ALGEMEEH NIEUWS- EH APVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREK. *s»c Eerste Blad. Vampier-Vleugel HEEREN-BAAt No."8575 VRIJDAG 5 SEPTEMBER 1930. 70® Jaargang Van de planken hut naar hat Witte Huis. FETTILLETON, Biff NENLAND. 'Vraagt inlichtuigen ty oruie agerttschappen te i rtlea2ilandsch£ -nr' ECHTE FRIESCRB 20-50ct prut* ,«kJBONNEMENT8PRI JSBinnen Ter Neuzen f 1,40 per 3 maanden Buiten Ter Neuzen fr. per post 1.80 per 3 maanden Bij voor uitbetaling fr. per post /6,60 per jaar Voor Belgie en Amerika f 2,25, overige lan den 2,60 per 3 maanden fr. per post A.tK>nnementen voor het buitenland alleen bij vooruitbetaling. iUtgeeftrter: Firms. P. J. VAN DE 8 AND El. GIRO 38150 - TELEFOON No. 25. AD VERTENTI8NVan 1 tot 4 regels /0,80 Voor elken regel meer O.SCt Grootere letters en clichd's worden naar plaatsrutmte berekend. Handelsadvertentien bij regelabonnement tegen verminderd tarief, hetwelk op aanvraag verkrijgbaar is. Inzending van advertentien liefst 68n dag voor de uitgave DIT BEAD VERSCHIJNT IEDEREN MAA NT)AG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. V. (Slot.) De Messias der Slaven. Groot was Lincoln, omdat hij in zeer moeilijke jaren leiding heeft weten te geven aan de Staatszaken in Amerika, en, dapper volhoudend, het Noorden heeft mogen leiden tot de uiteindelijke over- winning; groot was Lincoln ook, omdat hij, komend uit zoo eenvoudig milieu, zich zooveel kennis en inzicht heeft weten eigen te maken, dat hij op zoo voortreffe- lijke wijze het land wist te besturen, met haast altijd menschen naast zich als minis ters, die hem weinig of niet genegen waren, maar groot moet Lincoln toch vooral worden genoemd, omdat hij het geweest is, die de vrijmaking der slaven in de geheele Unie heeft weten door te zetten en tot een goed einde te brengen. Wij zouden van dezen merkwaardigen self-made man niet genoeg hebben ge- zegd, ja, alles wat wij tot nu toe over hem hebben meegedeeld, zou, bijeengenomen, nog niet voldoende deze artikelen, die wij gaven, motiveeren, indien dit eene werd verzwegen, of niet in voldoende mate in het licht werd gesteld. Wij hebben in onze vier vorige stuk- ken reeds een enkele keer als uit de verte gezinspeeld op dit belangrijk werk van den President. Wij hebben verteld, hoe Lincoln zich ergerde aan die predikanten, die nota bene teksten en bijbelsche ge- schiedenissen misbruikten ter verdediging van de slavernij, wij hebben ook reeds medegedeeld, hoe hij al jong had be- weerd, dat hij niet graag slaaf zou willen zijn, maar ook onder geen voorwaarde slavenhouder; het moet hem in zijn over- tuiging (zoo noodig) nog hebben gestijfd. toen hij al vroeg uit zijn lectuur merkte, dat ook zijn groote voorvaderen en voor- beelden, de besten onder deleiders van het Amerikaansche volk, vurige tegenstanders van de geheele slavernij waren geweest. En toen de jonge Lincoln ging reizen, waren het juist de toestanden, die met de haast alom, en vooral in het Zuiden nog ongebroken, voortbestaande slavernij samenhingen, die hem geweldig hinder- den en met grooten tegenzin vervulden. In een redevoering moet Lincoln reeds in het begin van zijn politieke loopbaan zich eens deze mededeeling hebben laten ontvallen ,,De eenige overwinning, waar- mede wij gaarne ons werk zouden willen bekronen, zou deze zijn, dat wij konden afkondiaen, dat er op Gods ruime aarde geen slaaf en geen dronkaard meer be- staat". Nu, de eerste helft van dezen zoo vurig gekoesterden wensch is voor Lincoln althans wat Amerika betreft zoo goed als in vervulling gegaan. Nu doet het misschien eerst wat door SAX ROHMER. 51) Vervolg. HOOFDSTUK XXI. Een tweede vampier-vleugel. Een poos lang was al ons schellen en kloppen tevergeefsoh. De staat waarin de deurknop zich bevond het gele koper glom als een Spiegel legde ge- tuigenis af van een pas geeindigde bewer- king, en dus trokken wij de conclusie dat Ah Tsong in elk geval dp was, ook al sliepen de andere huisgenooten dan nog. Na een minuut of vijf begon het noode- looze en gevaarlijke wachten Harley te irriteeren. Hij greep den klopper en be- werkte de koperen plaat eronder als een geboren tamboer. Dat hielp. De deur ging open en Ah Tsong verscheen op den drempel. ,,Zeg je meester, dat Mr. Harley hem noodzakelijk moet spreken". Meester niet", gaf Ah Tsong hem lakoniek ten antwoord; meteen maakte hij een beweging of hij de deur wilde sluiten. Harley verhinderde dit, door zijn voet tusschen deur en drempel te zetten en sprak den man tegelijkertijd in het Chi- neesch aan. Ik had niet gedacht, dat het perkamenten gezicht van Ah Tsong tot het uitdrukken van zooveel emotie in staat was. De kleine, schuin-oploopende oogen werden hel van blijdschap bij het hooren van zijn moedertaal. vreemd aan, wanneer wij thans mede- deelen, dat een man, die met zulke ge- voelens was bezield, toch maar niet ,,au bout portant" tot de afkondiging van de vrijheid der slaven heeft willen of durven overgaan. Neen, Lincoln heeft volkomen begrepen, dat ook hierbij met beleid en omzichtigheid een overgana moest worden gezocht. Er zou al .dadelijk een over- gangsstelsel moeten worden gevormd voor de opvoeding van die kinderen, wier moeders nog als slavinnen geboren waren; den eigenaars zou een billijker schadever- goeding moeten worden toegelegd; de teruokeer van, uit naburige staten ge- vluchte, slaven zou behoorlijk moeten worden geregeld, en zonder volksstem- mimg zou een dergelijke wet, althans onder normale omstandigheden zeker niet kunnen worden afgekondigd. Met andere woorden: er lagen hier tal van voetangels en klemmen, en voorzichtigheid was ten zeerste geboden. Al meer dan dertig jaar voor hem had Henry Clay, die ook tegenstander was van de slaverrrij en die in meer dan een opzicht zijn voorbeeld was, gewaarschuwd door te zeggen, dat het nadeel van de slavernij, hoe groot overigens ook, nog niets was tegenover de veel grootere schade, die zou voortkomen uit een plotselinge, algemeene in-vrijheid- stelling zonder eenig onderscheid. Zoo voelde Lincoln ook alleen voor een traps- gewijze en gedeeltelijke bevrijding. Maar dit deed toch niets af van zijn ernstigen wil en wensch om op den duur hun alien de vrijheid te verschaffen. Hij voelde echter zoo goed, dat men een pyramide niet een-twee-drie kon omver- werpen; de eenige manier om zoo'n sta-in- den-weg te verwijderen zou zijn: die te ondergraven. Op die wijze is Lincoln nu te werk gegaan. Ieder jaar zag Lincoln de toestaniden donkerder worden, en steeds vuriger werd zijn wensch om eindelijk het ideaal te kunnen doorzetten. Er kwamen ook uit Europa talrijker bewijzen van onmisken- bare instemming; menschen als Darwin, Tennyson en John Stuart Mill gayen blijk van sympathie, en het is alsof hij overal botst tegen nare en ondeelbare toestan den. Als hij voor de eerste maal te Was hington komt ziet hij daar, aan de voeten van het kapitool, dat immers tot taak heeft om de vrijheid te beschermen de slavenmarkt ,,een soort van negerstal, waar heele koppels negers werden ver- handeld en soms ook eenigen tijd werden gevoed, tot ze als paarden naar de zuide- lijke slavenmarkten werden getranspor- teerd". (Deze teekening is van Abraham Lincoln zelf). En als hij later, als presi dent, zijn inkomst houdt te Washington, terwijl zijn vrouw pas den volgenden dag zal volgen, wat is het dan, dat hij het eerste bespeurt? Slaven, weer niets haast dan slaven. Want nu bevindt hij zich midden in den slavenstaatAngstige ge- zichten ziet hij, als hij zich op straat be- geeft, het is zoo goed te bespeuren, dat de een den ander vreest, en intusschen kent Lincoln zelf hier bijna niemand. Zoo'n man moet dan tot in het diepste Tehee, tehee!" zei hij, keerde zich om en schuifelde weg. Hij had niet een keer, gedurende dit korte onderhoud, mijn kant uitgekeken, maar ik vermoedde, dat hij niet zou na- laten zijn meester omtrent de identiteit van zijn tweeden bezoeker in te lichten. En mijn vermoeden werd bewaarheid, want: ,,Stuur ze weg", kwam een sc-herp bevel uit een van de kamers links van de gang. ,,Geen spion van Duivel Menendez komt hier meer over den drempel". De Chinees had de voordeur wijd open gelaten en zoo konden we tot achter in de schemerig koele hal zien. Na een halve minuut verscheen uit de gang daarachter de kleine magere figuur van den bedien- de. Toen hij vlak voor ons stond, her- haalde hij op zangerigen toon: „Meester niet"- i ,j Harley stampte van ongeduld op de steenen stoep. Groote genade, Knox", barstte hij halfluid uit, \,die kerel brengt me buiten mezelf met zijn stommiteit". Meteen keerde hij zich weer tot Ah Tsong en begon in rad Chineesch tegen hem te spreken. Het gerimpelde gezicht van den man verried geen spoor van emotie, maar in de eigenaardige schuin- oploopende oogen kwam een verschrikte uitdrukking. Voor de tweede maal keerde de man zich met een „Tchee, tehee!" om en schuifelde naar de studeerkamer terua. Daar begon een soort van gemompelde samenspraak, die steeds luider en luider werd en op het volume-hoogtepunt schoot de magere, slordige figuur van Camber uit een deur te voorschijn en kwam met groote stappen naar ons toe. ,,Mijn bediende zegt, dat u Paul Harley heet", begon hij, met een soort hautain air mij negeerde hij volkomen ,,en u van zijn ziel toch wel een afkeer hebben van de slavernij en van alles wat daar- mede samenhangt! Is het dan zoo'n won der, dat hij zichzelf en anderen zoo goed als geen rust gunt, en dat de proclamatie, waarbij de afschaffing van heel de slaver nij wordt doorgezet, tijden lang gereed ligt in een lade, van zijn schrijfbureau? Men heeft in de bewaard-gebleven aanteekeningen van Lincoln, die hij maakte voor verschillende redevoeringen, allerlei klemmende argiimenten gevonden, populaire en diepzinnige, die hij als het ware achter de hand hield om ze bij deze of gene gelegenheid te kunnen uitspelen. ,,Als A bewijzen kan, dat hij er recht toe heeft om B tot slaaf te maken", zoo lezen wij ergens, ,,waarom zou B dan niet pre- cies hetzelfde mogen beweren? En nu zegt u wel, dat A immers de blanke is, en B de zwarte; maar wat heeft nu de kwes- tie van huidkleur met de slavernij uit te staan? Want als gij op deze wijze redeneert, moogt gij wel deksels voorzich- tig zijn! Ook voor u dreigt dan altijd het gevaar, dat gij een of anderen dag iemand op straat zouat tegenkomen, die nog weer blanker is dan gij, en die daaraan alleen het recht zou willen ontleenen om u tot zijn slaaf te maken!" Laat men bij Lin coln ook niet aankomen met het praatje, dat blanken zoo veel verstandiger zijn dan slaven! Ook hierbij immers zou precies hetzelfde gevaar dreigen! Tijden lang bleef en stond de zaak echter ,,op het doode punt". Men kende Lincolns gevoelens ten deze nu genoeg, maar „de" dag werd door hem afge- wacht. Eindelijk brak die aan, en toen hij er eenmaal was, zette de President ook door met groote kracht. Nu wist hij ook geen moment meer van wijken. En wat hij reeds had willen bewerkstelligen op 1 Januari 1863, namelijk dat alle personen, die in eenige staat of in eenig territorium, waarvan de bevolking nog in opstand zou zijn, als slaven werden gehouden, voor altijd volkomen vrij zouden zijn, werd nu werkelijkheid in September. Het is haast niet in te den'ken, dat ooit iemand zijn vijand een machtiger wapen uit de handen heeft geslagen, dan Lincoln deed door deze bepaling, waardoor de Zuidelijke Staten bijkans tot wanhoop werden ge- bracht. Kort gezegd leidde Lincoln's houding vooralsnog hiertoe, dat hij de slaven van zijn vrienden nog even aan de ketting hield, en inmiddels de slaven van zijn vijanden van hun boeien bevrijdde. Daar kon niemand tegenop, en de uitwer- king was dan ook als van een zeer mach- tige aardbeving. Nu de eerste groote overwinning op den vijand behaald was, moest en kon er dat voelde Lincoln heel zuiver worden doorgezet. Natuur- lijk werd er wel gespot en werden er ook verdachtmakingen geplaatst. In Engel- sche bladen stond te lezen (en het had een schijn van waarheid), dat Lincoln de slavernij daar afsdhafte, waar hij niets had in te brengen, en dat hij haar liet be- staan daar, waar hij regeerde. Maar hij heeft kort daarop de geheele vrijmaking overal ook doorgezet. heeft u laten aandienen door een vrij zonderlinge boodschap. Maar ik ken de trues van Senor Menendez en dus zie ik die boodschap aan voor wat ze is. Het hek is recht achter u, mijnheer". Harley beet zijn tanden op elkaar; dan: „De galg is recht voor u, Mr. Camber gaf hij ten antwoord. „Wat wilt u daarmee zeggei), mijn heer?" vroeg de eigenaar van het Guest House. ,,Ik wil daarmee zeggen, Mr. Camber, dat de politie me op den voet volgt j „De politie? Wat heb ik daarmee te maken?" Harley's intelligente grijze oogen keken den man voor hem seherp aan. „Het is een knap schot geweest, Mr. Camber", zei hij. Het magere, eenigszins laatdunkende gezicht van Camber bleef onbewogen; maar hij bekeek Harley een paar maal van het hoofd tot voeten. ,,Ik word over het algemeen haastig genoemdzei hij koeltjes. ,,Maar mijn ernstigste vijand kan me niet beschuldigen van overhaast conclusies trekken. als ik u, na wat u daar zegt, gek noem. U heeft me al lang genoeg opgehouden. Goeden morgen". Hij ging een pas achteruit en wou de deur dichtdoen, maar: ,,Mr. Camber", zei Harley op een toon, die iedereen een oogenblik zou hebben doen aarzelen. Met zijn hand op het slot binnen aan de deur wachtte Camber even. ..Blijkbaar heeft u mijn naam nooit eerder gehoord", ging Harley voort, „en beschouwt u mij en mijn vriend, Mr. Knox, als vrienden van wijlen Kolonel Menen dez Bij die woorden deed Camber een stap naar ons toe. Is het wonder, dat Lincoln den naam kreeg van Messias der slaven"? Even voor zijn dood maakte hij een reisje naar het zoo juist op den vijand veroverde Richmond. Het was alles geimproviseerd, er was geen plechtige intocht dus voor- bereid. Maar Lincoln was er des te vroo- lijker om, vertelt zijn bioaraaf Ludwig. ,,Sinds een week is hij goedsmoeds en nu vertelt hij bijvoorbeeld een anecdote van een man, die eerst gerant had willen wor den, c^>ch die nu tenslotte tevreden moest zijn met een oude broek. Aan de lan- dingsplaats vinden zij een klein huis. Zij gaan daar aan wal. In het groen ver- scholen liggen de witte huizen der zuide lijke stad, goed onderhouden maar onheil- spellend leeg en stil; alleen een twaalfta! zwarten verrichten er graafwerk onder toezicht van een ouden neger. Opeens richt deze zich op, brengt de handen voor de oogen en roept uit, terwijl hij zijn schop laat vallen: „Hemelsche goedheid! Daar is de groote Messias! Ik herken hem on- middellijk. Lang, lang was mijn hart vol van hem, en nu is hij gekomen om zijn bevrijde kinderen te zien! Halleluja! Dadelijk daarop waren die twaalf arme slaven toch weer aan het graven, en'tus schen hen in stond grijs en mager, die reusachtige blanke, dien zij nu wel in al zijn grootheid hebben leeren kennen, en hij sprak: ,,Knielt niet voor mij! Dat is niet goed; gij moet alleen knielen voor God! Hem moet gij danken voor de vrij heid die gij nu verwerft, ik was slechts Zijn werktuig, maar gij moogt er zeker van zijn, dat zoolang ik leef, nooit iemand u meer in boeien zal slaan, en gij niet precies dezelfde rechten zult hebben als andere burgers! Lincoln werd thans omringd, en die twaalf zongen een kerklied. En opeens voegden zich nog honderden bij hen. En weer gaf de President dezelfde verzeke- ringen, en weer spoorde hij hen aan om niet hem maar God dank te weten. Een ding voegde hij er nu echter nog aan toe: Zij moesten, zei Lincoln, nu ook trachten zich dit hooge voorrecht waardig te bewijzen. Zij moesten het der wereld toonen, dat zij het verdienden, zij moesten geen onbezonnen stappen doen, zich hou- den aan de wetten, en goed er aan denken, dat zij dit alles alleen aan God te danken hadden! Zij voelden Lincoln als hun Redder, maar deze wist zich een gezondene van Hem, Die hen en ons alien tot vrijheid riep, tot de vrijheid der heerlijkheid der kinderen Gods. EEN BELGISCHE PERSSTEM OVER KONINGIN WILHELMINA. In het „Hbl. van Antwerpen" komt een hoofdartikel voor onder het opschrift „Bel- gie's gelukwenschen", waaraan wij het vol- gende ontleenen: In dit jaar 1930, in hetwelk Belgie het eeuw- feest zijner onafhankelijkheid viertdus de honderdste verjaring zijner ischeiding met ,,Van wijlen Kolonel Menendez! her- haalde hij, bijna fluisterend. Harley deed of hij hem niet hoorde. Onbewogen ging hij voort: ,,Maar in werkelijkheid ben ik, laten we t noemen: een detective en Mr. Knox hier is voor deze gelegenheid mijn helper geweest". Colin Camber kneep zijn handen kramp- achtig ineen; t was, of hij tegen de een of andere hevige gevoels-opwelling streed. Dan: ..Bedoelt u", begon hij heesch. ,,Bedoelt u met dat wijlen", dat Kolonel Menen dez dood is?" ,,Ja", gaf Harley ten antwoord. ,,En mogen wij u nu even alleen spreken?' Colin Camber deed de deur wijd open en ging met het bekende, plechtstatige gebaar van zijn hoofd, dat ik van mijn vorige bezo^k kende, maar dat voor dezen keer, volgens mij, in* hoofdzaak dienen moest om zijn gevoelens te verbergen, op zij om ons door te laten. We bewaarden alle drie het zwijgen tot we in de eigenaardige studeerkamer stonden, waar Oost en vVest elkaar de hand reikten en waar zinnebeelden van Satan-aanbiddina naast het kruis van de Heilige Roos lagen. Het vertrek zag blauw van den tabaksrook en om den bureaustoel lagen eenige tientallen bloc- note-bladen bedekt met een uiterst klein en fijn schrift. En ondanks het feit, dat het buiten een prachtige zomermorgen met helderen zonneschijn was, brandde op het bureau een ouderwetsche schrijftafel- lamp, een soort van standaard met aan den eenen kant een nikkelen petroleum- reservoir en aan den anderen een brander met een kap van groen glas. Het was duidelijk, dat Camber den geheelen nacht doorgewerkt had. Hij zette twee stoelen voor ons neer. jOnjSpaaBBUSJE (Y t LcmoL net lezen- goede boeken bgdncmgt tot bet venyKe-fi- van den geest ,zookan Ons Spaacbuye in, boeJworm- bgdmgen/ tot het verbeteeerv van 'liu/en mateneelen v/eletand Ter Neuzen: ten kantore van de Nederlandsche Middenstandsbank Hoek: J. C. de Ridder, Markt A 120 Zaamslag: J. Haakten Kaate, A 14 ,1 "€en- wooed-eid gescJ^enL vcor leelexeen j£ h,-'- ■adit 560 Cemety'dn^ JeJej 1ti32Z26(slynfij- (In gez. Med.j Nederland, voelen de Belgen meer dan oolt den plicht uit te roepen, dat zij zich met hart en ziel aansluiten bij de hulde die de Noor- derburen aan het hoofd van hun Vorstenhuis brengen. Wij zijn Hare Majesteit, Harer Majesteit's regeering en het broedervolk uit Nederland, diep erkentelijk voor het werkelrjk kiesche en keurige standpunt dat zij, onder de verlichte leiding der hooge Landsvrouwe, tegenover de Belgische feestviering hebben ingenomen. Geen hooger, geen waardiger,-geen verhevener had het kunnen zijn, geen waarmede Neder land meer zich zelven tegenover de wereld had kunnen vereeren; het is alleen een groot volk, dat alzoo handelen kan. Wij hebben er nooit aan getwijfeld dat Nederland zijn verleden van wijs en verstan- dig volk zou gestand blijven; maar de deel- neming van de Nederlandsche regeering aan onze Wereldtentoonstelling, het bezoek van een Nederlandsch eskader te Antwerpen, waren tegenover Belgie bewijzen van vriend- schappelijke gevoelens, die wij nooit zullen vergeten. Nog weerklinken in onze ooren de harte- lijke woorden die zijn Excellentie vice-gene- raal Quant te Antwerpen op de feestmalen bij den heer gouvemeur baron Holvoet en ten (Ingez. Med.1 ontlastte de zittingen van de stapels boeken, die daar tijaelijk een bergplaats gevonden hadden, en: ,,Gisteren, toen u hier was, Mr. Knox begon hij langzaam na mijn naam wachtte hij even en stond op „heb ik u beschuldigd van iets, waarvan men een gast niet licht beschuldigt. Als ik onge- lijk gehad heb, zou ik nu graag mijn ver- ontschuldigingen aanbieden". Alleen een zaak van zeer groote urgentie heeft me tot het overschrijden van uw drempel gebracht". gaf ik afge- meten ten antwoord. ,,Uw houding was onvergeeflijk Hij boog zidh, met zijn tengere blanke hand op het bovenblad, over zijn bureau heen en keek me recht aan. ,,Bii wat ik gedaan en gezegd heb ging hij voort, ,,was er iets, een beschul- diging, die volqens mij werkelijk onver geeflijk was. Ik heb u beschuldigd een vriend te zijn van Kolonel Menendez. Was dat een valsche beschuldiging?' Hij zweeg en wachtte af, wat ik zou antwoorden. ,,Ik logeer of Cray's Folly in mijn qua- liteit van detective", gaf Harley zonder een oogenblik te aarzelen voor mij ten antwoord. ,,En Mr. Knox is zoo vrien- delij'k geweest ter assistentie mee tc gaan". Colin Camber keek eerst Harley en- daarna mij uitvorschend aan. ,,Was 't op verzoek van Kolonel Me nendez dat u me hier kwam bezoeken. Mr. Knox?" ,,Nee" gaf Harley voor mij ten ant woord. ,,Dat was op mijn verzoek. En op het oogenblik is hij ook hier op mijn verzoek. Maar we vermorsen onzen tijd, Mr. Camber. Elk oogenblik Camber hief zijn hand op. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1930 | | pagina 1