GEMEENTERAAD VAN
SAS VAN GENT.
eene vergoeding uit de gemeentekas te ver
leenen van 1000 per jaar, onder voorwaarde,
dat b(j eventueele pensionneering die toelage
zal wegvallen, of dusdanig zal worden ver-
minderd, dat 6n pensioen 6n toelage niet meer
zullen bedragen dan 1000.
De VOORZITTER geeft te kennen, dat hij
roomemens is dit punt aanhangig te maken
in een besloten vergadering, na de behande-
ling van punt 13.
9. Vaststelllng kohier der hondenbelasting,
dienst 1930.
Het kohier der hondenbelasting voor den
dienst 1930 wordt met algemeene stemmen
vastgesteld op f 1493,75.
10. Vaststelling van den factor der gemeen-
telijke inkomstenbelasting, dienst 1930/
1931.
Volgens mededeeling van den Inspecteur
der Directe Belastingen, aldus schrijven burge-
meester en wethouders aan den raad, kan de
•pbrengst der plaatselijke inkomstenbelasting
over 1929/1930 geraamd worden op 180.000.
By de vaststelling van den factor voor het
belastingjaar 1929/30 is de opbrengst be-
rekend op 155.000. Volgens de rekenings-
voorschriften moet 100.000 van die geraam-
de opbrengst in de rekening over 1929 ver-
antwoord worden. De rest of 180.000
100.000 80.000 komt ten bate van het
dienstjaar 1930.
De post .opbrengst inkomstenbelasting" op
de begrooting voor den dienst 1930 is ge
raamd op 151.000. Hiervan is reeds ge-
Tonden het even berekende bedrag ad 80.000,
coodat uit de opbrengst over het belasting-
jaar 1930/31 nog gevonden moet worden
f 151.000 80.000 71.000.
Juistgenoemd bedrag moet dus 2^3 der op
brengst over 1930/31 zijn, zoodat de totale
belastingopbrengst over dat dienstjaar moet
bedragen 3/2 x /^l.OOO of 106.500. Ter-
wijl het belastingjaar 1929/30 bij een factor
van 1.15 it 180.000 zal opbrengen en vol
gens vorenstaande berekening 1930/31
f 106.500 moet opleveren, is de factor voor
dit belastingjaar te berekenen op:
106500
X 1,15 0,68.
180000
Wy moeten echter opmerken, dat het be
lastingjaar 1930/31 de schakel vormt tus-
echen de huidige financieele positie der ge-
meente en die na inwerkingtreden der nieuwe
wet op de financieele verhouding tusschen het
rrjk en de gemeenten. Teneinde te voorkomen,
dat deze overgang financieele moeilijkheden
voor de gemeente zou kunnen opleveren, ach-
ten wij het veiliger de factor niet lager dan
•p 1 vast te stellen.
De belastingheffing bij dezen factor zal
xich vermoedelijk beter aanpassen bij het
nieuwe belastingstelsel, dan een van 0,7,
zooals boven berekend. Weliswaar zijn de
uitkomsten der weinige landbouwbedrijven in
deze gemeente over het algemeen in het af-
geloopen jaar eenigszins gedrukt, doch hier-
tegenover staat, dat andere bedrijven in onze
gemeente goede resultaten bereikt hebben.
Op grond van het vorenstaande stellen wij
uwen raad voor de factor voor de gemeente-
lijke inkomstenbelasting voor 1930/31 vast
te stellen op 1.
De heer SCHEELE merkt op, dat we zeer
gelukkig zijn gevaren en dat er telken jare
een flink overschot op de gemeentelijke in
komstenbelasting is geweest. Sinds een twee-
tal jaren heeft spreker telkens een poging
aangewend, om het cijfer iets lager vastge
steld te krijgen, doch werd dit door den raad
niet aanvaard. Verleden jaar stelden burge-
meester en wethouders 1,15 voor en heeft
spreker getracht het terug te brengen op
1,05, doch is het 1,15 gebleven, hoewel burge-
meester en wethouders dachten te kunnen
toekomen met 1.
Waarvoor is het toch noodig, dat er zoo'n
groot overschot is?
Het staat er nu mooi voor, burgemeester en
wethouders geven te kennen, dat ze eigenlijk
met 0,68 kunnen toekomen, maar stellen niet-
temin voor 1 te heffen. Ze hebben geen
klechten kijk op de zaak, want ze houden al
rekening met de slechte omstandigheden van
den landibouw en meenen niettegenstaande
dat toch met 0,68 te kunnen toekomen. Waar
om vragen ze dan nu toch weer de voile hon-
derd pond. Waarvoor is het noodig, dat er
25, 30 of 40 duizend gulden te veel belasting
in de gemeentekas vloeit? Dat is toch geld
van de belastingbetalersMen zal wel zeggen:
dat komt later in orde. Zeker, maar spreker
leeft in dit opzicht' liever bij het jaar waarin
wij leven, en zou de belastingschuldigen van
dat jaar liefst niet meer laten betalen dan
werkelijk noodig is.
Hij kan het zich begrrjpen, dat burgemees
ter en wethouders eenigszins een overschot
w llen hebben, met het oog op tegenvallers,
doch dan kon men toch al volstaan met een
percentage van 0,80. Dan had men al 0,12
over, maar men vraagt thans niet minder dan
een derde meer dan men noodig heeft en dat
is niet gering te noemen. Hij doet het voor-
stel, het vermenigvuldigingscijfer te stellen op
0,85.
De heer VAN DEN BULCK: Dat wordt een
kwestie van loven en bieden.
De heer DE BRUIJNE is ook van oordeel,
dat men van de belastingbetalers niet meer
moet vragen dan noodig is, en vindt ook, dat
burgemeester ep wethouders best kunnen toe
komen met het door den heer Scheele voorge-
stelde percentage.
De heer DE BAKKER zegt, dat hem het
voorstel-Scheele nog tegenvalt; hij had liever
0,75 gezien. Waarom moet men hooger gaan?
De heer VAN DRIEL beziet de kwestie van
een andere zijde. Zijn fractie is dat wel niet
gewoon, maar wil in dit geval het voorstel van
burgemeester en wethouders met blijdschap
aanvaarden. Hij is er niet voor, om de men-
schen boven hun draagkracht te laten betalen,
maar dat is ook niet het gevolg van het
voorstel van burgemeester en wethouders.
Er is in de laatste jaren veel moeten achter-
wege blijven en men heeft daarin moeten
berusten, omdat er geen geld was.
Het wordt tyd, nu we in normale om
standigheden komen, dat verschillende achter-
uitgestelde werken eens worden uitgevoerd.
Als men werken wil uitvoeren, heeft men geld
noodig. Men moet ook letten op de toekomst.
In een vergadering van sprekers partij heeft
de heer Vliegen omtrent de nieuwe financieele
regeling tusschen rijk en gemeenten de mee-
ning verkondigd, dat dit voor de gemeenten
nogal gunstig zal uitvallen. Maar er kunnen
natuurlijk ook nog hoekjes tusschen zitten en
daarmede heeft men rekening te houden. Het
Is nu het laatste jaar, dat de gemeenteraad
zich hierover moet beraden. Hij maant aan tot
voorzichtigheid en rekening te houden met
mogelijke valsche hoekjes.
De heer VERLINDE zou ook niets liever
wenschen, dan de belasting nog lager te stel
len, maar het zou misschien voor de toekomst
een bezwaar kunnen zijn, als we nu z66 laag
gingen. Daarom zou hij het maar liever aan-
nemen, zooals burgemeester en wethouders het
voorstellen.
De heer HAMELINK beziet ondanks alles,
de toestand niet zoo rooskleurig; er is ma
laise in den landbouw en al is er nu in andere
bedr"ven bloei, zoo moet men toch niet ver-
geten dat er een wereldcrisis op komst is, dat
a.t Kan ten slotte niet anders ook van
invloed zal zijn op den handel en de transport-
bedrijven te Ter Neuzen. Men ziet het wel aan
de havens van Rotterdam en Antwerpen, dat
deze reeds van de malaise te lijden hebben. Het
is dus gawenscht daar rekening mede te hou
den en er is alles voor te zeggen om op eenig
overschot te rekenen, waar het in het volgend
jaar misschien zou kunnen tegenvallen.
Ook is spreker van oordeel dat, in verband
met den niauwen toestand dien we intreden,
h t wel van bateekenis is, met welk verrnenig-
vuldiging-cijfer we die periode ingaan. Waar
we bovendien ook ka.is hebben op een terug-
s ag, bewandelen burgemeester en wethouders
met hun voorstel de voorzichtigste weg. Dik-
wijls is het in den raad uitgesproken, dat men
naar het cijfer 1 terug wilde. Men heeft het
nu, laat men daarmede tevreden zijn.
De heer SCHEELE wijst er op, dat verschil
lende zaken en bedrijven nu reeds onder een
crisistoestand leven, en men die menschen
dus niet zwaarder met belastingen moet druk-
ken dan noodig is. M;n moet bij hen zoo wei
nig ir.ogelijk weghalen, zeker niet de helft van
hatgeen noodig is meer, want dat is inderdaad
het geval Er is maar twee derde noodig van
hetg_en gevraagd wordt. In elken gulden die
men vraagt zit 32 cent die men niet noodig
hee.t. De heer De Bakker wil wel wat al te
veel besnoeien. Spreker wil ook voqruitzien en
de voorzichtigheid betrachten. Zijn voorstel om
het cijfer op 0,85 te stellen, is redelijk en de
burgers zijn er mede gebaat.
De heer DE BAKKER is van meening, dat
men juist omdat er een crisis is niet te veel
moet laten betalen en dan is 0,75 al veel, als
men met 0,68 kan toekomen.
De heer HAMELINK: Dat is maar een
schatting
De heer DE BAKKER: Zeker, dat is een
schatting, maar het is de laatste jaren wel
gebleken, dat die schatting van onzen wethou-
der van financien in den regel goed zjjin uitge-
komen.
De heer HAMELINK: Ja, bij de stijgende
lgn!
De heer DE BAKKER verklaart zich wel
met het voorstel van den heer Scheele te kun
nen vereenigen.
De heer DE JAGER merkt op, dat htt bij
de vaststelling van het vermenigvuldigings
cijfer in den regel een moeilijke taak is voor
den wethouder van financien, om het voorge-
stelde cijfer aannemelijk te maken. Ter eene
zijde wil men het cijfer zoo laag mogelrjk
houden, maar ten andere moet men ook in de
toekomst zien. Hij heeft zich op het stand-
punt gesteld, dat de raad, nu deze voor de
laatste maal dit cijfer vaststelt, zulks behoort
te doen met het oog gericht op hetgeen de
naaste toekomst ons brengen kan en waarom-
trent men nog in het onzekere verkeerd.
Indien we thans de belasting zoo laag stel
len, bestaat de kans, dat we spoedig weer hoo
ger moeten gaan. Als het vermenigvuldi
gingscijfer op 0,75 werd gesteld, zou dit ten-
gevolge hebben, dat op een jaar tijd onze re
serve verdween, want de f 40.000 die we nu
gemiddeld als batig saldo boeken zouden
daardoor zijn verdisconteerd. Dan zouden we
weer terstond hooger moeten gaan.
De heer HAMELINK: En daar zitten we
dan voor 5 jaar aan vast.
De heer DE JAGER vervolgt, dat er dan
ten minste wel geen kwestie zal zijn van het
nader vormen eener reserve en zou men mis
schien ineens wel moeten overgaan tot het
heffen van 80 opcenten op de gemeentefonds-
belasting, waaraan men voor 5 jaar vast zit.
Hij zegt liever: die reserve is er en die blijft
er.
Men moet ook niet uit het oog verliezen
een stijging der uitgaven. De raad heeft een
bijdrage toegezegd voor havenuitbreiding, dan
krijgen we de bestratingswerken die voor
1930 op het programma staan, zoodat er al
spoedig kans zou bestaan, dat men met een
tekort zou sluiten. Men moet ook in aan-
merking nemen, dat men tot hiertoe het be-
lastingcijfer eenvoudig hooger kon stellen,
als men dat noodig achtte, doch dat dit in de
toekomst meer gelimiteerd zal zijn, dat men
alsdan alleen tot een bepaald bedrag opcen
ten zal kunnen heffen. Mogelijk zou het
cijfer kunnen verlaagd zijn, maar spreker acht
het een kwestie van voorzichtig beleid,
het aldus voor te stellen. Hij zit thans nog op
den stoel van den wethouder van financien,
en hoopt, dat het voorstel zal worden aange-
nomen, omdat men dan in de goede lijn gaat
en de raad zal later dankbaar zijn, z66 ge-
handeld te hebben. Indien men lager zou
gaan, tot 0,75 of 0,85, zal het verkeerd uit-
komen en zal men later moeten erkennen, wat
zijn we toch dom geweest. Hij hoopt, dat hij,
indien hij niet meer op dezen zetel zou terug-
keeren, het financieel beheer op een gezon-
den basis aan zijn opvolger te kunnen over-
geven. Als hiji dat zou doen met een ledige of
berooide kas, zou men zeggen: wat is dat een
dommerik geweest.
Spreker betoogt, dat het ook met het
oog op de opvolgende geslachten vei-
lig is het voorstel aan te nemen zooals het
daar ligt. Er is vroeger wel eens de vrees
uitgesproken dat, als het geld er is, burge
meester en wethouders het ook uitgeven, maar
hij meent dat wel bewezen is, dat die vrees
cnjuist is. Wanneer de raad burgemeester en
wethouders in hunne vergaderingen kon be-
luisteren, zou blijken dat men daar halfjes,
als ze er nog waren, trachten in acht-ten te
verdeelen. Ze geven inderdaad niet meer uit
dan noodig is. Indien alle wenschen die door
de raadsleden uitgesproken worden werden
vervuld, zou er veel meer dan thans het ge
val is worden uitgegeven. Hij spreekt de hoop
uit, dat de raad voor het laatste jaar dat hij
dit moet vaststellen het voorstel van burge
meester en wethouders tot vaststelling van
het vermenigvuldigingscijfer met algemeene
stemmen zal aannemen.
De heer SCHEELE is zeer wel overtuigd,
dat burgemeester en wethouders geen geld
uitgeven dat niet noodig is, maar hij gelooft
ook, dat ze wel eens meer nemen dan noodig
is. Dat blijkt ook thans, nu ze 68 noodig heb
ben, maar 100 willen nemen. Dat doet geen
enkel college. Men zou in de Tweede Kamer
wat hooren als de regeering bij het opmaken
der begrooting 32 meer vroeg dan er noo
dig was. Dan was die regeering met de volks-
vertegenwoordiging nog niet klaar. Een raads-
lid behoort daar ook rekening mee te hou
den. 0,85 is nog veel, maar dat komt spreker
dan toch gewenschter voor dan 1. Verschillen
de colleges willen leven bij groote overschot-
ten, maar hij meent dat men geen cent, geen
dubbeltje, nog minder een kwartje meer moet
nemen dan strikt noodig is. Men moet de be
lastingschuldigen zooveel laten houden als het
kan. Hij zal niet voor het voorstel van burge
meester en wethouders kunnen stemmen.
De heer BEDET vraagt, of nog nooit het
denkbeeld opgekomen is om de opcenten op
de personeele belasting te verminderen.
De VOORZITTER merkt op, dat die straks,
bij de nieuwe wet, vervallen.
De heer BEDET meent, dat er voor hetgeen
de heer Scheele zegt, wel wat te zeggen is.
We m eten terug naar het oude. Hij vraagt
cf hier echter ook niet een politieken kant
aan zit. Hij vraagt of de vaststelling van het
vermenigvuldigingscijfer niet van invloed kan
zijn op de uitkeering die de gemeente van het
rijk zal krijgen.
De heer SCHEELE: Dat heeft er niets mee
te maken.
De heer BEDET meent, dat het er wel mee
te maken heeft, hoe lager het cijfer nu ge
steld wordt, hoe minder we zullen krijgen.
De heeren SCHEELE en COLSEN: Neen,
neen!
De heer DE JAGER merkt op, dat, als het
vermenigvuldigi.igscijfer thans lager werd ge
steld, de beia tingschuld gen thans minder
zouden moeten betalen, maar dan zouden we
later wel eens een strop kunnen hebben als
e, te weinig ontvangen wordt en we sterker
naar boven moeten. Daarom vinden burge
meester en wethouders het beter dat we rond
1 blijven, dan nu tot 80 te gaan en later weer
naar bovan te moeten, terwijl men dan de
tegenw o^rdige vrijheid van handelen mist.
Thans te laag gaan zou wel eens een schade-
post kunnen worden.
Le heer SCHEELE ziet er weinig verschil
in, omdat men dat geld anders nu reeds zal
betalen.
ue VOORZITTER acht inderdaad aanne-
ming van het voorstel van burgemeester en
wethouders in het belang der gemeente.
Het voorstel wordt aangenomen met 7
tegen 6 stemmen.
Voor stemmen de heeren Geelhoedt, Verlin-
de, Hamelink, Van Driel, Van den Bulck,
Bedet en De Jager; tegen stemmen de heeren
Scheele, Dekker, De Bruijne, De Bakker, Col-
sen en Van Aken.
11. Af- en overschryvingen in de begroo
ting voor 1929.
Burgemeester en wethouders van Ter Neu
zen stellen den raad dier gemeente voor, het
volgende besluit te nemen:
De gemeenteraad van Ter Neuzen:
besluit:
Toestemming te geven om van den post
voor onvoorziene uitgaven der begrooting van
inkomsten en uitgaven van de gemeente, voor
het dienstjaar 1929, de af- en overschrijvingen
te doen, hierna vermeld; zijnde bij de begroo
ting zelve de vereischte machtiging daartoe
verleend:
schrijf- en bureaubehoeften, briefporten,
vrachtloonen en andere kleine uitgaven 100;
druk- en bindwerk 100; abonnement op het
Staatsblad, provinciaal blad en de dag-, week-
of maandbladen en den aankoop van boeken
f 35; kleeding en uitrusting der politiedienaars
en veldwachters 50;
totaal over te schrijven 285;
Met algemeene stemmen wordt aldus
besloten.
12. Ontheffing schoolgeld 1929.
Naar aanleiding van ingekomen verzoeken
stellen burgemeester en wethouders voor af-
schrijving te verleenen wegens den aanslag
op het kohier der schoolgelden aan: H. van
Pienbroek 1,33% en wed. A. Engelbrecht /9.
Met algemeene stemmen wordt aldus
besloten.
13. Ontheffing hondenbelasting 1929.
Naar aanleiding van ingekomen verzoeken
stellen burgemeester en wethouders voor ont
heffing van den aanslag wegens hondenbelas
ting te verleenen aan: wed. P. Meeusen 1,75,
P. L. Israel 5,50 en R. M. Vermast f 4.
Met algemeene stemmen wordt aldus
besloten.
14. Omvraag.
a. De heer COLSEN acht het noodig een
protest uit te spreken tegen hetgeen het ge-
meentebestuur van Axel de gemeente Ter
Neuzen heeft aangedaan, door een mooie paal,
die daar bij Hagestein gestaan heeft, op de
grens, bij Smolenaars, door gemeentewerk-
lieden weg te laten halen. Dat is een grens-
paal, daarop staat aan de eene zijde het
wapen van Ter Neuzen aan de andere dat
van Axel. Zijn burgemeester en wethouders
vraagt hij daarmede bekend of wat den-
ken zij daartegen te doen, want het is aan te
nemen, dat die paal toch wel van beide ge
meenten is.
De heer BEDET: U zit altijd op Axel!
De heer COLSEN: Ik ben een man van de
grens, ik zie dus wat daar omgaat. Misschien
moet die paal later toch wel Zuidwaarts gezet
worden. Het gaat echter toch maar niet aan
om zich die paal toe te eigenen.
De VOORZITTER geeft te kennen, dat de
raad het zeker waardeeren zal, dat de heer
Colsen daar aan de grens waakzaam is. Om
trent hetgeen met die grenspaal gebeurd zou
zijn is aan burgemeester en wethouders niets
bekend. Zij zullen echter informeeren.
b. De heer COLSEN wijst op de steeds
grootere drukte met automobielen over den
weg langs het kanaal te Sluiskil. Daaraan
staan ook twee scholen en het is in verband
met de daar spelende kinderen niet zonder
gevaar. Zou het niet mogelijk zijn daar waar-
schuwingsborden te plaatsen met het op-
schrift „pas op, school"?
De VOORZITTER zal dit denkbeeld bij bur
gemeester en wethouders bespreken.
c. De heer VAN AKEN wrjst er op, dat er
daar aan de Axelsche straat, naast de garage
van den heer Dees nog altijd een stuk onbe-
bouwd terrein ligt, dat de straat zeer ont-
siert, omdat het er bovendien zeer onooglijk
uitziet. Zouden burgemeester en wethouders
daarop niet eens de aandacht van den betrok-
ken eigenaar kunnen vestigen en staat het
niet in hunne macht om althans maatregelen
te doen nemen, dat het er wat fatsoenlijker
uit zal zien?
De VOORZITTER geeft te kennen, dat bur
gemeester en wethouders de macht hebben op
te dragen, dat het terrein met een fatsoenlijke
schutting van den openbaren weg wordt ge-
scheiden. In verband met de verandering van
eigenaar hebben burgemeester en wethouders
tot hiertoe nog steeds gewacht om in te grij-
pen, doch het heeft ook hunne aandacht ge-
trokken. Hij zal er echter thans met burge
meester en wethouders over spreken.
d. De heer VERLINDE vestigt de aan
dacht op de trottoirs van de Stationsstraat.
Die zijn totaal onbegaanbaar. Er liggen naast
de klinkerverharding op verschillende plaat
sen zeer diepe putten. Hij verkeerde in de
meening, dat die trottoirs zouden worden in
orde gebracht, zulks op grond van hier gedane
toezeggingen. Nu men van gemeentewege
met dat werk begonnen is, bood hem dat ech
ter een teleurstelling. Die verbetering strekt
zich alleen uit tot het herleggen van de klin-
kerbestrating op de breedte der bestaande
verharding, maar de putten er naast blijven
liggen. Aan de zijde van de opslagplaatsen
van hout zal het er minder op aankomen,
maar hij zou toch wenschen, dat minstens aan
de andere zijde het trottoir over de voile
breedte werd verhard, opdat het publiek daar
over een voor de passage betrouwbaar trot
toir zal kunnen beschikken.
Ook wijst hij op den toegangsweg naar het
station langs het Schuttershof. Hij vraagt,
of burgemeester en wethouders zich niet in
verbinding zouden willen stellen met den
hoofdingenieur van den rijkswaterstaat alhier,
om te trachten te verkrijgen, dat de verkeers-
weg langs het Schuttershof Zuidwaarts wordt
omgelegd, en de opslagplaats dichter bij de
rails zou komen. Hij verwacht, dat men dan
een beteren weg zou krijgen, die minder door
het lossen, laden enz. vetontreinigd zou wor
den en voor de daar wonenden zou het ook
aangenamer zijn, als de opslagplaats wat ver-
der van den toegang tot hun woning was. Het
klinkerpad dat er nu ligt biedt geen behoor-
lijke gelegenheid voor passeeren.
De VOORZITTER zegt toe, dat burgemees
ter en wethouders daaromtrent zullen trach
ten overeen te komen.
De heer VAN DEN BULCK heeft bemerkt,
dat de Stationsweg verbeterd wordt met oude
keien. Waarom brengt 'men daar ook geen
Zweedsch graniet of koperslakkeien
De heer BEDET: Je moet er geen lolletje
van maken!
De heer GEELHOEDT deelt mede, dat de
rijweg in de Stationsstraat thans wordt ver
beterd, met gebruikmaking van nog goede
oude keien.
Het verharde deel van het trottoir is echter
veel te smal; dat meet maar 70 c.M. Dat zal
by slecht weer naast de klinkerbestrating
weer een modderpoel worden.
Nu wilde de gemeentebouwmeester, nu men
er toch aan bezig is, het onverharde deel met
cementtegels be'eggen. Dit zou in verband
met de breedte gemakkelijk aanpassen, als
men dan later ook het andere deel met tegels
zou willen beleg^en. Spreker gevoelt daar ook
wel voir en zou daartoe willen overgaan, als
de raad het gcedkeurt.
De VOORZITTER merkt op, dat men dan
een trottoir krijgt van 2 50 M. breed.
De heer SCHEELE zou, als men toch wat
aan deze straat doet, den rijweg gaame iets
breeder zien. 5 meter breedte rijweg en bij
elkaar 5 M. trottoir, is voor een straat geen
verhouding. Laat men dan, al was het maar
aan ddn kant, een halven meter van het trot
toir af nemen en bij den rijweg voegen. Men
zal voor het verbrseden van den rijweg voor-
loopig nog wel oude keien hebben, maar wat
de trottoirs betreft zou hij toch den raad
geven om geen tegels te gaan leggen naast
klinkerbest ating. Laat men dan toch liever,
nu men nog maar een eindje is, de geheele
breedte met tegels beleggen.
De heer GEELHOEDT wenscht niets liever
dan dat; als de raad daarmede accoord gaat,
zal hij dat graag doen. Dan kan de rijweg ook
verbreed worden.
De heer VAN DRIEL wijst er op, dat het
wel gewenscht is daar waar over het trottoir
gereden mret worden geen tegels te leggen,
want die zouden dan spoedig stuk zijn.
De heer GEELHOEDT zegt toe, dat daar
rekening mee zal gehouden worden. Waar in
verband met de handels- of nijverheidsinrich-
tingen aan die straat gereden moet worden,
zullen klinkers worden aangewend.
De heer HAMELINK meent ook, dat men
goed zou kunnen volstaan met het trottoir
aan de eene zijde goed in orde te brengen,
daar heeft het publiek genoeg aan en aan de
zijde vin de houtbergplaatsen zal het nooit
veel worden.
De VOORZITTER stemt daarmede in en
merkt op, dat men de zrjde van die bergplaat-
s;n met tegels zou kunnen beleggen tot aan
de vroegere wasscherij en dan stoppen.
e. De heer DE BAKKER wijst er op, dat
de aansluiting van de Tramstraat aan den
Schuttershofweg nog maar steeds niet in orde
is. Dat 1 gt daar nu al eenige jaren zoo. Zou
er niets aan te doen zijn dat dit gemaakt
werd, opdat die weg ook gebruikt zou kun
nen worden
De VOORZITTER wijst op de bespreking
die naar aanleiding van de vraag van den heer
Verlinde reeds over den Schuttershofweg heeft
plaats gehad. Het beste zal zijn, het verloop
daarvan eens af te wachten. Misschien kan
dit dan tegelijk in orde komen.
f. De heer DEKKER herinnert, dat hrj een
vorig jaar als particulier wel eens de vraag
heeft gedaan, of het niet mogelijk zou zijn de
bestrating van den weg over den Koedijk met
1 M. te verbreeden. De weg is te smal en als
de voertuigen er af geraken loopen ze gevaar
onderste b ven te gaan, hetgeen met enkele
al is voorgekomen. Misschien zijn er nog wel
genoeg oude keien om dat te doen.
De heer GEELHOEDT zegt toe, dat te zul
len overwegen.
g. De heer DE BRUIJNE wijst op de on-
hebbelijke gewoonte die sommigen hier vooral
Zaterdags en Zondags schijnen te hebben om
bananenschillen zoo maar op straat of trot
toir neer te gooien. Dat is zeer gevaarlijk voor
menschen die daar nog laat passeeren, b.v. als
ze naar het pustkantoor moeten als anders-
zins. Hij heeft wel eens elders gezien, dat er
aan de boomen in een straat ijzeren mandjes
waren geplaatst, waar men zulke rommel in
kan werpen.
De heer HAMELINK: U hebt zelf de boo
men daar laten rooien!
De VOORZITTER noemt dat een inderdaad
ernsbg euvel. Er wordt op Zaterdag na 9 uur
half 10 een man van de reinigingsdienst naar
de hoofdstraat gezonden, om daar papieren en
ande.e onreinheden nog van de straat op te
ruimen. Natuurlijk kan men dan niet voor
komen, dat er nadisn nog een of ander op de
straat wordt geworpen. Spreker zou kunnen
nagaan, in hoeverre hieraan nog eenige uit-
bre'dmg te geven is, door dit werk ook in de
Ni~uwstraat te laten doen.
De heer VAN AKEN acht de klacht van den
heer De Bruijne wel gemotiveerd. Het is zeker
ernstig. Dezer dagen zijn des Zondags nog 2
menschen die naar de kerk kwamen in de
Nieuwstraat over bananenschillen gevallen.
De heer VEI^LINDE merkt op, dat dit een
kwaal is waarmede men, blijkens de berichten
die men wel eens leest, overal te kampen
heeft. Maar de menschen behoorden het toch
na te laten.
De VOORZITTER schorst alsnu de openbare
zitting, welke overgaat in eene met gesloten
deuren.
Na het weder openbaar worden der vergade
ring komt in stemming het voorstel van bur
gemeester en wethouders om aan den heer D.
Tholens, met ingang van den dag van ontslag
als gemeente-ontvanger eene vergoeding uit
de gemeentekas te verleenen van f 1000 per
jaar, onder voorwaarde, dat bij eventueele pen
sionneering die toelage zal wegvallen, of dus
danig zal worden verminderd, dat 6n pensioen
£n toelage niet meer zullen bedragen dan
1000, waaraan nog wordt toegevoegd de be-
paling dat burgemeester en wethouders den
heer D. Tholens alsdan ter gemeente-secreta-
rie werkzaamheden zullen opdragen te ver-
ricbten binnen de uren die daarvoor zijn ge
steld.
Dit voorstel wordt met algemeene stemmen
aangenomen.
15. Verleenen van eervol ontslag aan den
gemeente-ontvanger.
Alsnu komt ter tafel een verzoek van D.
Tholens om hem met ingang van 1 Mei a.s.
eervol ontslag te willen verleenen als ontvan-
ger dezer gemeente.
De VOORZITTER stelt namens burgemees
ter en wethouders voor aan dit verzoek ta
voldoen.
Met algemeene stemmen wordt aldus be
sloten.
De VOORZITTER sluit de vergadering.
Wanneer de leden van den Sasschen ge
meenteraad ter vergadering opgeroepen wor
den, moet de buitenstaander, de nieuwsgierige
toehoorder, de verslaggever en de veldwach-
ter, kortom ieder, die een dergelijke stance
wil meemaken, zich verplaatsen in den toe
stand van een spoorwegreiziger, die in een
plattelandsplaatsje geduldig op den trein zit
te wachten.
Plotseling verschrjmt een spoorwegbeambte
en krabbelt met wit krrjit iets op een zwart
bordje, waaruit dan een oogenblik later de
verlblijdende mededeeling kan opgemaakt wor
den, dat trein nummer zooveel vermoedelijk
veertig minuten te laat zal aankomen. Ver
moedelijk! Dat <5<5ne verflikste woordje is 't
'm juist, dat je den nikker in't lijf jaagt, van-
wege de vaagheid van beteekenis, die er voor
te kennen gegeven wordt.
Een straatje rondloopen, durf je niet ris-
keeren, hier of daar een pint gaan vatten
levert ook al gevaar op, want 't zou vermoe
delijk kunnen gebeuren, dat de geschatte
veertig minuten er eigenlijk slechts twintig of
dertig waren geweest en je trein in dien tus-
schentijd toch nog was gaan fluiten.
En daarom zegt ieder reiziger, die in zoo'n
geval komt te verkeeren, tot zich zelf, wat
Generaal Bemadotte zeide, toen hij Sebastopol
veroverd had: ,,Ik ben er en ik blijf er".
Om 6 uur zaten onze vroede mannen reeds
diep onder de discussies achter de gesloten
deur ,maar van 6 tot kwart voor 8, stonden
de reizigers op de aankomst van hun trein
te wachten. Toen ging de deur van 't Sesam
open en eenige oogenblikken naderhand rol-
den we voort.
De zitting was geopend.
Alle leden waren present.
Nadat de Secretaris ons geheugen weer wat
opgefrischt had door voorlezing van de notu-
len der vorige vergadering, en deze zonder op-
of aanmerkingen door de wettelijk voorge-
schreven handteekening waren bekrachtigd,
kwam het eerste ingekomen stuk ter tafel,
bestaande in een kennisgeving van de ge
meente Zierikzee, dat er een wrjziging was
aangebracht in den datum der kermisviering,
welke voortaan zal gehouden worden den
eersten en tweeden Donderdag in September.
Deze mededeeling wordt als kennisgeving
aangenomen.
Het tweede ingekomen stuk is afkomstig
van het R. K. Kerkbestuur te Sas van Gent,
waarmede de raad in kennis gesteld wordt,
dat het bestuur voomoemd zich niet heeft
kunnen vereenigen met de genomen beslissing,
betreffende het beschikbaar stellen van een
gedeelte der openbare lagere school B, in de
Zandstraat en het brjibouwen van een nieuw
lokaal aan gemelde school, welk besluit in-
middels door Gedeputeerde Staten is goed-
gekeurd, weshalve het kerkbestuur van deze
beschikking in beroep is gegaan bij den Minis
ter van Onderwijs, Kunsten en Wetenschap-
pen.
Ook deze mededeeling werd als kennis
geving aanvaard.
Een derde ingekomen missive is afkomstig
van den Bond ter bestrijding van het Alco-
holisme ,onderteekend door de verschillende
Nederlandsche Drankbestrijdingsvereenigin-
gen ,den raad verzoekende het daarheen te
willen leiden, dat het aantal drankvergunnin-
gen m de eerste vijf jaren niet zal worden
uitgebreid, of nog liever het aantal gelegen-
heden tot drankverkoop te verminderen. Ook
dit verzoek wordt voor kennisgeving aange
nomen.
De aanbieding van verslagen is thans aan
de beurt.
Vooreerst het verslag van het Armwezen
over 1929.
De Voorzitter deelt mede, dat het verslag
ter lezing zal gedeponeerd worden op de
secretarie. Ook het verslag ingevolge art. 58
der Woningwet over 1929 zal daar een plaats
worden ingeruimd, totdat zij in den weg lig
gen en dan een onderkomen zullen vinden in
het archief.
Als volgende punt staat op de agenda: het
uitloten van aandeelen in de gemeentelijke geld-
leeningen van 1893, 1915, 1923,1927,1925,1925,
1928 en 1930. Van de leening 1893 wordt uit-
geloot nummer 40, van de leening 1915 num-
mers 32 en 1, van de leening 1923 nummer 17,
van 1924 nummer 22, van de eerste leening
1925 nummer 7, van de tweede leening 1925
nummer 38, van de leening 1928 nummer 13
en van de leening 1930 nummer 45.
Aan belanghebbenden zij inmiddels mede-
gedeeld, dat de uitgelote nummers aflosbaar
zijn resp. op 1 Mei, 1 Dec., 1 Nov., 16 Dec. 16
April, 1 Aug. 31 Dec. en 1 Maart 1931.
Punt 5 bedoelt de benoeming van een lid
van het Burgerlrjk Armbestuur, wegens perio-
dieke aftreding van den heer D. v. d. Berg,
op 1 April e.kj
De Voorzitter draagt de heeren Verschaffel
en IJsebaert op, het stembureau uit te maken.
De voordracht van Burg, en Weth. bevat de
namen van D. v. d. Berg en P. J. Puijlaert.
Na de stemming blijken uitgebijacht op D. v.
d. Berg 5, E. v. d. Berg 1 en dp Puijlaert X
stem.
De heer Verschaffel, als rapporteur, deelt
als uitslag mede: op v. d. Berg zijn uitge-
bracht 6 en op Puijlaert 1 stem, maar de heer
De Leux, die hlijkbaar den gang van zaken
met evenveel belangstelling gevolgd heeft cor-
rigeert het rapport des heeren Verschaffel.
De heer De Leux: Er zrjn geen zes stem-
men op D. v. d. Berg uitgebracht, doch maar
5, en 1 op E. v. d. Berg.
De heer Verschaffel: Dat heb ik ook niet
gezegd. Ik zeide 6 stemmen op v. d. Berg en
1 op Puijlaert.
De heer Neeteson: De stem op E. v. d. Berg
is ongeldig, daar deze naam niet op de voor
dracht voorkomt. Intusschen blijft vaststaan,
dat de heer Dominicus v. d. Berg herbenoemd
is tot lid van het Armbestuur, waarna het
kohier op de hondenbelasting wordt vast
gesteld.
Daarop komen voor 49 honden eerste en 92
honden tweede klasse, tot een bedrag in
totaal van f 674, met bepaling, dat de aanslag
ten voile betaald moet zijn op 1 Oct. 1930.
De Voorzitter: Er is in het college van
Burg, en Weth. de vraag geopperd, of er niet
een vermindering kan plaats hebben voor
eerste klas honden.
Maar met het oog op het steeds toenemend
snelverkeer en het gevaar, daardoor ontstaan
voor losloopende honden, hebben Burg, en
Weth. gemeend zulks niet te moeten voorstel
len. Er zouden zelfs losloopende honden moe
ten worden opgeruimd.
De heer Verschaffel: Ik had gedacht een
hondententoonstelling te houden. U wil ze
opruimen.
De heer De Leux: Ik had graag gezien,
dat de belasting geheven werd naar draag
kracht. Ik had gedacht, dat de belasting zou
geheven worden naar het inkomen. Ik geloof
toch, dat het toch mogelijk is, dat door Burg,
en Weth. daarvan een voorstel te maken is.
De heer Stouthamer: Wat de heer De Leux
daar zegt, heb ik verleden jaar ook al gezegd.
f 10 belasting is een groote sta-in-den-weg
voor den werkman. Zelf had ik gehoopt, dat