GEMEENTERAAD VAN SAS VAN GENT. eene vergoeding uit de gemeentekas te ver leenen van 1000 per jaar, onder voorwaarde, dat b(j eventueele pensionneering die toelage zal wegvallen, of dusdanig zal worden ver- minderd, dat 6n pensioen 6n toelage niet meer zullen bedragen dan 1000. De VOORZITTER geeft te kennen, dat hij roomemens is dit punt aanhangig te maken in een besloten vergadering, na de behande- ling van punt 13. 9. Vaststelllng kohier der hondenbelasting, dienst 1930. Het kohier der hondenbelasting voor den dienst 1930 wordt met algemeene stemmen vastgesteld op f 1493,75. 10. Vaststelling van den factor der gemeen- telijke inkomstenbelasting, dienst 1930/ 1931. Volgens mededeeling van den Inspecteur der Directe Belastingen, aldus schrijven burge- meester en wethouders aan den raad, kan de •pbrengst der plaatselijke inkomstenbelasting over 1929/1930 geraamd worden op 180.000. By de vaststelling van den factor voor het belastingjaar 1929/30 is de opbrengst be- rekend op 155.000. Volgens de rekenings- voorschriften moet 100.000 van die geraam- de opbrengst in de rekening over 1929 ver- antwoord worden. De rest of 180.000 100.000 80.000 komt ten bate van het dienstjaar 1930. De post .opbrengst inkomstenbelasting" op de begrooting voor den dienst 1930 is ge raamd op 151.000. Hiervan is reeds ge- Tonden het even berekende bedrag ad 80.000, coodat uit de opbrengst over het belasting- jaar 1930/31 nog gevonden moet worden f 151.000 80.000 71.000. Juistgenoemd bedrag moet dus 2^3 der op brengst over 1930/31 zijn, zoodat de totale belastingopbrengst over dat dienstjaar moet bedragen 3/2 x /^l.OOO of 106.500. Ter- wijl het belastingjaar 1929/30 bij een factor van 1.15 it 180.000 zal opbrengen en vol gens vorenstaande berekening 1930/31 f 106.500 moet opleveren, is de factor voor dit belastingjaar te berekenen op: 106500 X 1,15 0,68. 180000 Wy moeten echter opmerken, dat het be lastingjaar 1930/31 de schakel vormt tus- echen de huidige financieele positie der ge- meente en die na inwerkingtreden der nieuwe wet op de financieele verhouding tusschen het rrjk en de gemeenten. Teneinde te voorkomen, dat deze overgang financieele moeilijkheden voor de gemeente zou kunnen opleveren, ach- ten wij het veiliger de factor niet lager dan •p 1 vast te stellen. De belastingheffing bij dezen factor zal xich vermoedelijk beter aanpassen bij het nieuwe belastingstelsel, dan een van 0,7, zooals boven berekend. Weliswaar zijn de uitkomsten der weinige landbouwbedrijven in deze gemeente over het algemeen in het af- geloopen jaar eenigszins gedrukt, doch hier- tegenover staat, dat andere bedrijven in onze gemeente goede resultaten bereikt hebben. Op grond van het vorenstaande stellen wij uwen raad voor de factor voor de gemeente- lijke inkomstenbelasting voor 1930/31 vast te stellen op 1. De heer SCHEELE merkt op, dat we zeer gelukkig zijn gevaren en dat er telken jare een flink overschot op de gemeentelijke in komstenbelasting is geweest. Sinds een twee- tal jaren heeft spreker telkens een poging aangewend, om het cijfer iets lager vastge steld te krijgen, doch werd dit door den raad niet aanvaard. Verleden jaar stelden burge- meester en wethouders 1,15 voor en heeft spreker getracht het terug te brengen op 1,05, doch is het 1,15 gebleven, hoewel burge- meester en wethouders dachten te kunnen toekomen met 1. Waarvoor is het toch noodig, dat er zoo'n groot overschot is? Het staat er nu mooi voor, burgemeester en wethouders geven te kennen, dat ze eigenlijk met 0,68 kunnen toekomen, maar stellen niet- temin voor 1 te heffen. Ze hebben geen klechten kijk op de zaak, want ze houden al rekening met de slechte omstandigheden van den landibouw en meenen niettegenstaande dat toch met 0,68 te kunnen toekomen. Waar om vragen ze dan nu toch weer de voile hon- derd pond. Waarvoor is het noodig, dat er 25, 30 of 40 duizend gulden te veel belasting in de gemeentekas vloeit? Dat is toch geld van de belastingbetalersMen zal wel zeggen: dat komt later in orde. Zeker, maar spreker leeft in dit opzicht' liever bij het jaar waarin wij leven, en zou de belastingschuldigen van dat jaar liefst niet meer laten betalen dan werkelijk noodig is. Hij kan het zich begrrjpen, dat burgemees ter en wethouders eenigszins een overschot w llen hebben, met het oog op tegenvallers, doch dan kon men toch al volstaan met een percentage van 0,80. Dan had men al 0,12 over, maar men vraagt thans niet minder dan een derde meer dan men noodig heeft en dat is niet gering te noemen. Hij doet het voor- stel, het vermenigvuldigingscijfer te stellen op 0,85. De heer VAN DEN BULCK: Dat wordt een kwestie van loven en bieden. De heer DE BRUIJNE is ook van oordeel, dat men van de belastingbetalers niet meer moet vragen dan noodig is, en vindt ook, dat burgemeester ep wethouders best kunnen toe komen met het door den heer Scheele voorge- stelde percentage. De heer DE BAKKER zegt, dat hem het voorstel-Scheele nog tegenvalt; hij had liever 0,75 gezien. Waarom moet men hooger gaan? De heer VAN DRIEL beziet de kwestie van een andere zijde. Zijn fractie is dat wel niet gewoon, maar wil in dit geval het voorstel van burgemeester en wethouders met blijdschap aanvaarden. Hij is er niet voor, om de men- schen boven hun draagkracht te laten betalen, maar dat is ook niet het gevolg van het voorstel van burgemeester en wethouders. Er is in de laatste jaren veel moeten achter- wege blijven en men heeft daarin moeten berusten, omdat er geen geld was. Het wordt tyd, nu we in normale om standigheden komen, dat verschillende achter- uitgestelde werken eens worden uitgevoerd. Als men werken wil uitvoeren, heeft men geld noodig. Men moet ook letten op de toekomst. In een vergadering van sprekers partij heeft de heer Vliegen omtrent de nieuwe financieele regeling tusschen rijk en gemeenten de mee- ning verkondigd, dat dit voor de gemeenten nogal gunstig zal uitvallen. Maar er kunnen natuurlijk ook nog hoekjes tusschen zitten en daarmede heeft men rekening te houden. Het Is nu het laatste jaar, dat de gemeenteraad zich hierover moet beraden. Hij maant aan tot voorzichtigheid en rekening te houden met mogelijke valsche hoekjes. De heer VERLINDE zou ook niets liever wenschen, dan de belasting nog lager te stel len, maar het zou misschien voor de toekomst een bezwaar kunnen zijn, als we nu z66 laag gingen. Daarom zou hij het maar liever aan- nemen, zooals burgemeester en wethouders het voorstellen. De heer HAMELINK beziet ondanks alles, de toestand niet zoo rooskleurig; er is ma laise in den landbouw en al is er nu in andere bedr"ven bloei, zoo moet men toch niet ver- geten dat er een wereldcrisis op komst is, dat a.t Kan ten slotte niet anders ook van invloed zal zijn op den handel en de transport- bedrijven te Ter Neuzen. Men ziet het wel aan de havens van Rotterdam en Antwerpen, dat deze reeds van de malaise te lijden hebben. Het is dus gawenscht daar rekening mede te hou den en er is alles voor te zeggen om op eenig overschot te rekenen, waar het in het volgend jaar misschien zou kunnen tegenvallen. Ook is spreker van oordeel dat, in verband met den niauwen toestand dien we intreden, h t wel van bateekenis is, met welk verrnenig- vuldiging-cijfer we die periode ingaan. Waar we bovendien ook ka.is hebben op een terug- s ag, bewandelen burgemeester en wethouders met hun voorstel de voorzichtigste weg. Dik- wijls is het in den raad uitgesproken, dat men naar het cijfer 1 terug wilde. Men heeft het nu, laat men daarmede tevreden zijn. De heer SCHEELE wijst er op, dat verschil lende zaken en bedrijven nu reeds onder een crisistoestand leven, en men die menschen dus niet zwaarder met belastingen moet druk- ken dan noodig is. M;n moet bij hen zoo wei nig ir.ogelijk weghalen, zeker niet de helft van hatgeen noodig is meer, want dat is inderdaad het geval Er is maar twee derde noodig van hetg_en gevraagd wordt. In elken gulden die men vraagt zit 32 cent die men niet noodig hee.t. De heer De Bakker wil wel wat al te veel besnoeien. Spreker wil ook voqruitzien en de voorzichtigheid betrachten. Zijn voorstel om het cijfer op 0,85 te stellen, is redelijk en de burgers zijn er mede gebaat. De heer DE BAKKER is van meening, dat men juist omdat er een crisis is niet te veel moet laten betalen en dan is 0,75 al veel, als men met 0,68 kan toekomen. De heer HAMELINK: Dat is maar een schatting De heer DE BAKKER: Zeker, dat is een schatting, maar het is de laatste jaren wel gebleken, dat die schatting van onzen wethou- der van financien in den regel goed zjjin uitge- komen. De heer HAMELINK: Ja, bij de stijgende lgn! De heer DE BAKKER verklaart zich wel met het voorstel van den heer Scheele te kun nen vereenigen. De heer DE JAGER merkt op, dat htt bij de vaststelling van het vermenigvuldigings cijfer in den regel een moeilijke taak is voor den wethouder van financien, om het voorge- stelde cijfer aannemelijk te maken. Ter eene zijde wil men het cijfer zoo laag mogelrjk houden, maar ten andere moet men ook in de toekomst zien. Hij heeft zich op het stand- punt gesteld, dat de raad, nu deze voor de laatste maal dit cijfer vaststelt, zulks behoort te doen met het oog gericht op hetgeen de naaste toekomst ons brengen kan en waarom- trent men nog in het onzekere verkeerd. Indien we thans de belasting zoo laag stel len, bestaat de kans, dat we spoedig weer hoo ger moeten gaan. Als het vermenigvuldi gingscijfer op 0,75 werd gesteld, zou dit ten- gevolge hebben, dat op een jaar tijd onze re serve verdween, want de f 40.000 die we nu gemiddeld als batig saldo boeken zouden daardoor zijn verdisconteerd. Dan zouden we weer terstond hooger moeten gaan. De heer HAMELINK: En daar zitten we dan voor 5 jaar aan vast. De heer DE JAGER vervolgt, dat er dan ten minste wel geen kwestie zal zijn van het nader vormen eener reserve en zou men mis schien ineens wel moeten overgaan tot het heffen van 80 opcenten op de gemeentefonds- belasting, waaraan men voor 5 jaar vast zit. Hij zegt liever: die reserve is er en die blijft er. Men moet ook niet uit het oog verliezen een stijging der uitgaven. De raad heeft een bijdrage toegezegd voor havenuitbreiding, dan krijgen we de bestratingswerken die voor 1930 op het programma staan, zoodat er al spoedig kans zou bestaan, dat men met een tekort zou sluiten. Men moet ook in aan- merking nemen, dat men tot hiertoe het be- lastingcijfer eenvoudig hooger kon stellen, als men dat noodig achtte, doch dat dit in de toekomst meer gelimiteerd zal zijn, dat men alsdan alleen tot een bepaald bedrag opcen ten zal kunnen heffen. Mogelijk zou het cijfer kunnen verlaagd zijn, maar spreker acht het een kwestie van voorzichtig beleid, het aldus voor te stellen. Hij zit thans nog op den stoel van den wethouder van financien, en hoopt, dat het voorstel zal worden aange- nomen, omdat men dan in de goede lijn gaat en de raad zal later dankbaar zijn, z66 ge- handeld te hebben. Indien men lager zou gaan, tot 0,75 of 0,85, zal het verkeerd uit- komen en zal men later moeten erkennen, wat zijn we toch dom geweest. Hij hoopt, dat hij, indien hij niet meer op dezen zetel zou terug- keeren, het financieel beheer op een gezon- den basis aan zijn opvolger te kunnen over- geven. Als hiji dat zou doen met een ledige of berooide kas, zou men zeggen: wat is dat een dommerik geweest. Spreker betoogt, dat het ook met het oog op de opvolgende geslachten vei- lig is het voorstel aan te nemen zooals het daar ligt. Er is vroeger wel eens de vrees uitgesproken dat, als het geld er is, burge meester en wethouders het ook uitgeven, maar hij meent dat wel bewezen is, dat die vrees cnjuist is. Wanneer de raad burgemeester en wethouders in hunne vergaderingen kon be- luisteren, zou blijken dat men daar halfjes, als ze er nog waren, trachten in acht-ten te verdeelen. Ze geven inderdaad niet meer uit dan noodig is. Indien alle wenschen die door de raadsleden uitgesproken worden werden vervuld, zou er veel meer dan thans het ge val is worden uitgegeven. Hij spreekt de hoop uit, dat de raad voor het laatste jaar dat hij dit moet vaststellen het voorstel van burge meester en wethouders tot vaststelling van het vermenigvuldigingscijfer met algemeene stemmen zal aannemen. De heer SCHEELE is zeer wel overtuigd, dat burgemeester en wethouders geen geld uitgeven dat niet noodig is, maar hij gelooft ook, dat ze wel eens meer nemen dan noodig is. Dat blijkt ook thans, nu ze 68 noodig heb ben, maar 100 willen nemen. Dat doet geen enkel college. Men zou in de Tweede Kamer wat hooren als de regeering bij het opmaken der begrooting 32 meer vroeg dan er noo dig was. Dan was die regeering met de volks- vertegenwoordiging nog niet klaar. Een raads- lid behoort daar ook rekening mee te hou den. 0,85 is nog veel, maar dat komt spreker dan toch gewenschter voor dan 1. Verschillen de colleges willen leven bij groote overschot- ten, maar hij meent dat men geen cent, geen dubbeltje, nog minder een kwartje meer moet nemen dan strikt noodig is. Men moet de be lastingschuldigen zooveel laten houden als het kan. Hij zal niet voor het voorstel van burge meester en wethouders kunnen stemmen. De heer BEDET vraagt, of nog nooit het denkbeeld opgekomen is om de opcenten op de personeele belasting te verminderen. De VOORZITTER merkt op, dat die straks, bij de nieuwe wet, vervallen. De heer BEDET meent, dat er voor hetgeen de heer Scheele zegt, wel wat te zeggen is. We m eten terug naar het oude. Hij vraagt cf hier echter ook niet een politieken kant aan zit. Hij vraagt of de vaststelling van het vermenigvuldigingscijfer niet van invloed kan zijn op de uitkeering die de gemeente van het rijk zal krijgen. De heer SCHEELE: Dat heeft er niets mee te maken. De heer BEDET meent, dat het er wel mee te maken heeft, hoe lager het cijfer nu ge steld wordt, hoe minder we zullen krijgen. De heeren SCHEELE en COLSEN: Neen, neen! De heer DE JAGER merkt op, dat, als het vermenigvuldigi.igscijfer thans lager werd ge steld, de beia tingschuld gen thans minder zouden moeten betalen, maar dan zouden we later wel eens een strop kunnen hebben als e, te weinig ontvangen wordt en we sterker naar boven moeten. Daarom vinden burge meester en wethouders het beter dat we rond 1 blijven, dan nu tot 80 te gaan en later weer naar bovan te moeten, terwijl men dan de tegenw o^rdige vrijheid van handelen mist. Thans te laag gaan zou wel eens een schade- post kunnen worden. Le heer SCHEELE ziet er weinig verschil in, omdat men dat geld anders nu reeds zal betalen. ue VOORZITTER acht inderdaad aanne- ming van het voorstel van burgemeester en wethouders in het belang der gemeente. Het voorstel wordt aangenomen met 7 tegen 6 stemmen. Voor stemmen de heeren Geelhoedt, Verlin- de, Hamelink, Van Driel, Van den Bulck, Bedet en De Jager; tegen stemmen de heeren Scheele, Dekker, De Bruijne, De Bakker, Col- sen en Van Aken. 11. Af- en overschryvingen in de begroo ting voor 1929. Burgemeester en wethouders van Ter Neu zen stellen den raad dier gemeente voor, het volgende besluit te nemen: De gemeenteraad van Ter Neuzen: besluit: Toestemming te geven om van den post voor onvoorziene uitgaven der begrooting van inkomsten en uitgaven van de gemeente, voor het dienstjaar 1929, de af- en overschrijvingen te doen, hierna vermeld; zijnde bij de begroo ting zelve de vereischte machtiging daartoe verleend: schrijf- en bureaubehoeften, briefporten, vrachtloonen en andere kleine uitgaven 100; druk- en bindwerk 100; abonnement op het Staatsblad, provinciaal blad en de dag-, week- of maandbladen en den aankoop van boeken f 35; kleeding en uitrusting der politiedienaars en veldwachters 50; totaal over te schrijven 285; Met algemeene stemmen wordt aldus besloten. 12. Ontheffing schoolgeld 1929. Naar aanleiding van ingekomen verzoeken stellen burgemeester en wethouders voor af- schrijving te verleenen wegens den aanslag op het kohier der schoolgelden aan: H. van Pienbroek 1,33% en wed. A. Engelbrecht /9. Met algemeene stemmen wordt aldus besloten. 13. Ontheffing hondenbelasting 1929. Naar aanleiding van ingekomen verzoeken stellen burgemeester en wethouders voor ont heffing van den aanslag wegens hondenbelas ting te verleenen aan: wed. P. Meeusen 1,75, P. L. Israel 5,50 en R. M. Vermast f 4. Met algemeene stemmen wordt aldus besloten. 14. Omvraag. a. De heer COLSEN acht het noodig een protest uit te spreken tegen hetgeen het ge- meentebestuur van Axel de gemeente Ter Neuzen heeft aangedaan, door een mooie paal, die daar bij Hagestein gestaan heeft, op de grens, bij Smolenaars, door gemeentewerk- lieden weg te laten halen. Dat is een grens- paal, daarop staat aan de eene zijde het wapen van Ter Neuzen aan de andere dat van Axel. Zijn burgemeester en wethouders vraagt hij daarmede bekend of wat den- ken zij daartegen te doen, want het is aan te nemen, dat die paal toch wel van beide ge meenten is. De heer BEDET: U zit altijd op Axel! De heer COLSEN: Ik ben een man van de grens, ik zie dus wat daar omgaat. Misschien moet die paal later toch wel Zuidwaarts gezet worden. Het gaat echter toch maar niet aan om zich die paal toe te eigenen. De VOORZITTER geeft te kennen, dat de raad het zeker waardeeren zal, dat de heer Colsen daar aan de grens waakzaam is. Om trent hetgeen met die grenspaal gebeurd zou zijn is aan burgemeester en wethouders niets bekend. Zij zullen echter informeeren. b. De heer COLSEN wijst op de steeds grootere drukte met automobielen over den weg langs het kanaal te Sluiskil. Daaraan staan ook twee scholen en het is in verband met de daar spelende kinderen niet zonder gevaar. Zou het niet mogelijk zijn daar waar- schuwingsborden te plaatsen met het op- schrift „pas op, school"? De VOORZITTER zal dit denkbeeld bij bur gemeester en wethouders bespreken. c. De heer VAN AKEN wrjst er op, dat er daar aan de Axelsche straat, naast de garage van den heer Dees nog altijd een stuk onbe- bouwd terrein ligt, dat de straat zeer ont- siert, omdat het er bovendien zeer onooglijk uitziet. Zouden burgemeester en wethouders daarop niet eens de aandacht van den betrok- ken eigenaar kunnen vestigen en staat het niet in hunne macht om althans maatregelen te doen nemen, dat het er wat fatsoenlijker uit zal zien? De VOORZITTER geeft te kennen, dat bur gemeester en wethouders de macht hebben op te dragen, dat het terrein met een fatsoenlijke schutting van den openbaren weg wordt ge- scheiden. In verband met de verandering van eigenaar hebben burgemeester en wethouders tot hiertoe nog steeds gewacht om in te grij- pen, doch het heeft ook hunne aandacht ge- trokken. Hij zal er echter thans met burge meester en wethouders over spreken. d. De heer VERLINDE vestigt de aan dacht op de trottoirs van de Stationsstraat. Die zijn totaal onbegaanbaar. Er liggen naast de klinkerverharding op verschillende plaat sen zeer diepe putten. Hij verkeerde in de meening, dat die trottoirs zouden worden in orde gebracht, zulks op grond van hier gedane toezeggingen. Nu men van gemeentewege met dat werk begonnen is, bood hem dat ech ter een teleurstelling. Die verbetering strekt zich alleen uit tot het herleggen van de klin- kerbestrating op de breedte der bestaande verharding, maar de putten er naast blijven liggen. Aan de zijde van de opslagplaatsen van hout zal het er minder op aankomen, maar hij zou toch wenschen, dat minstens aan de andere zijde het trottoir over de voile breedte werd verhard, opdat het publiek daar over een voor de passage betrouwbaar trot toir zal kunnen beschikken. Ook wijst hij op den toegangsweg naar het station langs het Schuttershof. Hij vraagt, of burgemeester en wethouders zich niet in verbinding zouden willen stellen met den hoofdingenieur van den rijkswaterstaat alhier, om te trachten te verkrijgen, dat de verkeers- weg langs het Schuttershof Zuidwaarts wordt omgelegd, en de opslagplaats dichter bij de rails zou komen. Hij verwacht, dat men dan een beteren weg zou krijgen, die minder door het lossen, laden enz. vetontreinigd zou wor den en voor de daar wonenden zou het ook aangenamer zijn, als de opslagplaats wat ver- der van den toegang tot hun woning was. Het klinkerpad dat er nu ligt biedt geen behoor- lijke gelegenheid voor passeeren. De VOORZITTER zegt toe, dat burgemees ter en wethouders daaromtrent zullen trach ten overeen te komen. De heer VAN DEN BULCK heeft bemerkt, dat de Stationsweg verbeterd wordt met oude keien. Waarom brengt 'men daar ook geen Zweedsch graniet of koperslakkeien De heer BEDET: Je moet er geen lolletje van maken! De heer GEELHOEDT deelt mede, dat de rijweg in de Stationsstraat thans wordt ver beterd, met gebruikmaking van nog goede oude keien. Het verharde deel van het trottoir is echter veel te smal; dat meet maar 70 c.M. Dat zal by slecht weer naast de klinkerbestrating weer een modderpoel worden. Nu wilde de gemeentebouwmeester, nu men er toch aan bezig is, het onverharde deel met cementtegels be'eggen. Dit zou in verband met de breedte gemakkelijk aanpassen, als men dan later ook het andere deel met tegels zou willen beleg^en. Spreker gevoelt daar ook wel voir en zou daartoe willen overgaan, als de raad het gcedkeurt. De VOORZITTER merkt op, dat men dan een trottoir krijgt van 2 50 M. breed. De heer SCHEELE zou, als men toch wat aan deze straat doet, den rijweg gaame iets breeder zien. 5 meter breedte rijweg en bij elkaar 5 M. trottoir, is voor een straat geen verhouding. Laat men dan, al was het maar aan ddn kant, een halven meter van het trot toir af nemen en bij den rijweg voegen. Men zal voor het verbrseden van den rijweg voor- loopig nog wel oude keien hebben, maar wat de trottoirs betreft zou hij toch den raad geven om geen tegels te gaan leggen naast klinkerbest ating. Laat men dan toch liever, nu men nog maar een eindje is, de geheele breedte met tegels beleggen. De heer GEELHOEDT wenscht niets liever dan dat; als de raad daarmede accoord gaat, zal hij dat graag doen. Dan kan de rijweg ook verbreed worden. De heer VAN DRIEL wijst er op, dat het wel gewenscht is daar waar over het trottoir gereden mret worden geen tegels te leggen, want die zouden dan spoedig stuk zijn. De heer GEELHOEDT zegt toe, dat daar rekening mee zal gehouden worden. Waar in verband met de handels- of nijverheidsinrich- tingen aan die straat gereden moet worden, zullen klinkers worden aangewend. De heer HAMELINK meent ook, dat men goed zou kunnen volstaan met het trottoir aan de eene zijde goed in orde te brengen, daar heeft het publiek genoeg aan en aan de zijde vin de houtbergplaatsen zal het nooit veel worden. De VOORZITTER stemt daarmede in en merkt op, dat men de zrjde van die bergplaat- s;n met tegels zou kunnen beleggen tot aan de vroegere wasscherij en dan stoppen. e. De heer DE BAKKER wijst er op, dat de aansluiting van de Tramstraat aan den Schuttershofweg nog maar steeds niet in orde is. Dat 1 gt daar nu al eenige jaren zoo. Zou er niets aan te doen zijn dat dit gemaakt werd, opdat die weg ook gebruikt zou kun nen worden De VOORZITTER wijst op de bespreking die naar aanleiding van de vraag van den heer Verlinde reeds over den Schuttershofweg heeft plaats gehad. Het beste zal zijn, het verloop daarvan eens af te wachten. Misschien kan dit dan tegelijk in orde komen. f. De heer DEKKER herinnert, dat hrj een vorig jaar als particulier wel eens de vraag heeft gedaan, of het niet mogelijk zou zijn de bestrating van den weg over den Koedijk met 1 M. te verbreeden. De weg is te smal en als de voertuigen er af geraken loopen ze gevaar onderste b ven te gaan, hetgeen met enkele al is voorgekomen. Misschien zijn er nog wel genoeg oude keien om dat te doen. De heer GEELHOEDT zegt toe, dat te zul len overwegen. g. De heer DE BRUIJNE wijst op de on- hebbelijke gewoonte die sommigen hier vooral Zaterdags en Zondags schijnen te hebben om bananenschillen zoo maar op straat of trot toir neer te gooien. Dat is zeer gevaarlijk voor menschen die daar nog laat passeeren, b.v. als ze naar het pustkantoor moeten als anders- zins. Hij heeft wel eens elders gezien, dat er aan de boomen in een straat ijzeren mandjes waren geplaatst, waar men zulke rommel in kan werpen. De heer HAMELINK: U hebt zelf de boo men daar laten rooien! De VOORZITTER noemt dat een inderdaad ernsbg euvel. Er wordt op Zaterdag na 9 uur half 10 een man van de reinigingsdienst naar de hoofdstraat gezonden, om daar papieren en ande.e onreinheden nog van de straat op te ruimen. Natuurlijk kan men dan niet voor komen, dat er nadisn nog een of ander op de straat wordt geworpen. Spreker zou kunnen nagaan, in hoeverre hieraan nog eenige uit- bre'dmg te geven is, door dit werk ook in de Ni~uwstraat te laten doen. De heer VAN AKEN acht de klacht van den heer De Bruijne wel gemotiveerd. Het is zeker ernstig. Dezer dagen zijn des Zondags nog 2 menschen die naar de kerk kwamen in de Nieuwstraat over bananenschillen gevallen. De heer VEI^LINDE merkt op, dat dit een kwaal is waarmede men, blijkens de berichten die men wel eens leest, overal te kampen heeft. Maar de menschen behoorden het toch na te laten. De VOORZITTER schorst alsnu de openbare zitting, welke overgaat in eene met gesloten deuren. Na het weder openbaar worden der vergade ring komt in stemming het voorstel van bur gemeester en wethouders om aan den heer D. Tholens, met ingang van den dag van ontslag als gemeente-ontvanger eene vergoeding uit de gemeentekas te verleenen van f 1000 per jaar, onder voorwaarde, dat bij eventueele pen sionneering die toelage zal wegvallen, of dus danig zal worden verminderd, dat 6n pensioen £n toelage niet meer zullen bedragen dan 1000, waaraan nog wordt toegevoegd de be- paling dat burgemeester en wethouders den heer D. Tholens alsdan ter gemeente-secreta- rie werkzaamheden zullen opdragen te ver- ricbten binnen de uren die daarvoor zijn ge steld. Dit voorstel wordt met algemeene stemmen aangenomen. 15. Verleenen van eervol ontslag aan den gemeente-ontvanger. Alsnu komt ter tafel een verzoek van D. Tholens om hem met ingang van 1 Mei a.s. eervol ontslag te willen verleenen als ontvan- ger dezer gemeente. De VOORZITTER stelt namens burgemees ter en wethouders voor aan dit verzoek ta voldoen. Met algemeene stemmen wordt aldus be sloten. De VOORZITTER sluit de vergadering. Wanneer de leden van den Sasschen ge meenteraad ter vergadering opgeroepen wor den, moet de buitenstaander, de nieuwsgierige toehoorder, de verslaggever en de veldwach- ter, kortom ieder, die een dergelijke stance wil meemaken, zich verplaatsen in den toe stand van een spoorwegreiziger, die in een plattelandsplaatsje geduldig op den trein zit te wachten. Plotseling verschrjmt een spoorwegbeambte en krabbelt met wit krrjit iets op een zwart bordje, waaruit dan een oogenblik later de verlblijdende mededeeling kan opgemaakt wor den, dat trein nummer zooveel vermoedelijk veertig minuten te laat zal aankomen. Ver moedelijk! Dat <5<5ne verflikste woordje is 't 'm juist, dat je den nikker in't lijf jaagt, van- wege de vaagheid van beteekenis, die er voor te kennen gegeven wordt. Een straatje rondloopen, durf je niet ris- keeren, hier of daar een pint gaan vatten levert ook al gevaar op, want 't zou vermoe delijk kunnen gebeuren, dat de geschatte veertig minuten er eigenlijk slechts twintig of dertig waren geweest en je trein in dien tus- schentijd toch nog was gaan fluiten. En daarom zegt ieder reiziger, die in zoo'n geval komt te verkeeren, tot zich zelf, wat Generaal Bemadotte zeide, toen hij Sebastopol veroverd had: ,,Ik ben er en ik blijf er". Om 6 uur zaten onze vroede mannen reeds diep onder de discussies achter de gesloten deur ,maar van 6 tot kwart voor 8, stonden de reizigers op de aankomst van hun trein te wachten. Toen ging de deur van 't Sesam open en eenige oogenblikken naderhand rol- den we voort. De zitting was geopend. Alle leden waren present. Nadat de Secretaris ons geheugen weer wat opgefrischt had door voorlezing van de notu- len der vorige vergadering, en deze zonder op- of aanmerkingen door de wettelijk voorge- schreven handteekening waren bekrachtigd, kwam het eerste ingekomen stuk ter tafel, bestaande in een kennisgeving van de ge meente Zierikzee, dat er een wrjziging was aangebracht in den datum der kermisviering, welke voortaan zal gehouden worden den eersten en tweeden Donderdag in September. Deze mededeeling wordt als kennisgeving aangenomen. Het tweede ingekomen stuk is afkomstig van het R. K. Kerkbestuur te Sas van Gent, waarmede de raad in kennis gesteld wordt, dat het bestuur voomoemd zich niet heeft kunnen vereenigen met de genomen beslissing, betreffende het beschikbaar stellen van een gedeelte der openbare lagere school B, in de Zandstraat en het brjibouwen van een nieuw lokaal aan gemelde school, welk besluit in- middels door Gedeputeerde Staten is goed- gekeurd, weshalve het kerkbestuur van deze beschikking in beroep is gegaan bij den Minis ter van Onderwijs, Kunsten en Wetenschap- pen. Ook deze mededeeling werd als kennis geving aanvaard. Een derde ingekomen missive is afkomstig van den Bond ter bestrijding van het Alco- holisme ,onderteekend door de verschillende Nederlandsche Drankbestrijdingsvereenigin- gen ,den raad verzoekende het daarheen te willen leiden, dat het aantal drankvergunnin- gen m de eerste vijf jaren niet zal worden uitgebreid, of nog liever het aantal gelegen- heden tot drankverkoop te verminderen. Ook dit verzoek wordt voor kennisgeving aange nomen. De aanbieding van verslagen is thans aan de beurt. Vooreerst het verslag van het Armwezen over 1929. De Voorzitter deelt mede, dat het verslag ter lezing zal gedeponeerd worden op de secretarie. Ook het verslag ingevolge art. 58 der Woningwet over 1929 zal daar een plaats worden ingeruimd, totdat zij in den weg lig gen en dan een onderkomen zullen vinden in het archief. Als volgende punt staat op de agenda: het uitloten van aandeelen in de gemeentelijke geld- leeningen van 1893, 1915, 1923,1927,1925,1925, 1928 en 1930. Van de leening 1893 wordt uit- geloot nummer 40, van de leening 1915 num- mers 32 en 1, van de leening 1923 nummer 17, van 1924 nummer 22, van de eerste leening 1925 nummer 7, van de tweede leening 1925 nummer 38, van de leening 1928 nummer 13 en van de leening 1930 nummer 45. Aan belanghebbenden zij inmiddels mede- gedeeld, dat de uitgelote nummers aflosbaar zijn resp. op 1 Mei, 1 Dec., 1 Nov., 16 Dec. 16 April, 1 Aug. 31 Dec. en 1 Maart 1931. Punt 5 bedoelt de benoeming van een lid van het Burgerlrjk Armbestuur, wegens perio- dieke aftreding van den heer D. v. d. Berg, op 1 April e.kj De Voorzitter draagt de heeren Verschaffel en IJsebaert op, het stembureau uit te maken. De voordracht van Burg, en Weth. bevat de namen van D. v. d. Berg en P. J. Puijlaert. Na de stemming blijken uitgebijacht op D. v. d. Berg 5, E. v. d. Berg 1 en dp Puijlaert X stem. De heer Verschaffel, als rapporteur, deelt als uitslag mede: op v. d. Berg zijn uitge- bracht 6 en op Puijlaert 1 stem, maar de heer De Leux, die hlijkbaar den gang van zaken met evenveel belangstelling gevolgd heeft cor- rigeert het rapport des heeren Verschaffel. De heer De Leux: Er zrjn geen zes stem- men op D. v. d. Berg uitgebracht, doch maar 5, en 1 op E. v. d. Berg. De heer Verschaffel: Dat heb ik ook niet gezegd. Ik zeide 6 stemmen op v. d. Berg en 1 op Puijlaert. De heer Neeteson: De stem op E. v. d. Berg is ongeldig, daar deze naam niet op de voor dracht voorkomt. Intusschen blijft vaststaan, dat de heer Dominicus v. d. Berg herbenoemd is tot lid van het Armbestuur, waarna het kohier op de hondenbelasting wordt vast gesteld. Daarop komen voor 49 honden eerste en 92 honden tweede klasse, tot een bedrag in totaal van f 674, met bepaling, dat de aanslag ten voile betaald moet zijn op 1 Oct. 1930. De Voorzitter: Er is in het college van Burg, en Weth. de vraag geopperd, of er niet een vermindering kan plaats hebben voor eerste klas honden. Maar met het oog op het steeds toenemend snelverkeer en het gevaar, daardoor ontstaan voor losloopende honden, hebben Burg, en Weth. gemeend zulks niet te moeten voorstel len. Er zouden zelfs losloopende honden moe ten worden opgeruimd. De heer Verschaffel: Ik had gedacht een hondententoonstelling te houden. U wil ze opruimen. De heer De Leux: Ik had graag gezien, dat de belasting geheven werd naar draag kracht. Ik had gedacht, dat de belasting zou geheven worden naar het inkomen. Ik geloof toch, dat het toch mogelijk is, dat door Burg, en Weth. daarvan een voorstel te maken is. De heer Stouthamer: Wat de heer De Leux daar zegt, heb ik verleden jaar ook al gezegd. f 10 belasting is een groote sta-in-den-weg voor den werkman. Zelf had ik gehoopt, dat

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1930 | | pagina 7