Huis eu Hof.
GEMEENTERAAD VAN VVESTDORPE.
Ia het inderdaad de moeite waard om ons bezig
te gaan houden met dit vraagstuk
In de memorie van toelichting, die het wets-
antwerp ,,Landbouwuitvoerwet" vergezelde werd
o.m. opgemerkt, welk gedeelte van totale pro-
ducten in 1923 bestemd was voor de binnenland-
sche consumptie, n.l. (uitgedrukt waarde in
millioenen guldens)
Productie Binnen- Uitvoer
landsch
gebruik
Akkerbouw 255.7 163.7 92.0
Zuivel 302.5 173.2 129.3
Veeteelt 357.5 272.1 85.4
Tuinbouw 131.7 75.7 56.2
Boschbouw 7.3 5.3 2.0
De voorziening van de groote binnenlandsche
consumptiegebieden is voor onze producent van
groote beteekenis. Wanneer men alleen nagaat
de bevolkingscijfers van enkele meer groote
steden dan blijkt dat per Januari 1929:
Amsterdam 743.400
Rotterdam 577.700
Den Haag 425.100
Haarlem 115.500
Leiden 70.000
inwouers tellen of totaal 1931.800.
Hieruit zou zich laten berekenen de behoefte
aan akkerbouw, tuinbouw en zuivelproducten.
Voor aardappelen leert een kleine beschouiwing,
dat aangenomen mag worden, dat de bevolking
dier groote steden een behoefte heeft van 2 KG
per persoon en per week d.i. per jaar 100 KG in
totaal 193.180.000 KG, d.w.z. een oppervlakte van
9200 HA, wanneer per HA een gemiddelde
opbrengst van 21000 KG wordt gerekend.
Een tweede reden waarom het vraagstuk voor
ons van belang is, ligt vooral hierin, dat nu de
buitenlandsche afzet zeer vele moeilijkheden op-
levert, meerdere aandacht moet worden geschon-
ken aan de voorziening der binnenlandsche markt
die in het algemeen wel verwaarloosd is, omdat
de prijzen zich vooral regelden naar de wereld-
markt.
Een derde reden, die het wenschelijk maakt,
om als producent aandacht te schenken, vindt
zijn oorzaak in het groote verschil in prijzen,
welke de boer ontvangt en welke de consument
betaalt. Met talrijke voorbeelden zou dit aan te
toonen zijjn. Toen de aardappelen hier met 1 i 2
ct. per KG werden betaald, betaalden de stede-
lingen nog prijzen van 647 cent, een verhouding,
die vooral in tijden als die wij nu doormaken, de
aandacht trekken. Zoolang de boer een redelijke
winst maakt, heeft het hem vrijwel altijd koud
gelaten, wat de uiteindelijke consument er voor
betaalde, doch nu verschillende prijzen beneden
het rendabele zijn gedaald, schenkt hij meer deze
aandacht aan de verkoopprijs en ontstaat er een
streven, met het doel een deel van dien hoogeren
prijs deelachtig te worden.
Alvorens echter de maatregelen te bespreken
is het noodzakelijk, dat wij ons eenigszins orien-
teeren over de bestaande verhouding van produ
cent en consument.
Er is een tijd geweest, dat ieder zich voorzag
in de eigen behoeften. Door de toeneming der
bevolking, gepaard met toenemende beschaving,
die oorzaak is voor opvoering der behoeften, is
er een arbeidsverdeeling ontstaan, welke het aan-
zien gaf aan de onderscheidene beroepen. Ieder
beroep levert bepaalde goederen en diensten die
onderling geruild worden, zoodat ieder zich in
zijne behoefte kan voorzien.
Bij de primitieve bevolking en ook in onze ge-
meenschap ging die ruiling aanvankelijk van
hand tot hand. Toen het geld nog niet de taak
van ruilmiddel vervulde, was de goederenruil of
wel levering in natura immers de eenige gebrui-
kelijke voor bewezen diensten. Tot zelfs in de
Middeleeuwen kan men nasi aan, hoe de landelijke
bevolking zelve naar de stad trok met zijn pro-
ducten en deze verkocht aan de stedelijke bewo-
ners, waaraan het marktwezen zijn ontstaan te
danken heeft. Deze primitieve vorm vindt men
zelfs nog op verschillende plaatsen in ons land
(o.a. Middelburgsche botermarkt etc.) terug.
Naarmate echter de goederen over grootere
afstanden vervoerd moesten worden of de Kring
waaruit ze betrokken moesten worden om in de
behoeften van een groote bevolkingscentra te
voldoen, hebben velen er beroep van gemaakt om
die verplaatsing en verhandeling tot stand te
brengen en werden schakels ingevoegd tusschen
producent en consement.
De schakel was noodzakelijk, eensdeels om de
juiste wegen te zoeken waarlangs de producen-
ten den consument konden bereiken, anderdeels
om de streken op te zoeken, waaraan bepaalde
goederen de grootste behoefte was en den hoog-
sten prijs konden maken. Naarmate echter de
bevolking toenam, de centra dichter werden,
werden het aantal schakels grooter en de distri
bute der producten ingeiwikkelder.
Op deze wijze laten zich de economische ver-
houdingen in onze Maatschappij verklaren, die
aanleiding hebben gegeven tot een geweldig
economisch raderwerk, dat in den loop der tijden
zoodanig ingewikkeld is geworden, dat als gevolg
ervan veel verkeerde voorstellingen zijn ontstaan,
die weer aanleiding geven tot veel misverstand.
Een bestudeering van het economisch rader
werk is niet eenvoudig, doch nog veel moeilijker
is het aan te geven hoe dit historisch gegroeide
systeem te vervangen zoude zijn, door een naar
onze begrippen meer logisch apparaat, dan wel
am aan te geven, welke raderen van het werk
overbodig zijn en hoe deze uitgeschakeld kunnen
worden.
In elk geval is het een feit, dat over het
vraagstuk van de verhouding tusschen producent
en consument vele bespiegelingen worden gehou-
den en heele theorien worden opgebouwd en bij
voortduring worden meer of minder geslaagde
pogingen ondemomen, om tot wijziging te
komen in het systeem. Wanneer dit zoo is, moe-
terr er wel bepaald aantoonbare oorzaken en om-
standigheden zijn die geen bevrediging schenken.
Een der emstige bezwaren tegen den bestaan-
den toestand is, dat de weg tusschen producent
en consument te lang is geworden, dat er teveel
tusschenschakels zijn en waar ieder voor de
diensten die hij levert een vergoeding verlangt,
geeft deze lange weg aanleiding tot groote kos-
ten, die op het product worden gelegd, alvorens
dit den consument bereikt.
Een derde klacht is dat deze tusschenschakels
te veel verdienen. Met deze bewering moet men
voorzichtig zijn. Want al mag het totaal der
kosten hoog zijn, toch wil dit niet zeggen, dat de
persoon, die de handelingen verricht, daarvoor
inderdaad een te hooge belooning voor ontvangt,
dat hij daaruit een redelijk bestaan kan vinden.
Indien een kleinhandelaar in aardappelen, voor
aardappels f 2,per HL moet betalen en daar
voor 3,ontvangt maakt hij 50 bruto-winst.
Doch wanneer men nagaat, dat hij per dag
f io,brutowinst moet maken, zal hij per dag
10 HL of 700 KG in het klein moeten verkoopen.
Neem aan dat een gezin 5 KG tegelijk inkoopt,
zal hij per dag reeds 140 klanten moeten be-
dienen!
Bij de studie omtrent de verhouding van con
sument en producent zal men drie onderdeelen
nader moeten beschouwen en wel:
1. den verkoop van de producten.
2. de verplaatsing dezer producten naar de
bevolkingcentra
3. de distributie in deze bevolkingcentra,
waaruit laat zich afleiden de wijpe waarop de
producenten den consument bereiken.
De heer Hartland heeft in een inleiding voor
de algemeene vergadering van het Koninklijk
Nederlandsch Landbouw-ComitS nagegaan hoe
dit geschiedt: bijv.
De aardappelen worden door den commission-
nair bij een boer gekocht tot scheeps- of waggon-
ladingen verzameld en overgedragen aan den
groothandelaar of grossier, die ze aan den klein
handelaar, winkelier of groenteboer verkoopt. De
laatste vent ze uit aan den consument.
De groenten worden in het groot op de veilin-
gen aangevoerd door de verbouwers, waar ze
door of namens den groothandelaar worden ge
kocht, die ze weer verkoopt aan handelaar,
groenteboer of winkelier.
De melk gaat van den boer naar de slijter, die
ze uitvent of naar de melkinrichting, die ze zelf
uitvent.
De weg van het vleesch is zeer ingewikkeld.
Vaak wordt het magere vee door een handelaar
op de markt gebracht, verkocht aan een anderen
handelaar, die het verkoopt aan den mester, die
verkoopt het vetgemest weer aan den handelaar,
die het op de markt verkoopt aan den grossier,
die laat slachten en het vleesch verkoopt aan den
slager die het door den slegersjongen bij deTi
consument laat ibrengen, nadat eerst gevraagd
is, wat vleesch voor dien dag noodig is.
Hiermede is de lengte van de verschillende
wegen reeds aangetoond, doch grootere gebreken
kleven aan de distributie. Een kijkje in een
straat van een groote stad kan dit aantoonen,
Wanneer men eens ziet hoevele melkkarren of
wagens, bakkerskarren, groentewagens in 6en-
zelfde straat komen, dan is het duidelijk, dat de
omzet per kar slechts klein kan zijn en de on-
kosten per eenheid groot moeten worden.
Uit een gemeentelijk rapport betreffende de
levensmiddelen voorziening in Den Haag, vond de
heer Hartland aardige staaltjes. Zoo voeren in
den winter 100 k 150 personen, in den zomer zelfs
350 k 400 personen groenten naar Den Haag aan
en bieden ze ten verkoop aan.
In totaal zullen er met de winkels 800 5 900
kleinhandelaren in groenten zijn.
Bq een controle van 3 groenteboeren, die met
paard en wagen hun klanten bedienen en daar-
naast een winkel in een volksbuurt hielden, bleek,
dat hun wekelijksche bedrijfsonkosten op f 50
waren te schatten, dat de eerste twee met een
wagen circa 50 k f 60 inkoop, ieder 98 afnemers
hadden te bedienen en een derde met een wagen
en een voorraad van f 30 a 35 inkoop, 80.
Hooge onkosten door dit rondrijden moeten
verhaald worden op de producten.
Het spreekt vanzelf, dat de consument deze
hooge prijzen moet betalen. Deze hooge detail-
prijzen zijn oorzaak van duur levensonderhoud,
wat meer aanleiding is om de eischen naar hoo-
gere verdiensten (salarissen en loonen).
Hieruit volgt reeds dat dit vraagstuk dat ons
bezig houdt, ook maatschappelijke beteekenis
heeft. Dit wordt nog meer duidelijk, wanneer
men moet ervaren, dat onze Staat een bestaan-
den toestand sanctionneert en op grond van het
bestaan van dien hoogen levensstandaard ver
schil maakt in belooningen zijner dienaren
(klasse indeeling).
Het groote kwaad in de economische verhou
ding ligt dus voomamelijk in de distributie.
Het spreekt vanzelf, dat de producent hier
weinig verandering in kan brengen. Deze inge-
wikkelde distributie hangt samen met de ge-
aardheid van den consument. In de eerste plaats
ontbreekt het den consument aan -eenig inzicht
omtrent prijzen en prijjsverhoudingen, in de
tweede plaats is de consument vooral in
Nederland zeer gemakzuchtig en laat zich al-
les vrijwel aan huis bezorgen en heeft hij een
kring van vaste leveranciers.
Is hierin verandering te brengen? Het inzicht
van den consument kan worden verhoogd door
voorlichting en onderwijs (bijv. de vakscholen
voor meisjes, doch voorzoover ik kan nagaan
wordt in het leerplan aan den aankoop van
levensmiddelen geen aandacht geschonken).
Voorlichting kan gegeven worden door de
groote pers, die echter helaas in den regel ook
weinig over practisch economisch inzicht be-
schikt. Missohien zou van landbouwzijde daar-
aan meerdere flfandacht geschonken kunnen wor
den, zooals indertijd door de Nederlandsche
Landbouwhandelskamer wel eens is gedaan.
Evenwel moet zooiets geregeld en over meerdere
jaren geschieden.
De gemakzucht te bestrijden is veel moeilijker.
Een krachtig middel daartoe zou zijn de harde
economische noodzakelijkheid, waardoor het stre
ven ontstaat om te trachten op extra onkosten
te besparen.
Ik wijs hier op den oorlogstijd, toen ieder be-
reid was om voor een extra portie uren lang in
de rij te staan of zich verschillende moeilijkheden
getroostte om buiten de distributie om zich nog
meerdere levensmiddelen te verschaffen.
Er zijn natuurlijk middelen aan te wijzen,
waardoor de consument mede zou kunnen wer-
ken, n.l. dat hij meer dan tot nog toe zou willen
koopen op de markt, zooals in andere landen ge-
beurt waar men markthallen aantreft o.a. Brus-
sel, Parijs en Londen. Hierdoor doet het publiek
veel warenkennis op en is men in staat om de
prijzen te controleeren.
Een tweede middel is, dat de consumenten zich
vereenigen en gezamelijk inkoopen, zooals door
verbruikscooperaties geschiedt. Het is te ver
klaren, dat deze de meeste ingang hebben gevon-
den onder de arbeiders, die door de economische
noodzakelijkheid waren gedwongen, doch of deze
zich direct zullen kunnen bezighouden met de
distributie van onze grove producten is een open
vraag, althans voorzoover mij bekend geschiedt
dit zeer weinig.
Toch verdient het wezen der verbruikscoopera
ties in dezen eenige aandacht, omdat hierdoor
een organisatorische band tusschen de consumen
ten wordt gelegd en de mogelijkheid is geopend
om groote kwantums in 66n hand te brengen.
Het vraagstuk of samenwerking mogelijk is
tusschen producentenorganisaties en verbruiks-
vereenigingen vormt een vraagstuk op zich zelf.
Dat in landen waar de verbruikscooperaties veel
meer opgang hebben gemaakt, dan in ons land
o.a. Duitschland en Engeland, die beschikken
over groote aankoopsafdeelingen, dit vraagstuk
tot zekere oplossing is gekomen bewijst een pu-
blicatie van een zekere Miss Margret Digley
(Producers and consumers, h study in coopera
tive relations). Zij wijst daarop op een belang-
rijik punt, de kwaliteitsbetaling en de prijszetting,
die onttrokken moeten worden aan de markt-
zetting*.
Zoolang echter de producent niet is georgani-
seerd, kan van een nader verhouding moeilijk
gesproken worden. Immers naast bijzondere oor
zaken sanmenhangende met den aard der produc
ten, is een der reden, dat de invloed van de ver
bruikscooperaties niet direct tot den landbouwer
spreekt, te wijten aan de geringe organisatie
onder de producenten. Aan de mogelijkheid om
tot een goede prijszetting te komen, zal ik dan
ook thans geen aandacht schenken.
Wanneer moet worden aangenomen, dat de in
gewikkelde distributie voor een belangrijk deel
oorzaak is van het groote prijsverschil tusschen
detailprijzen en prijs af boerderij, wordt de zaak
van den producent teruggebracht tot 2 pun ten
1. om te trachten de onkosten te verlagen op
den weg die ligt tusschen producent en consu
ment;
2. om te trachten dat zijne producten worden
betaald naar de kwaliteit die ze vertegenwoor
digen.
Het le zal mogelijk worden wanneer het hem
gelukt om enkele schakels uit te schakelen en
om te trachten te besparen op de vervoers
onkosten en verdere onkosten.
Dit laatste is slechts mogelijk door medewer-
king van de organen die de vervoermiddelen be-
heeren of die de weegbruggen, haven, markten
exploiteeren.
Een krachtige actie voor verlaging van spoor-
vrachten zal per saldo aan den prijs of boerderij
ten goede komen.
De scheepsvrachten staan nog vaak onder in
vloed van vraag en aanbod hoewel in den laat-
sten tijd de actie onder de binnenschippers heeft
geleid tot actie voor vraohtverhoogingen.
In elk geval is het zeker, dat een goede scheep-
vaartverbinding voor de afzet naar binnenland
sche markten van overwegend belang is. Daarbij
dient de producent vooral aandacht te schenken
aan de kosten van havengelden.
Naast de vervoerkosten mogen genoemd wor
den de markten en veilingskosten. Dat de Re-
geering tenslotte is overgegaan om de y2 vei
lingskosten terug te nemen, is dan ook een direct
producentenbelang.
Het spreekt vanzelf, dat deze middelen den
producent wel eenig voordeel kunnen geven, doch
van meer belang is de vraag of hiji er kan toe
medewerken om op de onkosten te besparen door
het uitschakelen van enkele schakels en of hij
kan bereiken om de kwaliteit zijner producten
betaald te krijgen.
Wij komen hier op een gebied van direct, prac
tisch belang. Een individueele actie van den pro
ducent zal hier geen verbetering brengen. M. i.
ztjn er slechts twee middelen:
1. dat de producent de producten zelf dichter
bij de consumentencentra brengt, door ze aan te
voeren op de veilingen in de groote steden, waar
ze door de grossiers gekocht worden. Hierdoor
worden uitgeschakeld de commissionnair en de
groothandelaar.
In tegenstelling met de exportveiling moet
hier het product geveild worden ter plaatse van
het consumptiegebied dus in de groote steden.
Dergelijke pogingen zullen alleen dan succes
kunnen hebben, wanneer lste kwaliteitsproduc-
ten worde aangevoerd. Het spreekt dat hiervoor
organisatie noodig is en dat dit streven aanvan
kelijk op tegenstand zal stuiten. Vooral zal het
werk van de producenten steeds moeilijker wor
den, omdat de grossiers en handelaren zich steeds
meer organiseeren en hun positie daardoor trach
ten te handhaven, de weg voor prijsafspraken
enz. hebben gebaand en niet schromen om van
hun macht gebruik te maken.
De producenten dienen wel te beseffen, dat zij
hoelanger hoe meer achter raken met hun orga-
nisatiewezen.
Indien echter de producent zich in grooten
getale organiseert, zal dit systeem hem dichter
bij den consument brengen en inderdaad de mo
gelijkheid bestaan om den weg te verkorten.
Dit systeem zal vooral dan overweging ver
dienen, wanneer de buitenlandsche afzet in an
dere banen wordt geleid. Immers heeft het vei-
lingswezen in landbouiwkringen meer ingang ge-
vonden, dan zal een tweede stap ibetrekkelijk
eenvoudig zijn.
Ook in onze provincie zijn dit jaar in deze
richting stappen gedaan en over het algemeen
niet zonder succes!
Een dergelijke wijze van werken heeft dit
voordeel, dat de prijszetting op een normale wijze
tot stand komt uit de vraag en het aanbod, dat
men geleidelijk kan aanvoeren en dus zeker weet,
dat men de producten kwrjt wordt.
2. Een andere weg zoude zijn, om de produ
centen samen te brengen in verkooporganisaties
en zelf de producten te verkoopen. M. i. zal dit
dan alleen succes hebben, wanneer men direct
den consument zal kunnen bereiken. Op grond
van het ingewikkeld distributie-systeem in de
groote steden is dit vrijwel onmogelijk, zoodat
men steeds meer op de grossiers of groothande-
laren zal zijn aangewezen.
Waar de georganiseerde handel tegen deze
wijze van verkoop steeds krachtig stelling neemt,
omdat zij en terecht daarin een bedreiging
vindt voor haar bestaan, zal dit voor onderschei
dene producten op groote moeilijkheden stuiten
en aanvankelijk zware eischeii stellen aan de lei-
ding en de leden. Voor die producten waarmede
men in direct contact kan komen met de consu-
mentenvereenigingen of den consument zelve
verdient echter deze wijze van afzet zeer zeker
overweging.
Mijnheer de Voorzitter. Ik heb hiermede ge-
meend in grove trekken mijn onderwerp te heb
ben ingeleid.
Het is geen eenvoudig vraagstuk om in de
economische verhouding tusschen producenten en
consumenten wijziging te brengen. De mogelijk
heid om daartoe te geraken, meen ik dat aan-
wezig is, doch voor mij staat het vast, dat alleen
de economische noodzakelijkheid van beide par-
tijen de grootste drijfveer zal kunnen zijn om
inderdaad die mogelijkheid tot werkelijkheid te
brengen. De Zeeuwsche landbouwer voelt die
economische noodzakelijkheid aan den lijve. Moge
hij dan ook in de komende jaren, in het belang
van zich zelf den weg opgaan, die voor hem
voordeelen zal kunnen brengen. Laat de Zeeuw
sche boer meer dan tot nog toe in organisatie
zijn kracht zoeken en in de eerste plaats dit mid-
del hanteeren, om aan den druk der tijden te
ontkomen en waardoor aan maatschappelijke
misstanden die ook in de verhouding tusschen
consument en producent bestaan, zooveel moge-
lijjk een einde kan worden gemaakt.
Na de pauze werd gelegenheid gegeven tot
gedachtenwisseling over de inleiding van den
heer Siebenga. Ook ditmaal werd daarvan
een zeer druk gebruik gemaakt en moeten wij
ons bekorten in de vermelding der discussies.
O.a. de heer v. d. Plassche voerde het woord
en zeide, dat de inleider gelukkig niet te veel
heeft gescholden op de kooplui, want als een
product goedkoop is, wil de consument het
juist niet eten. Spreker is voorstander van
een minimumprijs op de veilingen en daar
beneden niet verkoopen, doch naar de fabrie-
ken zenden. Noodig is ook z.i. een goede or
ganisatie en aanvoer van een massaproduct
van gelijke soort en kwaliteit, zooals bijv. met
sinaasappels gebeurt. De prijzen zijn ook
elders uiteenloopend. Een kopje thee kost 2
cent, maar men betaalt 20 of 25 cent.
De heer Siebenga wil de kleine koopman
er buiten laten en hem zgn brood niet ont-
nemen. De individualiteit moet uitgeschakeld
worden en spreker wijst op de trust in den
handel. Noodig is ook productiebeperking, af-
zetbeperking en zoo noodig vemietiging van
het product. Ten slotte zijn van veel de boe-
ren zelf de schuld.
Een der aanwezigen wees op de moeilijkheid
te bepalen wat voor een bepaalde stad en wat
voor export moet worden bestemd en een
ander op het feit, dat bijv. de cooperatieve
suikerfabrieken niet het voorbeeld geven
van samenwerken, ieder zendt eigen schepen,
eigen controleur, sohrijver en taxeerder.
De heer Siebenga wijst nogmaals op het
wegwerken van schakels en meent, dat de
co6p. suikerfabrieken wel degelijk iets hebben
bereikt voor de iboeren en een zegen voor hen
waren tot voor korten tijd. De aardappel-
fabrieken in de veenkolonies geven echter in
deze een goed voorbeeld door samenwerking.
Maar vooral moeten de boeren zorgen zelf de
leiding te nemen ,en die niet aan een direc-
teur overlaten.
Op een vraag of de overheid in deze ook
een taak heeft te vervullen zegt spreker, dat
dit zeker het geval is, maar de overheid tast
niet voldoende door en kan ook in deze een
voorbeeld aan Denemarken nemen.
De heer W. Kakebeeke zegt, dat men zich
geen idealen moet hebben, maar is het er
mede eens, dat bij de cooperaties de boeren
moeten zorgen de leiding in handen te houden.
Een directeur zeide is tegen hem: „ik ben de
man, ik ben de vereeniging".
De voorzitter meent, dat de cooperatieve
suikerfabrieken met him centraal bureau in
dertijd wel degelijk iets bereiken. Ook spre
ker ziet het meeste nut in goede organisatie
en brengt dank aan den inleider.
Groenbemesting.
De laatste inleider was de heer L. van Dijke
uit Groede, die sprak over Groenbemesting.
Spreker wil geen propaganda maken voor het
veeloos bedrijf, doch alleen het economische
en groot voordeel van groenbemesting in ver-
band met den akkerbouw naar voren brengen,
Vlinderbloemige planten bezitten het vermo-
gen opa de stikstof der lucht op te nemen en
vast te leggen. De vrijie stikstof der lucht is
toegankelijk voor den landbouwer, als bp
slechts de wetenschap bezit haar te vangen
en te bewaren voor het gebruik, en hij is de
vooruitstrevendste, die de meeste stikstof uit
de voor alien toegankelijiken bron weet te
putten, vast te leggen en op de een of andere
wijze in zijn bedrijf over te brengen. Men
vergete echter niet, dat men tevens minerale
plantenvoedingsstoffen aan den bodem ont-
trekt, voomamelijk phosphorzuur en kali.
Deze stoffen moeten weer worden aangevuld
om uitputting te voorkomen, Men moet daar-
om rijkelijk bemesten met kali en phosphor
zuur. Voor groenbemesting kan men zich het
best bepalen tot wikken en klaver. Wikken is
alleen te gebruiken als het voor 1 Augustus
gezaaid wordt, maar neemt later in rendabel-
heid af. Een groot voordeel is, dat er denmaal
geploegd en geegd kan worden, wat een voor-
sprong is op het onkruid. De wikken is ech
ter te duur in verhouding tot klaver, die liefst
voor half April moet worden gezaaid.
De voordeelen in een akkerbouwbedrijf van
groenbemesting zijn velen, geen ploegarbeid,
in den zomer minder kosten personeel, inten-
siever bewerking van de andere oppervlakte,
bij voedergebrek een prachtig voer voor de
paarden, groote onkruidverdelger met namen
zaadonkruiden en vooral het zoozeer ge-
vreesde wintergras of duist. Proeven hebben
spreker doen zien, dat zelfs een dikke laag
stalmest het niet haalt bij een middelmatige
laag klaver of wikken. Ploegen is niet af te
keuren. Spreker durft deze wijze van bemes
ten gerust aan te bevelen, maar acht zijn
brieven ten deze niet oud genoeg en beroept
zich op een schrijven van den heer J. L. Groe-
newegen te St. Maartensdijk, die na een
35jarige ervaring een door spreker voorge-
lezen schrijven aan hem richtte, te uitvoerig
om hier te melden, maar overloopend van
waardeering voor deze methode van bemes-
ting, ook aan de hand van vergelijkingen tus
schen op verschillende wijze bemest land, en
die vooral hopperus en witte klaver voor dit
doel aanbeveelt.
Spreker geeft nog een voorbeeld van een
groote boerderij, die ook uitstekende resul-
taten aangeeft, en meent ten slotte, dat ieder
zoo goed mogelijk dient uit te zoeken welke
stikstoffenverzamelaars voor zijn bodem de
meest geschikte zijn en welke meststoffen en
welke werkmethoden in aanmerking komen
om de stikstofverzamelaars tot een weelderige
ontwikkeling te brengen. Daarvoor is arbeid
noodig, arbeid en inspannig gepaard aan
nauwkeurige waarnemingen en bekendheid
met de natuurwetten die het landbouwbedrijf
beheerschen want: de natuur laat zich niets
ontfutselen maar ze is niet karig met haar
loon voor welbestuurden arbeid.
Ook deze spreker eindigde onder applaus en
zijn inleiding gaf ook tot vrij veel bespreking
aanleiding.
Een der aanwezigen wijst op de vele ziekten
onder klavers, wat tenslotte tot het gevolg
had, dat er geen klaver, maar wel onkruid
groeide en meende, dat men stal- en groen
bemesting beide moet toepassen. Dit als een
ervaring van 20 jaar.
De heer Van Dijke antwoordde, dat hij in
15 jaar geen ziekte aantrof en meende, dat de
bedrijven nog al eens uiteenloopen, terwijl de
voorzitter zegt, dat de soort van grond en ook
de soort van gezaaide klaver een rol spelen.
Op andere vragen geeft de heer Van Dijke
toe, dat voor tarwe groenbemesting minder
goed is, doch zegt men in ieder geval een vol
klavergewas moet hebben.
De heer Stevens vond gelegenheid er op te
wijgen, dat roode klaver zeer vatbaar is voor
ziekte, doch hopperups en witte klaver juist
niet.
Op nog een vraag gaf de inleider gaame
toe, dat men met het stroo, als het niet tot
mest wordt gebruikt op andere wijze kan
handelen en het niet zoo maar in hoopen moet
laten staan.
De voorzitter bracht ook dezen inleider har-
telijk dank en stelde aan de orde
Algemeene vragen.
De heer Koopman deed klachten hooren
over de duurte der reizen, die het K.N.L.C.
uitschrijft en vroeg of er niet iets te bereiken
is door te handelen in den geest van de Ned.
Reisvereeniging.
De voorzitter zeide gaarne overweging toe.
De heer Krepel achtte het verkeerd, dat het
K.N.L.C. de reizen organiseert als de oogst
binnen is.
De voorzitter meent, dat men dit doet om
dat dan de landbouwers tijd hebben. Wellicht
kon het ook bijv. voor den oogst als de veld-
vruchten nog op het land staan en daar zijn
te beoordeelen.
De heer Krepel behandelt de Zuiderzee-
kwestie en de stijging der kosten daarvan, die
zoo hoog zijn, dat alle sociale belastingen er
uit zouden kunnen worden bestreden.
De voorzitter wijst op de brochure van den
Herder, en hoopt, dat al is dit een eenvoudige
man, regeering en Zuiderzeecommissie toch
hun aandacht aan zijn opmerkingen en raad-
gevingen zullen schenken.
De heer Huijssen wijst op de geringe kosten
om via Belgie de landbouwtentoonstelling te
Keulen te bezoeken; veel te weinig landbou
wers bezoeken de Duitsche landbouwtentoon-
stellingen en ook de Brusselsche en er is ook
op de laatste veel te leeren.
De heer Koopman betreurt het, dat er niet
een orgaan is voor de landbouwers, maar de
verdeeldheid hoort er in ons land nu een-
maal bij.
Spreker bepleit met klem het hebben van
een landbouwministerie, dat geheel afzonder-
lijk staat en stelt voor een telegram te zenden
aan den Minister van Binnenlandsche Zaken
en Landbouw, waarin dit belichaamd wordt.
De voorzitter zegt, dat ook het dag, bestuur
der Z.L.M. dit juist als zijn wensch heeft be-
sproken, maar ook het hebben van een blij-
venden directeur-generaal van den landbouw.
Spreker meent, dat de 3 centralelandbouw-
organisaties een commissie moeten vormen,
die een urgentie programma samenstellen,
waarbij principes op zij worden gezet, men
moet een eenheidsfront vormen en dan kan
men de staatscommissie gerust aan de kap-
stok hangen. Onder applaus wordt tot ver-
zenden van een telegram besloten.
De heer I. G. J. Kakebeeke wijst er op, dat
het goed is voor regeeringsambtenaren zich
steeds op de hoogte te stellen van hetgeen er
leeft in de landbouwkringen en hij heeft daar-
om met genoegen dezen ontwikkelingsdag in
zijn geboorteplaats medegemaakt. Tevens kon
hij den ouden band met de oud-leerlingen der
R. W. L. S. weer eens versterken. Ook na de
slechte 80 jaren van de vorige eeuw heeft men
met ontwikkeling goede resultaten bereikt.
De heer v. d. Weijde zeide niet namens Ged.
Staten te zijn gekomen, maar zeer dankbaar
te zijn dezen dag te hebben kunnen mede-
maken.
Hiema sloot de voorzitter met dank voor de
opkomst de bijeenkomst.
In de laatst gehouden gemeenteraadszitting
van Westdorpe werden, nadat de notulen
waren goedgekeurd, de meeste ingekomen
stukken voor kennisgeving aangenomen.
Vastgesteld werd het kohier der honden-
belasting over 1930.
Als lid van het Burgerlijk Armbestuur werd
herkozen met 5 tegen 2 stemmen (op den heer
Van Troost), de heer P. Dumez. In plaata
van den heer F. van Acker werd benoemd de
heer X. Janssens met 61 stem.
Verleend werd een subsidie van 25 aan de
landbouwtentoonstelling te Kloosterzande,
welke uitgaat van den Kring Hulst der Z.L.M.
Voor den proeftuin van den heer Pluijm
werd eveneens f 25 subsidie uitgetrokken.
Besloten werd de rijksveldwachterswoning
grondig na te doen zien, dit was beslist een
behoefte. De huur werd tot f 150 's jaars ver
hoogd.
De raad verklaarde zich vervolgens accoord
met den aankoop van enkele stukjes grond
ten behoeve van den weg en met dat, om geen
gebruik te maken van de bevoegdheid, om een
dSel van het salaris in te houden van de ge-
meenteambtenaren, ingevolge de Ziektewet.
De leening, welke destijds was aangegaan
voor het electrisch net tegen een rente van
5ji thans per resto 28500, zal worden
geconverteerd tegen een lager rentetype, ran
ten hoogste vier en drie kwart procent.
Besloten werd de prijs voor licht te verlagen
tot 48 cent, en hem voor de maanden April-
October te brengen op 35 cent per K.W.U.
Een wenk van Ged. Staten om 1000 meer af
te schrijven op het G.E.B. kon de goedkeuring
van den raad niet wegdragen. Men merkte op,
dat thans wordt getracht, zooveel mogelijk af
te schrijven om later het net, tegen een zacht
prijisje over te nemen. De eventueel af te
schrijven f 1000 zouden uit de gemeentekaa
moeten worden bijgepast.
Het heffingspercentage voor het belasting-
jaar 19301931 werd vastgesteld op 1,7.
Na de omvraag, waardoor geen nieuwe ge-
zichtspunten ter tafel kwamen werd de zitting
geheim. Na heropening der vergadering werd
de heer Pladdet benoemd tot tijdelijk onder-
wijzer in de Fransche taal, terwijl werd afge-
wezen het voorstel van Dr. Van Loij te Sluia-
kil, om zich te belasten met de verzorging der
zieken te Stroodorp, als wijkgeneesheer.
Hiema sluiting.
GEMEENTERAAD VAN IJZENDIJKE.
Donderdag 1 Mei kwam de raad dezer ge-
meente in voltallige zitting bijeen. De notulen
der vorige vergadering werden na voorlezing
ongewjjzigd gearresteerd.
Aangehouden werd een schrijven van Ged.
Staten inzake het aanibrengen van brievenbus-
sen aan woningen, waama adhaesie wordt
betuigd aan een verzoek van de V. V. V. te
Breskens, betreffende een ingediend request
aan de Provinciale Staten, betreffende tarie-
venverlaging van de Provinciale stoomboot-
diensten.
Volgt een bespreking omtrent het verleenen
van een bijdrage aan den nieuwen verbin-
dingsweg PyramideIJzendijke. Dit verzoek
is tevens gericht aan de betrokken polder-
besturen; deze echter willen wel iets bijdra-
gen, doch niet voldoende, zoo wil de Jonk-
vrouwpolder slechts f 50 en de Zuiddiepepolder
f 100 geven. De heer Ch. Haverbeke begrijpt
de houding van genoemde polders niet, waar
deze toch het grootste belang hebben bij een
goeden verbindingsweg. Wanneer deze weg
tot stand komt, zou de tram- en verbindings
weg buiten de kom der gemeente worden ge
legd, waardoor van gemeentewege veel te
zeggen is.
De Voorzitter is van oordeel, dat het te be-
treuren zou zijn, indien de nieuwe weg er niet
komen zou. Na bespreking met Gedeputeerde
Staten is ook besloten, dat de uitkomende
keien aan de betrokken besturen zullen wor
den afgestaan. De Voorzitter zegt, dat het
voor de gemeente van groot belang is, dat de
tram en het groote verkeer buiten de ge
meente wordt omgelegd.
De heer Schijve betreurt, dat hier alles op
gemeente en polder wordt geschoven, terwijl
in Holland voor de wegen zooveel wordt ge
daan.
De heer Van der Weijde vreest een te hoog
belastingpeil, waarop de Voorzitter meedeelt,
dat de jaarlijksche bijdrage voor de gemeente
325 zal bedragen. gedurende twintig jaar.
Na uitvoerige bespreking wordt met alge
meene stemmen besloten, de jaarlijksche bij
drage te verleenen, op voorwaarde, dat de ver
bindingsweg en tram buiten de gemeente
komen en geheel door de provincie en de
Z.V.T.M. wordt bekostigd.
De gemeentebegrooting 1929 werd nog eens
gewrjzigd, terwijl die van 1930 werd veran-
derd, in verband met het nadeelig slot van
1928. Op voorstel van den Voorzitter wordt
besloten het staangeld van kramen enz.. op
de markt trjdens de kermis op te heffen. De
heer Haverbeke zag gaame, dat de kermis
des Zaterdags werd opgeheven, waartegen
echter de andere leden zich verzetten.
In de omvraag verzoekt de heer Schijve, de
steenen, nabij zijn tuin, een andere plaats te
geven, eer zij verloren gaan. Hiervoor zal
worden gezorgd. Op zijn verzoek zal een
paadje worden aangelegd, vanaf de straat
tot aan de openbare school.
Hiema wordt de zitting geheim.
NA DEN PLANTTIJD.
Bestrijding van de aardvloo.
De planttijd voor bladverliezende heesters
moet nu achter de rug zijn. Na het planten
ziet de liefhebber met begrijpelijke belangstel-
ling uit naar de eerste zwellende knop, bewijs
van leven. Meerdere malen komt het voor
dat ons geduld hierbij op een zware proef
wordt gesteld en vooral bij struik- en stam-
rozen is dit wel eens het geval. Het uiterlijk
der planten is overigens volkomen normaal,
alleen de zeellende knoppen blijven weg. Nu
is het weer der laatste dagen ons in dezen
niet ongunstig geweest. Men moet de pas
verplante planten evenwel voortdurend in het
oog houden en vooral indien we op schrale en
scherpe winden worden onthaald. Blijkt er
dan nog geen leven in de rozen te bespeuren,
de pas verplante dan, dan is het tijd ze een
handje te helpen. We hoogen de aarde tus-