c. Verordening op de heffing van opcenten op de gemeente'-fondsbelasting in de gemeen- te Ter Neuzen; d. Verordening op de iiwordering van op centen op de hoofdsom der gemeente-fonds- belasting in de gemeente Ter Neuzen. Nu wij kunnen aannemen, dat de voorloo- pige cijfers betreffende de nieuwe regeling inzake de financieele verhouding tusschen rijk en gemeente vrijwel vaststaan, is bet mogelijk met eenige reserve de cijfers vast te stellen, die in verband hiermede naar voren treden. Volgens de nieuwe wet wordt verloren: De uitkeering ingevolge de wet van 1897 Gemeentelijke Inkomstenbelasting en forenibelastina De gemeente ontvangt: Uitkeering ex-artikel 3b der nieu we wet f 86.925 Uitkeering jaarwedde bur- gemeester en Secretaris 3.000 opbrengst grondbelas- ting 18.400 Opbrengst personeele be- lasting 38.000 16.400 152.000 f 168.400 f 146.325 22.075 Voor 1930 is er een goed slot van f 45.000 f 11.000 f 34.000. Die f 11.000 vertegen- woordigen het bedrag der buitengewone uit- gaven, die uit gewoon zijn betaald. Over dit jaar mag gerekend worden op een batig saldo van f 26.000 of f 8000 minder, waardoor de fondsbelasting al moet opbrengen 22.075 f 8.000 is f 30.075. Worden de uitgaven nu nog met 10.000 a 11.000 verhoogd, dan zal ge- vonden moeten worden f 41.000. Uit bovenstaande kan U gebleken zijn, dat de tegenwoordige bestaande gemeentelijke inkomstenbelasting met 1 Mei a.s. komt te vervallen en daardoor komt dan in de plaats een fondsbelasting. Volgens artikel 14 der nieuwe wet op de financieele verhouding, kan de gemeente zich indeelen in de le, 2e of 3e klasse. Hierdoor wordt, om te spreken in de ter- minologie der tegenwoordige verordening op de inkomstenbelasting, in de lste klasse de aftrek voor noodzakelijk levensonderhoud voor gehuwden f 800 voor ongehuwden 700. In de tweede klasse voor gehuwden 700, voor ongehuwden 600. In de derde klasse voor gehuwden 600, voor ongehuwden f 500. Daarnaast wordt nog de kinderaftrek toege- past volgens de Rijksinkomstentoelasting, mi nimum f 100, maximum 200 per kind. Wanneer wij daarnaast stellen dat bij de tegenwoordige verordening op de inkomsten belasting de aftrek bedraagt f 600 voor ge huwden en 500 voor ongehuwden, met een kinderaftrek van 100 per kind, dan meenen wij, dat het wel geen betoog zal behoeven, dat indeeling der gemeente in de le klasse voor deze gemeente niet noodig is. Blijft dus over of plaatsing in de 2e, of in de 3e klasse. Wij staan op het standpunt dat plaatsing in de 2e klasse het meest overeenkomt met de regelen der tegenwoordige verordening, die nu, omdat beneden 100 belastbaar inkomen geen aanslag wordt opgelegd, toch practisch ook een aftrek geeft van 700 voor gehuwden en 600 voor ongehuwden. Wordt daartoe besloten, dan zal deze plaat sing voor de gemeente een meerdere opbrengst beteekenen van f11.000, inclusief de op centen. Gevonden zal dan nog moeten worden Ter Neuzen wordt ingedeeld in de 7e klasse, het overige deel in de 9e klasse; Deze verordening moet worden vastgesteld v66r 1 September a.s. 2o. Bepalen dat de gemeente voor de fonds belasting wordt ingedeeld in de 2e klasse (deze verordening moet v66r 1 Mei 1931 door de Kroon zijn goedgekeurd) 3o. te besluiten tot het heffen van opcen ten op de fondsbelasting. Deze opcenten kunnen progressief en niet progressief gehe- ven worden. Wij stellen voor deze opcenten niet pro gressief te heffen, al in de eerste plaats om dat het tarief der fondsbelasting al eene vrij groote progressie aangeeft en dus daardoor de beter gesitueerden al direct meer gedrukt worden, maar ook omdat de opcenten op de inkomstenbelasting al voor de Provincie ver hoogd worden met 15 en van de vermogens- belasting met 15 voor de Provincie en 50 voor het Rijk, ten behoeve van het gemeente- fonds. Bovendien krijgt men bij progressieve hef fing de eisch dat de 80 opcenten bereikt zul- len worden en heeft men bij verhooging der uitgaven al direct behoefte aan nieuwe hef- fingen, als verhooging der verteringsbelas- ting. Tenslotte is er bij de heffing van een ge- lijk aantal opcenten een betere raming te maken, wat voor de eerste jaren van belang is. Nu bestaat de mogelijkheid om ieder jaar bij verordening vast te stellen het getal op centen en deze heffing ter goedkeuring aan de Kroon in te zenden. Deze regeling toege- past, is het meest in overeenstemming met de letter van de wet. Wij zouden evenwel om administratie te voorkomen in de verordening willen vastleg- gen dat de gemeente kan heffen 80 opcen ten, met de bepaling er bij dat jaarlijks voor 1 Mei het aantal zal worden vastgesteld door den raad. Wij hebben dan vrijwel dezelfde regeling als nu geldt bij de vaststelling van het ver- menigvuldigingscijfer. Wij weten niet of de Kroon eene dergelijke regeling zal accep- teeren, doch zouden daarom de verordening spoedig willen inzenden, opdat wij bij niet goedkeuring, tijd genoeg hebben om de rege ling te herzien. Zal* dan waarschijnlijk voor de eerstvolgen- de jaren noodig zijn 45 opcenten, dan blijft de heffing ongeveer gelijk aan die bij den factor 1, die voor 1930/1931 geldt. Ter ver- gelrjking de volgende cijfers: Gehuwden zonder kinders: Hoofdsom fondsbelasting reeds een progressieve heffing der opcenten, omdat het nieuwe tarief der fondsbelasting al een vrij groote progressie aangeeft. Alleen op grond daarvan veroordeelen zeer vele ge- meenten al een progressie. Bovendien komt men dan voor de hoogere inkomens al direct aan het maximum van 80 opcenten. Daardoor komt niet alleen niets meer van verlaging van de classificatie van de Perso neele belasting, maar zullen bij toeneming der uitgaven, de tarieven in de Personeele belas ting verhoogd moeten worden. Bovendien wor den de beter gesitueerden al gedrukt door de extra 15 opcenten op de inkomstenbelasting en de 65 opcenten op de vermogensbelasting. 4. Tot het heffen van opcenten op de ver mogensbelasting is van ons geen voorstel te wachten. In de eerste plaats al niet, omdat we die opbrengst, die op 5000 is te schatten, nog niet noodig hebben, doch in de 2e plaats omdat de wet op de vermogens nu al een extra belasting legt in den vorm van 50 op centen voor de fondsbelasting. In verband met het bovenstaande stellen wij U voor de hierbijgaande verordeningen aan te nemen. Tenslotte op verzoek van een der leden der financieele commissie hierbij een staat der aanslagen van '29/30 in de Rijksinkomstenbe lasting. f 800,tot f 1000,— 460 aanslagen. 1000,— 1200,— 457 1200,— 1500— 517 1500,— 1800j<— 320 1800,— 2100,— 226 2100,— 2400,— 109 2400,— 2700,124 2700,3000,51 3000,3500,88 3500,4000,76 4000,4500,— 55 4500,— 5000,— 32 5000,— 6000,— 42 6000,7000,— 32 7000,8000,— 16 8000,— 10000,12 boven 10000,27 Zuiver Gem. ink. bel. le kl. met 2e kl. met inkomen bij factor 1 60 opcent. 45 opcent. 1000 f 12,— f 8 10,15 1500 30,— 24 26,10 2000 51 48 47,85 2500 72,— 72 68,60 3000 93,— 96 91,35 4000 137,40 144 136,30 5000 185,40 208 194,30 6000 238,20 272 252,30 8000 355,80 ,,416 384,25 7000 294,60 336 331,75 9000 423,— ,,496 456,75 10000 497,40 576 530,70 Uit bovenstaande cijfers zal het U duide- lijk worden, dat de inkomens tot 4000 geen druk van de nieuwe regeling zullen onder- vinden, integendeel zij zullen nog minder be- talen dan de factor 1 aanwijst, die toch zeker niet hoog genoemd kan worden. Boven dien krijgen groote categorien nog een voor- deel tengevolge van de mindere personeele be lasting, welke straks gevraagd zal worden. Wij komen dan ook tot de conclusie, dat de f 30.000 die te vinden zullen zijn door op de nieuwe wet op de financieele verhouding in hi *T11 i 11Jnn Iron rrctd <->Vl f fondsbelasting, die wat Ter Neuzen betreft geraamd wordt op 68.000 te leggen 45 opcenten. Het spreekt natuurlijk vamzelf, dat die opcenten-opbrengst van de fondsbelasting slechts een raming kan zijn en gebaseerd is op de tegenwoordige opbrengst der Rijksin komstenbelasting en dat daarbij de econo- mische toestand der gemeente ook een rol speelt. Of die 45 opcenten, door ons ge noemd, iets verhoogd, of mogelijk iets ver- laagd zullen kunnen worden, zal beter te beoordeelen zijn, als de gegevens, die nu alle nog maar ramingscijfers zijn, later meer definitief vastgesteld kunnen worden. Voor Mei 1931 komen wij dan ook wel met een definitief voorstel wat het aantal te hef fen opcenten betreft. Naa-t die opcenten op de fondsbelasting is de opbrengst van de personeele belasting te wijeigen. In de eerste plaats bestaat de mogelijkheid, de gemeente te plaatsen in een andere klasse, dan waar zij thans is geplaatst, aangezien die klasse-indeeling thans vrijwel aan de ge meente wordt overgelaten, behoudens.Konink- lijke goedkeuring. De kom behoort thans tot de 7e klasse der personeele belasting, terwijl het overige deel behoort tot de 9e klasse. In de tweede plaats opent de wet thans de gelegenheid om wijziging te brengen in de heffingstarieven, voor de personeele belas ting. De heffing van 10 op de huurwaarde mag worden gewijzigd, mag zelfs progressief worden geheven, mits het maximum percen tage bereikt zijn brj tienmaal het bedrag ge noemd in artikel 12 der wet op de personeele belasting. De belastingbedragen der andere grondslagen, mobiliair, dienstboden, paarden, motorrrjtuigen, pleziervaartuigen en biljarten kunnen worden gewijzigd. Door deze regeling is uit de verteringsbelas- ting, wat de personeele belasting eigenlijk toch is, veel meer te halen dan thans het ge- val is. Een en ander zou geregeld moeten worden bij verordening, welke verordening v66r 1 Sep tember 1930 moet worden vastgesteld. Waar alle genoemde cijfers, wij zeiden het reeds nog maar ramingen zijn, zouden wij U willen voorstellen ten opzicbte van de perso neele belasting voorloopig geene wijeigingen aan te brengen. W)ij zouden dan ook laten bestaan de klassen waarin de gemeente thans is ingedeeld, omdat indeeling in eSn lagere klasse onmiddellijk de inkomsten met ruim f 5000 verlaagt. Bovendien krijgen de inge- zetenen op het stuk der personeele belasting toch eenige verlaging, waar met 1 Januari 1931 afgeschaft worden de opcenten voor het Leeningsfonds en de opcenten voor de pro vincie. Ook zouden wij voorloopig niet wenschen voor t'e stellen wijziging te brengen in de bovengenoemde grondslagen. Eerst als alle cijfers behoorlijk vaststaan, dus over een paar jaar, kan nader worden overwogen welke wijzigingen wij verder wenschen aan te bren gen op het stuk der personeele belasting. De nieuwe belasting die de gemeente nog kan heffen is de woonforensenbelasting. Waar wij hier wel werk- maar geen woonforensen hebben, spreekt het vanzelf, dat deze belas ting voor de gemeente niet van belang is. Wij meenen hiermede te hebben aange- toond, dat Uw college het volgende te doen heeft lo. Het vaststellen eener verordening waarbij voor de personeele belasting de kom het belang der ingeketenen kan geacht worden. In verband met al het bovenstaande stel len wij U voor vast te stellen de volgende ver ordeningen I. Verordening betreffende de classifica tie van de gemeente Ter Neuzen voor de heffing van Personeele belasting; II. Verordening betreffende de classifica tie van de gemeente voor de heffing der ge- meente-fondsbelasting III. Verordening betreffende het heffen van opcenten op de gemeentefondsbelasting. Tenslotte nog de opmerking dat in verband met deze nieuwe belastingheffing ook vrij spoedig gewijzigd zal moeten worden, de ver ordening op de hondenbelasting, beerruiming en schoolgeld. Bij de begrooting voor 1931 zul len terzake nadere voorstellen worden gedaan. Deze voorstellen zijn in de financieele com missie besproken, waarbij 2 leden tegenwoor- dig waren. Een der leden kon zich met onze voorstel len niet vereenigen. Dat lid wilde: lo. Reeds met 1931 verlaging van de klas sen voor de Personeele belasting. 2o. Plaatsing van de gemeente in de le klasse van de fondsbelasting. 3o. Invoeren van een progressief tarief voor de opcenten op de fondsbelasting. 4o. Heffen van opcenten op de Vermogens belasting. Naar aanleiding hiervan merken wij als- nog het volgende op: 1. Uit de mededeeling in ons ontwerp, dat wij voorloopig geen veranderingen zouden willen aanbrengen in de classificatie voor de Personeele belasting blijkt reeds, dat wij niet afwijzend staan tegenover een eventueele ver laging. Integendeel, ook wij gelooven dat het billijk is, dat verandering in de classificatie wordt gebracht. Wij zouden evenwel willen wachten, wij zeiden dat reeds in ons voorstel, tot de cijfers van de uitkeeringen beter be- kend zullen zijn. Wij achten dit een meer zekere financieele politiek. Wij nemen even wel gaame de verplichting op ons de kwestie der classificatie opnieuw in den raad te bren gen, zoo gauw de cijfens der uitkeering defi nitief bekend zijn. 2. Wij zien niet in, waarom de gemeente geplaatst zou moeten worden in de eerste klasse van de fondsbelasting. De ingezetenen worden bij plaatsing in de 2e klasse niet be- nadeeld. Wanneer wij kunnen volstaan met 45 opcenten, dan worden de aanslagen tot f 4000 nog ontlast, vergeleken bij een ver- menigvuldigingscijfer van 1. Bovendien zou plaatsing in de le klasse verhooging van het aantal opcenten tot ruim 60 medebrengen, waarmede wij al betrekke- lijk dicht bij het maximum zouden komen, maar dan zouden bovendien slechts ontlast worden de aanslagen tot f 2500 en geeft voor de lagere aanslagen een verlaging van onge veer 2 per jaar. Een toekomstige verlaging van de classifi catie der Personeele belastingen zou dan bo vendien zeer zeker in het gedrang komen. Tenslotte zijn er tal van gemeenten, grooter dan Ter Neuzen, die zich ook in de 2e klasse rangschikken. Wij zien niet in waarom een grooter in komen moet worden vrijgegeven. 3e. Ook in ons voorstel ontraadden wjj De heer HAMELINK gelooft goed te doen, met over deze aangelegenheid in het alge- meen iets te zeggen. Als hij de zaak goed be- kijkt, gelooft hij niet, dat door deze nieuwe financieele regeling tusschen rijk en gemeente wij zoo ruim in onze geldmiddelen zullen ko men. Uit de thans voorgestelde regelingen zou volgen, dat door de ingezetenen gezamen lijk ongeveer 40.000 minder zal worden be taald, doch dat minder ten goede komen aan de minst bemiddelden, die zullen er althans niet zooveel van profiteeren dan de meest ge goeden. Bij de thans door burgemeester en wethou ders ingediende voorstellen is een van spre kens bezwaren weggenomen. Waar ze aan- vankelijk voor de regeling van de personeele belasting aan dezelfde klasse wenschten vast te houden, zijn ze gelukkig van dat denkbeeld teruggekomen en stellen voor rangschikking in de zesde en achtste klasse, hetgeen een verbetering voor hen die woningen met een lage huurwaarde bemonen, maar toch ook een verlaging beteekent over de geheele linie, die ook weer van grootere beteekenis is voor de grootere perceelen, aangezien wegens het ge brek aan arbeiderswoningen deze boven de waarde worden verhuurd, hetgeen ook weer van invloed is op de belasting. Voor die huizen zal de vermindering dus niet zoo van invloed zijn als voor de middenstandswoningen, waar in zoo geen gebrek beerscht. Want al is het ook, dat toen de Huurcommissie nog bestond men die meende te moeten opheffen, opdat het particulier initiatief gelegenheid zou krij gen zich te ontplooien en te voorzien in de behoefte aan arbeiderswoningen, zoo is dat particulier initiatief toch in gebreke gebleven dat te doen. Aan arbeiderswoningbouw is hier sinds niets meer gedaan. Alleen in de groo tere woningen bestaat meer aanbod en als gevolg daarvan zijn de huurprijzen daarvoor niet zoo verhoogd als voor de arbeiderswo- I ningen. Er was daarom zeker aanleiding te voldoen aan het in de vergadering der financieele commissie door spreker uitgesproken aan- drang, om aan te sturen op een verlaging van de personeele belasting, aangezien Ter Neuzen door die hooge huren in een te hooge klasse was ingedeeld. Het doet aan spreker genoegen, dat het standpunt van burgemees ter en wethouders in deze is gewijzigd. Daarentegen is hij teleurgesteld, dat zij hebben vastgehouden aan hun voorstel om de gemeente voor de fondsbelasting te rang schikken in de tweede klasse, aangezien dit naar zijne meening in plaats van eene ontlas- ting, juist voor een aantal der laagst aange- slagenen een verzwaring van lasten zal ten gevolge hebben. Er zit zeker een aanlokkelijk object in, dat de gemeente de wegens plaat sing in de tweede klasse te ontvangen hoogere opbrengst zelf krijgt, maar men zal hem toch moeten toestemmen, dat de daardoor verkre- gen voordeelen weer worden omver geworpen door de zwaardere lasten die daardoor voor sommige laagst aangeslagenen kunnen voort- vloeien. Hij had daarom gaarne gezien, dat burgemeester en wethouders ook in dit op- zicht aan zijn verlangen waren tegemoet ge- komen. Hij heeft in de commissievergadering voor- gesteld de gemeente voor de personeele be lasting in plaats van in de 7e en de 9e te rang schikken in de 6e en in de 8e, hetgeen een verlaging der belasting beteekent. Volgens burgemeester en, ^gthouders zal dat een verschil uitmaken van 5000 voor alle aangeslagenen gezamenlijk. Hij heeft ge- meend, tegenover dit verlies ook dekking te moeten voorstellen, van daar zijn voor stel tot het heffen van 50 opcenten op de vermogensbelasting, hetgeen een dergelijk bedrag zou opbrengen. Hij zal niet ontken- nen, dat aan dat laatste ook bezwaren verbonden zijn. De algemeene regeling is ech- ter toch, om de belasting over de ingezetenen te verdeelen naar hunnen maatschappelijken welstand en die lasten hooger te stellen. naar gelang die welstand beter is. En die wordt dan toch gevonden bij hen die wegens inkomsten van vermogen zijn aangeslagen. Hij bepleit daarom nog rangschikking der gemeente voor de fondsbelasting in de eerste klasse en het aanboren van een nieuwe bronhet heffen van opcenten op de vermogensbelasting. De heer VERLINDE stemt toe, dat, voor zoover hij kon nagaan, de bekende belasting- vermindering voor de ingezetenen een f 40.000 zal bedragen, doch dat daartegenover weer andere heffingen zullen staan, waardoor het vrijwel gelijk zal blijven. We krijgen wel af- slag van de personeele belasting, ook door het vervallen van de opcenten voor de provincie maar daartegenover staat, dat de provincie die weer zal moeten vinden op andere wijze en dit schijnt te zullen doen door verhooging van de opcenten op de inkomstenbelasting en op de vermogensbelasting. Het mag een ver- plaatsing van den druk naar de beter gesi tueerden tengevolge hebben, maar in eindcijfer zal het belastingbedrag vrijwel gelijk blijven Bij spreker bestaan bezwaar om, waar de aangeslagenen in de vermogensbelasting reeds met 165 worden belast, daar vanwege de ge meente nog eens 50 opcenten op te leggen. Er zijn in deze gemeente onder de aangeslagenen in de vermogensbelasting een groot percen tage menschen met kleine inkomens. Kon men in dat opzicht alleen de inderdaad groote ver mogens treffen, dan viel er misschien aan te denken. Zooals hij de belastingvoorstellen ziet, be teekenen deze vooral voor de laagstaangesla- genen een verlichting van den druk, en kan niet inzien dat deze, zooals de heer Hamelink betoogt, zwaarder zouden worden gedrukt. Hij vermeent, dat het bedrag der rijksbijdrage voor 5 jaar wordt vastgesteld. In dat opzicht kan men dus op een stabiele inkomst reke- nen. Wanneer overigens zou blijken dat er in de voorgestelde r'egeling een onbillijkheid schuilt, kan deze eerder worden weggenomen. Hij kan zich daarom met de voorstellen goed vereenigen. De heer SCHEELE kan zich met de voor stellen, zooals die thans door burgemeester en wethouders zijn uitgewerkt goed vereeni gen. Hij acht het ook goed, dat ze hebben toe- gegeven aan het verlangen van den heer Ha melink, om voor de personeele belasting een klasse lager te gaan. Maar hij meent ook, dat men thans niet verder moet gaan. Men moet de regeling eens 1 of 2 jaar laten werken. Blijkt er dan iets te haperen, dan kan er nog op teruggekomen worden, het is thans echter alles nog; vreemd. Hij acht het voor den raad het verstandigst, zich aan te isluiten bij de voorstellen van burgemeester en wethouders. Tegen het heffen van opcenten op de ver mogensbelasting bestaan ook naar zijn mee ning bezwaren. Er zijn daarin menschen aan geslagen met kleine kapitalen. Deze worden nu toch al extra gedrukt door de 50 opcenten voor het rijk en 15 voor de provincie. Zouden er voor de gemeente nu nog bij komen, dan wordt dit voor hen zeker een groot bezwaar. Hij vindt het verstandig van burgemeester en wethouders dat zij in dit opzicht geen voor stel hebben gedaan en kan zich met hun voor stellen vinden. De heer BEDET kan zich ook met de voor stellen vereenigen, nu burgemeester en wet houders hebben voldaan aan het ook door hem en den heer Van Aken ingediende voorstel om met de personeele belasting een klasse lager te gaan. Hij ziet, nu hierin is tegemoet- gekomen, geen reden om nog verder van de voorstellen af te wijken. De heer HAMELINK wil even opmerken, dat de heer Verlinde zich in zijn betoog toch heeft vergist, dat de aangeslagenen in de Vermogensbelasting thans reeds door 165 op centen worden getroffen. Er worden er 50 ge heven voor het rijk, 15 voor de provincie en wanneer de gemeente ook 50 opcenten zou heffen wordt het 115. De heer VERLINDE erkent zich daarin te hebben vergist; hij heeft hoofdsom en opcen ten samengeteld. De heer HAMELINK wijst er op, dat men wel zal bemerken, dat hij thans niet meer zoo sterk aandringt op het heffen van opcen ten op de vermogensbelasting, acht de daartegen ingebrachte bezwaren niet zoo zwaar. Hij heeft dit voorstel evenwel gedaan toen hij nog .niet wist of burgemeester en wethouders genegen waren de personeele be lasting een klasse te verlagen. Er was gezegd, dat dit een offer van f 5000 zou vergen en hij was er op bedacht, dat men hem zou tegen- werpen, dat zijn voorstel die mindere ont- vangst zou tengevolge hebben en hoe men dat vinden moest. Hij achtte zich dus ook verplicht het middel voor dekking aan te wijzen. Nu burgemeester en wethouders zelf die klasseverlaging voorstellen, is dat motief dus vervallen. Maar toch gelooft spreker niet, dat al de voorstellen van burgemeester en wethouders moeten aangenomen worden zooals ze hier liggen. Hij herinnert aan de laatste wijziging van de verordening op de gemeentelijke in komstenbelasting, die werd aangebracht om dat de gezinnen waarin kinderen met eigen inkomsten te zwaar werden gedrukt. Prak- tisch gelden nu dezelfde motieven om de ge meente in de eerste klasse te rangschikken, daar de gezinnen met kinderen met eigen in komsten te zwaar zullen worden gedrukt, en dat zullen als regel juist menschen zijn met lage inkomens. Daarop zal een onredelijken druk worden gelegd. Zoodra in een gezin een kind is, dat met eigen inkomsten in de fondsbelasting wordt aangeslagen, verandert ook de aftrek voor het hoofd van het gezin en wordt het voor dezen gelijk alsof de gemeente in de derde klasse zou zijn geplaatst, dan wordt zijn af trek voor levensonderhoud gesteld op f 600 in plaats van op 700, waardoor zijn aanslag een klasse verhoogt. Indien uit zoo'n gezin een meisje als daghit 17 per maand verdient, wordt zij reeds zelf aangeslagen. Aangezien in een gezin met meer dan een aangeslagene de aftrek vermindert met f 50 voor iedere aangeslagene, krijgt de ongehuwde in plaats van 600 slechts 500 aftrek, doch de aan slag van het hoofd van het gezin stijgt even eens aangezien zijn aftrek voor levensonder houd ook met tweemaal 50 verlaagt en hij dus twee klassen hooger komt te staan. Iemand met een zuiver inkomen van 1000 krijgt 700 aftrek en betaalt 7 hoofdsom, doch zoodra in zijn gezin een tweede voor een aanslag in aanmerking komt wordt zijn af trek slechts 600 en wordt zijn belasting 9; evenzoo is het met de ongehuwde, die tot het gezin behoort waarvan het hoofd is aange slagen, ook voor haar vermindert de aftrek voor levensonderhoud met 100 en in plaats van in de eerste klasse te worden aangeslagen voor fl, moet zij 3 betalen. Dat is dus in zoo'n gezin een verhooging met 4. En juist door de gemeente te rangschikken in de tweede klasse, waardoor een ongehuwde reeds wordt aangeslagen wanneer deze een zuiver inkomen van f 600 heeft, doen zich onder die gezinnen met lage inkomens zulke gevallen spoedig voor. Plaatsing der gemeente in de tweede klasse zs^l tengevolge hebben, dat een aantal men schen die door de regeering niet in staat wor den geacht inkomstenbelasting te betalen, ook worden aangeslagen in de fondsbelasting, en juist zal door dezen een groot deel der 11.000 die meer worden ontvangen moeten worden ondergebracht. Men moet niet vergeten, dat bij de tegen woordige regeling voor ieder aangeslagene f ioo per kind beneden een bepaalden leef- tijd wordt afgetrokken, doch dat nu voor de fondsbelasting den rijksaftrek geldt, die pro gressief is, waardoor voor beter gesitueerden tot f 200 per kind aftrek wordt verleend. Deze zullen het meest worden ontlast, omdat uit zulke gezinnen de kinderen niet op jeugdigen leeftijd beginnen te verdienen. Trouwens, uit het voorstel van burgemees ter en wethouders zelf blijkt, dat de minste inkomens zwaarder zullen worden getroffen, daar bij 1000 inkomen in de eerste klasse met opcenten f 8 moet worden betaald en in de tweede met opcenten f 10,15, terwijl het bij een inkomen van 10.000 omgekeerdis want dan is het resp. /576 en 530. voorstel beteekent dus ontlasting voor de meergegoeden. Ook beschouwt spreker, dat de meergegoe den meer zullen profiteeren van de verlaging der personeele belasting, dan de mingegoeden terwijl onder die gezinnen der kleinste lieden juist degenen gevonden worden waar meer dan een aangeslagene in fondsbelasting zal komen, welke, zooals hij aantoonde, zwaarder worden gedrukt. Er wordt voor wat de ver mindering van den belastingdruk meer afge- nomen van de grootere-n dan van de klein- tjes, en daarom is spreker van oordeel, dat hiertegenover rangschikking der gemeente in de eerste plaats van de in de tweede klasse behoorde te staan. Spreker zou ook gaarne gezien hebben een progressieve heffing der opcenten, hetgeen de wet toelaat. Nu blijft dd heffing der opcen ten gelijk, zoowel voor de grooten als voor de kleinen. Hij heeft dit echter maar niet nader uitgewerkt, omdat hij toch wel be- greep, hiervoor geen voldoenden steun te zul len vinden. Er wordt nu in het voorstel van burge meester en wethouders ook gesproken van 45 opcenten. Hij vraagt, of dit cijfer met een bedoeling is neergeschreven, want aan- vankelijk was men toch, naar hij meent, tot een lagere berekening gekomen. Heeft men dit cijfer dan maar verhoogd De SECRETARIS deelt mede, dat het cijfer waarop de heer Hamelink doelt was opgegeven door het bestuur der Nederland- sche vereeniging van gemeenten. Het thans aangegeven cijfer spruit voort uit de hier ge- maakte berekeningen. De heer HAMELINK verwachtte, dat het cijfer eigenlijk lager zou kunnen zijn. De heer VERLINDE wil gaarne toegeven, dat men van oordeel kan zijn, dat de nieuwe regeling niet brengt wat men er gaame van zou verwachten, maar meent toch, dat zij een verbetering is, en in de eerste plaats voor de minder gesitueerden. Er is ontlas ting aan den lagen kant, die naar de hoo gere inkomens wordt overgebracht. Men kan natuurlijk van meening verschillen over de vraag of het wenschelijk is aan de eene zrjde nog meer ontlasten en hoogere lasten aan de andere zijde te brengen. Wat het bezwaar betreft van den heer Hamelink tegen een hoogeren aanslag van de gezinnen waarin kinderen eigen inkomsten hebben, kan daartegen aangevoerd worden dat de draagkracht van die gezinnen dan ook weer hooger is. Zeker, men vindt die het meest onder werkmansgezinnen, maar in de gezinnen van beter gesitueerden, waarvan men de kinderen laat leeren krijgt men ook geen inkomsten van die kinderen en wordt integendeel het gezin gedrukt door de studie- kosten. Spreker ziet het z66 en een ander misschien weer anders, maar uit de cijfers blijkt, dat de voorgestelde fondsbelasting vol gens de tweede klasse met 45 opcenten een verlaging beteekent ten opzichte der oude gemeentelijke inkomstenbelasting volgens den factor 1. De heer DE JAGER betoogt, dat het voor burgemeester en wethouders geen gemakke- lijke taak was, in deze voorstellen in te die- nen, omdat men staat voor iets nieuws. Deze voorstellen zijn door de behandeling ook in de financieele commissie, reeds en bij burge meester en wethouders reeds enkele malen besproken. Aanvankelijk was het streven van burge meester en wethouders de heffingen zooveel mogelijk te regelen volgens den bestaanden toestand, in verband daarmede de gemeente voor de fondsbelasting te rangschikken in de tweede klasse en geen opcenten te hef fen op de vermogensbelasting. Na de be- sprekingen in de financieele commissie heb ben burgemeester en wethouders overwogen om hetgeen zij in de toekomst voomemens waren terstond voor te stellen, door voor te stellen de gemeente voor de personeele be lasting een klasse lager te stellen, waaruit voortvloeit dat de gezamenlijke aanslagen met f 5000 zullen worden verlaagd. Wie wor den daarbij nu het meest gebaat? Volgens spreker de mingegoeden, want dit beteekent dat, waar men vroeger binnen de kom slechts buiten de belasting bleef indien men een huis bewoonde waarvan de huurwaarde was ge- schat op /60 en buiten de kom op /45, dit nu reeds het geval is bij een geschatte huur waarde van f 125 voor binnen en f 75 voor buiten. Degenen die dus buiten de kom een huis bewonen van f 1,50 per week vallen bui ten de belasting. De heer HAMELINK; Die woningen heb je niet. De heer VAN DEN BULCK: Dat wordt betaald voor een varkenshok. De heer DE JAGER vervolgt, dat die wij ziging in het bedrag der huurwaarde ook zal ten goede komen aan hen die respectabele woningen bewonen, maar voor de minder ge- goeden zal het, voor zoover zij niet buiten de belasting vallen, over het algemeen een voor- deel beteekenen van 7,50. De heer HAMELINK: Voor de beter gesi tueerden toch meer. De VOORZITTER betoogt, dat de heer Hamelink eigenlijk had behooren te vertellen, dat de belastingdruk hier lager is, dan in tal van andere gemeenten. Er zijn toch vele gemeenten waar de belastingplichtigen meer zullen moeten betalen. De heer Hamelink meent echter, dat de ontlasting van de min dere inkomens nog niet ver genoeg gaat en wijst op den druk die het gevolg kan zijn van een aangeslagene wiens dochter als dienstbode zelf belastingplichtig wordt. Zoo iemand wordt dan inderdajad iets hooger aangeslagen. Als iemand 1000 inkomen heeft, krijgt hij 600 aftrek en moet van f 400 betalen, en dat kan door het inkomen van kinderen iets stijgen, maar is daarom toch nog niet druk- kend te noemen. Allen zullen het wel met den heer Hamelink eens zijn, dat de draag kracht der ingezetenen niet gelijk kan zijn. Daarvan geven ook de voorstellen blijk, maar men moet de zaak niet willen overdrijven. Burgemeester en wethouders hebben ge- meend met him voorstel betreffende de wijzi ging in de personeele belasting tegemoet te komen aan de beizwaren voor de allerkleinste menschen, en wat betreft de jonge menschen die al spoedig kans loopen binnen de belasting te vallen, spreker meent, dat het tooh niet bezwarend kan worden geacht, als er jonge menschen tot een gezin behooren, en dit door him verdiensten steunen, dat er door hen f 150 per jaar belasting wordt betaald, al zal het voorkomen, dat dit ook tweemaal of zelfs driemaal uit het-zelfde gezin komt. Die jonge menschen genieten ook mee van het geen van wege de gemeente ten bate der ge- meenschap wordt tot stand gelbracht. De heer HAMELINK heeft dahrtegen ook geen bezwaar, maar dat heeft bovendien ten gevolge, dat de aftrek van het hoofd van het gezin naar beneden gaat en deze daardoor ook zwaarder belast wordt. De VOORZITTER herinnert, dat we met de gemeentelijke inkomstenbelasting een regeling hebben gehad, waarbij voor inwonende kinde ren de aftrek voor levensonderhoud niet in rekening werd gebracht. We hebben toen gezien, dat die regeling onbillijk was en heb ben dat veranderd. Mocht blijken, dat aan de thans voorgestelde regeling groeve gebre- ken kleven, dan kan dit later altijd nog wor den veranderd, maar naar zijn meening is dit het meest eerlijke stelsel voor alle klassen der maatschappij, daar ieder volgens draagkracht wordt aangeslagen. Men moet niet uitgaan van de gedachte, alsof de mingegoeden zwaar der worden gedrukt, de minderen worden niet hooger gedrukt, relatief gaan alien wat naar beneden. En de hoogeren worden, voor zoover ziji in de Vermogensbelasting zijn aangeslagen getroffen door 65 extra opcenten. Men laat

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1930 | | pagina 6