ALGEMEEH NIEUWS- EH APVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREK.
*s»c
Eerste Blad.
Vampier-Vleugel
HEEREN-BAAt
No."8575
VRIJDAG 5 SEPTEMBER 1930.
70® Jaargang
Van de planken hut naar hat
Witte Huis.
FETTILLETON,
Biff NENLAND.
'Vraagt inlichtuigen ty oruie agerttschappen
te i
rtlea2ilandsch£
-nr'
ECHTE FRIESCRB
20-50ct prut*
,«kJBONNEMENT8PRI JSBinnen Ter Neuzen f 1,40 per 3 maanden Buiten Ter Neuzen
fr. per post 1.80 per 3 maanden Bij voor uitbetaling fr. per post /6,60 per jaar
Voor Belgie en Amerika f 2,25, overige lan den 2,60 per 3 maanden fr. per post
A.tK>nnementen voor het buitenland alleen bij vooruitbetaling.
iUtgeeftrter: Firms. P. J. VAN DE 8 AND El. GIRO 38150 - TELEFOON No. 25.
AD VERTENTI8NVan 1 tot 4 regels /0,80 Voor elken regel meer O.SCt
Grootere letters en clichd's worden naar plaatsrutmte berekend.
Handelsadvertentien bij regelabonnement tegen verminderd tarief, hetwelk op aanvraag
verkrijgbaar is. Inzending van advertentien liefst 68n dag voor de uitgave
DIT BEAD VERSCHIJNT IEDEREN MAA NT)AG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
V. (Slot.)
De Messias der Slaven.
Groot was Lincoln, omdat hij in zeer
moeilijke jaren leiding heeft weten te
geven aan de Staatszaken in Amerika, en,
dapper volhoudend, het Noorden heeft
mogen leiden tot de uiteindelijke over-
winning; groot was Lincoln ook, omdat
hij, komend uit zoo eenvoudig milieu, zich
zooveel kennis en inzicht heeft weten
eigen te maken, dat hij op zoo voortreffe-
lijke wijze het land wist te besturen, met
haast altijd menschen naast zich als minis
ters, die hem weinig of niet genegen
waren, maar groot moet Lincoln toch
vooral worden genoemd, omdat hij het
geweest is, die de vrijmaking der slaven
in de geheele Unie heeft weten door te
zetten en tot een goed einde te brengen.
Wij zouden van dezen merkwaardigen
self-made man niet genoeg hebben ge-
zegd, ja, alles wat wij tot nu toe over hem
hebben meegedeeld, zou, bijeengenomen,
nog niet voldoende deze artikelen, die wij
gaven, motiveeren, indien dit eene werd
verzwegen, of niet in voldoende mate in
het licht werd gesteld.
Wij hebben in onze vier vorige stuk-
ken reeds een enkele keer als uit de verte
gezinspeeld op dit belangrijk werk van
den President. Wij hebben verteld, hoe
Lincoln zich ergerde aan die predikanten,
die nota bene teksten en bijbelsche ge-
schiedenissen misbruikten ter verdediging
van de slavernij, wij hebben ook reeds
medegedeeld, hoe hij al jong had be-
weerd, dat hij niet graag slaaf zou willen
zijn, maar ook onder geen voorwaarde
slavenhouder; het moet hem in zijn over-
tuiging (zoo noodig) nog hebben gestijfd.
toen hij al vroeg uit zijn lectuur merkte,
dat ook zijn groote voorvaderen en voor-
beelden, de besten onder deleiders van het
Amerikaansche volk, vurige tegenstanders
van de geheele slavernij waren geweest.
En toen de jonge Lincoln ging reizen,
waren het juist de toestanden, die met de
haast alom, en vooral in het Zuiden nog
ongebroken, voortbestaande slavernij
samenhingen, die hem geweldig hinder-
den en met grooten tegenzin vervulden.
In een redevoering moet Lincoln reeds
in het begin van zijn politieke loopbaan
zich eens deze mededeeling hebben laten
ontvallen ,,De eenige overwinning, waar-
mede wij gaarne ons werk zouden willen
bekronen, zou deze zijn, dat wij konden
afkondiaen, dat er op Gods ruime aarde
geen slaaf en geen dronkaard meer be-
staat". Nu, de eerste helft van dezen
zoo vurig gekoesterden wensch is voor
Lincoln althans wat Amerika betreft
zoo goed als in vervulling gegaan.
Nu doet het misschien eerst wat
door
SAX ROHMER.
51) Vervolg.
HOOFDSTUK XXI.
Een tweede vampier-vleugel.
Een poos lang was al ons schellen en
kloppen tevergeefsoh. De staat waarin
de deurknop zich bevond het gele
koper glom als een Spiegel legde ge-
tuigenis af van een pas geeindigde bewer-
king, en dus trokken wij de conclusie dat
Ah Tsong in elk geval dp was, ook al
sliepen de andere huisgenooten dan nog.
Na een minuut of vijf begon het noode-
looze en gevaarlijke wachten Harley te
irriteeren. Hij greep den klopper en be-
werkte de koperen plaat eronder als een
geboren tamboer. Dat hielp. De deur
ging open en Ah Tsong verscheen op den
drempel.
,,Zeg je meester, dat Mr. Harley hem
noodzakelijk moet spreken".
Meester niet", gaf Ah Tsong hem
lakoniek ten antwoord; meteen maakte hij
een beweging of hij de deur wilde sluiten.
Harley verhinderde dit, door zijn voet
tusschen deur en drempel te zetten en
sprak den man tegelijkertijd in het Chi-
neesch aan. Ik had niet gedacht, dat het
perkamenten gezicht van Ah Tsong tot
het uitdrukken van zooveel emotie in staat
was. De kleine, schuin-oploopende oogen
werden hel van blijdschap bij het hooren
van zijn moedertaal.
vreemd aan, wanneer wij thans mede-
deelen, dat een man, die met zulke ge-
voelens was bezield, toch maar niet ,,au
bout portant" tot de afkondiging van de
vrijheid der slaven heeft willen of durven
overgaan. Neen, Lincoln heeft volkomen
begrepen, dat ook hierbij met beleid en
omzichtigheid een overgana moest worden
gezocht. Er zou al .dadelijk een over-
gangsstelsel moeten worden gevormd
voor de opvoeding van die kinderen, wier
moeders nog als slavinnen geboren waren;
den eigenaars zou een billijker schadever-
goeding moeten worden toegelegd; de
teruokeer van, uit naburige staten ge-
vluchte, slaven zou behoorlijk moeten
worden geregeld, en zonder volksstem-
mimg zou een dergelijke wet, althans
onder normale omstandigheden zeker niet
kunnen worden afgekondigd. Met andere
woorden: er lagen hier tal van voetangels
en klemmen, en voorzichtigheid was ten
zeerste geboden. Al meer dan dertig
jaar voor hem had Henry Clay, die ook
tegenstander was van de slaverrrij en die
in meer dan een opzicht zijn voorbeeld
was, gewaarschuwd door te zeggen, dat
het nadeel van de slavernij, hoe groot
overigens ook, nog niets was tegenover de
veel grootere schade, die zou voortkomen
uit een plotselinge, algemeene in-vrijheid-
stelling zonder eenig onderscheid. Zoo
voelde Lincoln ook alleen voor een traps-
gewijze en gedeeltelijke bevrijding.
Maar dit deed toch niets af van zijn
ernstigen wil en wensch om op den duur
hun alien de vrijheid te verschaffen. Hij
voelde echter zoo goed, dat men een
pyramide niet een-twee-drie kon omver-
werpen; de eenige manier om zoo'n sta-in-
den-weg te verwijderen zou zijn: die te
ondergraven. Op die wijze is Lincoln nu
te werk gegaan.
Ieder jaar zag Lincoln de toestaniden
donkerder worden, en steeds vuriger werd
zijn wensch om eindelijk het ideaal te
kunnen doorzetten. Er kwamen ook uit
Europa talrijker bewijzen van onmisken-
bare instemming; menschen als Darwin,
Tennyson en John Stuart Mill gayen blijk
van sympathie, en het is alsof hij overal
botst tegen nare en ondeelbare toestan
den. Als hij voor de eerste maal te Was
hington komt ziet hij daar, aan de voeten
van het kapitool, dat immers tot taak
heeft om de vrijheid te beschermen de
slavenmarkt ,,een soort van negerstal,
waar heele koppels negers werden ver-
handeld en soms ook eenigen tijd werden
gevoed, tot ze als paarden naar de zuide-
lijke slavenmarkten werden getranspor-
teerd". (Deze teekening is van Abraham
Lincoln zelf). En als hij later, als presi
dent, zijn inkomst houdt te Washington,
terwijl zijn vrouw pas den volgenden dag
zal volgen, wat is het dan, dat hij het
eerste bespeurt? Slaven, weer niets haast
dan slaven. Want nu bevindt hij zich
midden in den slavenstaatAngstige ge-
zichten ziet hij, als hij zich op straat be-
geeft, het is zoo goed te bespeuren, dat
de een den ander vreest, en intusschen
kent Lincoln zelf hier bijna niemand.
Zoo'n man moet dan tot in het diepste
Tehee, tehee!" zei hij, keerde zich om
en schuifelde weg.
Hij had niet een keer, gedurende dit
korte onderhoud, mijn kant uitgekeken,
maar ik vermoedde, dat hij niet zou na-
laten zijn meester omtrent de identiteit
van zijn tweeden bezoeker in te lichten.
En mijn vermoeden werd bewaarheid,
want:
,,Stuur ze weg", kwam een sc-herp bevel
uit een van de kamers links van de gang.
,,Geen spion van Duivel Menendez komt
hier meer over den drempel".
De Chinees had de voordeur wijd open
gelaten en zoo konden we tot achter in de
schemerig koele hal zien. Na een halve
minuut verscheen uit de gang daarachter
de kleine magere figuur van den bedien-
de. Toen hij vlak voor ons stond, her-
haalde hij op zangerigen toon: „Meester
niet"- i ,j
Harley stampte van ongeduld op de
steenen stoep.
Groote genade, Knox", barstte hij
halfluid uit, \,die kerel brengt me buiten
mezelf met zijn stommiteit".
Meteen keerde hij zich weer tot Ah
Tsong en begon in rad Chineesch tegen
hem te spreken. Het gerimpelde gezicht
van den man verried geen spoor van
emotie, maar in de eigenaardige schuin-
oploopende oogen kwam een verschrikte
uitdrukking. Voor de tweede maal keerde
de man zich met een „Tchee, tehee!" om
en schuifelde naar de studeerkamer terua.
Daar begon een soort van gemompelde
samenspraak, die steeds luider en luider
werd en op het volume-hoogtepunt schoot
de magere, slordige figuur van Camber
uit een deur te voorschijn en kwam met
groote stappen naar ons toe.
,,Mijn bediende zegt, dat u Paul Harley
heet", begon hij, met een soort hautain
air mij negeerde hij volkomen ,,en u
van zijn ziel toch wel een afkeer hebben
van de slavernij en van alles wat daar-
mede samenhangt! Is het dan zoo'n won
der, dat hij zichzelf en anderen zoo goed
als geen rust gunt, en dat de proclamatie,
waarbij de afschaffing van heel de slaver
nij wordt doorgezet, tijden lang gereed
ligt in een lade, van zijn schrijfbureau?
Men heeft in de bewaard-gebleven
aanteekeningen van Lincoln, die hij
maakte voor verschillende redevoeringen,
allerlei klemmende argiimenten gevonden,
populaire en diepzinnige, die hij als het
ware achter de hand hield om ze bij deze
of gene gelegenheid te kunnen uitspelen.
,,Als A bewijzen kan, dat hij er recht toe
heeft om B tot slaaf te maken", zoo lezen
wij ergens, ,,waarom zou B dan niet pre-
cies hetzelfde mogen beweren? En nu
zegt u wel, dat A immers de blanke is, en
B de zwarte; maar wat heeft nu de kwes-
tie van huidkleur met de slavernij uit te
staan? Want als gij op deze wijze
redeneert, moogt gij wel deksels voorzich-
tig zijn! Ook voor u dreigt dan altijd het
gevaar, dat gij een of anderen dag iemand
op straat zouat tegenkomen, die nog weer
blanker is dan gij, en die daaraan alleen
het recht zou willen ontleenen om u tot
zijn slaaf te maken!" Laat men bij Lin
coln ook niet aankomen met het praatje,
dat blanken zoo veel verstandiger zijn dan
slaven! Ook hierbij immers zou precies
hetzelfde gevaar dreigen!
Tijden lang bleef en stond de zaak
echter ,,op het doode punt". Men kende
Lincolns gevoelens ten deze nu genoeg,
maar „de" dag werd door hem afge-
wacht. Eindelijk brak die aan, en toen
hij er eenmaal was, zette de President ook
door met groote kracht. Nu wist hij ook
geen moment meer van wijken. En wat hij
reeds had willen bewerkstelligen op 1
Januari 1863, namelijk dat alle personen,
die in eenige staat of in eenig territorium,
waarvan de bevolking nog in opstand zou
zijn, als slaven werden gehouden, voor
altijd volkomen vrij zouden zijn, werd nu
werkelijkheid in September. Het is haast
niet in te den'ken, dat ooit iemand zijn
vijand een machtiger wapen uit de handen
heeft geslagen, dan Lincoln deed door
deze bepaling, waardoor de Zuidelijke
Staten bijkans tot wanhoop werden ge-
bracht. Kort gezegd leidde Lincoln's
houding vooralsnog hiertoe, dat hij de
slaven van zijn vrienden nog even aan de
ketting hield, en inmiddels de slaven van
zijn vijanden van hun boeien bevrijdde.
Daar kon niemand tegenop, en de uitwer-
king was dan ook als van een zeer mach-
tige aardbeving. Nu de eerste groote
overwinning op den vijand behaald was,
moest en kon er dat voelde Lincoln
heel zuiver worden doorgezet. Natuur-
lijk werd er wel gespot en werden er ook
verdachtmakingen geplaatst. In Engel-
sche bladen stond te lezen (en het had
een schijn van waarheid), dat Lincoln de
slavernij daar afsdhafte, waar hij niets
had in te brengen, en dat hij haar liet be-
staan daar, waar hij regeerde. Maar hij
heeft kort daarop de geheele vrijmaking
overal ook doorgezet.
heeft u laten aandienen door een vrij
zonderlinge boodschap. Maar ik ken de
trues van Senor Menendez en dus zie ik
die boodschap aan voor wat ze is. Het
hek is recht achter u, mijnheer".
Harley beet zijn tanden op elkaar; dan:
„De galg is recht voor u, Mr. Camber
gaf hij ten antwoord.
„Wat wilt u daarmee zeggei), mijn
heer?" vroeg de eigenaar van het Guest
House.
,,Ik wil daarmee zeggen, Mr. Camber,
dat de politie me op den voet volgt
j „De politie? Wat heb ik daarmee te
maken?"
Harley's intelligente grijze oogen keken
den man voor hem seherp aan.
„Het is een knap schot geweest, Mr.
Camber", zei hij.
Het magere, eenigszins laatdunkende
gezicht van Camber bleef onbewogen;
maar hij bekeek Harley een paar maal van
het hoofd tot voeten.
,,Ik word over het algemeen haastig
genoemdzei hij koeltjes. ,,Maar mijn
ernstigste vijand kan me niet beschuldigen
van overhaast conclusies trekken. als ik
u, na wat u daar zegt, gek noem. U heeft
me al lang genoeg opgehouden. Goeden
morgen".
Hij ging een pas achteruit en wou de
deur dichtdoen, maar:
,,Mr. Camber", zei Harley op een toon,
die iedereen een oogenblik zou hebben
doen aarzelen.
Met zijn hand op het slot binnen aan de
deur wachtte Camber even.
..Blijkbaar heeft u mijn naam nooit
eerder gehoord", ging Harley voort, „en
beschouwt u mij en mijn vriend, Mr. Knox,
als vrienden van wijlen Kolonel Menen
dez
Bij die woorden deed Camber een stap
naar ons toe.
Is het wonder, dat Lincoln den naam
kreeg van Messias der slaven"? Even
voor zijn dood maakte hij een reisje naar
het zoo juist op den vijand veroverde
Richmond. Het was alles geimproviseerd,
er was geen plechtige intocht dus voor-
bereid. Maar Lincoln was er des te vroo-
lijker om, vertelt zijn bioaraaf Ludwig.
,,Sinds een week is hij goedsmoeds en nu
vertelt hij bijvoorbeeld een anecdote van
een man, die eerst gerant had willen wor
den, c^>ch die nu tenslotte tevreden moest
zijn met een oude broek. Aan de lan-
dingsplaats vinden zij een klein huis. Zij
gaan daar aan wal. In het groen ver-
scholen liggen de witte huizen der zuide
lijke stad, goed onderhouden maar onheil-
spellend leeg en stil; alleen een twaalfta!
zwarten verrichten er graafwerk onder
toezicht van een ouden neger. Opeens
richt deze zich op, brengt de handen voor
de oogen en roept uit, terwijl hij zijn schop
laat vallen: „Hemelsche goedheid! Daar
is de groote Messias! Ik herken hem on-
middellijk. Lang, lang was mijn hart vol
van hem, en nu is hij gekomen om zijn
bevrijde kinderen te zien! Halleluja!
Dadelijk daarop waren die twaalf arme
slaven toch weer aan het graven, en'tus
schen hen in stond grijs en mager, die
reusachtige blanke, dien zij nu wel in al
zijn grootheid hebben leeren kennen, en
hij sprak: ,,Knielt niet voor mij! Dat is
niet goed; gij moet alleen knielen voor
God! Hem moet gij danken voor de vrij
heid die gij nu verwerft, ik was slechts
Zijn werktuig, maar gij moogt er zeker
van zijn, dat zoolang ik leef, nooit iemand
u meer in boeien zal slaan, en gij niet
precies dezelfde rechten zult hebben als
andere burgers!
Lincoln werd thans omringd, en die
twaalf zongen een kerklied. En opeens
voegden zich nog honderden bij hen. En
weer gaf de President dezelfde verzeke-
ringen, en weer spoorde hij hen aan om
niet hem maar God dank te weten.
Een ding voegde hij er nu echter nog
aan toe: Zij moesten, zei Lincoln, nu ook
trachten zich dit hooge voorrecht waardig
te bewijzen. Zij moesten het der wereld
toonen, dat zij het verdienden, zij moesten
geen onbezonnen stappen doen, zich hou-
den aan de wetten, en goed er aan
denken, dat zij dit alles alleen aan God
te danken hadden!
Zij voelden Lincoln als hun Redder,
maar deze wist zich een gezondene van
Hem, Die hen en ons alien tot vrijheid
riep, tot de vrijheid der heerlijkheid der
kinderen Gods.
EEN BELGISCHE PERSSTEM OVER
KONINGIN WILHELMINA.
In het „Hbl. van Antwerpen" komt een
hoofdartikel voor onder het opschrift „Bel-
gie's gelukwenschen", waaraan wij het vol-
gende ontleenen:
In dit jaar 1930, in hetwelk Belgie het eeuw-
feest zijner onafhankelijkheid viertdus de
honderdste verjaring zijner ischeiding met
,,Van wijlen Kolonel Menendez! her-
haalde hij, bijna fluisterend.
Harley deed of hij hem niet hoorde.
Onbewogen ging hij voort:
,,Maar in werkelijkheid ben ik, laten
we t noemen: een detective en Mr. Knox
hier is voor deze gelegenheid mijn helper
geweest".
Colin Camber kneep zijn handen kramp-
achtig ineen; t was, of hij tegen de een
of andere hevige gevoels-opwelling streed.
Dan:
..Bedoelt u", begon hij heesch. ,,Bedoelt
u met dat wijlen", dat Kolonel Menen
dez dood is?"
,,Ja", gaf Harley ten antwoord. ,,En
mogen wij u nu even alleen spreken?'
Colin Camber deed de deur wijd open
en ging met het bekende, plechtstatige
gebaar van zijn hoofd, dat ik van mijn
vorige bezo^k kende, maar dat voor dezen
keer, volgens mij, in* hoofdzaak dienen
moest om zijn gevoelens te verbergen, op
zij om ons door te laten.
We bewaarden alle drie het zwijgen
tot we in de eigenaardige studeerkamer
stonden, waar Oost en vVest elkaar de
hand reikten en waar zinnebeelden van
Satan-aanbiddina naast het kruis van de
Heilige Roos lagen. Het vertrek zag
blauw van den tabaksrook en om den
bureaustoel lagen eenige tientallen bloc-
note-bladen bedekt met een uiterst klein
en fijn schrift. En ondanks het feit, dat
het buiten een prachtige zomermorgen
met helderen zonneschijn was, brandde op
het bureau een ouderwetsche schrijftafel-
lamp, een soort van standaard met aan
den eenen kant een nikkelen petroleum-
reservoir en aan den anderen een brander
met een kap van groen glas. Het was
duidelijk, dat Camber den geheelen nacht
doorgewerkt had.
Hij zette twee stoelen voor ons neer.
jOnjSpaaBBUSJE (Y t
LcmoL net lezen-
goede boeken bgdncmgt tot bet venyKe-fi-
van den geest ,zookan Ons Spaacbuye
in, boeJworm- bgdmgen/ tot het verbeteeerv
van 'liu/en mateneelen v/eletand
Ter Neuzen: ten kantore van de
Nederlandsche Middenstandsbank
Hoek: J. C. de Ridder, Markt A 120
Zaamslag: J. Haakten Kaate, A 14 ,1
"€en- wooed-eid gescJ^enL vcor leelexeen j£
h,-'-
■adit 560
Cemety'dn^
JeJej 1ti32Z26(slynfij-
(In gez. Med.j
Nederland, voelen de Belgen meer dan oolt
den plicht uit te roepen, dat zij zich met hart
en ziel aansluiten bij de hulde die de Noor-
derburen aan het hoofd van hun Vorstenhuis
brengen.
Wij zijn Hare Majesteit, Harer Majesteit's
regeering en het broedervolk uit Nederland,
diep erkentelijk voor het werkelrjk kiesche en
keurige standpunt dat zij, onder de verlichte
leiding der hooge Landsvrouwe, tegenover de
Belgische feestviering hebben ingenomen.
Geen hooger, geen waardiger,-geen verhevener
had het kunnen zijn, geen waarmede Neder
land meer zich zelven tegenover de wereld
had kunnen vereeren; het is alleen een groot
volk, dat alzoo handelen kan.
Wij hebben er nooit aan getwijfeld dat
Nederland zijn verleden van wijs en verstan-
dig volk zou gestand blijven; maar de deel-
neming van de Nederlandsche regeering aan
onze Wereldtentoonstelling, het bezoek van
een Nederlandsch eskader te Antwerpen,
waren tegenover Belgie bewijzen van vriend-
schappelijke gevoelens, die wij nooit zullen
vergeten.
Nog weerklinken in onze ooren de harte-
lijke woorden die zijn Excellentie vice-gene-
raal Quant te Antwerpen op de feestmalen bij
den heer gouvemeur baron Holvoet en ten
(Ingez. Med.1
ontlastte de zittingen van de stapels
boeken, die daar tijaelijk een bergplaats
gevonden hadden, en:
,,Gisteren, toen u hier was, Mr. Knox
begon hij langzaam na mijn naam
wachtte hij even en stond op „heb ik
u beschuldigd van iets, waarvan men een
gast niet licht beschuldigt. Als ik onge-
lijk gehad heb, zou ik nu graag mijn ver-
ontschuldigingen aanbieden".
Alleen een zaak van zeer groote
urgentie heeft me tot het overschrijden
van uw drempel gebracht". gaf ik afge-
meten ten antwoord. ,,Uw houding was
onvergeeflijk
Hij boog zidh, met zijn tengere blanke
hand op het bovenblad, over zijn bureau
heen en keek me recht aan.
,,Bii wat ik gedaan en gezegd heb
ging hij voort, ,,was er iets, een beschul-
diging, die volqens mij werkelijk onver
geeflijk was. Ik heb u beschuldigd een
vriend te zijn van Kolonel Menendez.
Was dat een valsche beschuldiging?'
Hij zweeg en wachtte af, wat ik zou
antwoorden.
,,Ik logeer of Cray's Folly in mijn qua-
liteit van detective", gaf Harley zonder
een oogenblik te aarzelen voor mij ten
antwoord. ,,En Mr. Knox is zoo vrien-
delij'k geweest ter assistentie mee tc
gaan".
Colin Camber keek eerst Harley en-
daarna mij uitvorschend aan.
,,Was 't op verzoek van Kolonel Me
nendez dat u me hier kwam bezoeken.
Mr. Knox?"
,,Nee" gaf Harley voor mij ten ant
woord. ,,Dat was op mijn verzoek. En
op het oogenblik is hij ook hier op mijn
verzoek. Maar we vermorsen onzen tijd,
Mr. Camber. Elk oogenblik
Camber hief zijn hand op.
(Wordt vervolgd.)