Ter Neuzensche Courant
Tweede Blad.
Woensdag 13 Aug. 1930. Wo. 8565.
GEMEENTERAAD VAN AXEL.
VAN
(Vervolg uit het Eerste Blad.)
3. Afsluiten straten voor motor- en
rijtuigverkeer.
Burgemeester en Wethouders deelen mede,
dat het in hun college meermalen een punt
van bespreking heeft uitgemaakt, om ver-
schillende straten in de kom, ten behoeve
van de veiligheid, geheel of gedeeltelijk af te
sluiten.
In de laatste zitting is aan den heer Essel-
brugge een dergelijk voorstel, in de eerstvol-
gende vergadering, toegezegd.
Zij doen thans het volgende voorstel:
1. De Nieuwstraat vanaf de Stationstraat
richting station voor alie motor- en andere
rijtuigen af te sluiten.
2. De Oosterstraat vanaf de Julianastraat
richting Kerkdreef, voor alie motor- en
andere rijtuigen af te sluiten.
3. De Slijkstraat, die de Oosterstraat .met
de Koestraat verbindt, voor alie motor- en
andere rijtuigen in beide richtingen af te
sluiten.
4. De Schoolstraat, die de Noordstraat met
de Kerkdreef verbindt, voor alie motor- en
andere rijtuigen in beide richtingen af te
sluiten.
Tevens worden overgelegd de daarvoor
noodige ontwerp-besluiten.
GESBOTEN-VERKLARING van wegen
in een richting in belang vrijheid en
veiligheid verkeer.
De Raad der gemeente Axel;
overwegende, dat het in het belang van de
vrijheid en veiligheid van het verkeer nood-
zakelijk moet worden geacht de na te noemen
wegen, ingevolge art. 8 van het Motor- en
Rijwielreglement gesloten te verklaren voor
berijden in 6en richting met motorrijtuigen;
dat immers de aanwezigheid van trambaan
en school, deze afsluiting noodzakelijk maakt;
dat door deze geslotenverklaring het door-
gaand verkeer geen emstige belemmering zal
ondervinden, aangezien tal van andere stra
ten gelegenheid geven, de hoofdwegen te be-
reiken;
b e s 1 u i t
gesloten te verklaren voor het berijden met
motorrijtuigen
a. de Nieuwstraat in de richting van het
Station naar den Buitenweg;
b. de Oosterstraat van af de Julianastraat
in de richting van de Kerkdreef naar die
straat.
GESLOTEN - VERKLARIN G van wegen
in beide richtingen in belang vrijheid en
veiligheid verkeer.
De Raad der gemeente Axel;
overwegende, dat het in het belang van de
vrijheid en veiligheid van het verkeer nood
zakelijk moet worden geacht de na te noemen
wegen, ingevolge art. 8 van het Motor- en
Rijwielreglement gesloten te verklaren voor
het berijden in beide richtingen met motor
rijtuigen;
dat immers de aanwezigheid van een school
en het gemis aan vrij uitzicht deze afsluiting
noodzakelijk maakt;
dat door deze geslotenverklaring het door-
gaand verkeer geen emstige belemmering zal
ondervinden, aangezien tal van andere stra
ten gelegenheid geven, de hoofdwegen te be-
reiken
b e s 1 u i t
de Schoolstraat, die de Noordstraat met de
Kerkdreef verbindt en de Slijkstraat, die de
Koestraat met de Oosterstraat verbindt ge
sloten te verklaren voor het berijden in beide
richtingen met motorrijtuigen.
De Raad der gemeente Axel;
gezien het voorstel van Burgemeester en Wet
houders dier gemeente, om eenige straten in
de kom der gemeente in het belang van de
veiligheid van het verkeer in een of beide rich
tingen af te sluiten voor wagens en karren,
behalve kinderwagens
b e s 1 u i t
vast te stellen een
AANVULLING op de Algemeene Politie-
verordening der gemeente Axel.
Art. 1. Achter art. 22 een nieuw artikel 22a
toe te voegen, luidende:
„Het is aan bestuurders van wagens en
karren, behalve kinderwagens, verboden met
deze vervoermiddelen:
a. de Nieuwstraat van de Stationstraat in
de richting van het Station te berijden;
b. de Oosterstraat, van af de Julianastraat
in de richting van de Kerkdreef te berijden;
c. De Slijkstraat, die de Oosterstraat met
de Koestraat verbindt, in beide richtingen te
berijden;
d. de Schoolstraat, die de Noordstraat met
de Kerkdreef verbindt, in beide richtingen te
berjjden;
Art. 2. Tegen deze overtreding een straf
te bedreigen als genoemd in art. 9, eerste lid
der Algemeene Politieverordening.
De heer KOSTER kan zich wel vereenigen
met een deel der voorgestelde punten, doch
niet met alie. Naar hij vemeemt, heeft de
heer Esselbrugge verzocht, eenige straten ge
heel of gedeeltelijk voor het rij- en voertuig-
verkeer af te sluiten met het oog op de vei
ligheid. Hij kan echter niet inzien dat het
noodig is de Nieuwstraat met het oog daarop
aan e<5n zijde af te sluiten, aangezien er toch
aan beide zijden voldoende ruimte is om uit te
zien als men uit de straat komt. Men kan
wel doorgaan met het afsluiten van straten,
maar hij voorziet van dit punt moeilijkheden
en het is ook de kwestie of er de hand aan
zal gehouden worden. Hij kan dd&raan zijn
stem niet geven.
Wat het berijden der Oosterstraat in de
richting Kerkdreef betreft, dat is inderdaad
een gevaarlijk verkeerspunt, hij kan d&ar v66r
stemmen.
Welk gevaar er echter zit in het passeeren
van de Schoolstraat, kan hij niet inzien, en
die willen Burgemeester en Wethouders voor
het rijverkeer geheel verbieden? Dat is een
goede straat om in tijd van nood in uit te
wijken. Ais men in de Kerkdreef in het ge-
drang komt, als b.v. de tram nadert, kan
men daar goed in uitwijken.
De VOORZITTER merkt op, dat er ook
geen aanmerking op gemaakt zal worden, als
iemand uit nood in die straat komt; dan zal
niemand het in zijn hoofd krijgen daarvoor
proces-verbaal op te maken.
De heer ESSELBRUGGE meent, dat er
zeker wat voor te zeggen is, om een tijd voor
en na schooltijd die straat voor het rijverkeer
gesloten te houden, omdat de kinderen dan
in die straat spelen. Dat is in de Nieuwstraat
ook zoo. Kan dat? En als daar tijdens school
tijd zware wagens passeeren, is het rumoer
dat daardoor wordt verwekt natuurlijk
nadeeiig voor het onderwijs.
De VOORZITTER deelt mede, dat Burge
meester en Wethouders het voorstel ook heb-
ben gedaan uit overweging dat de kinderen er
dan wat rustiger zouden kunnen spelen.
De heer 't GILDE is van een andere mee-
ning dan de heer Koster en juicht het voor
stel toe; vooral het afsluiten van de School-
straat acht hij van groot belang voor den goe-
den gang van het onderwijs. En ook is het
van groot belang dat er in de Nieuwstraat
zoo weinig mogelijk gereden wordt, althans
zeker niet onder de schooluren.
De heer DIELEMAN merkt op, dat, als er
van de Oosterstraat niet in de Kerkdreef mag
gereden worden, het verkeer van den Buthdijk
naar het Station door de Julianastraat moet.
Dat acht hij een bezwaar, omdat de klinker-
bestrating van de Julianastraat dat niet uit-
houdt.
De VOORZITTER kan dat niet toegeven,
klinkenbestratinig houidt het best uit. Hij ver-
wijst naar den grooten verkeersweg door
Zuid-Beveland welke vanweg het rijk wordt
aangelegd en onderhouden en waarvoor klin-
kers gebruikt worden. Hij geeft wel toe, dat
die verharding eerder versleten is dan een
verharding met straatkeien, maar dan moe-
ten andere maatregelen getroffen worden.
Het betreft hier een voorstel, gedaan met
het oog op de veiligheid van het verkeer.
De heer DIELEMAN erkent dat het moei-
lijk is; het betreft gevaarlijke punten en dat
het in de Schoolstraat rustig zal zijn komt
aan het onderwijs ten goede. Sprekers be
zwaar is echter dat hij de klinkerbestrating
der Julianastraat te zwak acht om weerstand
te bieden aan het zwaar vervoer. Willen Bur
gemeester en Wethouders de consequentie
daarvan echter aanvaarden, dan zal hij er
zich bij neerleggen.
De heer OGGEL: Ze kunnen toch ook langs
de Weststraat en de Koestraat?
De heer DIELEMANHet betreft de rich
ting station.
De VOORZITTER; De Julianastraat is een
flinke, ruime straat.
De heer OGGEL betoogt, dat klinkerbestra
ting, ze moge niet zoo lang duren als een kei-
bestrating, economisch niet nadeeliger is. Er
Ligt heel wat minder kapitaal in vast, zoodat
de rente veel lager is en men op die wijze nog
goedkooper tweemaal een klinkerbestrating
kan leggen dan een keibestrating.
De heer DIELEMAN noemt het in de Ju
lianastraat een islechte bestrating.
De heer KRUIJSSE wijst er op, dat het
gaat over de veiligheid van het verkeer, doch
als de heer Dieleman gaat betoogen dat de
bestrating van de Julianastraat niet bestand
is tegen het zwaar vervoer, zou men die
straat op dien grond moeten afsluiten, want
het zwaar vervoer van af den Buthdijk gaat
er voor het oogenblik voor het grootste ge-
deelte reeds door. Indien er dus werkelijk be
zwaar tegen zou bestaan, behoort die afge-
sloten te worden.
De heer DIELEMAN meent, dat ,als het
er reeds door gaat, dit nog geen bewijs is dat
de straat het houdt. Vernieuweh zal het eind
van het liedje zijn. Het is voor zoo'n straat
gevaarlijk met klinkers te beginnen. Spreker
heeft daartegen vanaf den beginne gewaar-
schuwd. Het bewijs is geleverd, aangezien de
bestrating al vemieuwd is moeten worden.
De VOORZITTER merkt op, dat de klin
kers die er thans liggen, wel tegen het ver
keer bestand zijn. Deze zijn hard, de eerste
die door de woningbouwvereeniging gelegd
zijn, waren zacht. Die er thans liggen, zullen
het langer uithouden. Maar dit is ook niet
aan de orde, het gaat over het afsluiten van
straten, met het. oog op de veiligheid.
De heer DIELEMAN vraagt, hoe het zal
gaan met de menschen die aan die straten
wonen en een voertuig bezitten.
De VOORZITTER deelt mede, dat voor hen
het verbod niet gelden zal.
De heer ESSELBRUGGE; Dat staat er in.
De heer KRUIJSSE merkt op, dat men den
toestand dan nog gevaarlijker maakt dan zij
is. Als hier een vreemdeling komt en ziet dat
een straat van een bepaalde zijde niet mag
bereden worden, verwacht hij van die zijde
ook geen auto. Komt er dan toch iemand in,
dan is dat geheel buiten de rekening en wordt
het gevaar voor ongelukken grooter.
De VOORZITTER acht die uitzondering
noodig voor menschen die aan de straat een
bedrijf hebben.
De heer KOSTER gevoelt voor de opmer-
king van den heer Kruijisse; de veearts zal
dan b.v. de Nieuwstraat vanaf de Stations-
straat mogen inrijden, doch een vreemdeling
niet.
De VOORZITTER geeft te kennen, dat het
voorstel van Burgemeester en Wethouders
strekt om voor hen die aan de straat wonen,
of daaraan een garage of pakhuis hebben het
verbod niet van toepasising te verklaren.
De heer KOSTER gelooft niet, dat Gedepu-
teerde Staten dat ooit goed zullen keuren.
De VOORZITTER merkt op, dat deze dat
niet behoeven goed te keuren. Ze krijgen het
toegezonden en berichten dat overeenkomstig
de Gemeentewet de ontvangst.
De heer DIELEMAN wijst op Van Cad-
sand, die met z'n auto z'n brood moet ver-
dienen, die kan men toch niet beletten bij
zijn zaak te komen.
De heer OGGEL merkt op, dat de automobi-
listen ook om kunnen rijden, om langs den
goeden kant in de betrokken straat te komen.
Op verzoek van den heer Koster worden de
punten afzonderlijk in stemming gebracht.
Punt 1 wordt aangenomen met 7 tegen 3
stemmen.
Voor stemmen de heeren Van de Bilt, J. de
Feijter, Esselbrugge, Dieleman, P. de Feijter,
't Gilde en Oggel; tegen stemmen de heeren
Kruijsse, Wolfert en Koster.
Punten 2 en 3 worden aangenomen met al
gemeene stemmen.
Punt 4 wordt aangenomen met 9 stemmen
tegen 1.
Voor stemmen de heeren Kruijsse, Van de
Bilt, Wolfert, J. de Feijter, Esselbrugge, Die
leman, P. de Feijter, 't Gilde en Oggel; tegen
stemt de heer Koster.
4. Vermindering toeslag op woninghuur.
Burgemeester en Wethouders herinneren
den gemeenteraad, dat bij besluit van 28
Januari 1928 besloten werd, om van ge-
meentewege tot wederopzeggens een toeslag
van f 1 per week te verleenen op de huren
der bewoonde woningen van de Vereeniging
tot verbetering der Volkshuisvesting in de
Julianastraat.
Waar de loon- en levensstandaard sinds-
dien veranderd zijn, meenen zij dat het
oogenblik gekomen is, om een voorstel te
doen, deze toeslagregellng in zooverre te her-
zien, dat in den vervolge van gemeentewege
f 0,50 per week en per bewoond pand zal
worden toegekend, en deze regeling te doen
ingaan met 1 September a.s.
De betrokken vereeniging is over deze aan-
gelegenheid gehoord en adviseert in dezen
zin.
De heer VAN DE BILT merkt op, ook deel
te maken van het bestuur der betrokken ver
eeniging, doch er een afwijkende meening op
na te houden. Hij had liever gezien, dat de
menschen die daartoe overeenkomstig hun in-
komsten in staat zijn, terstond het voile pond
zouden betalen, doch Burgemeester en Wet
houders te machtigen om aan hen die dit niet
kunnen een door hen vast te stellen toeslag
te geven. Het bouwen dier huizen was een
sociale maatregel, om namelijk hen te helpen
die het noodig hadden, maar hij vindt het
verkeerd dat andere belastingbetalers toeslag
helpen geven ten behoeve van menschen die
best in staat zijn zelf de huur hunner woning
te bekostigen. Als het menschen betreft met
een inkomen van f 200C, vindt hij dat het niet
aangaat dat de gemeente ten behoeve van
dezulken nog extra toeslag op den huurprijs
geeft. Er zullen er echter onder de huurders
ook zijn voor wie de voile prijs te hoog is, en
hij zou er prijs op stellen, dat aan die men
schen toeslag werd gegeven. Hij zou de rege
ling daarvan aan Burgemeester en Wethou
ders willen overlaten; hij stelt daarvoor in
het college voile vertrouwen.
De VOORZITTER merkt op, dat aan der-
gelijke regeling een hoop bezwaren verbonden
zijnoverigens gelooft hij ook, dat er wel men
schen zullen wonen, die daar overeenkomstig
hun inkomen niet thuis zouden hooren.
De heer VAN DE BILT stemt dat toe, maar
merkt op, dat men die er toch niet uit kan
gaan zetten. Het is echter niet goed, dat
dezulken nog toeslag op de huur genieten.
De VOORZITTER deelt mede, dat Burge
meester en Wethouders van een andere ge-
dachte zijn uitgegaan. Zij wenschen aan het
verleenen van dien toeslag geheel een eind
te maken, maar meenden dat niet op eens,
doch in - twee phases te moeten doen. Zij
"stellen daarom voor met ingang van 1 Sep
tember a.s. de toeislag op de helft te bren-
gen terwijl het in het voornemen ligt om die
met Februari,Maart of April van het vol-
gend jaar geheel in te trekken. Men krijgt
dan weer den normalen toestand.
De heer VAN DE BILT vindt goed, dat de
toeslag wordt ingetrokken en zou daarmede
zelfs niet tot het volgend jaar willen wach-
ten, maar wijst er op, dat, als men dit zon-
der meer doet, ook gedupeerd worden de men
schen voor wie 3 huishuur per week al ge-
noeg is, en die sukkelen moeten om dat bij
elkaar te krijgen. Men moet niet uit het oog
verliezen, dat door het bouwen dezer wonin
gen gezinnen aan een goede woning geholpen
ztjn, wier leven daardoor zichtbaar ook beter
is geworden, doch wier draagkracht niet sterk
is. Er zijn er zeker velen onder de huurders,
die best het voile pond kunnen betalen, maar
er zijn ook enkelen voor wie dat moeilijk zal
vallen. Spreker begrijpt het bezwaar tegen
de door hem bepleitte regeling niet, want
zegt hij het complex huizen is toch z66
groot niet? Burgemeester en Wethouders
zijn met de inkomsten der menischen bekend,
en kunnen op grond daarvan al of niet een
toeslag verleenen. Hij zou hen daartoe willen
machtigen.
De heer OGGEL is het volkomen eens met
den heer Van de Bilt, dat dit de juiste regeling
zou zijn. Destijds is op sprekers voorstel een
dergelijk besluit genomen. Er werd bepaald,
dat de menschen die geacht zouden worden
daarvoor in aanmerking te komen, bij den
gemeenite-ontvanger een toeslag op him huis
huur zouden kunnen ontvangen. Maar in
verband met bezwaren die daartegen rezen,
heeft de raad toen besloten een algemeenen
toeslag te geven. Spreker was tegen die
regeling, omdat hij van oordeel was, dat er
menschen in woonden, die geen toeslag noodig
hadden, maar er bestonden tegen die regeling
bij de vereeniging zelf bezwaren en men
meende op deze wijze de lijn zuiver te houden.
De VOORZITTER gelooft, dat, wanneer de
raad het voorstel van Burgemeester en Wet
houders aanneemt, men binnen een half jaar
tot den normalen toestand zal zijn terug-
gekeerd. Het is maar een kwestie van enkele
maanden.
De heer VAN DE BILT zou het toch be-
treuren indien het voornemen van Burge
meester en Wethouders zonder meer zou wor
den doorgevoerd, aangezien dan daarvan
enkele gezinnen de dupe zullen worden, die
de hoogere huur niet betalen kunnen. Dan
gaat de sociale maatregel, die bij het Stichten
dezer woningen voorzat, te loor. Hij. gelooft
niet dat alien die er wonen f 4 per week zul
len kunnen verwonen.
De heer P. DE FEIJTER zou ze ook het
voile willen laten betalen als ze er inkomen
naar hebben. Als het menschen zijn met een
1000 inkomen is 3 genoeg, maar als ze
meer verdienen kunnen ze wel f 4 betalen. Hij
acht het ook onbillijk om aan menschen met
f 2000 of f 2500 inkomen nog toeslag op de
huishuur te geven; hij stelt zich ook op het
standpunt van den heer Van de Bilt.
De heer KRUIJSSE wijst er op, dat het
behoorlijke woningen betreft; zoo is het oor
deel van de Regeering en de Minister heeft
indertijd bepaald, dat er steeds een aantal
woningen voor rijksambtenaren moet disponi-
bel zijn, terwijl de Minister van Arbeid den
huurprijts bepaalde op 4.
De heer VAN DE BILT: Ja en de bepaling
was eigenlijk, dat zij die een hooger inkomen
hadden, nog moesten bijbetalen.
De VOORZITTER is van meening, dat men
moet terug komen tot een huurbedrag van
f 4. Burgemeester en Wethouders stellen daar
om voor het met ingang van 1 September
a.s. te stellen op f 3,50.
De heer VAN DE BILT kan zich daarmede
niet vereenigen en stelt voor het zoo gauw
mogelijk op f 4 per week te brengen, met
uitzondering voor hen die dit niet kunnen be
talen.
De heer KOSTER verklaart, dat hij in den
beginne ook bezwaar had tegen het voorstel
van Burgemeester en Wethouders, doch na
de toelichting van den Voorizitter kan hij er
zich wel mede vereenigen.
De heer DIELEMAN begrijpt eigenlijk niet,
hoe Burgemeester en Wethouders met dit
voorstel gekomen zijn. Het is nog maar kor-
ten tijd geleden, dat de huren zijn verlaagd.
Men moet niet spreken van het verleenen van
reductie op de huur, want dat is onjuist. En
nu wil men weer omhoog.
De VOORZITTER noemt die stelling on
juist. Burgemeester en Wethouders willen
niet met de huur omhoog of omlaag, maar
willen den toeslag laten vervallen.
De heer DIELEMAN acht het juist niet in
orde, dat men spreekt van een toeslag op de
huur. Volgens hem is de huur f 3 per week
en hij acht dat voor die woningen ook hoog
genoeg, die zijn geen 4 per week waard. Bur
gemeester en Wethouders stellen zich op het
standpunt, dat er vele huurders in wonen
voor wie 4 per week geen bezwaar is, maar
hij vemeemt dat er genoeg menschen in
wonen voor wie 4 per week veel te hoog is.
Bij het bouwen der woningen zat de opzet
voor, dat de weekhuur zou overeenkomen
met een dagloon, dat toen op f 4 werd gesteld.
Kunnen Burgemeester en Wethouders nu be-
weren, dat het dagloon gemiddeld weer 4
bedraagt Het moge misschien thans het
geval zijn, maar na den oogst zal het er
anders uitzien, dan krijgen we misschien
weer wel werkloosheid, dan zal het zeker
niet gaan om 1 of 50 cent per week meer te
betalen.
Spreker gevoelt ook wel wat voor de rede-
neering van den heer Van de Bilt, ofschoon
hij het als niet in orde beschouwt, dat er een
versohillend bedrag als huur betaald wordt.
Er wonen verscheidene menschen in die reeds
genoeg betalen, en die men geen 1 per week
meer uit den zak kan kloppen. Men moet
er rekening mee houden dat niet alien aan
de fabriek werken en dat er velen zijn voor
wie het met f 3 best af kan. Hij acht het niet
in orde om heel de Julianastraat van /3 op
4 te brengen. Het is de bedoeling geweest
om de menschen aan woningen te helpen,
maar dan moeten zq ze kunnen betalen. Hjj
zou menschen tot 1500 inkomen niet meer
willen laten betalen dan 3 per week, voor
menschen met 1000 is dat eigenlijk veel te
veel.
De VOORZITTER: Dus iemand met 1499
zou dan ook maar 3 per week moeten be
talen
De heer DIELEMAN acht dat geen steek-
houdende vraag; biji alie op inkomsten ge-
baseerde regelingen bestaat een grensgetal.
Zeker voor zo6 iemand acht hij f 3 per week
genoeg. 6
De VOORZITTER: Bedoelt u dan dat in
komen met in rekening brengen van kinder-
aftrek of zuiver inkomen?
De heer DIELEMAN merkt op, dat dit
allemaal juist verschil kan maken in de toe-
I passing.
De heer J. DE FEIJTER zou liever een
regeling wenschen in de lijn van het betoog
van den heer Van de Bilt en de regeling aan
Burgemeester en Wethouders overlaten. Hij
wijst er op, dat het, als een gezin 1200 in
komen heeft, een groot verschil maakt of dit
uit 6 of 10, dan wel uit 3 personen bestaat.
Hij zou geen normen noemen, doch de om-
standigheden van het gezin beoordeelen.
De heer DIELEMAN vraagt, of het niet
beter zou zijn, dat Burgemeester en Wethou
ders het geheele voorstel terugnamen. Hij is
van oordeel, dat de gemeenteraad de huis
huur niet moet opdrijven en wijst er op, dat
die woningen al heel wat huur hebben opge-
leverd.
De VOORZITTER merkt op, dat men er
toch oolt1 onkosten aan heeft.
De heer DIELEMAN wijst er op, dat ze al
een 13 a 14 honiderd gulden aan huur
hebben opgebracht en onkosten worden er niet
aan gemaakt. Het onderhoud laat alles te
wenschen over.
De VOORZITTER kan dat niet toegeven;
de huurders zijn over hot onderhoud allemaal
tevreden.
De heer DIELEMAN noemt het daarmede
treurig gesteld; misschien is er in den laat-
sten tijd iets aan gedaan, maar dat heeft
jaren geduurd. Hij heeft indertijd bij een be-
woner geconstateerd, dat ze slecht onder
houden worden.
De heer VAN DE BILT merkt op, dat men
niet uit het oog moet verliezen, dat er, buiten
den van wege de gemeente gegeven toeslag
op de huur, reeds groote verliezen op die
woningen geleden worden. Er moet elk jaar
al een flinke som voor rente en aflossing en
de verdere exploitable worden bijgelegd.
De heer 't GILDE stelt op den voorgrond,
dat hij het een zeer ongezonden toestand
acht, vindt, dat de eene belastingbetaler voor
den anderen huur moet gaan betalen, en
daarop is de tegenwoordige toestand ge-
baseerd. Dat neemt niet weg, dat hij vroeger
met geestdrift hiervoor heeft gestemd, omdat
de noodzakeJijkheid toen tot het nemen van
zoo'n besluit drong, omdat 25 van de
woningen voortdurend leeg stond.
Thans is er woningnood en is ook de loon-
standaard over het algemeen veel gebeterd
en indien nu over een nieuwe regeling kon
worden gesproken, zou hij dit op zichzelf kun
nen toejuichen. Toch kan het voorstel van
Burgemeester en Wethouders, zooals het hier
ligt, zijn voile sympathie niet hebben. Spreker
is altijd voor een progressieve regeling van
de huur geweest, en zou willen beginnen met
die thans in te voeren. Werkelijk, de tijds-
omstandigheden zijn ook voor sommige men
schen nog te drukkend en er wonen in deze
huizen verschillende weduwen en andere men
schen met een zeer beperkt inkomen. Hrji zou
willen voorstellen om degenen, die zijn aan-
geslagen naar een belastbaar inkomen tot
1050 de tegenwoordige huur te laten betalen,
van 1050 tot 1400 een huur vim f 3,50 per
week en daar boven is hij in overeenstemming
met de meening van den heer Van de Bilt, die
in dat opzicht gezond is, van oordeel, dat de
huur van f 4 zal moeten worden betaald.
Dat is dan meer in overeenstemming met de
eischen van billijkheid en men beredkt al
dadeUjk een zelfde resultaat als is belichaamd
in het voorstel van Burgemeester en Wet
houders.
Spreker doet hiertoe het voorstel en her-
innert nog aan het feit, dat Burgemeester en
Wethouders altijd een groote mate van vrij
heid hebben gehad om den toeslag te geven
aan menschen met zeer lage inkomens. Hij
acht het echter het beste, dat dit behoorlijk
is omschreven en er een norm door den raad
wordt vastgesteld.
De heer KOSTER vraagt, of het nu toch
niet het beste zou zijn, dat Burgemees-
ster en Wethouders, gehoord de verschillende
stemmen, thans hun voorstel terugtrekken, de
zaak nader overwegen en er dan mee in den
raad terugkomen.
De VOORZITTER geeft, na overleg met de
wethouders te kennen, dat Burgemeester en
Wethouders aan dezen wenk voldoen en thans
hun voorstel terugnemen.
5. Verzoek tot vrijstelling van personeele
belasting van biljards.
Ingekomen is een adres van de Vereeniging
Afdeeling Ter Neuzen en Omstreken van den
Ned. Bond van Koffiehuis-Restaurantshoudens
en Slijters, gevestigd te Ter Neuzen, luidende
als volgt
de afdeeling Ter Neuzen en Omstreken van
den Ned. Bond van Koffiehuis-Restaurant-
houders en Slijters, gevestigd te Ter Neuzen;
dat Uw Raad een belastingverordening zal
hebben samen te stellen in verband met de
nieuwe regeling ten aanzien van de heffing
der personeele belasting, geschapen door de
Wet tot herziening van de financieele ver-
houding tusschen het Rijk en de Gemeenten;
daj Uw Raad het in de hand zal hebben,
om wijziging te brengen in den bestaanden
toestand ten aanzien van het heffen van be
lasting op billards;
dat voor het geval iemand voor zijn eigen
genot een billard in zijn woning houdt, dit
ongetwijfeld een bron van heffing mag wor
den voor een verteringsbelasting, welke de
personeele belasting is;
dat echter het heffen van belasting op
werktuigen en gereedschappen, welke de ne-
ringdoende noodig heeft voor zijn broodwin-
ning, toch zeker in strijd is met alie billijk
heid en dus, voor zoover zulk een bepaling
mocht bestaan, het hoog tijd wordt haar uit
den weg te ruimen;
dat dit volkomen van toepassing is op het
heffen van personeele belasting op billards,
geplaatst in voor het publiek toegankelijke
koffiehuizen en adressante Uw Raad daarom
beleefd durft te verzoeken dezen grondslag
uit de personeele belasting, voor zoover zij
in uw gemeente geheven wordt, te verwijde-
ren;
dat het gemds van deze bron van inkom
sten voor Uwe gemeente slechts gering kan
zijn, maar daartegenover aan de billijkheid
wordt tegemoet gekomen en de personeele
belasting meer in overeenstemming in Uwe
gemeente zal zijn met het karakter van ver
teringsbelasting.
De VOORZITTER merkt op, dat, zooals de
heeren weten, de raad thans de bevoegdheid
krijgt, om wijziging te brengen in de grond-
slagen voor de heffing der personeele belas
ting. Burgemeester en Wethouders wenschen
voor het oogenblik den bestaanden toestand
zooveel mogelijk te handhaven en stellen
mitsdien voor, op het verzoek afwijzend te
beschikken.
Met algemneene stemmen wordt aldus
besloten.
6. Vaststelling belastingverordeningen, in
verband met de nieuwe financieele
regeling tusschen rijk en gemeenten.
a. Verordening regelende de classificatie
der Personeele belasting.
b. verordening regelende de heffing van
opcenten der Personeele belasting;
c. verordening regelende de invorderjng
van opcenten der Personeele belasting;
d. verordening regelende de heffing van 80
opcenten gebouwde en 20 opcenten ongebouw-
de eigenommen;
e. verordening regelende de invordering
dezer opcenten;
f. verordening regelende de heffing der
opcenten van de gemeente-fondsbelasting;
g. verordening regelende de invordering
der opcenten van de gemeente-fondsbelasting;
h. besluit tot niet rangschikking in een
klasse van de gemeentefomdsbelasting;
i. besluit om het aantal opcenten van de
gemeentefondsbelasting te bepalen op 70.
Burgemeester en Wethouders schrijiven aan
den raad als volgt:
De Wet van 15 Juli 1929 (Stbl. No. 388) of
te wel de Wet, houdende herziening van de
financieele verhouding tusschen het Rijk en
de Gemeenten, maakt herziening van het
gemeentelijk belastingstelsel noodig.
De plaatselijke inkomstenbelasting de
forensenbelastipg inibegrepen vervalt met
ingang van 1 Mei 1931, alsmede de bestaande
uitkeeringswet inizake de financieele Verhou
ding van 24 Mei 1897 (Stbl. No. 156) en hare
wijzigingen.
Zij wordt voornamelijk vervangen door:
1. een uitkeering uit het ingevolge de ge
noemd e wet ingestelde Gemeentefonds, welke
uitkeering verband houdt met de uitgaven
voor politic, onderwijs en armwezen over de
jaren 1926, 1927 en 1928 en de draagkracht
der ingezetenen volgens de Rijksinkomsten-
belasting over het belastingjaar 1927/1928
eenerzijds en de opbrengst eener te heffen
gemeentefondsbelasting, met zoo noodig 50
opcenten Vermogensbelasting over het dienst-
jaar 1931/1932 anderzijds.
Deze uitkeering is door de Ministers van
Binnenlandsche Zaken en Landbouw en Finan-
cien voorloopig vastgesteld op 5.0233 per
inwoner.
Op de opcenten vermogensbelasting komen
wij nader terug.
2. de uitkeering van 75 van de op
brengst der Grondbelastang (in totaal
13.347), terwijl de heffing van opcenten op
deze belasting mogelijk blijft.
3. de uitkeering van het geheele bedrag
van de opbrengst der personeele belasting,
terwijl aan den raad met betrekking tot deze
belasting het nemen van verschillende maat
regelen is overgelaten, waardoor het mogelijk
is de baten dezer belasting op te voeren.
4. Ten slotte wordt nog de Rijksuitkeering
wegens de jaarwedden van den Burgemeester,
en den Secretaris verhoogd tot 75 van die
jaarwedden tot ten hoogste j 3000, in totaal
(vroeger /600).
Verder staan der gemeente nog verschillende
zoo nieuwe als reeds bestaande belasting-
mogelijkheden ten dienste, welke zoo noodig
nader zullen worden genoemd.
Dienaangaande wordt, voor zooveel het deze
gemeente betreft, het volgende opgemerkt:
Woonforensenbelasting.
De nieuwe bepalingen staan toe de heffing
van een woonforensenbelasting. De heffipg
mag niet afhankelijk zijn van het inkomen.
Zij is dientengevolge met de tot dusver be
staande belasting van woonforensen niet op
een lijn te stellen, doch als een verterings
belasting aan te merken.
De woonforensenbelasting wordt geheven
naar den duur van het verblijf, naar de huur-
waarde der gemeubileerde woning of naar
andere bij gemeentelijke verordening vast te
stellen grondslagen. Belastingpliehtig zijn de
personen die, zonder in de gemeente hoofdver-
blijf te hebben en gedurende het belastingjaar
meer dan 90 malen nachtverblijf houden of er
meer dan 90 dagen een gemeubileerde woning'
beschikbaar houden.
Het komt ons voor, dat een dergelijke ver
ordening in deze gemeente voorloopig niet van
belang kan zijn als bron van inkomst.
Opcenten vermogensbelasting.
Voortaan mogen in geen gemeenten meer
dan 50 opcenten op de vermogensbelasting
worden geheven.
Een tweede verandering is, dat de wet niet
meer zegt, dat de opcenten zich bepalen tot
de aanslagen der belastingpliehtigen, bedoeld
bij artikel 1 der Wet op de Vermogensbelas
ting 1892, doch de Wet schrijft nu voor, dat
de opcenten niet worden geheven op de aan
slagen van hen, die binnen het Rijk geen vaste
woonplaats hebben.
Wij achten, gezien de geringe opbrengst
van deze opcenten en de hiema naar voren
te brengen bronnen van inkomsten een derge
lijke heffing ook nu niiet noodig.
Personeele belasting.
Ten aanzien van deze belasting, die even-
als vroeger door het Rijk zal worden geheven,
doch waarvan de opbrengst aan de gemeente
wordt uitgekeerd, kan de raad verschillende
bepalingen vaststellen.
De Raad kan zelf bepalen in welke klasse
de Gemeente voor deze heffing zal worden
gerangschikt.
Aangezien van overheidswege en van des-
kundige zijn geadviseerd wordt voor 't eerste
jaar van de belangrijke ommekeer in het be-
lastingwezen geen ingrijpende veranderingen
aan te brengen in het stelsel of klasse-indee-
Iing, zoo adviseeren wij om den bestaanden
toestand voor de Personeele belasting te hand-
haven, t.w. De kom der Gemeente te houden
in de 8ste klasse en het overig deel van de
Gemeente in de 9de Klasse.
Zoodra wij van de nieuwe belastinginkom-
sten een vaste basis hebben, ligt het in ons
voornemen om een voorstel te doen van de
kom in de 7de klasse te plaatsen en het overig
deel der Gemeente in de 8ste klasse te bren
gen.
Nu stellen wij U voor het aantal opcenten
(40) dat thans geheven wordt te handhaven.
(Hoofdsom 18.750, totale opbrengst opcen
ten 7.500.)
Hier wordt voor de belastingpliehtigen be-
reikt, dat in het vervolg de aanslag zal zijn
in totaal: de hoofdsom 40 opcenten voor
de gemeente, hetgeen thans is: hoofdsom 4-
50 opcenten voor de Provincie -j- 40 voor de
gemeente en 10 of 20 opcenten voor het Lee-
ningsfonds. (U wordt in overweging gegeven
Uw eigen aanslagbiljet als leiddraad te
nemen.
Thans rest ons, om het budget sluitend te
maken, het voorstel inzake het vaststellen van
het aantal opcenten op de hoofdsom der ge
meentefondsbelasting.
Teneinde dat te kunnen bereiken, wat noo
dig is om het aantal opcenten te heffen op de
hoofdsom der gemeentefondsbelasting als
sluitpost, zijn wij verplicht op grond van het
bepaalde van alinea 3 van art. 243 der ge
meentewet, luidende:
„H^t getal der opcenten mag voor geen
aanslag hooger zijn dan het getal opcen-
„ten, dat in de gemeente geheven wordt opi