Jdektenwet (Staatsblad 1928 no. 265) den
Burgemeester gedaan, het ziektegeval is ver-
moed of vastgesteld.
b. bij verpleging, het hoofd van het gezin,
waartoe de lijder behoort, of de lijder zelf, in
dien deze is een alleenwonend persoon.
3. Als belanghabbende wordt mede be-
schouwd de lijder zelf, indien deze eigen in
komsten heeft en niet is hoofd van het gezin.
Artikel 3.
1. De besmettelijke ziektengelden bedragen:
De in artikel 1 genoemde, ten laste der ge-
meente komende kosten van vervoer, afzon- j
dering, onderzoek, verpleging, reiniging en
ontsmetting.
2. Van de bovengenoemde bedragen is
verschuldigd door belastingplichtigen, wier
belastbaar inkomen bedraagt:
1500 of meer, doch niet meer dan 2000,
25 percent,
f 2000 of meer, doch niet meer dan f 3000,
50 percent,
3000 of meer, doch niet meer dan 4000,
75 percent.
3. Belastingplichtigen, wier belastbaar in
komen meer dan 4000 bedraagt, zijn het
voile bedrag der belasting verschuldigd.
Artikel 4.
1. Belanghebbenden, die tot de on- en min-
vermogenden behooren, zijn van de betaling
der besmettelijke-ziektengelden vrijgesteld.
2. Als on- en minvermogenden worden
aangemerkt zij, wier belastbaar inkomen
minder dan 1500 per jaar bedraagt.
3. Als grondslag voor de bepaling van het
belastbaar inkomen wordt genomen de be-
lastbare som, bedoeld in artikel 37 der wet
op de Inkomstenbelasting 1914, der belang
hebbenden, volgens de kohieren van de Rijks-
inkomstenbelasting voor het loopend belas-
tingjaar, of zoo deze som niet of nog niet op
deze wijze is bepaald, volgens schatting door
Burgemeester en Wethouders met inacht-
neming van de bepalingen van hoofdstuk H
en artikel 31 der Wet op de Inkomstenbelas
ting 1914.
Artikel 5.
De invordering der besmettelijke-ziekten
gelden geschiedt overeehkomstig de verorde-
ning van heden.
Artikel 6.
Deze verordening treedt in werking op den
dag, volgende op dien, waarop de mededeeling
van koninklijke goedkeuring dezer verorde
ning door Burgemeester en Wethouders wordt
ontvangen.
VERORDENING op de invordering van be
smettelijke-ziektengelden in de ge-
Axel.
Artikel 1.
1. De inning van de besmettelijke-ziekten
gelden geschiedt door den gemeente-
ontvanger, die voor elke aan hem gedane be
taling een bewijs van ontvangst afgeeft.
2. Del voldoening der besmettelijke-ziek
tengelden moet geschieden binnen veertien
dagen nadat het verschuldigde bedrag aan
den belastingsohuldige is medegedeeld.
Artikel 2.
1. Van hem, die nalaat de verschuldigde
gelden te voldoen, worden deze ingevorderd
overeenkomstig de bepalingen van de artike-
len 258 tot en met 262 der gemeentewet.
2. Verschuldigde bedragen, waarvan de
invordering niet heeft kunnen geschieden wor
den door den gemeenteraad oninvorderbaar
verklaard.
Artikel 3.
Deze verordening treedt in werking te ge-
l(jk met de verordening op de heffing van be
smettelijke ziektegelden.
De heer VAN DE BILT merkt op, dat door
al die overheidsmaatregelen de bestrijding van
de besmettelijke ziekten weliswaar hoe langer
hoe sterker wordt, maar ten slotte ook hoe
langer hoe duurder voor de burgerij. De over-
heid schrijft voor, dat de patienten naar het
ziekenhuis moeten, terwijl ze misschien thuis
evengoed verpleegd kunnen worden, maar
stuurt dan volgens deze verordening aan de
betrokkenen de rekening daarvan thuis. Voor-
al indien groote gezinnen in dit opzicht eens
aan het sukkelen geraken, zal dat nog al aar-
dig wat gaan kosten. Als dat menschen van
den gewonen middenstand betreft, zal het al
niet meevallen.
De VOORZITTER wijst- er op, dat het vol
gens de wet is en we er ons dus bij hebben
neer te leggen.
De heer VAN DE BILT merkt op, dat het
wet wordt, wanneer de gemeenteraad het aan-
neemt.
De VOORZITTER geeft te kennen, dat
deze tarieven niet hoog zijn. In andere ge-
meenten neemt men die naar hij gezien heeft
wel hooger.
Er is als concept genomen een model van
Samson, dat ook in verschillende andere ge-
meenten gebruikt wordt.
,De heer VAN DE BILT wijst er op, dat de
kosten voor menschen met f 2000 inkomen
50 pCt. zullen bedragen. Als een groot gezin
gaat sukkelen, zullen de ziekenhuisverple-
gingskosten hoog oploopen. Als de overheid
zulke maatregels voorschrijft, zou hij wen-
schen, dat die overheid daarvoor ook de kos
ten op zich neemt. Maar die stuurt integen-
deel bij een ander de rekening thuis.
De VOORZITTER merkt op, dat toch een
groot deel der kosten voor rekening van het
rijk komen. De particulieren zullen maar een
kleinigheid meer te betalen hebben. Hij ge-
looft niet, dat de voorgestelde regeling een
bezwaar zal opleveren.
Het voorstel wordt aangenomen met alge-
meene stemmen.
10. Vaststelling instructie van baas-fitter
voor het gasbedrijf.
Bij besluit van Uwen raad van 20 Septem
ber 1928 herinneren Burgemeester en Wet
houders is een instructie vastgesteld voor
een baas-fitter aan de Gem. Gasfabriek, met
het oog om een baas-fitter op de fabriek aan
te stellen, welke thans voor de werkzaam-
heden op de fabriek en in deze gemeente niet
noodig geacht wordt. Op grond daarvan zou-
den wij U willen voorstellen deze instructie
in te trekken.
Wel achten wij, op voorstel van de Gas-
commissie, het gewenscht, dat de werkkring
van den vertegenwoordiger van het Gasbedrijf
in Ter Neuzen, nader omschreven wordt.
Wij stellen U daarom voor deze instructie
zoodanig vast te stellen, zooals deze in ont-
werp bij de stukken aanwezig is
Deze luidt als volgt:
INSTRUCTIE voor den baas-fitter aan
de Gemeentelijke Gasfabriek te
Axel.
Artikel 1.
De baas-fitter wordt benoemd, geschorst en
ontslagen door Burgemeester en Wethouders,
na aanbeveling door den Directeur.
Om als baas-fitter te worden aangesteld
moet men
a. den leeftijd van 25 jaren hebben be-
reikt;
b. niet ouder zijn dan 35 jaren;
c.door een daartoe door Burgemeester en
Wethouders aangewezen geneesheer onder-
zocht en voor de op te dragen werkzaam-
heden geschikt bevonden zijn.
Het onder c. genoemde vervalt als de be-
noemde reeds in dienst der gemeente op de
gasfabriek werkzaam was.
Artikel 2.
Indien de baas-fitter op proef wordt be
noemd, en hij gedurende den proeftijd goed
heeft voldaan, ter beoordeeling van Burge
meester en Wethouders, gehoord de Gas-
commissie en de Directeur, wordt hij na af-
loop van den proeftijd als baas-fitter in vas-
ten dienst aangesteld.
Wordt een baas-fitter aangesteld uit het
personeel der gasfabriek, zal deze dadelijk
een vaste aanstelling krijgen, en mitsdien
niet op proef worden benoemd.
Blijkt de baas-fitter op proef niet te vol
doen, zulks ter beoordeeling als in het eer-
ste lid van dit artikel aangegeven, dan volgt
bij het eindigen van den proeftijd ontslag.
Artikel 3.
Het loon wordt bepaald door Burgemeester
en Wethouders en wordt wekelijksch betaald.
Artikel 4.
De baas-fitter zal wonen op het bedrijf te
Ter Neuzen of wel in Axel, dit ter beoordee
ling van Burgemeester en Wethouders, ge
hoord de Gascommissie en de Directeur.
Hij zal werkzaamheden verrichten zoowel
in Ter Neuzen als in Axel of waar zijn aan-
wezigheid wordt gevorderd, en zal zich in
dezen geheel richten naar de bevelen van
den Directeur.
Artikel 5.
De baas-fitter die zich schuldig maakt aan
een vergrijp of nalatigheid kan worden ge-
straft met:
a. Schorsing met behoud van loon;
b. schorsing met behoud van 50 van
het loon gedurende de schorsing;
c. schorsing zonder behoud van loon;
d. oneervol ontslag.
Deze straffen worden opgelegd door Burge
meester en Wethouders gehoord de Gascom
missie en de Directeur.
Indien het belang van het gasbedrijf dit
vordert, is de Directeur bevoegd den baas-
fitter voorloopig te schorsen en van het werk
te verwijderen.
Deze schorsing kan uitsluitend zijn met
behoud van loon.
De Directeur geeft van een dergeljjke schor
sing terstond kennis aan Burgemeester en
Wethouders.
Artikel 6.
Als vergrijp of nalatigheid wordt onder
andere aangemerkt:
a. Oneerlijkheid.
b. In en met betrekking tot den dienst
door grove nalatigheid of schuld of met
opzet het doen ontstaan van gevaar voor
leven of goed van anderen of van zichzelf;
het toebrengen van lichamelijk letsel of het
veroorzaken van sohade.
c. Een gegeven opdracht opzettelijk niet
uifavoeren of nakomen.
d. Overtreding of niet-nakomen van voor-
schriften.
Artikel 7.
Bij ongesteldheid geeft de baas-fitter onmid-
dellijk kennis aan den Directeur of bij diens
ontstentenis aan den Voorzitter der Gascom
missie.
Ingeval van voortduren der ziekte is hij ver-
plicht, zoo spoedig mogelijk, in elk geval bin
nen 5 dagen na de in de eerste alinea van dit
artikel bedoelde kennisgeving, een verklaring
van den behandelenden geneeskundige over te
leggen aan den Directeur of aan den Voor
zitter der Gascommissie, waaruit blijkt, dat
het verrichten van alien of van bepaalden
arbeid hem venboden is.
Artikel 8.
Ingeval van ziekte wordt aan den baas-
fitter ziekteverlof verleend gedurende ten
hoogste 12 achtereenvolgende maanden. Het
voile loon zal gedurende dien tijd worden uit-
betaald, onder aftrek van het bedrag dat hem
eventueel als ziektegeld wordt uitgekeerd.
Indien na afloop van de in het eerste lid
van dit artikel genoemden termijn de baas-
fitter nog niet hersteld is, kan, indien volgens
geneeskundige verklaring geheele herstelling
binnen ten hoogste 12 maanden op redelijke
gronden kan worden verwacht, opnieuw 12
maanden ziekteverlof worden verleend, met
behoud van loon zooals in de vorigd alinea
is omschreven.
De gemeente kan zich hiervoor laten voor-
lichten door een geneeskundige door haar aan
te wijzen. Indien aan het eind van den twee-
den termijn nog geen algeheele herstelling
is gekomen, zal door Burgemeester en Wet
houders beslist worden welke maatregelen te
zijnen opziohte zullen genomen worden
Artikel 9.
Ingeval van ziekte van den baas-fitter op
proef worden de termijnen van 12 maanden,
zooals in het vorige artikel vermeld, veran-
derd in zes weken.
Artikel 10.
Onder ziekte is ook begrepen elke onge-
schiktheid tot werken tengevolge van een on-
geval in of buiten zijn functie.
Artikel 11.
Geen loon wordt tijdens ziekteverlof uitge
keerd
a. Indien de baas-fitter weigert in ge-
meentediepst andere dan zijn gewone werk
zaamheden te% verrichten, indien hiertegen
door zijn geneeskundige geen bezwaren wor
den ingebracht.
b. Indien de baas-fitter anders dan op ad-
vies van zijn geneeskundige zoodanigen arbeid
verricht, dat zijn herstel hierdoor wordt be-
lemmerd.
c. Indien de baas-fitter gedurende dien tij;d
arbeid zou verrichten ten eigen bate;
d. Indien de baas-fitter niet heeft voldaan
aan artikel 7.
Artikel 12.
De baas-fitter heeft recht op 14 dagen ver-
lof per kalenderjaar. De Directeur zal het
verlof regelen en voor zoover mogelijk reke
ning houden met den wensch die ten opzichte
van het verlof wordt te kennen gegeven.
Artikel 13.
Ontslag kan worden verleend:
1. Eervol.
1°. Op verzoek.
2°. Zonder verzoek.
a. wegens opheffing der betrekking;
b. Wegens gebrekkigen of slechten ge-
zondheidstoestand.
c. Wegens het bereiken van den 65-jarigen
leeftijd.
H. Niet eervol in de gevallen bedoeld m
2. Ontslag wegens gebrekkigen of slechten
gezondheidstoestand kan niet worden gegeven
tijdens het genieten van ziekteverlof.
Ontslag wegens het bereiken van den
65-jarigen leeftijd wordt gegeven met het
einde van het jaar waarin deze leeftijd wordt
bereikt.
4. Burgemeester en Wethouders kunnen
gehoord de Gascommissie en de Directeur,
besluiten den baas-fitter na het bereiken van
den 65jarigen leeftijd in functie te laten, doch
telkens slechts voor ten hoogste 6<5n jaar, en
niet langer dan tot het einde van het jaar
waarin hij zijn 70ste levensjaar heeft bereikt.
Artikel 14.
Deze instructie treedt in werking op
met ingang van welken datum alle vorige
instructies
Het voorstel wordt met algemeene stem-
men aangenomen.
11. Verkoop van gemeentegrond.
Ingekomen is een adres van P. J. van Dron-
gelen Kz., wonende Oude Wijk F 40, die
daarin te kennen geeft, dat hij voornemens is
een woning te bouwen, doch daarvoor gaarne
zou koopen ongeveer 3 M2 grond van de ge
meente, gelegen voor sectie E no. 37, in de
Oude Wijk, waartoe hij bij deze het verzoek
doet.
Burgemeester en Wethouders geven te ken
nen, dat naar het hen voorkomt tegen dezen
verkoop geen bezwaar bestaat, ook niet met
het oog op het plan van uitbreiding in de
toekomist.
Zij stellen voor, aan adressant den ge-
vraagden grond te verkoopen tegen den prijs
geldende voor den grond van de gemeente
in die omgeving, zijnde 2,75 per M2.
Met algemeene stemmen wordt aldus be-
sloten.
12. Vaststelling vermenigvuldigingscijfer
voor het belastingjaar 1930/31.
Volgens bericht van den Inspecteur van
's Rijksbelastingen aldus schryven Burge
meester en Wethouders aan den raad zal
de vermoedelijke opbrengst gemeentelijke in
komstenbelasting over 1929/30 bedragen
90.000.
Hiervan komt ten bate van dienst 1929
volgens begrooting 51300, alzoo het restant,
zijnde 38,700 voor 1930. De raming in de
Gem. Begrooting voor 1930 als opbrengst
G. I. B. is rond f 78000, zoodat door het
nieuwe belastingjaar in 1930 gedekt moet
worden f 39.300 of rond f 40.000 of 2/3 van de
opbrengst.
De totale opbrengst van deze belasting zal
dus moeten bedragen X f 40000 f 60000.
Deze berekening is gebaseerd op het gun-
stig te noemen jaar 1928. De uitkomsten van
de bedrijven etc. over 1929 geven helaas een
ander beeld, dat met het jaar 1927 (waar de
gemeente door een hagelramp werd getroffen)
nog niet is gelijk te stellen.
Afgezien van deze minder gunstige gege-
vens, meenen wij toch, gelet op de nog dit
jaar te heffen Forensenbelasting, U te kun
nen voorstellen om het vermenigvuldigings
cijfer voor dit belastingjaar te bepalen op 1.
(vorig jaar 1,2).
De heer ESSELBRUGGE feliciteert Burge
meester en Wethouders, dat het ondanks de
minder gunstige tijden toch nog met een voor
stel kan komen, waarbij de belastingen met
0,2 worden verminderd.
De VOORZITTER acht de vermindering
ook wel vein beteekenis; het is een zesde deel
van de bestaande heffing.
De heer VAN DE BILT weet niet, of het-
geen hij zeggen wil hierbij te pas komt, maar
wil uitspreken, dat de gemeenteraad, indien
men nagaat hoe het met het vaststellen der
belastingbedragen, wel spijt zou moeten krij
gen, dat voor de gemeentelijke inkomstenbe
lasting destijds te hebben overgelaten aan den
inspecteur van 's rijks belastingen. Deze
stuurt jaar voor jaar een hoop middenstan-
ders aanslagbiljetten waarop de aanslagen
allemaal zijn verhoogd, soms tweemaal zoo
hoog zijn als de aangifte. Dan Kan men
reclameeren, maar moet beginnen op tijd den
opgelegden aanslag te betalen. Men kan ook
wel uitstel krijgen, maar moet dan 6 rente
betalen. Omtrent zijn reclame krijgt men
eohter geen uitspraak, de inspecteur zegt
niets. Als dat mogelijk was, zou hij er wel
voor zijn om dat weer terug bij de gemeente
te brengen.
De VOORZITTER zegt, dat dit niet gaat.
Er is eenmaal een besluit genomen, om de
vaststelling over te laten aan den Inspecteur
van 's rijksbelastingen. Hij kan echter niet
aannemen, dat het z66 erg is, als de heer Van
de Bilt zegt. Als men zijn aangifte goed in-
vult, zal daarmede toch wel rekening worden
gehouden. Als de inspecteur een aangifte
verhoogt, zal hij dit toch doen op goede ge-
gevens. Als er een tijd ovenheen gaat, zonder
dat men van een reclame iets hoort, zou het't
best zijn eens naar den inspecteur te gaan;
men zal dan wel gehoor krijgen.
De heer VAN DE BILT geeft te kennen,
dat hij den toestand heeft geschetst, zooals die
werkelijk is. En als men komt reclameeren,
vraagt de inspecteur zooveel boeken, dat een
gewoon burger wel van 's morgens tot
's avonds 10 uur bezig zou moeten zijn om die
allemaal in te vullen.
Voorts acht spreker de belasting met het
cijfer 1 nog niet zoo laag.
Er zijn een hoop middenstanders die nog
geen uitspraak op hun reclame hebben gehad.
Hij wijst ook nog op een geval, dat iemand
twee groote aanslagen kreeg, die zoo laat
kwamen, dat ze op den tijd van e<5n maand
moesten voldaan worden.
De VOORZITTER merkt op, dat dit geheel
gaat buiten het gemeentebestuur; dit staat
geheel buiten het vaststellen van de aan
slagen. Hij geeft in overweging, dat men zich
tot den inspecteur zal wenden.
De heer VAN DE BILT wijst er op, dat men
dh&rmede juist niets verder komt. Hooger
op gaan, bij den Raad van Beroep, kan men
ook niet, omdat daarvoor eerst een uitspraak
van den Inspecteur noodig is.
De heer OGGEL wijst er den Voorzitter
nader op, dat het bezwaar van den heer Van
de Bilt is, dat de Inspecteur met het doen van
zijn uitspraken zoo talmt.
De VOORZITTER verklaart zich wel be-
reid, er eens met den Inspecteur over te
spreken.
De heer KOSTER juicht ook toe, dat Burge
meester en Wethouders met een voorstel ge
komen zijn, waarbij de belasting van 1,2 tot 1
verlaagd wordt, maar meent, dat zij daarmede
toch nog aan den zeer veiligen kant zijn, te
meer, waar de inspecteur, zooals we hebben
kunnen hooren er nog maar een schopje bij
doet, en aanslagen met 6dn, twee, tot drie
duizend gulden verhoogt.
De heer VAN DE BILT: Soms nog meer!
De heer KOSTER is van meening dat, wan
neer dat alles binnenkomt, Burgemeester en
Wethouders aan den zeer veiligen kant zijn.
De belasting is eerst gekomen van 1,3 op
1,2. Toen zijn Burgemeester en Wethouders
g'ebleken ook aan den zeer veiligen kant te
zijn geweest.
De VOORZITTER wijst er op, dat dit voort-
spruit uit het meevallen der inkomsten. Van
boeken heeft de inspecteur niet gesproken.
De heer KOSTER zegt ook niets over boe
ken. Hij heeft alleen gezegd, dat de inspec
teur op de bedragen volgens de aangiften
nogal wat oplegt.
Hetgeen hij nu meedeelt over het belast
baar inkomen is een slag in de lucht, indien
men nagaat dat, zooals hij te kennen geeft,
thans nog 40 aanslagen moeten behandeld
worden.
De heer OGGEL zal niet ontkennen, dat
Burgemeester en Wethouders aan den veili
gen kant zijn, njaar dat behoort men toch ook
te zijn?
De VOORZITTER zou moeten ontraden om
het belastingcijfer te stellen op 0,9. Dan zou
het wel eens verkeerd kunnen uit komen.
Men is nu met 1 niet aan den hoogen kant.
De heer KRUIJSSE wijst er op, dat van
de eene zijde wordt beweerd dat Burgemees
ter en Wethouders aan den zeer veiligen kant
zijn, terwijl van andere zijde het voorstel
wordt toegejuicht. Hij moet echter opmerken
dat, wat men in deze ook zegt, het alles een
slag in de lucht, niets meer dan een schatting
is, zoowel van de eene als van de andere zijde.
En indien hij thans ook eens wil juichen, dan
is het, omdat het de laatste maal is dat de
raad in dezen vorm het belastingcijfer moet
vaststellen. Dan is de raad daarvan ontheven,
want, hoewel dit gewoonlijk aanleiding geeft
tot betrekkelijk veel bespreking, berust alles
op niets meer dan op een raming. Burge
meester en Wethouders kunnen ook niets
anders doen dan aangeven wat de vermoede
lijke opbrengst zal zijn.
De heer 't GILDE geeft te kennen, ook
wel eeniger mate te staan op het -standpunt
van den heer Koster. Het vorig jaar heeft
hij de vrijmoedigheid gehad, om tegen het
voorstel van Burgemeester en Wethouders op
te komen en heeft toen een lager cijfer voor-
gesteld. Hij zal zich thans van het doen van
een voorstel onthouden, want hij moet eer-
lijk erkennen, dat het hem nog zeer meevalt,
dat, Burgemeester en Wethouders, ondanks
de verlaagde inkomsten van den landbouw,
met dit voorstel hebben kunnen komen.
De VOORZITTER: Het spruit voort uit de
opbrengst der forensenbelasting.
De heer OGGEL: Het is toch in elk geval
mooi, dat we het zddver konden sturen.
De heer KOSTER: Er wordt daar gespro
ken over de inkomsten van den landbouw,
maar men heeft toch te maken met de in
komsten van 1928?
De VOORZITTERVoor de nieuwe aangiften
gelden de inkomsten over het jaar 1929.
Het voorstel wordt aangenomen met alge
meene stemmen.
13. Bestrijding iepenziekte.
Ingekomen is een schrijven van Gedepu-
teerde Staten van Zeeland, waarbij deze doen
toekomen een circulaire van het Comity in
zake bestudeering en bestrijding van Iepen
ziekte, welke zij ten zeerste in de aandacht
van het gemeentebestuur aanbevelen.
Het groote gewicht van het door het ComitS
beoogde doel heeft het college doen besluiten
te bevorderen, dat van wege de provincie in
de aan de werkzaamheden van het Comitd
eene jaarlijksche bijdrage worde verstrekt.
Waar de provincie alzoo reeds is voorge-
gaan, vertrouwen Gedeputeerde Staten, dat
ook van wege de gemeente in het door het
Comitd genoemde bedrag van f 10.000 worde
bijge dragen.
Bij de vaststelling van het bedrag van de
eventueel bij te dragen som, zou zoo noodig
kunnen worden uitgegaan van het door het
Comitd aangegeven verhoudingscijfer.
De circulaire van bedoeld Comitd luidt als
volgt:
De iepenziekte, die reeds zoo vele slacht-
offers heeft geeischt, woekert meer en meer
voort en vormt een steeds emstiger wordende
bedreiging van onze karakteristieke iepen-
beplantingen. In vele deelen van ons land
kunnen we dezen boom voor de beplantingen
in steden, dorpen en langs buitenwegen niet
missen. Het is dan ook noodzakelijk, dat al
het mogelijke worde gedaan om het groote
gevaar, dat de iepenziekte veroorzaakt, af te
wenden. Het wetenschappelijk onderzoek
dat na een vergadering van deskundigen in
1926 is aangevat door het PhytOpathalogisch
Laboratorium Willy Commelin Scholten te
Baarn, het welk daartoe in staat is gesteld
door het Oranje-bond-van-Orde-fonds, dat
welwillend door de Nederlandsche Heidemaat-
schappij voor dat doel ter beschikking is ge
steld heeft aangetoond, dat de zwam
Graphium Ulmi Schw. de ziekteverwekker is.
Het is echter nog niet mogen gelukken de
ziekte te bestrijden of te voorkomen. Wel
wijzen uitkomsten van onderzoekingen er op,
dat er vermoedelijk varieteiten zijn, die niet,
of althans weinig vatbaar zijn voor de
iepenziekte, welk feit, indien het bestaan
daarvan inderdaad kon worden aangetoond,
van groot belang zou wezen voor onze beplan
tingen, Volgens in 1929 verrichte onderzoe
kingen is het voorts waarschijnlijk, dat de
iepen-spintkevers een rol spelen bij de infectie.
Intusschen woekert het kwaad voort!
De vereeniging van deskundige hoofden van
gemeentebeplantingen in Nederland in toe-
nemenden onrust verkeerende over het lot van
den iep, heeft gemeend het vraagstuk der
bestrijding van de iepenziekte opnieuw onder
de oogen te moeten zien. Z(j| heeft daartoe
verbinding gezocht met de deskundigen, die
reeds in 1926 belangstelling voor de zaak had-
den betoond, n.l. Prof. Joh. Westerdijk, Direc-
trice van het Phythopathalogisch Instituut
Willy Commelin Scholten te Baarn, Prof. Dr.
W. Roepke, Hoogleeraar in de Entomologie
te Wageningen, Prof. Dr. H. M. Quanjer, Hoog
leeraar in de Plantenziektenkundigen Dienst
te Wageningen en de Directeuren van de
Nederlandsche Heidemaatschappij te Amhem,
het Staatsboschbeheer te Utrecht en het
Rijksboschbouwproefstation te Wageningen.
Uit de reeds gedane onderzoekingen is geble-
ken, dat, wil men practische uitkomsten be
reiken, een uitgefbreider en langduriger onder
zoek noodig is. Dit onderzoek dient met
kracht te worden aangevat en men mag geen
tijd verloren laten gaan.
Ondergeteekenden hebben zich nu tot een
comitd vereenigd, dat een plan van onderzoek
heeft opgemaakt. Dit voortgezette onderzoek
zal o.m. bevatten de bestudeering van de ziek
te en haar verwekker en het opsporen van
immune of althans weinig vatbare iepen; het
onderzoek van de rol, die de iepen-spintkevers
wellicht spelen bij overbrenging der ziekte en
de mogelijkheid van bestrijding.
Het ligt in de bedoeling, dat deze onderzoe
kingen worden uitgevoerd door het Phytopa-
thologisch Laboratorium Willy Commelin
Scholten te Baarn en het Instituut voor Py-
topathologie te Wageningen.
Hiervoor wordt voorloopig een bedrag van
f 10.000 per jaar gedurende een tijdsverloop
van 5 jaar noodig geacht.
Het is in het belang van alle lichamen, die
prijs stellen op het behoud van den iep voor
laan- en stadsbeplantingen, dat dit geld bij-
eenkome. In verband met bovenstaande ne-
men de ondergeteekenden de vrijheid een be
roep te doen op Uwe medewerking en richten
zij tot U het verzoek gedurende 5 jaren een
bedrag te hunner beschikking te willen stel
len, waarvan zij de grootte gaarne aan Uw
beleid overlaten, vertrouwende, dat bij de
vaststelling daarvan rekening zal worden ge
houden met het belang, dat ook Uwe instel-
ling heeft bij dit vraagstuk, dat zoo dringend
om oplossing vraagt.
Het comity stelt zich voor na elk jaar een
verslag uit te brengen, betreffende den stand
van het onderzoek, en rekening en verant-
woording van ontvangsten en uitgaven of te
leggen.
Ten slotte vestigt het nog de aandacht er
op, dat spoed in deze gewenscht is, omdat
nog dit voorjaar het onderzoek kunnen worden
voortgezet. De voorbereidende maatregelen
daartoe moeten tijdig worden getroffen.
Toezegging van geldelijken steun wordt
gaarne ingewacht bij de Nederlandsche Heide
maatschappij te Amhem, postrekening no.
7371.
Burgemeester en Wethouders helbben, naar
zij aan den raad mededeelen, bij de onvangwt
van dit schrijven direct het groote nut gevoeld
om die ziekte te bestrijden, daarbij: niet het
oog hebben op het gemeentebelang, doch het
belang van de beplanting van wegen en ter-
reinen door de belanghelbbende personen, die
thans van beplantingen afzien vanwege de
teleurstellende uitkomsten, waardoor het na-
tuurschoon emstig wordt geschaad.
Waar van de gemeente een klein offer ge-
vraagd wordt gedurende een vijftal jaren en
het groote nut, dat daarbij beoogd wordt,
waarvan ook onze ingezetenen kunnen profi-
teeren, stellen wij voor, om hieraan de ge-
vraagde bijdrage van f 15 per jaar tot weder-
opzeggens en voor ten hoogste 5 jaren te ver-
leenen.
De heer KOSTER geeft te kennen, niet
veel voor dit yoorstel te gevoelen. Hij ver
wacht, dat er van bestrijding der iepenziekte
niet veel zal komen. Indien elke gemeente
en elke polder (want hij vermeent, dat de
vraag ook tot alle polderbesturen gericht is)
zal er een groot bedrag bijeengebracht wor
den, maar hij vreest, dat de ziekte toch niet
tegengewerkt zal kunnen worden. Men ziet
telken jare, dat er zieke boomen moeten wor
den geveld, waaronder ook nog betrekkelv|k
jonge. De geleerde heeren houden er zich
reeds lang mee bezig, Bovendien, waarom
moet daarvoor nu weer een commissie ge-
vormd worden? We hebben toch den Plan
tenziektenkundigen Dienst? D&t is volgens
spreker het aangewezen instituut om deze
zaak te bestudeeren, en daarover te advi-
seeren.
De heer KRUIJSSE wijst er op, dat men
blijkbaar er van hooger hand toch anders
over denkt, want dat er ook menschen van
den Plantenziektenkundigen dienst, o.m. de
directeur, de heer Van Poeteren, in deze com
missie zitting hebben.
De heer OGGEL stemt daarmede in, of-
schoon hij het persoonlijk eigenlijk ook onzin
vindt dat voor dat doel op deze wijze nog
geld gevraagd wordt.
De heer P. DE FEIJTER moet zich scha-
ren aan den kant van den heer Koster. Hij
beschouwt de iepen als een boom die ten
doode is opgeschreven, al doen de menschen
van den Plantenziektenkundigen dienst ook
nog zoo hun best om een middel te vinden
ter bestrijding der ziekte. Op grond van de
ervaring der laatste jaren zal er geen land-
bouwer nog voor te vinden zijn om voor zich
zelf iepenboomen aan te planten en als het
te doen is om natuurschoon voor de steden,
dan zijn er nog wel andere boomen die men
nemen kan en die nog ruim zoo mooi zijn als
de iepen. Hij gevoelt er ook weinig voor om
aan de bestrijding der ziekte mee te werken
door het van gemeentewege beschikbaar
stellen van een bedrag.
De heer 't GILDE is van meening, dat het
natuurschoon niet alleen voor de steden, maar
ook voor het platteland beteekenis heeft, en
gevoelt er wel voor het streven der commis
sie te isteunen. Hij zal voor stemmen.
De heer DIELEMAN meent ook, dat deze
zaak geheel ligt op het terrein van den Rgks
Plantenziektenkundigen dienst, en de kosten
uit 's rijks kas dienen bestreden te worden.
Hij kan niet inzien, waarom de gemeenten
daaraan nu nog geld moeten gaan geven.
Het voorstel van Burgemeester en Wethou
ders wordt verworpen met 6 tegen 5 stem-
men.
Voor stemmen de heeren 't Gilde, Oggel,
Kruijsse, Wolfert en Esselbrugge; tegen
stemmen de heeren P. de Feijter, Van de Bilt,
Claessens, J. de Feijter, Koster en Dieleman.
14. Bijdrage aan den Kring Hulst der Z.
L. M. voor een te houden landbouwten-
toonstelling.
Ingekomen is het volgende adres:
Ondergeteekenden, Georges Vogelvanger en
Oscar Steijaert, respectievelijk Voorzitter en
Secretaris van den Kring Hulst der Zeeuw-
sche Landbouw Maatschappij hebben de eer
door dezen U Edel Achtbaren ter kennis te
brengen, dat door genoemden kring een Land-
bouwtentoonstelling zal worden georganiseerd,
welke zal plaat's hebben op 18 en 19 Juni e.k.
te Kloosterzande.
Aangezien het houden eener landbouwten-
toonstelling is in het belang van de paarden-,
rundvee- en kleinveefokkerij in dit gewest en
het nut daarvan zeker niet nader behoeft te
worden uiteengezet, doch veel kosten en risico
met zich medebrengt, zullen ondergeteeken
den het zeer op prrjs stellen, indien Uw be-
stuur hun streven om de tentoonstelling te
doen slagen zou willen steunen, door het ver-
strekken van een bijdrage of, door deel te
nemen aan het garantiefonds.
Vertrouwende, dat Uw Bestuur van z(jn
belangstelling zal blijk geven, door een ruime
bijdrage en U bij voorbaat dankzeggend, enz.
enz.
Burgemeester en Wethouders geven te ken-
nen dat zij, aangezien bij een dergelijke ten
toonstelling in de gemeente Axel van andere
gemeenten uit de omgeving ook belangstel
ling getoond wordt, meenen te moeten voor
stellen om aan het Kringbestuur Hulst voor
deze tentoonstelling in 1930 een bijdrage te
moeten toezeggen van f 25.
De heer KOSTER vraagt, of Burgemeester
en Wethouders ook kunnen mededeelen, of aan
de laatste hier gehouden landbouwtentoon-
stelling door een gemeente uit het Land van
Hulst een bijdrage werd verleend. Hij vraagt
zulks, omdat het hier den Kring Hulst be
treft.
De VOORZITTER kan daaromtrent thans
geen antwoord geven.
De heer KOSTER kan dit dan zelf wel en
heeft van den secretaris van den Kring Axel
vemomen, dat geen enkele gemeente uit het
Land van Hulst aan de hier gehouden ten
toonstelling een bijdrage heeft verleend. Hij
wijst er op, dat elke kring op zichzelf staat.
Als de kringen steun gaan vragen aan de ge
meenten buiten hun kring kunnen straks
Oostburg of een kring op Zuid-Beveland ook
wel komen.
De VOORZITTER deelt mede, dat Burge
meester en Wethouders hebben gemeend eene
bijdrage te moeten voorstellen omdat het eene
tentoonstelling in de omgeving betreft.
De heer ESSELBRUGGE wijst erop, dat
toch elke aanvraag op zichzelf blijft staan.
Komt later een andere, dan zal men die toch
ook op zichzelf kunnen beschouwen.
De heer OGGEL geeft nog te kennen, dftt
Burgemeester en Wethouders ook overwogen
hebben, dat het, aangezien het een landbouw-
tentoonstelling betreft, en deze. gemeente zoo
ruim bij den landbouw betrokken is, van be-
lang is voor deze streek en ook voor de m-
woners dezer gemeente.
Het voorstel wordt aangenomen met 7 tegen
4 stemmen.
Voor stemmen de heeren Oggel, Kruqsse,
Van de Bilt, Claessens, Wolfert, J. de Feijter
en Esselbrugge; tegen stemmen de heeren
P de Feijter, 't Gilde, Koster en Dieleman.