ALGEMEEN NIEUWS- EK AQVERTENTIEBLAD
VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN.
Eerste Blad.
fbuilleton,
Vampier-Vleugel
K
No. 8572.
VRIJDAG 29 AUGUSTUS 1930
70e Jaargang
Onze Priisvragen
gedurende de Winkelweek.
De kroonjaardag van onze
Koningin.
BIHNENLAND.
Knip- en Plakwedstrijd,
Voor groep B, dus de ouderen
Voor groep A, dus de jongeren tot
en met 16 jaar
Vraaqt irdickUngea by arm agertschappen
te
^Jededamische'l^
door
SAX ROHMER.
48
Gr.
C. W. C.
*<m>NNEMENTBPRMS: Binnen Ter Neuzen 1,40 per 3 maanden - Buiten Ter Neuzen
maanden - Bij voor ultbetallng f, per post /6 60 per 3aar -
Voor BelgiS eD Amerika 2,25, overige lan den 2.60 per 3 maanden fr. per post -
.^bonnementen voor Pet buitenland alleen btj vooruitbetaling.
tiitgeefster: Firma P. J. VAN DE SANDE.
GIRO 38150 TEL.EFOON No.
ADVERTENTI6NVan 1 tot 4 regels 0,80 Voor elken regel meer ----
Grootere letters en cliches worden naar plaatsrulmte berekend.
Handelsadvertentien b(J regelabonnement tegen verminderd tarlef, hetwelk op
verkrijgbaar Is. - Inzending van advertentien liefst dag voor de ultgave.
DIT BEAD VERSCHIJNT IEDEREN MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVONB.
Onze laatste prijsvraag is, zooals wij
reeds in ons vorig nummer hebben bekend
gemaakt, een groote
waaraan een ieder kan deeluemen. en die
wij, om hare groote verscheidenheid, in
twee groepen hebben verdeeld voor de
oplossers.
Groep A omvat de jeugd tot en met
16 jaar.
Groep B de ouderen, dus 17 jaar en
ouder.
Men moet nu alle advertentien, recla
mes enz. in dit nummer aandachtig be-
kijken en probeeren uit de daarin voor-
komende advertenties, reclames, randen,
enz., kortom al wat gedrukt staat kan
enz., K.U1LUU1 a 1 w c^L. yw
worden aangewend, naar eigen goea
dunken te knippen daarna het uitge-
knipte op te plakken om daarvan een
*"1 V 1 1 1_ >i-:: xri~vr*r.-
Kill ULC v/p uw y,
aardiq qeheel te maken, hetzij een voor
werp, een landschapje, een interieurtje,
of iets van dien aard. al naar de vinding-
rijkheid van onze lezeressen en lezers.
Men is in de keuze volkomen vnj.
Duidelijk moet vermeld staan uit welke
advertenties, randen enz. de gebezigde
onderdeelen zijn aangewend.
Daar het kan voorkomen dat het
samenstellen van het geheel nogal
eeniqen tijd vordert, wordt d^termijn van
inzending der vervaardigde ontwerpen
wat ruim genomen en wordt als datum
van inzendinq vastgesteld op uiterlijk
Woensdaa 10 September.
De uitslag van onze eerste prijsvraag
komt in het nummer van a.s. Maandag,
die van de tweede prijsvraag m het num
mer van a.s. Woensdag.
Als prijzen voor de knip- en plak
wedstrijd worden uitgeloofd.
Een Mont-Blanc Vulpenhouder.
Een plaat in lijst.
Een plaat in lijst.
Een manicure.
Een groote luxe doos post.
Twee schilderijtjes.
Een sigarenkoker.
Een zilveren vulpotlood.
Een Picolo-vulpen.
Een sigarettenkoker.
Een handschoenen- en zakdoekendoos
Een damessigarettenkoker.
Een tabakszak.
Een damessigarettenkoker.
Een luxe doos post.
Een manicure.
Een Ocean-vulpen.
Vijf damestaschjes.
Een schilderij.
Een sigarettenkoker.
Een Cameo-vulpen.
Vier Jongensboeken en
Vier meisjesboeiken.
Ten slotte verzoeken wij het navolgen-
de in acht te nemen:
1. Op de enveloppe te zetten: Knip-
en Plakwedstrijd.
2. Duidelijk te vermelden uit welke
onderdeelen het ingezondene is samen-
gesteld.
3. Naam en adres te vermelden van
den inzender. (Een ieder mag slechts
een ontwerp inzenden.
4. Zij die in Groep A, dus de jonge
ren, mededingen, moeten tevens den leef-
tijd opgeven, daar hiermede natuurlijk
rekening wordt gehouden.
De prijzen zijn in een van de etalage s
van de Firma P. J. van de Sande uit-
S,£S'ald- REDACTIE
TER NEUZENSCHE COURANT.
Er kan van ons, menschen van tegen-
woordig zeker niet worden beweerd, dat
wij weinig of geen feesten vieren. Of
wij nu zoo erg feestelijk gestemd zijn
meestal, en of wij van onze feesten maken,
wat er van te maken is, is een andere
kwestie; maar er kan in geen geval
worden beweerd, dat wij tegenwoordig
ongebruikt of onopgemerkt laten voorbij-
gaan de gelegenheden, waarbij wij om
een of andere reden feest kunnen vieren.
Zelfs geloof ik, dat zij groot gelijk heb
ben, die ten deze op eenige beperking
aandringen, en die het gewenscht noemen,
dat er maar eens een stuk of wat jubilees
stilletjes worden verdonkeremaand of
vergeten, al zullen zij ten deze misschien
nog niet aanstonds een wettelijke regeling
willen zien getroffen.
Deze wenschelijkheid om aan de
jubilee-zucht eenigermate grenzen te
stellen, behoeft echter geen oogenblik ter
sprake te komen, wanneer het geldt een
herinneringsdag, waarop ons geheele
volk zich nu eens mag en kan een ge-
voelen. Wij zijn tegenwoordig zoo angst-
wekkend versnipperd, en wij behooren
tot zooveel tegengestelde en zelfs elkaar
bestrijdende richtingen, dat ieder dank-
baar de gelegenheid zal mogen benutten
als er eens uiting kan worden gegeven
aan gevoelens van dankbaarheid en blijd-
schap. die leven in breede en diepe lagen
van ons geheele volk. Daarvoor komt
dan zeker in zeer sterke mate in aanmer-
king de viering van den 50sten jaardag
van onze geeerbiedigde en geliefde
Koningin Wilhelmina.
Vijftig jaar is een kroonjaar bij uit-
stek. Het is een aardige gewoonte, die
helaas ook al weer in onbruik schijnt te
qeraken, om in het gezin bijzonder werk
te maken van die verjaardagen, waarop
het getal der bereikte levensjaren deelbaar
is door vijf. Toch is 50 zeker wel een
zeer bijzonder cijfer. En laat men mij
nu niet tegenwerpen, dat wij dan zouden
moeten wachten tot onze Koningin 50
jaar Koningin is; een dergelijk feit hopen
wij ook nog eens te mogen vieren; maar
waar er bij andere pubiieke personen,
die eenig ambt of eenige betrekking ver-
vullen, zeker geen biizondere vermelding
zal worden gemaakt van het bereiken
van den 50jarigen leeftijd; is dit bij onze
Koningin toch wel iets heel anders. Zij
is de onze niet pas sedert Haar troons-
bestijging, neen, wij mogen zeggen, dat
Zij al dadelijk van ons was, van Haar
eersten levensdag aan. Hoe werd detijding
van de geboorte van dit Koningskind, nu
50 jaar geleden, met groote vreugde in
heel Nederland ontvangen, en hoe hebben
wij alien meegeleefd met Wilhelmina van
haar wieg af tot op den dag, toen Haar
Dochter in het wiegje lag, en ook verder
nog tot op deze dag toe.
Ik schreef daarstraks twee bijvoegelijke
naamwoorden neer voor het woordje
Koningin. Ik noemde Haar: geeerbiedigd
en geliefd. Dat waren voor mij en dit zijn
nithe''"
y
ook voor anderen geen ,,epitheta ornan
tiageen woordjes, die min-of-meer
stopwoord zijn, en die dus weinig of niets
zeggen, neen, het zijn twee bijzonder-
heden, die beide alle vermelding en den
vollen klemtoon verdienen. Ik zou het
mij kunnen voorstellen, dat iemand, en
ook dat een vorst of vorstin werd geliefd
zonder te worden geeerbiedigd. Dan kon
zoo'n vorst of vorstin eigenschappen be-
zitten, of van een dergelijke zachte of lief-
tallige of gracieuse hoedanigheid zijn, dat
men haast niet anders kan dan zoo
iemand lief te hebben. En het is zeer
schoon en heerlijk, als een vorst of vorstin
door het volk kan worden bemind.
Ik kan mij ook best voorstellen, dat een
vorst of vorstin wordt geeerbiedigd zon
der bepaald of sterk te worden geliefd.
Eerbied moet ons beziehn en moet zich
als het ware van zelf van ons meester
maken, als wij met een persoon in aan-
raking komen, die boven ons is gesteld.
of als wij, enkel maar aan zoo iemand
denken. Dan vreezen wij zoo iemand en
hebben daar ontzag voor. Maar dan kan
er intusschen een groot gemis zijn aan
liefde. Want liefde zonder eerbied is
ondiep, en eerbied zonder liefde is te koel
en te strak en te stram.
Van Koningin Wilhelmina zeg ik met
voile overtuiging, dat Zij door ons volk
geeerbiedigd en geliefd wordt. Wij heb
ben Haar lief, om Haar voorgeslacht, om
Haar Huis, vooral echter om Haar per
soon, om Haar medeleven ook en Haar
medelijden met ons volk in al zijn ge-
ledingen. Liefde alleen vanwege de
historie zou beredeneerde liefde zijn, en
dat is zeker niet de hoogste vorm van
liefde. Liefde wil en mag ook wel be-
redeneerd zijn, en verstandig, en dat mag
er zeker ook wel bij komen, en in het geval
van- onze Koningin komt er dat ook bij.
Maar redenatie is toch gelukkig hier niet
het eenige. Voorts, als het goed is, moet
liefde groeien. En de liefde voor onze
Koningin is bij ons gegroeid, ongemerkt,
nu af vijftig jaar, en er is nooit een
schaduw over gevallen, en er is nooit een
misverstand geweest, en nooit een klacht
van onze kant; onze Koningin heeft onze
liefde behouden, en Zij leeft in het hart
van Haar volk. Prof. 4. reub heeft in zijn
mooie boek „In Crisistijd" het verteld,
hoe, toen de Groote Oorlog uitbrak in
1914, en hij als Minister aan het Paleis
kwam, hem aanstonds bleek, dat onze
Koningin met voile aandacht en groote
zorg allerlei moeielijkheden, die ons be-
dreigden, reeds had voorzien en ook had
beraamd, hoe Haar volk daarin te hulp te
komen. Dit is maar een zaak, er zijn
talloos vele bewijzen te noemen. Zouden
wij een dergelijke Koningin dan niet
j hartelijk liefhebben?
j Onze Koningin wordt ook door ons
geeerbiedigd. Ik heb wel eens ver-
haaltjes gehoord, dat onze Koningin nog
al „hoog in de wapens" zou zijn. Ik zeg
er dadelijk bij: ik heb van anderen kant
ook wel beweringen en zelfs staaltjes ver-
nomen, die op precies het omgekeerde
wijzen. Maar ik zeg nu tegelijk: ook al
was het waar, en al was dus onze
Koningin wat ,,hoog in de wapens -
zou men dit dan werkelijk anders wen-
schen Een Koningin mag en moet toch
wat koninklijk zijn, moet verheven zijn
en wat afgemeten, en op een afstand blij-
ven. Ik vind het al een belachelijk ge-
zicht, als ik een politieagent hard zie
loopen. En zoo zou ik meer dingem kun
nen noemen. Te joviaal mag een gezags
.OnjSpaabbusje- ry ,i,i
kxmak het lezen-van-
yxdehoelom hijdraayt tctbetverr^lwv
van den <jeed.zooIcanOn^Spaaabusfe
in boeh/orm hydrogen tot het verheteren
van'Zliven materveelen u/elstaad.
Ter Neuzen: ten kantore van de
Nederlandsche Middenstandsbank
Hoek: J. C. de Ridder, Markt A 120
Zaamslag: J. Haakten Kaate, A 14
ivaardevoi oesckenLvoor lede/seenf
heerenyecU S8G Ultf 7l9322.26 (slynen)
Cdnsterda-yn,'
(Ingez. Med.)
Vervolg.)
„Ik heb hem gezien", gaf Harley ten
antwoord, ,,en ik heb hem een compli
mentje gemaakt over zijn kookkunst. Als
ik 't wel heb, heet hij Deronne. t Is een
Spanjaard, een kleine, opvallend dikke
manEn hij is spraakzaam en zeer
beminnelijk", voegde hij er na even na-
denken-aan toe.
Hm". Inspecteur Aylesbury schraapte
zijn keel.
Dat is alles, wat ik van hem weet
ging Harley voort. „En nu kunnen we
zeker wel verdwijnen, nietwaar? Een paar
uur slapen zou niet bepaald een over-
bodige luxe zijn".
„0", verbaasde zich de inspecteur; dan
qoedqunstig: ,,Ja, gaat u dan maar. Maar
als u uitgeslapen bent, heb ik nog heel
wat te vragen.
Goed", zei Harley. ..Zooveel u maar
wilt. Kom, Knox. Wel te rusten, inspec
teur".
Wel te rusten, heeren
Harley ging de eetkamer uit en hep
dwars de hal door naar de trap. Hij
klom de twintig breede treden ongewoon
lanqzaam op en ging boven zonder ee
woord, zijn kamer binnen. Ik ging hem
achterna. Het was nu volkomen dag en
in het koude ochtendlicht zag mijn vriend
er opvallend oud en moe uit.
„Doe de deur achter je didht, Knox
zei hij. ,,Goed dicht
Ik gehoorzaamde hem.
„Heb je die vraag over Miss Beverley
qehoord?" begon ik.
Ik heb'm gehoord en ik ben bemeuwd
wat ze antwoorden zal als onze vriend
't haar morgen zelf vraagt
Maar dat ligt tooh voor de hand!
riep ik uit. „Neem die stemming van
qisteravond. Als een donkere wolk lag
t over het huis. t Arme kind is natuur
lijk bang geworden... ze heeft niet naar
bed durven gaan. Waarschijnhjk heeft
ze wat zitten lezen."
„Hm!" mompelde Harley. Hij zat op
den rand van zijn bed en sloeg met zijn
voeten een roffel op het karpet. „]e be-
irijpt natuurlijk dat er hier op Grays
Eolly een is, die den sleutel van dit
mysterie in handen heeft?
T0 bedoelt ^4adani0 dc Stamcr.
Harley knikte met een grimmigen trek
om zijn mond. ,,Toen dat schot viel, wist
ze wat er gebeurde, Knox! Bearijp goed,
dat niemand haar iets verteld heeft. Ln
toch weet ze 't. Of twijfel je daaraan.
„Neen. Ik niet". t)
„En ik natuurlijk evenmin Hi) gat
met zijn gebalde rechterhand een slag op
de sprei. ,,Ik was doodsbang dat vriend
Aylesbury me een vraag zou stellen, die,
volgens mij, voor de hand lag
,de bedoelt
„Wel, een politie-beambte, die in der-
qelijke zaak onderzoeken moet en die
qeen watten in plaats van hersenen in zijn
hoofd heeft, zou natuurlijk in de eerste
plaats geinformeerd hebben of Kolonel
Menemdez vijanden of een vijand hier
in de buurt had".
„Ia", stemde ik toe. „Maar die goeie
dikkerd is hopeloos de kluts kwijt
Voor het oogenblik, ja. „Maar mor-
en morgen komt hij 't natuurlijk van
!amber te weten".
Hij keek me op een eigenaardige, veel-
beteekenende manier aan.
licxi v_xji. j. j a *->.
drager zeker niet zijn. Jovialiteit begeer
ik zeker niet in mijn Vorstin. Ik wil Haar
eerbiedigen. Zij moet voor mij iets
ben van een gebiedster, en zie, dat heeft
Koningin Wilhelmina. Wij eerbiedigen
Haar. Ook om wat Zij doet en om de
wijze, waarop Zij zich gedraagt. Ik houd
hier met opzet dingen terug, die ik uit
hoogst betrouwbare bron heb gehoord,
maar die niet geschikt zijn om in een cou-
rant te worden oververteld, dingen, waar-
uit mij overtuigend is gebleken, dat onze
Koningin zeker onze eerbied ten voile
waard is. Ik denk bij voorbeeld ook
aan. hoe onze Vorstin allerlei moeilijke
kwesties zich indacht. en zich niet tevre-
den stelde met gemakkelijke of gedicteer-
de oplossingen, neen, de moeielijkheden
peilde en erkende. Onze Koningin eer-
j biedigen wij ten voile.
En nu is dit het heerlijke in ons geval.
Wij hebben in Koningin Wilhelmina de
wondere combinatie van een persoon, die
wij liefhebben en eerbiedigen, een combi
natie, die wij overigens eigenlijk alleen
maar aantreffen in echte ouders en in
God. Dit op zichzelf lijkt mij al meer dan
voldoende oorzaak om met opgewektheid
te vieren den 50sten jaardag van onze
geeerbiedigde en geliefde Koningin
Wilhelmina.
Vijftig jaar is een bijzondere leettijd.
Het is het hoogtepunt van het leven, een
ihoogtepunt van kracht en kunnen, de tijd,
als niets nog aan het achteruitgaan is, het
gezichtsvermogen niet, en het gehoor niet,.
en ook en vooral het geheugen nog niet.
Dan, daarna, begint meestal al gauw over
heel de linie de daling. Maar dat behoeft
natuurlijk nog in geenen deele te betee-
kenen, dat enkele verminderde capacitei-
ten beslist met zich zouden moeten bren-
gen een vermindering in liefde of ontzag.
Neen, die twee kunnen dan juist nog
blijven toenemen. En zoo zal het ook het
geval zijn met onze Koningin, als wij ons
dankbaar blijven scharen rondom den
Oranjetroon, den troon van Haar, die
voor ons is als een Moeder, en Die zich
zelf nederig buigt voor den Koning der
Koningen, Die ook Haar Heer is, Dien
Zij lief heeft en vreest.
„Geloof jij dan werkelijk, Harley
begon ik.
„Beste kerel", viel hij me in de rede,
„zelfs als je alles, wat voor vanavond ge-
beurd is, uitschakelt, wat hebben we dan
voor feiten over? Ten eerste, dat de
Kolonel, toen hij doodgeschoten werd,
met zijn gezicht naar het Guest House
stond. k Heb je de richting van de wond
qezien?"
„Hij is precies tusschen zijn oogen ge-
raakt. Alleen een uitstekend schutter.
Allemaal waar, zei Harley. ..Allemaal
waar. Maar de kogel is er bij zijn wervel-
kolom weer uitgekomen"
Hij wachtte even, of hij een opmerking
van mij verwachtte; dan:
„Bedoel je, dat het schot van boven is
qekomen?" vroeg ik langzaam.
„Ja, Knox. Het kan niet anders. Houd
die twee feiten voor oogen en bedenk dan
eens dat een van ramen van Guest
House, vlak na het schot, verlicht was.
„Ja. dat is waar. We hebben het alle
twee gezien.
„Asjeblieft", zei Harley, „en dan is er
nog iets."
„Wat dan?"
„Toen jij hulp ging halen, ben ik het
qrasveld overgeloopen, heb me door de
struiken die er omheen staan, een weg
qebaand, en ben, met de noodige moeite,
dat miniatuur ravijntje, waar de beek door
stroomt, aan den eenen kant af en aan
den anderen weer op geklommen. Up die
manier was ik, van den zonnewijzer at,
practisch gesproken, in een rechte lijn
doorgeloopen. En weet je waar ik toen
uitkwam
Ik begrijp 't," gaf ik ten antwoord.
Ta, dat zal wdl. Jij bent er geweest.
Ik kwam uit naast een klein gebouwtje,
Knox, een soort van prieel, dat in den
uitersten hoek van het terrein van het
Guest House staat. Voor me ik zag
t door een boschje van warrelig struik-
gewas brandde een lamp. Ik drong
voorzichtig verder door en op een ge-
qeven moment keek ik in een soort van
keuken. Juist op dat oogenblik ging de
lamp uit, een seconde te laat voor den
man in de'keuken, den man die de lamp
uitgeblazen had. Ik had m gezien.
,,En wie was het vroeg ik bijna fluis-
terend van spanning.
,,Het was een Chinees.
„Ah Tsong 1" riep ik uit.
Ja. Waarschijnlijk wel.
Goeie genade, Harley. Je denkt toch
niet
„Ik weet niet wat ik wel en wat ik niet
moet denken. Knox. Misschien is de ver-
klaring heel eenvoudig, dat het huishou-
den door het schot is opgeschrikt en dat
Ah Tsong naar buiten is gestuurd om te
kijken, of hij ook te weten kon komen
wat er gebeurd was. In elk geval heb ik
me op dat oogenblik van elke actie ont-
houden en ben langs denzelfden weg
weer teruggegaan. Als onze dikke vriend
van Market Hilton de oogen van Auguste
Dupin gehad had, zou hij gezien hebben,
dat mijn lakschoenen vol zaten met een
soort van lichtgele klei en dat mijn broek
veqen van dezelfde substantie vertoonde.
Hij bukte zich en bekeek het genoem-
de kleedingstuk.
Er zitten ook dooms in," ging hij
voort. „Goed beschouwd ben ik dus een
buitengewoon dankbaar sujet voor een
politiebeambte, die een zaak als deze on
derzoeken moet. Gelukkig, dat de man
daar geen oogen voor heeft.
Hij zuchtte vermoeid en keek door het
open raam naar den beruchten rotstuin.
De morgenlucht was heel kil, of bij het
zien van den tuin kwam plotseling, met
dramatische kracht, de herinnering aan
hetgeen beneden in de biljartkamer lag,
EET MEER HARING!
Van de reedersvereeniging voor de Ned.
Haringvisscherij te Vlaardingen ontvingen we
een propagandageschriftje, dat in zijn titel
voldoende zijn strekking weergeeft. Een aan-
tal recepten, waaronder zelfs voor gekookte
gebakken en gestoofde baring, vergemakke-
lijkt bet opvolgen van dien raad.
HET MEMORANDUM VAN BRIAND.
Naar gemeld wordt heeft ook de Neder
landsche regeering zich bereid verkldard deel
(Zie verder vierde pagina.)
weer bij me op, want ik voelde dat ik op-
eens heftig stond te rillen.
Harley keek met een neerslachtigen
glimlach naar me op.
„De ochtend na Waterloo." zei hij
„Slaap wel, Knox
HOOFDSTUK XX.
Een Spaansche cigaret.
Ondanks de goede wenschen van Har
ley ontfermde de slaap zich dien nacht
niet over me. De gebeurtenissen, die pas
achter me lagen, hadden me te sterk op-
gewonden. Na een paar uur stond ik dus
maar weer op, maar nog voor ik klaar
was om naar beneden te gaan, ontwaakte
het huis met een aantal suggestieve ge-
luiden, die de verbeelding prikkelden tot
het weer opbouwen van het tooneel in
den door de maan verlichten rotstuin, een
tooneel, dat het heldere zonlicht en het
jubelende gezang van de vogels tot een
onwerkelijkheid maakte.
In antwoord op mijn schellen verscheen
Manoel. Hij begon dadelijk, alsof er
niets bijzonders gebeurd was, aan het
klaarmaken van mijn bad, maar het was
duidelijk te zien dat hij niet geslapen had.
In Harley s kamer bleef alles stil. Ik
voelde er niets voor om hem te storen en
daarom ging ik, toen ik me aangekleed
had, naar beneden. Misschien, dat ik Val
Beverley een oogenblik te spreken zou
kunnen krijgen In de hal stonden Mrs.
Fisher en Pedro samen te praten.
,,Is inspecteur Aylesbury er nog
vroeg ik, toen ik hen voorbijliep.
Neen, meneer. Hij is vroeg wegge-
gaan. Om half negen zou hij weer terug-
komen, heeft hij gezegd.
(Wordt vervolgd.)