Huis eu Hof. GEMEENTERAAD VAN VVESTDORPE. Ia het inderdaad de moeite waard om ons bezig te gaan houden met dit vraagstuk In de memorie van toelichting, die het wets- antwerp ,,Landbouwuitvoerwet" vergezelde werd o.m. opgemerkt, welk gedeelte van totale pro- ducten in 1923 bestemd was voor de binnenland- sche consumptie, n.l. (uitgedrukt waarde in millioenen guldens) Productie Binnen- Uitvoer landsch gebruik Akkerbouw 255.7 163.7 92.0 Zuivel 302.5 173.2 129.3 Veeteelt 357.5 272.1 85.4 Tuinbouw 131.7 75.7 56.2 Boschbouw 7.3 5.3 2.0 De voorziening van de groote binnenlandsche consumptiegebieden is voor onze producent van groote beteekenis. Wanneer men alleen nagaat de bevolkingscijfers van enkele meer groote steden dan blijkt dat per Januari 1929: Amsterdam 743.400 Rotterdam 577.700 Den Haag 425.100 Haarlem 115.500 Leiden 70.000 inwouers tellen of totaal 1931.800. Hieruit zou zich laten berekenen de behoefte aan akkerbouw, tuinbouw en zuivelproducten. Voor aardappelen leert een kleine beschouiwing, dat aangenomen mag worden, dat de bevolking dier groote steden een behoefte heeft van 2 KG per persoon en per week d.i. per jaar 100 KG in totaal 193.180.000 KG, d.w.z. een oppervlakte van 9200 HA, wanneer per HA een gemiddelde opbrengst van 21000 KG wordt gerekend. Een tweede reden waarom het vraagstuk voor ons van belang is, ligt vooral hierin, dat nu de buitenlandsche afzet zeer vele moeilijkheden op- levert, meerdere aandacht moet worden geschon- ken aan de voorziening der binnenlandsche markt die in het algemeen wel verwaarloosd is, omdat de prijzen zich vooral regelden naar de wereld- markt. Een derde reden, die het wenschelijk maakt, om als producent aandacht te schenken, vindt zijn oorzaak in het groote verschil in prijzen, welke de boer ontvangt en welke de consument betaalt. Met talrijke voorbeelden zou dit aan te toonen zijjn. Toen de aardappelen hier met 1 i 2 ct. per KG werden betaald, betaalden de stede- lingen nog prijzen van 647 cent, een verhouding, die vooral in tijden als die wij nu doormaken, de aandacht trekken. Zoolang de boer een redelijke winst maakt, heeft het hem vrijwel altijd koud gelaten, wat de uiteindelijke consument er voor betaalde, doch nu verschillende prijzen beneden het rendabele zijn gedaald, schenkt hij meer deze aandacht aan de verkoopprijs en ontstaat er een streven, met het doel een deel van dien hoogeren prijs deelachtig te worden. Alvorens echter de maatregelen te bespreken is het noodzakelijk, dat wij ons eenigszins orien- teeren over de bestaande verhouding van produ cent en consument. Er is een tijd geweest, dat ieder zich voorzag in de eigen behoeften. Door de toeneming der bevolking, gepaard met toenemende beschaving, die oorzaak is voor opvoering der behoeften, is er een arbeidsverdeeling ontstaan, welke het aan- zien gaf aan de onderscheidene beroepen. Ieder beroep levert bepaalde goederen en diensten die onderling geruild worden, zoodat ieder zich in zijne behoefte kan voorzien. Bij de primitieve bevolking en ook in onze ge- meenschap ging die ruiling aanvankelijk van hand tot hand. Toen het geld nog niet de taak van ruilmiddel vervulde, was de goederenruil of wel levering in natura immers de eenige gebrui- kelijke voor bewezen diensten. Tot zelfs in de Middeleeuwen kan men nasi aan, hoe de landelijke bevolking zelve naar de stad trok met zijn pro- ducten en deze verkocht aan de stedelijke bewo- ners, waaraan het marktwezen zijn ontstaan te danken heeft. Deze primitieve vorm vindt men zelfs nog op verschillende plaatsen in ons land (o.a. Middelburgsche botermarkt etc.) terug. Naarmate echter de goederen over grootere afstanden vervoerd moesten worden of de Kring waaruit ze betrokken moesten worden om in de behoeften van een groote bevolkingscentra te voldoen, hebben velen er beroep van gemaakt om die verplaatsing en verhandeling tot stand te brengen en werden schakels ingevoegd tusschen producent en consement. De schakel was noodzakelijk, eensdeels om de juiste wegen te zoeken waarlangs de producen- ten den consument konden bereiken, anderdeels om de streken op te zoeken, waaraan bepaalde goederen de grootste behoefte was en den hoog- sten prijs konden maken. Naarmate echter de bevolking toenam, de centra dichter werden, werden het aantal schakels grooter en de distri bute der producten ingeiwikkelder. Op deze wijze laten zich de economische ver- houdingen in onze Maatschappij verklaren, die aanleiding hebben gegeven tot een geweldig economisch raderwerk, dat in den loop der tijden zoodanig ingewikkeld is geworden, dat als gevolg ervan veel verkeerde voorstellingen zijn ontstaan, die weer aanleiding geven tot veel misverstand. Een bestudeering van het economisch rader werk is niet eenvoudig, doch nog veel moeilijker is het aan te geven hoe dit historisch gegroeide systeem te vervangen zoude zijn, door een naar onze begrippen meer logisch apparaat, dan wel am aan te geven, welke raderen van het werk overbodig zijn en hoe deze uitgeschakeld kunnen worden. In elk geval is het een feit, dat over het vraagstuk van de verhouding tusschen producent en consument vele bespiegelingen worden gehou- den en heele theorien worden opgebouwd en bij voortduring worden meer of minder geslaagde pogingen ondemomen, om tot wijziging te komen in het systeem. Wanneer dit zoo is, moe- terr er wel bepaald aantoonbare oorzaken en om- standigheden zijn die geen bevrediging schenken. Een der emstige bezwaren tegen den bestaan- den toestand is, dat de weg tusschen producent en consument te lang is geworden, dat er teveel tusschenschakels zijn en waar ieder voor de diensten die hij levert een vergoeding verlangt, geeft deze lange weg aanleiding tot groote kos- ten, die op het product worden gelegd, alvorens dit den consument bereikt. Een derde klacht is dat deze tusschenschakels te veel verdienen. Met deze bewering moet men voorzichtig zijn. Want al mag het totaal der kosten hoog zijn, toch wil dit niet zeggen, dat de persoon, die de handelingen verricht, daarvoor inderdaad een te hooge belooning voor ontvangt, dat hij daaruit een redelijk bestaan kan vinden. Indien een kleinhandelaar in aardappelen, voor aardappels f 2,per HL moet betalen en daar voor 3,ontvangt maakt hij 50 bruto-winst. Doch wanneer men nagaat, dat hij per dag f io,brutowinst moet maken, zal hij per dag 10 HL of 700 KG in het klein moeten verkoopen. Neem aan dat een gezin 5 KG tegelijk inkoopt, zal hij per dag reeds 140 klanten moeten be- dienen! Bij de studie omtrent de verhouding van con sument en producent zal men drie onderdeelen nader moeten beschouwen en wel: 1. den verkoop van de producten. 2. de verplaatsing dezer producten naar de bevolkingcentra 3. de distributie in deze bevolkingcentra, waaruit laat zich afleiden de wijpe waarop de producenten den consument bereiken. De heer Hartland heeft in een inleiding voor de algemeene vergadering van het Koninklijk Nederlandsch Landbouw-ComitS nagegaan hoe dit geschiedt: bijv. De aardappelen worden door den commission- nair bij een boer gekocht tot scheeps- of waggon- ladingen verzameld en overgedragen aan den groothandelaar of grossier, die ze aan den klein handelaar, winkelier of groenteboer verkoopt. De laatste vent ze uit aan den consument. De groenten worden in het groot op de veilin- gen aangevoerd door de verbouwers, waar ze door of namens den groothandelaar worden ge kocht, die ze weer verkoopt aan handelaar, groenteboer of winkelier. De melk gaat van den boer naar de slijter, die ze uitvent of naar de melkinrichting, die ze zelf uitvent. De weg van het vleesch is zeer ingewikkeld. Vaak wordt het magere vee door een handelaar op de markt gebracht, verkocht aan een anderen handelaar, die het verkoopt aan den mester, die verkoopt het vetgemest weer aan den handelaar, die het op de markt verkoopt aan den grossier, die laat slachten en het vleesch verkoopt aan den slager die het door den slegersjongen bij deTi consument laat ibrengen, nadat eerst gevraagd is, wat vleesch voor dien dag noodig is. Hiermede is de lengte van de verschillende wegen reeds aangetoond, doch grootere gebreken kleven aan de distributie. Een kijkje in een straat van een groote stad kan dit aantoonen, Wanneer men eens ziet hoevele melkkarren of wagens, bakkerskarren, groentewagens in 6en- zelfde straat komen, dan is het duidelijk, dat de omzet per kar slechts klein kan zijn en de on- kosten per eenheid groot moeten worden. Uit een gemeentelijk rapport betreffende de levensmiddelen voorziening in Den Haag, vond de heer Hartland aardige staaltjes. Zoo voeren in den winter 100 k 150 personen, in den zomer zelfs 350 k 400 personen groenten naar Den Haag aan en bieden ze ten verkoop aan. In totaal zullen er met de winkels 800 5 900 kleinhandelaren in groenten zijn. Bq een controle van 3 groenteboeren, die met paard en wagen hun klanten bedienen en daar- naast een winkel in een volksbuurt hielden, bleek, dat hun wekelijksche bedrijfsonkosten op f 50 waren te schatten, dat de eerste twee met een wagen circa 50 k f 60 inkoop, ieder 98 afnemers hadden te bedienen en een derde met een wagen en een voorraad van f 30 a 35 inkoop, 80. Hooge onkosten door dit rondrijden moeten verhaald worden op de producten. Het spreekt vanzelf, dat de consument deze hooge prijzen moet betalen. Deze hooge detail- prijzen zijn oorzaak van duur levensonderhoud, wat meer aanleiding is om de eischen naar hoo- gere verdiensten (salarissen en loonen). Hieruit volgt reeds dat dit vraagstuk dat ons bezig houdt, ook maatschappelijke beteekenis heeft. Dit wordt nog meer duidelijk, wanneer men moet ervaren, dat onze Staat een bestaan- den toestand sanctionneert en op grond van het bestaan van dien hoogen levensstandaard ver schil maakt in belooningen zijner dienaren (klasse indeeling). Het groote kwaad in de economische verhou ding ligt dus voomamelijk in de distributie. Het spreekt vanzelf, dat de producent hier weinig verandering in kan brengen. Deze inge- wikkelde distributie hangt samen met de ge- aardheid van den consument. In de eerste plaats ontbreekt het den consument aan -eenig inzicht omtrent prijzen en prijjsverhoudingen, in de tweede plaats is de consument vooral in Nederland zeer gemakzuchtig en laat zich al- les vrijwel aan huis bezorgen en heeft hij een kring van vaste leveranciers. Is hierin verandering te brengen? Het inzicht van den consument kan worden verhoogd door voorlichting en onderwijs (bijv. de vakscholen voor meisjes, doch voorzoover ik kan nagaan wordt in het leerplan aan den aankoop van levensmiddelen geen aandacht geschonken). Voorlichting kan gegeven worden door de groote pers, die echter helaas in den regel ook weinig over practisch economisch inzicht be- schikt. Missohien zou van landbouwzijde daar- aan meerdere flfandacht geschonken kunnen wor den, zooals indertijd door de Nederlandsche Landbouwhandelskamer wel eens is gedaan. Evenwel moet zooiets geregeld en over meerdere jaren geschieden. De gemakzucht te bestrijden is veel moeilijker. Een krachtig middel daartoe zou zijn de harde economische noodzakelijkheid, waardoor het stre ven ontstaat om te trachten op extra onkosten te besparen. Ik wijs hier op den oorlogstijd, toen ieder be- reid was om voor een extra portie uren lang in de rij te staan of zich verschillende moeilijkheden getroostte om buiten de distributie om zich nog meerdere levensmiddelen te verschaffen. Er zijn natuurlijk middelen aan te wijzen, waardoor de consument mede zou kunnen wer- ken, n.l. dat hij meer dan tot nog toe zou willen koopen op de markt, zooals in andere landen ge- beurt waar men markthallen aantreft o.a. Brus- sel, Parijs en Londen. Hierdoor doet het publiek veel warenkennis op en is men in staat om de prijzen te controleeren. Een tweede middel is, dat de consumenten zich vereenigen en gezamelijk inkoopen, zooals door verbruikscooperaties geschiedt. Het is te ver klaren, dat deze de meeste ingang hebben gevon- den onder de arbeiders, die door de economische noodzakelijkheid waren gedwongen, doch of deze zich direct zullen kunnen bezighouden met de distributie van onze grove producten is een open vraag, althans voorzoover mij bekend geschiedt dit zeer weinig. Toch verdient het wezen der verbruikscoopera ties in dezen eenige aandacht, omdat hierdoor een organisatorische band tusschen de consumen ten wordt gelegd en de mogelijkheid is geopend om groote kwantums in 66n hand te brengen. Het vraagstuk of samenwerking mogelijk is tusschen producentenorganisaties en verbruiks- vereenigingen vormt een vraagstuk op zich zelf. Dat in landen waar de verbruikscooperaties veel meer opgang hebben gemaakt, dan in ons land o.a. Duitschland en Engeland, die beschikken over groote aankoopsafdeelingen, dit vraagstuk tot zekere oplossing is gekomen bewijst een pu- blicatie van een zekere Miss Margret Digley (Producers and consumers, h study in coopera tive relations). Zij wijst daarop op een belang- rijik punt, de kwaliteitsbetaling en de prijszetting, die onttrokken moeten worden aan de markt- zetting*. Zoolang echter de producent niet is georgani- seerd, kan van een nader verhouding moeilijk gesproken worden. Immers naast bijzondere oor zaken sanmenhangende met den aard der produc ten, is een der reden, dat de invloed van de ver bruikscooperaties niet direct tot den landbouwer spreekt, te wijten aan de geringe organisatie onder de producenten. Aan de mogelijkheid om tot een goede prijszetting te komen, zal ik dan ook thans geen aandacht schenken. Wanneer moet worden aangenomen, dat de in gewikkelde distributie voor een belangrijk deel oorzaak is van het groote prijsverschil tusschen detailprijzen en prijs af boerderij, wordt de zaak van den producent teruggebracht tot 2 pun ten 1. om te trachten de onkosten te verlagen op den weg die ligt tusschen producent en consu ment; 2. om te trachten dat zijne producten worden betaald naar de kwaliteit die ze vertegenwoor digen. Het le zal mogelijk worden wanneer het hem gelukt om enkele schakels uit te schakelen en om te trachten te besparen op de vervoers onkosten en verdere onkosten. Dit laatste is slechts mogelijk door medewer- king van de organen die de vervoermiddelen be- heeren of die de weegbruggen, haven, markten exploiteeren. Een krachtige actie voor verlaging van spoor- vrachten zal per saldo aan den prijs of boerderij ten goede komen. De scheepsvrachten staan nog vaak onder in vloed van vraag en aanbod hoewel in den laat- sten tijd de actie onder de binnenschippers heeft geleid tot actie voor vraohtverhoogingen. In elk geval is het zeker, dat een goede scheep- vaartverbinding voor de afzet naar binnenland sche markten van overwegend belang is. Daarbij dient de producent vooral aandacht te schenken aan de kosten van havengelden. Naast de vervoerkosten mogen genoemd wor den de markten en veilingskosten. Dat de Re- geering tenslotte is overgegaan om de y2 vei lingskosten terug te nemen, is dan ook een direct producentenbelang. Het spreekt vanzelf, dat deze middelen den producent wel eenig voordeel kunnen geven, doch van meer belang is de vraag of hiji er kan toe medewerken om op de onkosten te besparen door het uitschakelen van enkele schakels en of hij kan bereiken om de kwaliteit zijner producten betaald te krijgen. Wij komen hier op een gebied van direct, prac tisch belang. Een individueele actie van den pro ducent zal hier geen verbetering brengen. M. i. ztjn er slechts twee middelen: 1. dat de producent de producten zelf dichter bij de consumentencentra brengt, door ze aan te voeren op de veilingen in de groote steden, waar ze door de grossiers gekocht worden. Hierdoor worden uitgeschakeld de commissionnair en de groothandelaar. In tegenstelling met de exportveiling moet hier het product geveild worden ter plaatse van het consumptiegebied dus in de groote steden. Dergelijke pogingen zullen alleen dan succes kunnen hebben, wanneer lste kwaliteitsproduc- ten worde aangevoerd. Het spreekt dat hiervoor organisatie noodig is en dat dit streven aanvan kelijk op tegenstand zal stuiten. Vooral zal het werk van de producenten steeds moeilijker wor den, omdat de grossiers en handelaren zich steeds meer organiseeren en hun positie daardoor trach ten te handhaven, de weg voor prijsafspraken enz. hebben gebaand en niet schromen om van hun macht gebruik te maken. De producenten dienen wel te beseffen, dat zij hoelanger hoe meer achter raken met hun orga- nisatiewezen. Indien echter de producent zich in grooten getale organiseert, zal dit systeem hem dichter bij den consument brengen en inderdaad de mo gelijkheid bestaan om den weg te verkorten. Dit systeem zal vooral dan overweging ver dienen, wanneer de buitenlandsche afzet in an dere banen wordt geleid. Immers heeft het vei- lingswezen in landbouiwkringen meer ingang ge- vonden, dan zal een tweede stap ibetrekkelijk eenvoudig zijn. Ook in onze provincie zijn dit jaar in deze richting stappen gedaan en over het algemeen niet zonder succes! Een dergelijke wijze van werken heeft dit voordeel, dat de prijszetting op een normale wijze tot stand komt uit de vraag en het aanbod, dat men geleidelijk kan aanvoeren en dus zeker weet, dat men de producten kwrjt wordt. 2. Een andere weg zoude zijn, om de produ centen samen te brengen in verkooporganisaties en zelf de producten te verkoopen. M. i. zal dit dan alleen succes hebben, wanneer men direct den consument zal kunnen bereiken. Op grond van het ingewikkeld distributie-systeem in de groote steden is dit vrijwel onmogelijk, zoodat men steeds meer op de grossiers of groothande- laren zal zijn aangewezen. Waar de georganiseerde handel tegen deze wijze van verkoop steeds krachtig stelling neemt, omdat zij en terecht daarin een bedreiging vindt voor haar bestaan, zal dit voor onderschei dene producten op groote moeilijkheden stuiten en aanvankelijk zware eischeii stellen aan de lei- ding en de leden. Voor die producten waarmede men in direct contact kan komen met de consu- mentenvereenigingen of den consument zelve verdient echter deze wijze van afzet zeer zeker overweging. Mijnheer de Voorzitter. Ik heb hiermede ge- meend in grove trekken mijn onderwerp te heb ben ingeleid. Het is geen eenvoudig vraagstuk om in de economische verhouding tusschen producenten en consumenten wijziging te brengen. De mogelijk heid om daartoe te geraken, meen ik dat aan- wezig is, doch voor mij staat het vast, dat alleen de economische noodzakelijkheid van beide par- tijen de grootste drijfveer zal kunnen zijn om inderdaad die mogelijkheid tot werkelijkheid te brengen. De Zeeuwsche landbouwer voelt die economische noodzakelijkheid aan den lijve. Moge hij dan ook in de komende jaren, in het belang van zich zelf den weg opgaan, die voor hem voordeelen zal kunnen brengen. Laat de Zeeuw sche boer meer dan tot nog toe in organisatie zijn kracht zoeken en in de eerste plaats dit mid- del hanteeren, om aan den druk der tijden te ontkomen en waardoor aan maatschappelijke misstanden die ook in de verhouding tusschen consument en producent bestaan, zooveel moge- lijjk een einde kan worden gemaakt. Na de pauze werd gelegenheid gegeven tot gedachtenwisseling over de inleiding van den heer Siebenga. Ook ditmaal werd daarvan een zeer druk gebruik gemaakt en moeten wij ons bekorten in de vermelding der discussies. O.a. de heer v. d. Plassche voerde het woord en zeide, dat de inleider gelukkig niet te veel heeft gescholden op de kooplui, want als een product goedkoop is, wil de consument het juist niet eten. Spreker is voorstander van een minimumprijs op de veilingen en daar beneden niet verkoopen, doch naar de fabrie- ken zenden. Noodig is ook z.i. een goede or ganisatie en aanvoer van een massaproduct van gelijke soort en kwaliteit, zooals bijv. met sinaasappels gebeurt. De prijzen zijn ook elders uiteenloopend. Een kopje thee kost 2 cent, maar men betaalt 20 of 25 cent. De heer Siebenga wil de kleine koopman er buiten laten en hem zgn brood niet ont- nemen. De individualiteit moet uitgeschakeld worden en spreker wijst op de trust in den handel. Noodig is ook productiebeperking, af- zetbeperking en zoo noodig vemietiging van het product. Ten slotte zijn van veel de boe- ren zelf de schuld. Een der aanwezigen wees op de moeilijkheid te bepalen wat voor een bepaalde stad en wat voor export moet worden bestemd en een ander op het feit, dat bijv. de cooperatieve suikerfabrieken niet het voorbeeld geven van samenwerken, ieder zendt eigen schepen, eigen controleur, sohrijver en taxeerder. De heer Siebenga wijst nogmaals op het wegwerken van schakels en meent, dat de co6p. suikerfabrieken wel degelijk iets hebben bereikt voor de iboeren en een zegen voor hen waren tot voor korten tijd. De aardappel- fabrieken in de veenkolonies geven echter in deze een goed voorbeeld door samenwerking. Maar vooral moeten de boeren zorgen zelf de leiding te nemen ,en die niet aan een direc- teur overlaten. Op een vraag of de overheid in deze ook een taak heeft te vervullen zegt spreker, dat dit zeker het geval is, maar de overheid tast niet voldoende door en kan ook in deze een voorbeeld aan Denemarken nemen. De heer W. Kakebeeke zegt, dat men zich geen idealen moet hebben, maar is het er mede eens, dat bij de cooperaties de boeren moeten zorgen de leiding in handen te houden. Een directeur zeide is tegen hem: „ik ben de man, ik ben de vereeniging". De voorzitter meent, dat de cooperatieve suikerfabrieken met him centraal bureau in dertijd wel degelijk iets bereiken. Ook spre ker ziet het meeste nut in goede organisatie en brengt dank aan den inleider. Groenbemesting. De laatste inleider was de heer L. van Dijke uit Groede, die sprak over Groenbemesting. Spreker wil geen propaganda maken voor het veeloos bedrijf, doch alleen het economische en groot voordeel van groenbemesting in ver- band met den akkerbouw naar voren brengen, Vlinderbloemige planten bezitten het vermo- gen opa de stikstof der lucht op te nemen en vast te leggen. De vrijie stikstof der lucht is toegankelijk voor den landbouwer, als bp slechts de wetenschap bezit haar te vangen en te bewaren voor het gebruik, en hij is de vooruitstrevendste, die de meeste stikstof uit de voor alien toegankelijiken bron weet te putten, vast te leggen en op de een of andere wijze in zijn bedrijf over te brengen. Men vergete echter niet, dat men tevens minerale plantenvoedingsstoffen aan den bodem ont- trekt, voomamelijk phosphorzuur en kali. Deze stoffen moeten weer worden aangevuld om uitputting te voorkomen, Men moet daar- om rijkelijk bemesten met kali en phosphor zuur. Voor groenbemesting kan men zich het best bepalen tot wikken en klaver. Wikken is alleen te gebruiken als het voor 1 Augustus gezaaid wordt, maar neemt later in rendabel- heid af. Een groot voordeel is, dat er denmaal geploegd en geegd kan worden, wat een voor- sprong is op het onkruid. De wikken is ech ter te duur in verhouding tot klaver, die liefst voor half April moet worden gezaaid. De voordeelen in een akkerbouwbedrijf van groenbemesting zijn velen, geen ploegarbeid, in den zomer minder kosten personeel, inten- siever bewerking van de andere oppervlakte, bij voedergebrek een prachtig voer voor de paarden, groote onkruidverdelger met namen zaadonkruiden en vooral het zoozeer ge- vreesde wintergras of duist. Proeven hebben spreker doen zien, dat zelfs een dikke laag stalmest het niet haalt bij een middelmatige laag klaver of wikken. Ploegen is niet af te keuren. Spreker durft deze wijze van bemes ten gerust aan te bevelen, maar acht zijn brieven ten deze niet oud genoeg en beroept zich op een schrijven van den heer J. L. Groe- newegen te St. Maartensdijk, die na een 35jarige ervaring een door spreker voorge- lezen schrijven aan hem richtte, te uitvoerig om hier te melden, maar overloopend van waardeering voor deze methode van bemes- ting, ook aan de hand van vergelijkingen tus schen op verschillende wijze bemest land, en die vooral hopperus en witte klaver voor dit doel aanbeveelt. Spreker geeft nog een voorbeeld van een groote boerderij, die ook uitstekende resul- taten aangeeft, en meent ten slotte, dat ieder zoo goed mogelijk dient uit te zoeken welke stikstoffenverzamelaars voor zijn bodem de meest geschikte zijn en welke meststoffen en welke werkmethoden in aanmerking komen om de stikstofverzamelaars tot een weelderige ontwikkeling te brengen. Daarvoor is arbeid noodig, arbeid en inspannig gepaard aan nauwkeurige waarnemingen en bekendheid met de natuurwetten die het landbouwbedrijf beheerschen want: de natuur laat zich niets ontfutselen maar ze is niet karig met haar loon voor welbestuurden arbeid. Ook deze spreker eindigde onder applaus en zijn inleiding gaf ook tot vrij veel bespreking aanleiding. Een der aanwezigen wijst op de vele ziekten onder klavers, wat tenslotte tot het gevolg had, dat er geen klaver, maar wel onkruid groeide en meende, dat men stal- en groen bemesting beide moet toepassen. Dit als een ervaring van 20 jaar. De heer Van Dijke antwoordde, dat hij in 15 jaar geen ziekte aantrof en meende, dat de bedrijven nog al eens uiteenloopen, terwijl de voorzitter zegt, dat de soort van grond en ook de soort van gezaaide klaver een rol spelen. Op andere vragen geeft de heer Van Dijke toe, dat voor tarwe groenbemesting minder goed is, doch zegt men in ieder geval een vol klavergewas moet hebben. De heer Stevens vond gelegenheid er op te wijgen, dat roode klaver zeer vatbaar is voor ziekte, doch hopperups en witte klaver juist niet. Op nog een vraag gaf de inleider gaame toe, dat men met het stroo, als het niet tot mest wordt gebruikt op andere wijze kan handelen en het niet zoo maar in hoopen moet laten staan. De voorzitter bracht ook dezen inleider har- telijk dank en stelde aan de orde Algemeene vragen. De heer Koopman deed klachten hooren over de duurte der reizen, die het K.N.L.C. uitschrijft en vroeg of er niet iets te bereiken is door te handelen in den geest van de Ned. Reisvereeniging. De voorzitter zeide gaarne overweging toe. De heer Krepel achtte het verkeerd, dat het K.N.L.C. de reizen organiseert als de oogst binnen is. De voorzitter meent, dat men dit doet om dat dan de landbouwers tijd hebben. Wellicht kon het ook bijv. voor den oogst als de veld- vruchten nog op het land staan en daar zijn te beoordeelen. De heer Krepel behandelt de Zuiderzee- kwestie en de stijging der kosten daarvan, die zoo hoog zijn, dat alle sociale belastingen er uit zouden kunnen worden bestreden. De voorzitter wijst op de brochure van den Herder, en hoopt, dat al is dit een eenvoudige man, regeering en Zuiderzeecommissie toch hun aandacht aan zijn opmerkingen en raad- gevingen zullen schenken. De heer Huijssen wijst op de geringe kosten om via Belgie de landbouwtentoonstelling te Keulen te bezoeken; veel te weinig landbou wers bezoeken de Duitsche landbouwtentoon- stellingen en ook de Brusselsche en er is ook op de laatste veel te leeren. De heer Koopman betreurt het, dat er niet een orgaan is voor de landbouwers, maar de verdeeldheid hoort er in ons land nu een- maal bij. Spreker bepleit met klem het hebben van een landbouwministerie, dat geheel afzonder- lijk staat en stelt voor een telegram te zenden aan den Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw, waarin dit belichaamd wordt. De voorzitter zegt, dat ook het dag, bestuur der Z.L.M. dit juist als zijn wensch heeft be- sproken, maar ook het hebben van een blij- venden directeur-generaal van den landbouw. Spreker meent, dat de 3 centralelandbouw- organisaties een commissie moeten vormen, die een urgentie programma samenstellen, waarbij principes op zij worden gezet, men moet een eenheidsfront vormen en dan kan men de staatscommissie gerust aan de kap- stok hangen. Onder applaus wordt tot ver- zenden van een telegram besloten. De heer I. G. J. Kakebeeke wijst er op, dat het goed is voor regeeringsambtenaren zich steeds op de hoogte te stellen van hetgeen er leeft in de landbouwkringen en hij heeft daar- om met genoegen dezen ontwikkelingsdag in zijn geboorteplaats medegemaakt. Tevens kon hij den ouden band met de oud-leerlingen der R. W. L. S. weer eens versterken. Ook na de slechte 80 jaren van de vorige eeuw heeft men met ontwikkeling goede resultaten bereikt. De heer v. d. Weijde zeide niet namens Ged. Staten te zijn gekomen, maar zeer dankbaar te zijn dezen dag te hebben kunnen mede- maken. Hiema sloot de voorzitter met dank voor de opkomst de bijeenkomst. In de laatst gehouden gemeenteraadszitting van Westdorpe werden, nadat de notulen waren goedgekeurd, de meeste ingekomen stukken voor kennisgeving aangenomen. Vastgesteld werd het kohier der honden- belasting over 1930. Als lid van het Burgerlijk Armbestuur werd herkozen met 5 tegen 2 stemmen (op den heer Van Troost), de heer P. Dumez. In plaata van den heer F. van Acker werd benoemd de heer X. Janssens met 61 stem. Verleend werd een subsidie van 25 aan de landbouwtentoonstelling te Kloosterzande, welke uitgaat van den Kring Hulst der Z.L.M. Voor den proeftuin van den heer Pluijm werd eveneens f 25 subsidie uitgetrokken. Besloten werd de rijksveldwachterswoning grondig na te doen zien, dit was beslist een behoefte. De huur werd tot f 150 's jaars ver hoogd. De raad verklaarde zich vervolgens accoord met den aankoop van enkele stukjes grond ten behoeve van den weg en met dat, om geen gebruik te maken van de bevoegdheid, om een dSel van het salaris in te houden van de ge- meenteambtenaren, ingevolge de Ziektewet. De leening, welke destijds was aangegaan voor het electrisch net tegen een rente van 5ji thans per resto 28500, zal worden geconverteerd tegen een lager rentetype, ran ten hoogste vier en drie kwart procent. Besloten werd de prijs voor licht te verlagen tot 48 cent, en hem voor de maanden April- October te brengen op 35 cent per K.W.U. Een wenk van Ged. Staten om 1000 meer af te schrijven op het G.E.B. kon de goedkeuring van den raad niet wegdragen. Men merkte op, dat thans wordt getracht, zooveel mogelijk af te schrijven om later het net, tegen een zacht prijisje over te nemen. De eventueel af te schrijven f 1000 zouden uit de gemeentekaa moeten worden bijgepast. Het heffingspercentage voor het belasting- jaar 19301931 werd vastgesteld op 1,7. Na de omvraag, waardoor geen nieuwe ge- zichtspunten ter tafel kwamen werd de zitting geheim. Na heropening der vergadering werd de heer Pladdet benoemd tot tijdelijk onder- wijzer in de Fransche taal, terwijl werd afge- wezen het voorstel van Dr. Van Loij te Sluia- kil, om zich te belasten met de verzorging der zieken te Stroodorp, als wijkgeneesheer. Hiema sluiting. GEMEENTERAAD VAN IJZENDIJKE. Donderdag 1 Mei kwam de raad dezer ge- meente in voltallige zitting bijeen. De notulen der vorige vergadering werden na voorlezing ongewjjzigd gearresteerd. Aangehouden werd een schrijven van Ged. Staten inzake het aanibrengen van brievenbus- sen aan woningen, waama adhaesie wordt betuigd aan een verzoek van de V. V. V. te Breskens, betreffende een ingediend request aan de Provinciale Staten, betreffende tarie- venverlaging van de Provinciale stoomboot- diensten. Volgt een bespreking omtrent het verleenen van een bijdrage aan den nieuwen verbin- dingsweg PyramideIJzendijke. Dit verzoek is tevens gericht aan de betrokken polder- besturen; deze echter willen wel iets bijdra- gen, doch niet voldoende, zoo wil de Jonk- vrouwpolder slechts f 50 en de Zuiddiepepolder f 100 geven. De heer Ch. Haverbeke begrijpt de houding van genoemde polders niet, waar deze toch het grootste belang hebben bij een goeden verbindingsweg. Wanneer deze weg tot stand komt, zou de tram- en verbindings weg buiten de kom der gemeente worden ge legd, waardoor van gemeentewege veel te zeggen is. De Voorzitter is van oordeel, dat het te be- treuren zou zijn, indien de nieuwe weg er niet komen zou. Na bespreking met Gedeputeerde Staten is ook besloten, dat de uitkomende keien aan de betrokken besturen zullen wor den afgestaan. De Voorzitter zegt, dat het voor de gemeente van groot belang is, dat de tram en het groote verkeer buiten de ge meente wordt omgelegd. De heer Schijve betreurt, dat hier alles op gemeente en polder wordt geschoven, terwijl in Holland voor de wegen zooveel wordt ge daan. De heer Van der Weijde vreest een te hoog belastingpeil, waarop de Voorzitter meedeelt, dat de jaarlijksche bijdrage voor de gemeente 325 zal bedragen. gedurende twintig jaar. Na uitvoerige bespreking wordt met alge meene stemmen besloten, de jaarlijksche bij drage te verleenen, op voorwaarde, dat de ver bindingsweg en tram buiten de gemeente komen en geheel door de provincie en de Z.V.T.M. wordt bekostigd. De gemeentebegrooting 1929 werd nog eens gewrjzigd, terwijl die van 1930 werd veran- derd, in verband met het nadeelig slot van 1928. Op voorstel van den Voorzitter wordt besloten het staangeld van kramen enz.. op de markt trjdens de kermis op te heffen. De heer Haverbeke zag gaame, dat de kermis des Zaterdags werd opgeheven, waartegen echter de andere leden zich verzetten. In de omvraag verzoekt de heer Schijve, de steenen, nabij zijn tuin, een andere plaats te geven, eer zij verloren gaan. Hiervoor zal worden gezorgd. Op zijn verzoek zal een paadje worden aangelegd, vanaf de straat tot aan de openbare school. Hiema wordt de zitting geheim. NA DEN PLANTTIJD. Bestrijding van de aardvloo. De planttijd voor bladverliezende heesters moet nu achter de rug zijn. Na het planten ziet de liefhebber met begrijpelijke belangstel- ling uit naar de eerste zwellende knop, bewijs van leven. Meerdere malen komt het voor dat ons geduld hierbij op een zware proef wordt gesteld en vooral bij struik- en stam- rozen is dit wel eens het geval. Het uiterlijk der planten is overigens volkomen normaal, alleen de zeellende knoppen blijven weg. Nu is het weer der laatste dagen ons in dezen niet ongunstig geweest. Men moet de pas verplante planten evenwel voortdurend in het oog houden en vooral indien we op schrale en scherpe winden worden onthaald. Blijkt er dan nog geen leven in de rozen te bespeuren, de pas verplante dan, dan is het tijd ze een handje te helpen. We hoogen de aarde tus-

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1930 | | pagina 7