Ter Neuzensche Courant Tweede Blad. Woensdag 13 Aug. 1930. Wo. 8565. GEMEENTERAAD VAN AXEL. VAN (Vervolg uit het Eerste Blad.) 3. Afsluiten straten voor motor- en rijtuigverkeer. Burgemeester en Wethouders deelen mede, dat het in hun college meermalen een punt van bespreking heeft uitgemaakt, om ver- schillende straten in de kom, ten behoeve van de veiligheid, geheel of gedeeltelijk af te sluiten. In de laatste zitting is aan den heer Essel- brugge een dergelijk voorstel, in de eerstvol- gende vergadering, toegezegd. Zij doen thans het volgende voorstel: 1. De Nieuwstraat vanaf de Stationstraat richting station voor alie motor- en andere rijtuigen af te sluiten. 2. De Oosterstraat vanaf de Julianastraat richting Kerkdreef, voor alie motor- en andere rijtuigen af te sluiten. 3. De Slijkstraat, die de Oosterstraat .met de Koestraat verbindt, voor alie motor- en andere rijtuigen in beide richtingen af te sluiten. 4. De Schoolstraat, die de Noordstraat met de Kerkdreef verbindt, voor alie motor- en andere rijtuigen in beide richtingen af te sluiten. Tevens worden overgelegd de daarvoor noodige ontwerp-besluiten. GESBOTEN-VERKLARING van wegen in een richting in belang vrijheid en veiligheid verkeer. De Raad der gemeente Axel; overwegende, dat het in het belang van de vrijheid en veiligheid van het verkeer nood- zakelijk moet worden geacht de na te noemen wegen, ingevolge art. 8 van het Motor- en Rijwielreglement gesloten te verklaren voor berijden in 6en richting met motorrijtuigen; dat immers de aanwezigheid van trambaan en school, deze afsluiting noodzakelijk maakt; dat door deze geslotenverklaring het door- gaand verkeer geen emstige belemmering zal ondervinden, aangezien tal van andere stra ten gelegenheid geven, de hoofdwegen te be- reiken; b e s 1 u i t gesloten te verklaren voor het berijden met motorrijtuigen a. de Nieuwstraat in de richting van het Station naar den Buitenweg; b. de Oosterstraat van af de Julianastraat in de richting van de Kerkdreef naar die straat. GESLOTEN - VERKLARIN G van wegen in beide richtingen in belang vrijheid en veiligheid verkeer. De Raad der gemeente Axel; overwegende, dat het in het belang van de vrijheid en veiligheid van het verkeer nood zakelijk moet worden geacht de na te noemen wegen, ingevolge art. 8 van het Motor- en Rijwielreglement gesloten te verklaren voor het berijden in beide richtingen met motor rijtuigen; dat immers de aanwezigheid van een school en het gemis aan vrij uitzicht deze afsluiting noodzakelijk maakt; dat door deze geslotenverklaring het door- gaand verkeer geen emstige belemmering zal ondervinden, aangezien tal van andere stra ten gelegenheid geven, de hoofdwegen te be- reiken b e s 1 u i t de Schoolstraat, die de Noordstraat met de Kerkdreef verbindt en de Slijkstraat, die de Koestraat met de Oosterstraat verbindt ge sloten te verklaren voor het berijden in beide richtingen met motorrijtuigen. De Raad der gemeente Axel; gezien het voorstel van Burgemeester en Wet houders dier gemeente, om eenige straten in de kom der gemeente in het belang van de veiligheid van het verkeer in een of beide rich tingen af te sluiten voor wagens en karren, behalve kinderwagens b e s 1 u i t vast te stellen een AANVULLING op de Algemeene Politie- verordening der gemeente Axel. Art. 1. Achter art. 22 een nieuw artikel 22a toe te voegen, luidende: „Het is aan bestuurders van wagens en karren, behalve kinderwagens, verboden met deze vervoermiddelen: a. de Nieuwstraat van de Stationstraat in de richting van het Station te berijden; b. de Oosterstraat, van af de Julianastraat in de richting van de Kerkdreef te berijden; c. De Slijkstraat, die de Oosterstraat met de Koestraat verbindt, in beide richtingen te berijden; d. de Schoolstraat, die de Noordstraat met de Kerkdreef verbindt, in beide richtingen te berjjden; Art. 2. Tegen deze overtreding een straf te bedreigen als genoemd in art. 9, eerste lid der Algemeene Politieverordening. De heer KOSTER kan zich wel vereenigen met een deel der voorgestelde punten, doch niet met alie. Naar hij vemeemt, heeft de heer Esselbrugge verzocht, eenige straten ge heel of gedeeltelijk voor het rij- en voertuig- verkeer af te sluiten met het oog op de vei ligheid. Hij kan echter niet inzien dat het noodig is de Nieuwstraat met het oog daarop aan e<5n zijde af te sluiten, aangezien er toch aan beide zijden voldoende ruimte is om uit te zien als men uit de straat komt. Men kan wel doorgaan met het afsluiten van straten, maar hij voorziet van dit punt moeilijkheden en het is ook de kwestie of er de hand aan zal gehouden worden. Hij kan dd&raan zijn stem niet geven. Wat het berijden der Oosterstraat in de richting Kerkdreef betreft, dat is inderdaad een gevaarlijk verkeerspunt, hij kan d&ar v66r stemmen. Welk gevaar er echter zit in het passeeren van de Schoolstraat, kan hij niet inzien, en die willen Burgemeester en Wethouders voor het rijverkeer geheel verbieden? Dat is een goede straat om in tijd van nood in uit te wijken. Ais men in de Kerkdreef in het ge- drang komt, als b.v. de tram nadert, kan men daar goed in uitwijken. De VOORZITTER merkt op, dat er ook geen aanmerking op gemaakt zal worden, als iemand uit nood in die straat komt; dan zal niemand het in zijn hoofd krijgen daarvoor proces-verbaal op te maken. De heer ESSELBRUGGE meent, dat er zeker wat voor te zeggen is, om een tijd voor en na schooltijd die straat voor het rijverkeer gesloten te houden, omdat de kinderen dan in die straat spelen. Dat is in de Nieuwstraat ook zoo. Kan dat? En als daar tijdens school tijd zware wagens passeeren, is het rumoer dat daardoor wordt verwekt natuurlijk nadeeiig voor het onderwijs. De VOORZITTER deelt mede, dat Burge meester en Wethouders het voorstel ook heb- ben gedaan uit overweging dat de kinderen er dan wat rustiger zouden kunnen spelen. De heer 't GILDE is van een andere mee- ning dan de heer Koster en juicht het voor stel toe; vooral het afsluiten van de School- straat acht hij van groot belang voor den goe- den gang van het onderwijs. En ook is het van groot belang dat er in de Nieuwstraat zoo weinig mogelijk gereden wordt, althans zeker niet onder de schooluren. De heer DIELEMAN merkt op, dat, als er van de Oosterstraat niet in de Kerkdreef mag gereden worden, het verkeer van den Buthdijk naar het Station door de Julianastraat moet. Dat acht hij een bezwaar, omdat de klinker- bestrating van de Julianastraat dat niet uit- houdt. De VOORZITTER kan dat niet toegeven, klinkenbestratinig houidt het best uit. Hij ver- wijst naar den grooten verkeersweg door Zuid-Beveland welke vanweg het rijk wordt aangelegd en onderhouden en waarvoor klin- kers gebruikt worden. Hij geeft wel toe, dat die verharding eerder versleten is dan een verharding met straatkeien, maar dan moe- ten andere maatregelen getroffen worden. Het betreft hier een voorstel, gedaan met het oog op de veiligheid van het verkeer. De heer DIELEMAN erkent dat het moei- lijk is; het betreft gevaarlijke punten en dat het in de Schoolstraat rustig zal zijn komt aan het onderwijs ten goede. Sprekers be zwaar is echter dat hij de klinkerbestrating der Julianastraat te zwak acht om weerstand te bieden aan het zwaar vervoer. Willen Bur gemeester en Wethouders de consequentie daarvan echter aanvaarden, dan zal hij er zich bij neerleggen. De heer OGGEL: Ze kunnen toch ook langs de Weststraat en de Koestraat? De heer DIELEMANHet betreft de rich ting station. De VOORZITTER; De Julianastraat is een flinke, ruime straat. De heer OGGEL betoogt, dat klinkerbestra ting, ze moge niet zoo lang duren als een kei- bestrating, economisch niet nadeeliger is. Er Ligt heel wat minder kapitaal in vast, zoodat de rente veel lager is en men op die wijze nog goedkooper tweemaal een klinkerbestrating kan leggen dan een keibestrating. De heer DIELEMAN noemt het in de Ju lianastraat een islechte bestrating. De heer KRUIJSSE wijst er op, dat het gaat over de veiligheid van het verkeer, doch als de heer Dieleman gaat betoogen dat de bestrating van de Julianastraat niet bestand is tegen het zwaar vervoer, zou men die straat op dien grond moeten afsluiten, want het zwaar vervoer van af den Buthdijk gaat er voor het oogenblik voor het grootste ge- deelte reeds door. Indien er dus werkelijk be zwaar tegen zou bestaan, behoort die afge- sloten te worden. De heer DIELEMAN meent, dat ,als het er reeds door gaat, dit nog geen bewijs is dat de straat het houdt. Vernieuweh zal het eind van het liedje zijn. Het is voor zoo'n straat gevaarlijk met klinkers te beginnen. Spreker heeft daartegen vanaf den beginne gewaar- schuwd. Het bewijs is geleverd, aangezien de bestrating al vemieuwd is moeten worden. De VOORZITTER merkt op, dat de klin kers die er thans liggen, wel tegen het ver keer bestand zijn. Deze zijn hard, de eerste die door de woningbouwvereeniging gelegd zijn, waren zacht. Die er thans liggen, zullen het langer uithouden. Maar dit is ook niet aan de orde, het gaat over het afsluiten van straten, met het. oog op de veiligheid. De heer DIELEMAN vraagt, hoe het zal gaan met de menschen die aan die straten wonen en een voertuig bezitten. De VOORZITTER deelt mede, dat voor hen het verbod niet gelden zal. De heer ESSELBRUGGE; Dat staat er in. De heer KRUIJSSE merkt op, dat men den toestand dan nog gevaarlijker maakt dan zij is. Als hier een vreemdeling komt en ziet dat een straat van een bepaalde zijde niet mag bereden worden, verwacht hij van die zijde ook geen auto. Komt er dan toch iemand in, dan is dat geheel buiten de rekening en wordt het gevaar voor ongelukken grooter. De VOORZITTER acht die uitzondering noodig voor menschen die aan de straat een bedrijf hebben. De heer KOSTER gevoelt voor de opmer- king van den heer Kruijisse; de veearts zal dan b.v. de Nieuwstraat vanaf de Stations- straat mogen inrijden, doch een vreemdeling niet. De VOORZITTER geeft te kennen, dat het voorstel van Burgemeester en Wethouders strekt om voor hen die aan de straat wonen, of daaraan een garage of pakhuis hebben het verbod niet van toepasising te verklaren. De heer KOSTER gelooft niet, dat Gedepu- teerde Staten dat ooit goed zullen keuren. De VOORZITTER merkt op, dat deze dat niet behoeven goed te keuren. Ze krijgen het toegezonden en berichten dat overeenkomstig de Gemeentewet de ontvangst. De heer DIELEMAN wijst op Van Cad- sand, die met z'n auto z'n brood moet ver- dienen, die kan men toch niet beletten bij zijn zaak te komen. De heer OGGEL merkt op, dat de automobi- listen ook om kunnen rijden, om langs den goeden kant in de betrokken straat te komen. Op verzoek van den heer Koster worden de punten afzonderlijk in stemming gebracht. Punt 1 wordt aangenomen met 7 tegen 3 stemmen. Voor stemmen de heeren Van de Bilt, J. de Feijter, Esselbrugge, Dieleman, P. de Feijter, 't Gilde en Oggel; tegen stemmen de heeren Kruijsse, Wolfert en Koster. Punten 2 en 3 worden aangenomen met al gemeene stemmen. Punt 4 wordt aangenomen met 9 stemmen tegen 1. Voor stemmen de heeren Kruijsse, Van de Bilt, Wolfert, J. de Feijter, Esselbrugge, Die leman, P. de Feijter, 't Gilde en Oggel; tegen stemt de heer Koster. 4. Vermindering toeslag op woninghuur. Burgemeester en Wethouders herinneren den gemeenteraad, dat bij besluit van 28 Januari 1928 besloten werd, om van ge- meentewege tot wederopzeggens een toeslag van f 1 per week te verleenen op de huren der bewoonde woningen van de Vereeniging tot verbetering der Volkshuisvesting in de Julianastraat. Waar de loon- en levensstandaard sinds- dien veranderd zijn, meenen zij dat het oogenblik gekomen is, om een voorstel te doen, deze toeslagregellng in zooverre te her- zien, dat in den vervolge van gemeentewege f 0,50 per week en per bewoond pand zal worden toegekend, en deze regeling te doen ingaan met 1 September a.s. De betrokken vereeniging is over deze aan- gelegenheid gehoord en adviseert in dezen zin. De heer VAN DE BILT merkt op, ook deel te maken van het bestuur der betrokken ver eeniging, doch er een afwijkende meening op na te houden. Hij had liever gezien, dat de menschen die daartoe overeenkomstig hun in- komsten in staat zijn, terstond het voile pond zouden betalen, doch Burgemeester en Wet houders te machtigen om aan hen die dit niet kunnen een door hen vast te stellen toeslag te geven. Het bouwen dier huizen was een sociale maatregel, om namelijk hen te helpen die het noodig hadden, maar hij vindt het verkeerd dat andere belastingbetalers toeslag helpen geven ten behoeve van menschen die best in staat zijn zelf de huur hunner woning te bekostigen. Als het menschen betreft met een inkomen van f 200C, vindt hij dat het niet aangaat dat de gemeente ten behoeve van dezulken nog extra toeslag op den huurprijs geeft. Er zullen er echter onder de huurders ook zijn voor wie de voile prijs te hoog is, en hij zou er prijs op stellen, dat aan die men schen toeslag werd gegeven. Hij zou de rege ling daarvan aan Burgemeester en Wethou ders willen overlaten; hij stelt daarvoor in het college voile vertrouwen. De VOORZITTER merkt op, dat aan der- gelijke regeling een hoop bezwaren verbonden zijnoverigens gelooft hij ook, dat er wel men schen zullen wonen, die daar overeenkomstig hun inkomen niet thuis zouden hooren. De heer VAN DE BILT stemt dat toe, maar merkt op, dat men die er toch niet uit kan gaan zetten. Het is echter niet goed, dat dezulken nog toeslag op de huur genieten. De VOORZITTER deelt mede, dat Burge meester en Wethouders van een andere ge- dachte zijn uitgegaan. Zij wenschen aan het verleenen van dien toeslag geheel een eind te maken, maar meenden dat niet op eens, doch in - twee phases te moeten doen. Zij "stellen daarom voor met ingang van 1 Sep tember a.s. de toeislag op de helft te bren- gen terwijl het in het voornemen ligt om die met Februari,Maart of April van het vol- gend jaar geheel in te trekken. Men krijgt dan weer den normalen toestand. De heer VAN DE BILT vindt goed, dat de toeslag wordt ingetrokken en zou daarmede zelfs niet tot het volgend jaar willen wach- ten, maar wijst er op, dat, als men dit zon- der meer doet, ook gedupeerd worden de men schen voor wie 3 huishuur per week al ge- noeg is, en die sukkelen moeten om dat bij elkaar te krijgen. Men moet niet uit het oog verliezen, dat door het bouwen dezer wonin gen gezinnen aan een goede woning geholpen ztjn, wier leven daardoor zichtbaar ook beter is geworden, doch wier draagkracht niet sterk is. Er zijn er zeker velen onder de huurders, die best het voile pond kunnen betalen, maar er zijn ook enkelen voor wie dat moeilijk zal vallen. Spreker begrijpt het bezwaar tegen de door hem bepleitte regeling niet, want zegt hij het complex huizen is toch z66 groot niet? Burgemeester en Wethouders zijn met de inkomsten der menischen bekend, en kunnen op grond daarvan al of niet een toeslag verleenen. Hij zou hen daartoe willen machtigen. De heer OGGEL is het volkomen eens met den heer Van de Bilt, dat dit de juiste regeling zou zijn. Destijds is op sprekers voorstel een dergelijk besluit genomen. Er werd bepaald, dat de menschen die geacht zouden worden daarvoor in aanmerking te komen, bij den gemeenite-ontvanger een toeslag op him huis huur zouden kunnen ontvangen. Maar in verband met bezwaren die daartegen rezen, heeft de raad toen besloten een algemeenen toeslag te geven. Spreker was tegen die regeling, omdat hij van oordeel was, dat er menschen in woonden, die geen toeslag noodig hadden, maar er bestonden tegen die regeling bij de vereeniging zelf bezwaren en men meende op deze wijze de lijn zuiver te houden. De VOORZITTER gelooft, dat, wanneer de raad het voorstel van Burgemeester en Wet houders aanneemt, men binnen een half jaar tot den normalen toestand zal zijn terug- gekeerd. Het is maar een kwestie van enkele maanden. De heer VAN DE BILT zou het toch be- treuren indien het voornemen van Burge meester en Wethouders zonder meer zou wor den doorgevoerd, aangezien dan daarvan enkele gezinnen de dupe zullen worden, die de hoogere huur niet betalen kunnen. Dan gaat de sociale maatregel, die bij het Stichten dezer woningen voorzat, te loor. Hij. gelooft niet dat alien die er wonen f 4 per week zul len kunnen verwonen. De heer P. DE FEIJTER zou ze ook het voile willen laten betalen als ze er inkomen naar hebben. Als het menschen zijn met een 1000 inkomen is 3 genoeg, maar als ze meer verdienen kunnen ze wel f 4 betalen. Hij acht het ook onbillijk om aan menschen met f 2000 of f 2500 inkomen nog toeslag op de huishuur te geven; hij stelt zich ook op het standpunt van den heer Van de Bilt. De heer KRUIJSSE wijst er op, dat het behoorlijke woningen betreft; zoo is het oor deel van de Regeering en de Minister heeft indertijd bepaald, dat er steeds een aantal woningen voor rijksambtenaren moet disponi- bel zijn, terwijl de Minister van Arbeid den huurprijts bepaalde op 4. De heer VAN DE BILT: Ja en de bepaling was eigenlijk, dat zij die een hooger inkomen hadden, nog moesten bijbetalen. De VOORZITTER is van meening, dat men moet terug komen tot een huurbedrag van f 4. Burgemeester en Wethouders stellen daar om voor het met ingang van 1 September a.s. te stellen op f 3,50. De heer VAN DE BILT kan zich daarmede niet vereenigen en stelt voor het zoo gauw mogelijk op f 4 per week te brengen, met uitzondering voor hen die dit niet kunnen be talen. De heer KOSTER verklaart, dat hij in den beginne ook bezwaar had tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders, doch na de toelichting van den Voorizitter kan hij er zich wel mede vereenigen. De heer DIELEMAN begrijpt eigenlijk niet, hoe Burgemeester en Wethouders met dit voorstel gekomen zijn. Het is nog maar kor- ten tijd geleden, dat de huren zijn verlaagd. Men moet niet spreken van het verleenen van reductie op de huur, want dat is onjuist. En nu wil men weer omhoog. De VOORZITTER noemt die stelling on juist. Burgemeester en Wethouders willen niet met de huur omhoog of omlaag, maar willen den toeslag laten vervallen. De heer DIELEMAN acht het juist niet in orde, dat men spreekt van een toeslag op de huur. Volgens hem is de huur f 3 per week en hij acht dat voor die woningen ook hoog genoeg, die zijn geen 4 per week waard. Bur gemeester en Wethouders stellen zich op het standpunt, dat er vele huurders in wonen voor wie 4 per week geen bezwaar is, maar hij vemeemt dat er genoeg menschen in wonen voor wie 4 per week veel te hoog is. Bij het bouwen der woningen zat de opzet voor, dat de weekhuur zou overeenkomen met een dagloon, dat toen op f 4 werd gesteld. Kunnen Burgemeester en Wethouders nu be- weren, dat het dagloon gemiddeld weer 4 bedraagt Het moge misschien thans het geval zijn, maar na den oogst zal het er anders uitzien, dan krijgen we misschien weer wel werkloosheid, dan zal het zeker niet gaan om 1 of 50 cent per week meer te betalen. Spreker gevoelt ook wel wat voor de rede- neering van den heer Van de Bilt, ofschoon hij het als niet in orde beschouwt, dat er een versohillend bedrag als huur betaald wordt. Er wonen verscheidene menschen in die reeds genoeg betalen, en die men geen 1 per week meer uit den zak kan kloppen. Men moet er rekening mee houden dat niet alien aan de fabriek werken en dat er velen zijn voor wie het met f 3 best af kan. Hij acht het niet in orde om heel de Julianastraat van /3 op 4 te brengen. Het is de bedoeling geweest om de menschen aan woningen te helpen, maar dan moeten zq ze kunnen betalen. Hjj zou menschen tot 1500 inkomen niet meer willen laten betalen dan 3 per week, voor menschen met 1000 is dat eigenlijk veel te veel. De VOORZITTER: Dus iemand met 1499 zou dan ook maar 3 per week moeten be talen De heer DIELEMAN acht dat geen steek- houdende vraag; biji alie op inkomsten ge- baseerde regelingen bestaat een grensgetal. Zeker voor zo6 iemand acht hij f 3 per week genoeg. 6 De VOORZITTER: Bedoelt u dan dat in komen met in rekening brengen van kinder- aftrek of zuiver inkomen? De heer DIELEMAN merkt op, dat dit allemaal juist verschil kan maken in de toe- I passing. De heer J. DE FEIJTER zou liever een regeling wenschen in de lijn van het betoog van den heer Van de Bilt en de regeling aan Burgemeester en Wethouders overlaten. Hij wijst er op, dat het, als een gezin 1200 in komen heeft, een groot verschil maakt of dit uit 6 of 10, dan wel uit 3 personen bestaat. Hij zou geen normen noemen, doch de om- standigheden van het gezin beoordeelen. De heer DIELEMAN vraagt, of het niet beter zou zijn, dat Burgemeester en Wethou ders het geheele voorstel terugnamen. Hij is van oordeel, dat de gemeenteraad de huis huur niet moet opdrijven en wijst er op, dat die woningen al heel wat huur hebben opge- leverd. De VOORZITTER merkt op, dat men er toch oolt1 onkosten aan heeft. De heer DIELEMAN wijst er op, dat ze al een 13 a 14 honiderd gulden aan huur hebben opgebracht en onkosten worden er niet aan gemaakt. Het onderhoud laat alles te wenschen over. De VOORZITTER kan dat niet toegeven; de huurders zijn over hot onderhoud allemaal tevreden. De heer DIELEMAN noemt het daarmede treurig gesteld; misschien is er in den laat- sten tijd iets aan gedaan, maar dat heeft jaren geduurd. Hij heeft indertijd bij een be- woner geconstateerd, dat ze slecht onder houden worden. De heer VAN DE BILT merkt op, dat men niet uit het oog moet verliezen, dat er, buiten den van wege de gemeente gegeven toeslag op de huur, reeds groote verliezen op die woningen geleden worden. Er moet elk jaar al een flinke som voor rente en aflossing en de verdere exploitable worden bijgelegd. De heer 't GILDE stelt op den voorgrond, dat hij het een zeer ongezonden toestand acht, vindt, dat de eene belastingbetaler voor den anderen huur moet gaan betalen, en daarop is de tegenwoordige toestand ge- baseerd. Dat neemt niet weg, dat hij vroeger met geestdrift hiervoor heeft gestemd, omdat de noodzakeJijkheid toen tot het nemen van zoo'n besluit drong, omdat 25 van de woningen voortdurend leeg stond. Thans is er woningnood en is ook de loon- standaard over het algemeen veel gebeterd en indien nu over een nieuwe regeling kon worden gesproken, zou hij dit op zichzelf kun nen toejuichen. Toch kan het voorstel van Burgemeester en Wethouders, zooals het hier ligt, zijn voile sympathie niet hebben. Spreker is altijd voor een progressieve regeling van de huur geweest, en zou willen beginnen met die thans in te voeren. Werkelijk, de tijds- omstandigheden zijn ook voor sommige men schen nog te drukkend en er wonen in deze huizen verschillende weduwen en andere men schen met een zeer beperkt inkomen. Hrji zou willen voorstellen om degenen, die zijn aan- geslagen naar een belastbaar inkomen tot 1050 de tegenwoordige huur te laten betalen, van 1050 tot 1400 een huur vim f 3,50 per week en daar boven is hij in overeenstemming met de meening van den heer Van de Bilt, die in dat opzicht gezond is, van oordeel, dat de huur van f 4 zal moeten worden betaald. Dat is dan meer in overeenstemming met de eischen van billijkheid en men beredkt al dadeUjk een zelfde resultaat als is belichaamd in het voorstel van Burgemeester en Wet houders. Spreker doet hiertoe het voorstel en her- innert nog aan het feit, dat Burgemeester en Wethouders altijd een groote mate van vrij heid hebben gehad om den toeslag te geven aan menschen met zeer lage inkomens. Hij acht het echter het beste, dat dit behoorlijk is omschreven en er een norm door den raad wordt vastgesteld. De heer KOSTER vraagt, of het nu toch niet het beste zou zijn, dat Burgemees- ster en Wethouders, gehoord de verschillende stemmen, thans hun voorstel terugtrekken, de zaak nader overwegen en er dan mee in den raad terugkomen. De VOORZITTER geeft, na overleg met de wethouders te kennen, dat Burgemeester en Wethouders aan dezen wenk voldoen en thans hun voorstel terugnemen. 5. Verzoek tot vrijstelling van personeele belasting van biljards. Ingekomen is een adres van de Vereeniging Afdeeling Ter Neuzen en Omstreken van den Ned. Bond van Koffiehuis-Restaurantshoudens en Slijters, gevestigd te Ter Neuzen, luidende als volgt de afdeeling Ter Neuzen en Omstreken van den Ned. Bond van Koffiehuis-Restaurant- houders en Slijters, gevestigd te Ter Neuzen; dat Uw Raad een belastingverordening zal hebben samen te stellen in verband met de nieuwe regeling ten aanzien van de heffing der personeele belasting, geschapen door de Wet tot herziening van de financieele ver- houding tusschen het Rijk en de Gemeenten; daj Uw Raad het in de hand zal hebben, om wijziging te brengen in den bestaanden toestand ten aanzien van het heffen van be lasting op billards; dat voor het geval iemand voor zijn eigen genot een billard in zijn woning houdt, dit ongetwijfeld een bron van heffing mag wor den voor een verteringsbelasting, welke de personeele belasting is; dat echter het heffen van belasting op werktuigen en gereedschappen, welke de ne- ringdoende noodig heeft voor zijn broodwin- ning, toch zeker in strijd is met alie billijk heid en dus, voor zoover zulk een bepaling mocht bestaan, het hoog tijd wordt haar uit den weg te ruimen; dat dit volkomen van toepassing is op het heffen van personeele belasting op billards, geplaatst in voor het publiek toegankelijke koffiehuizen en adressante Uw Raad daarom beleefd durft te verzoeken dezen grondslag uit de personeele belasting, voor zoover zij in uw gemeente geheven wordt, te verwijde- ren; dat het gemds van deze bron van inkom sten voor Uwe gemeente slechts gering kan zijn, maar daartegenover aan de billijkheid wordt tegemoet gekomen en de personeele belasting meer in overeenstemming in Uwe gemeente zal zijn met het karakter van ver teringsbelasting. De VOORZITTER merkt op, dat, zooals de heeren weten, de raad thans de bevoegdheid krijgt, om wijziging te brengen in de grond- slagen voor de heffing der personeele belas ting. Burgemeester en Wethouders wenschen voor het oogenblik den bestaanden toestand zooveel mogelijk te handhaven en stellen mitsdien voor, op het verzoek afwijzend te beschikken. Met algemneene stemmen wordt aldus besloten. 6. Vaststelling belastingverordeningen, in verband met de nieuwe financieele regeling tusschen rijk en gemeenten. a. Verordening regelende de classificatie der Personeele belasting. b. verordening regelende de heffing van opcenten der Personeele belasting; c. verordening regelende de invorderjng van opcenten der Personeele belasting; d. verordening regelende de heffing van 80 opcenten gebouwde en 20 opcenten ongebouw- de eigenommen; e. verordening regelende de invordering dezer opcenten; f. verordening regelende de heffing der opcenten van de gemeente-fondsbelasting; g. verordening regelende de invordering der opcenten van de gemeente-fondsbelasting; h. besluit tot niet rangschikking in een klasse van de gemeentefomdsbelasting; i. besluit om het aantal opcenten van de gemeentefondsbelasting te bepalen op 70. Burgemeester en Wethouders schrijiven aan den raad als volgt: De Wet van 15 Juli 1929 (Stbl. No. 388) of te wel de Wet, houdende herziening van de financieele verhouding tusschen het Rijk en de Gemeenten, maakt herziening van het gemeentelijk belastingstelsel noodig. De plaatselijke inkomstenbelasting de forensenbelastipg inibegrepen vervalt met ingang van 1 Mei 1931, alsmede de bestaande uitkeeringswet inizake de financieele Verhou ding van 24 Mei 1897 (Stbl. No. 156) en hare wijzigingen. Zij wordt voornamelijk vervangen door: 1. een uitkeering uit het ingevolge de ge noemd e wet ingestelde Gemeentefonds, welke uitkeering verband houdt met de uitgaven voor politic, onderwijs en armwezen over de jaren 1926, 1927 en 1928 en de draagkracht der ingezetenen volgens de Rijksinkomsten- belasting over het belastingjaar 1927/1928 eenerzijds en de opbrengst eener te heffen gemeentefondsbelasting, met zoo noodig 50 opcenten Vermogensbelasting over het dienst- jaar 1931/1932 anderzijds. Deze uitkeering is door de Ministers van Binnenlandsche Zaken en Landbouw en Finan- cien voorloopig vastgesteld op 5.0233 per inwoner. Op de opcenten vermogensbelasting komen wij nader terug. 2. de uitkeering van 75 van de op brengst der Grondbelastang (in totaal 13.347), terwijl de heffing van opcenten op deze belasting mogelijk blijft. 3. de uitkeering van het geheele bedrag van de opbrengst der personeele belasting, terwijl aan den raad met betrekking tot deze belasting het nemen van verschillende maat regelen is overgelaten, waardoor het mogelijk is de baten dezer belasting op te voeren. 4. Ten slotte wordt nog de Rijksuitkeering wegens de jaarwedden van den Burgemeester, en den Secretaris verhoogd tot 75 van die jaarwedden tot ten hoogste j 3000, in totaal (vroeger /600). Verder staan der gemeente nog verschillende zoo nieuwe als reeds bestaande belasting- mogelijkheden ten dienste, welke zoo noodig nader zullen worden genoemd. Dienaangaande wordt, voor zooveel het deze gemeente betreft, het volgende opgemerkt: Woonforensenbelasting. De nieuwe bepalingen staan toe de heffing van een woonforensenbelasting. De heffipg mag niet afhankelijk zijn van het inkomen. Zij is dientengevolge met de tot dusver be staande belasting van woonforensen niet op een lijn te stellen, doch als een verterings belasting aan te merken. De woonforensenbelasting wordt geheven naar den duur van het verblijf, naar de huur- waarde der gemeubileerde woning of naar andere bij gemeentelijke verordening vast te stellen grondslagen. Belastingpliehtig zijn de personen die, zonder in de gemeente hoofdver- blijf te hebben en gedurende het belastingjaar meer dan 90 malen nachtverblijf houden of er meer dan 90 dagen een gemeubileerde woning' beschikbaar houden. Het komt ons voor, dat een dergelijke ver ordening in deze gemeente voorloopig niet van belang kan zijn als bron van inkomst. Opcenten vermogensbelasting. Voortaan mogen in geen gemeenten meer dan 50 opcenten op de vermogensbelasting worden geheven. Een tweede verandering is, dat de wet niet meer zegt, dat de opcenten zich bepalen tot de aanslagen der belastingpliehtigen, bedoeld bij artikel 1 der Wet op de Vermogensbelas ting 1892, doch de Wet schrijft nu voor, dat de opcenten niet worden geheven op de aan slagen van hen, die binnen het Rijk geen vaste woonplaats hebben. Wij achten, gezien de geringe opbrengst van deze opcenten en de hiema naar voren te brengen bronnen van inkomsten een derge lijke heffing ook nu niiet noodig. Personeele belasting. Ten aanzien van deze belasting, die even- als vroeger door het Rijk zal worden geheven, doch waarvan de opbrengst aan de gemeente wordt uitgekeerd, kan de raad verschillende bepalingen vaststellen. De Raad kan zelf bepalen in welke klasse de Gemeente voor deze heffing zal worden gerangschikt. Aangezien van overheidswege en van des- kundige zijn geadviseerd wordt voor 't eerste jaar van de belangrijke ommekeer in het be- lastingwezen geen ingrijpende veranderingen aan te brengen in het stelsel of klasse-indee- Iing, zoo adviseeren wij om den bestaanden toestand voor de Personeele belasting te hand- haven, t.w. De kom der Gemeente te houden in de 8ste klasse en het overig deel van de Gemeente in de 9de Klasse. Zoodra wij van de nieuwe belastinginkom- sten een vaste basis hebben, ligt het in ons voornemen om een voorstel te doen van de kom in de 7de klasse te plaatsen en het overig deel der Gemeente in de 8ste klasse te bren gen. Nu stellen wij U voor het aantal opcenten (40) dat thans geheven wordt te handhaven. (Hoofdsom 18.750, totale opbrengst opcen ten 7.500.) Hier wordt voor de belastingpliehtigen be- reikt, dat in het vervolg de aanslag zal zijn in totaal: de hoofdsom 40 opcenten voor de gemeente, hetgeen thans is: hoofdsom 4- 50 opcenten voor de Provincie -j- 40 voor de gemeente en 10 of 20 opcenten voor het Lee- ningsfonds. (U wordt in overweging gegeven Uw eigen aanslagbiljet als leiddraad te nemen. Thans rest ons, om het budget sluitend te maken, het voorstel inzake het vaststellen van het aantal opcenten op de hoofdsom der ge meentefondsbelasting. Teneinde dat te kunnen bereiken, wat noo dig is om het aantal opcenten te heffen op de hoofdsom der gemeentefondsbelasting als sluitpost, zijn wij verplicht op grond van het bepaalde van alinea 3 van art. 243 der ge meentewet, luidende: „H^t getal der opcenten mag voor geen aanslag hooger zijn dan het getal opcen- „ten, dat in de gemeente geheven wordt opi

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1930 | | pagina 5