verdediging, ja nauw een
getuigenverhoor.
Maar hier moest een dagvaardtog worden
opgezet met een vermelding van feiten, waar-
uit de schuld (strafrechterlijke) aan de aan
varing voortvloeide.
Indien verdachte werkelijk in overtredtog
was geweest van de reglementaire bepalingen,
dan ware eenvoudig te verwijten dat deze
niet in acht waren genomen, maar conform
art. 5 sub II van het Reglement moest de
Sirius" wijken hoe ook. Zij is geweken,
dus voldeed aan haar plicht.
In de kunst om desondanks toch de ..Sirius"
de schuld te geven kon de O. v. J. niet slagen;
het te kort aan afdoende redenen wordt niet
goedgemaakt met voortdurenden herhaling dat
hij, verdachte, toch zoo grovelijk onvoorzich
tig handelde.
De verschillende redengevende feiten to de
dagvaardtog, onderwierp Mr. Adriaanse aan
critiek.
le. het varen door den bocht van Walsoor-
den is gebruikelijk en kan aan verdachte niet
euvel worden geduid.
2e. dat hij daar in 't midden of ongeveer
to't midden voer was ook niet verkeerd.
3e. evenmin dat hij daar bleef varen toen
hij een s.s. zag naderen.
4e. de „Slrius" heeft eerst gefloten en wel
2 stooten gegeven, wat de situatie der sche
pen to aanmerking nemende, voor de hand
lag.
Aangenomen dat het s.s. toen met Sen stoot
antwoordde, had men op het s.s., den sleep
op een korten afstand van pl.m. 700 a 800 M.
voor zich hebbende en ziende dat deze sleep
de zwarte tonnen opzocht, moeten begrijpen
dat deze sleep, waar het s.s. voor zijn vaart
tot de zwarte tonnen was beperkt, niet meer
stuurboorden mocht wegens het gevaar bij
stuurboord-uitgaan door het s.s. te worden
overvaren.
Dit klemt te meer waar de vaart voor het
s.s. naar den kant der roode tonnen, geheel
vrij was, en het daar het ruime diepe vaar
water had.
5e. De „Sirius" heeft niet de „Aller" maar
dit s.s. den sleep opgezocht, waarvoor geen
enkel excuus geldt.
Volgens het Reglement moest de „Sirius"
voor de „Aller" die een cylinder in den mast
voerde, wijken, maar... dit s.s. moest ook zijn
koers blijven behouden.
6e. Dat de „Sirius" op 't laatst, nadat de
verbindingstros met de ,,Kura" was losge-
maakt, nog stuurboord uftweek, was door de
omstandigheden geboden; anders dreigde zij
te worden geramd door het s.s.
7e. het losmaken van den verbindingstros
met de „Kura" is op bevel van den schipper
van dit vaartuig geschied en wordt ten on-
recbte aan verdachte verweten.
De verdediger bespreekt vervolgens het
resultaat van het verhoor der verschillende
getuigen, waaruit z.i. duidelijk volgt dat aan
verdachte niets te verwijten is en deze heeft
gehandeld geheel conform de eischen van
goede zeemanschap, maar ook geheel overeen-
komstig de reglementaire bepalingen, zoodat
hij met het volste vertrouwen een vrijspraak
van den verdachte tegemoet zag.
Met photo's en kaarten en daarbij op maat
passende scheepjes werd door hem de juiste
situatie der schepen zoowel eenigen tijd als
vlak v66r de aanvaring geillustreerd.
teren en voor den eersten keer brak haar
ware temperament, het Spaansche tempe
rament van haar vader door haar gewone
verlegenheid en gereserveerdheid heen.
,.Maar hij kende me niet. Misschien
kende ik mezelf tot op dat oogenblik
evenimin. Dienzelfden nacht ging ik met
Ah Tsong weg; zomder iets mee te nemen,
van wat zijn eigendom was, ging ik weg;
zomder geld of sieraden, zonder een stukje
kant of ook maar een peseta. We vroe-
gen onderdak aan een half-zuster van mijn
vader, die in Puerto Principe woonde en
eer9t wilde ze me niet hebben, weigerde
ze zelfs me te ontvangen. De menschen
spraken overal schande van me, zei ze me.
Ze vertelde van mijn vader. Ze verweet
me. dat ik den naam De Valera door het
slijk had gesleurd. Ten slotte gelukte het
me haar te overtuigendat ik niets
wist, nooit iets vermoed had, van wat
iedereen wel wist".
Ze keek ons om beurten aan, alsof ze
verwachtte, dat wij haar niet zouden ge-
looven.
,,U begrijpt 't toch wel?" vroeg ze.
bijna fluisterend.
,,0 ja! Heusch, Mrs. Camber," zei Val
Beverley, zonder ook maar even te aarze-
len en op dat oogenblik aanbad ik haar
voor het innige meevoelen in haar stem
en haar oogen. ,,'t Is heel moedig van u,
om ons dit alles te vertellen."
„Ja Vindt u dat heusch vroeg het
jonge vrouwtje eenvoudig. ,,Wbt hindert
het... wat geef ik erom, als ik Colin er-
mee kan helpen
(Wordt vervolgd.