Feuilletoa-vertellingen.
PREDIKBJBU T N.
OSffgffaOE BE Rica TEH.
BRABANTSCHE BRIEVEN.
EEN SALOMO'S OORDEEL GEVRAAGD.
EEN HEEL DORP VOOR DEN RECHTER.
KOOiaJ nu er zooveel gegadigden klaar staan,
de Isoerderij van hem over te nemen en hij
voesaf weet. dat het hem moeilijk, zoo niet
«Bna#3>gelijk zal zijn om een ander bedrijf te
-wokri'igen gemakkelijk er toe overgaat om
.zidb aeer te leggen bij de door den verpach
ter opgestelde voorwaarden en gevraagde
jwelirsom.
erkennen, dat de zittende pachter een
oreel recht heeft op pachtverlenging, wan-
hij behoorlijk aan zijn verplichtingen
hctit voldaan, maar het is ook onze over-
wwgpng dat in de goede verhoudingen het
rele recht toepassing vindt. Ware dit
het geval, dan zouden er elk jaar veel
r boerderijen vrij komen.
*Voot het vastleggen van een recht op
coaofimiatie op de wijze zooals dit in het
-wetsontwerp geschiedt, gevoelen wij weinig,
modal dit in de goede verhoudingen geen
-rm heeft en daar slechts kan schaden, terwijl
m de slechte verhoudingen een regeling,
waarbij de pachtprijs en de pachtvoorwaar-
den niet worden vastgelegd, geen effect zal
sorteeren. Wanneer de pachtsom in de eer
ste periode reeds te hoog was, zal de pachter
de voorqestelde continuatieregeling
weinig baSt vinden.
Her betreffende art. 1636 zal immers
alleen toepassing vinden in gevallen, waarin
andere redenen dan te hooge pachtsom oor-
zaafc zijn van de opzegaing.
De vraag rijst, wat ae rechter zal moeten
doers, wanneer de verpachter een redelijke
pachtverhooging heeft gevraagd en verpach
ter en pachter het daarover niet eens kunnen
worden? Zal de rechter dan verlenging
ssoelen geven. tegen de geldende of tegen
de gevraagde pachtsom? Of slaat hier op
een mogelijke toepassing van het bepaalde
in art. 1636 B.W. „of indien blijkt, dat eenige
andere omstandigheid, welke tengevolge
heeft. dat van den verpachter redelijkerwijze
ban worden gevergd de pacht te doen
eoortduren?" Dit zou dus hierop neer-
Stomen, dat pachtcommissie en rechter toch
rtai moeten oordeelen over de redelijkheid
van de pachtsom, want een andere onrede-
Iqfeheid is niet aanwezig.
Wanneer bedoelde alinea aldus zou wor
den geinterpreteerd, dan geven wij er de
woorkeur aan, dat in de wet zou worden op-
genomen een artikel, dat de strekking heeft,
maatregelen te nemen tegen onredelijke
pachtopzegging en onredelijke pachtopdrij-
ving en waarbij de mogelijkheid werd ge-
opend om in die gevallen pachtprijs en
pachtvoorwaarden te doen vaststellen.
"Van verschillende zijden is in den laat-
sten tij.d naar voren gebracht, dat in de wet
in plaats van een continuatierecht zou wor
den opgenomen een recht op schadevergoe-
ding, dat toepassing zou vinden in gevallen
van onredelijke pachtopzegging. Als bedrag
dezer vergoeding wordt aanbevolen een
bedrag overeenkomende met een half- of
heeljaarlijksche pachtsom.
Door een dergelijke vergoeding zou aan
den vertrekkenden pachter een tegemoet-
koming worden gegeven, doch dit schade-
verqoedingsrecht zal heel weinig bijdragen
tot verbetering in de pachtverhoudingen en
het doel, dat men met een continuatierecht
wd bereiken, n.l. om den zittenden pachter
te steunen, wordt geheel voorbijgestreefd.
Trouwens een vergoeding van een heeljaar
lijksche pachtsom beteekent in wezen een
restitutie van 20 resp. 14 van de jaar-
lqksche pachtsom bij een 5- resp. 7jarige
pacht, hetgeen in gevallen, waarin de pacht
som 50 en meer te hoog is, al bizonder
weinig is. En zoo spoedig het bedrag reke-
minq houclt met de betaalde pachtsom, zou
het neerkomen op een bepalinq van een
normale pacht na afloop van den pacht-
termijn. Maar het grootste bezwaar is wel,
dat de pachter met een vergoeding op straat
wordt gezet, terwijl de verpachter kan blij-
ven doorgaari aan den hoogsbbiedende te
verpachten en zich door een hooge pacht
som schadeloos kan stellen.
De mogelijkheid van onredelijke pacht-
opdnjving blij'ft dus bestaan, met alle gevol-
gen daarvan.
Wij herhalen, dat het kwaad in het pacht-
wezen alleen kan worden bestreden door
maatregelen te nemen tegen onredelijke
pachtopdrijving en pachtopzegging.
"b. Vergoeding poor aangebrachte
verbeteringen.
De regeling van het ontwerp, hierop
aeerkomende, dat de wet het beginsel er-
kent, dat de pachter bij het einde van de
pachtovereenkomst tegenover den verpach
ter een recht heeft op een billijke vergoeding
van door hem aangebrachte verbeteringen,
texLzij de verpachter zich duidelijk tegen
voorgenomen verbeteringen heeft verzet,
biedt weinig perspectieven.
•Het moreele recht, dat de pachter ook
heeft, vindt in de goede verhoudingen
oc*k toepassing. Ware dit niet het geval,
dan zou de pachter zeer weinig tot het aan-
brengen van verbeteringen overgaan. De
practijk leert echter anders. Immers indien
her overleg tusschen verpachter en pachter
zoo weinig plaats vond en inderdaad zoo
weinig verbeteringen zouden plaats vinden,
dan zouden de pachtboerderijen in vele op-
zichten zeer ten achter moeten staan bii de
eigen bedrijven, wat in het algemeen niet
bet geval is.
Waarom dan aan den pachter dit wette
m recht gegeven wordt, terwijl daarvan in
de ongunstige verhoudingen en in die waar
de verpachter zich tegen verbeteringen ver-
7f> practisch geen gebruik kan worden ge-
maakt, is ons niet duidelijk. Er worden
immers door een dergelijk artikel verwach-
Ungen opgewekt, ,die alleen bevredigd kun-
men worden door steeds verder in de ver
houdingen in te grijpen. Het is echter in onze
rechtsverhoudingen nimmer toelaatbaar, dat
de pachter vrijelijk die verbeteringen za
mogen aanbrengen, die hij wenschelijk oor-
.deelt en achteraf daarvoor den verpachter
if an aanspreken. Hij zou dan practisch over
,de beurs van den verpachter kunnen be-
schikken. Het aanbrengen van verbeteringen
.eischt overleg tusschen pachter en verpach
ter en het kan niet anders of de beslissing
moet blijven berusten bij den laatste.
In de wijze waarop een en ander in de
wet geregeld is zien wij geen enkel voordee
en er zal in de practijk weinig van terecht
komen. Alleen zullen in de pachtcontracten
alle verbeteringen met name genoemd wor
den.
Ulvenhout, 11 Februari 1930.
Menier,
Ge wit-, keb
't oew enkelde
maanden gelejen
geschreven g'ad,
da'k nog 'n
dingeske-n-in 't
vet had veur d'n
Rechter over die
botsing mee die
autemebiel die
deur da wefke
wier gestuurd.
Janus, onze veld-
wachter, had 't
perses dpgemokt,
witte nog wel en
zoo fietsten me deus week samen naar 't
trimmenaal, om veur de witte befkes ons vin-
gers op te steken. Waant amico, ik kwam
nouiw nie as beklaagde veur zooas 'n paar
jaar gelejen veur 't schieten van dieen haas;
deuzen keer kwam ik as getuige en moes ik
dus 'nen eed doen. As beklaagde hoeft da
niet, witte wel, dan magde liegen as 'nen
diepelmaat. En da's erg makkelijk. Gewoon-
ltjk worde daar dan nog 'n haandje in g'olle-
pen deur oewen awekaat en dan mot g'al zoo
stom zijn as 'nen heiboender as ge'r nie
heelemaal of veur 't grotste deel oew eigen
uitpeutert.
En daarom amico effen tusschen twee
hoksikes, as ge somwijlen opgeschept zit
mee 'n zeuntje da-d-oew geregeld veurliegt,
mokt 'r dan 'n awekotje van of 'nen haan-
delsreiziger! Dan verdient ie later heel veul
centen, waant d'r wor niks zoo dik betaald
as leuges. As 't maar z66 ingewikkeld is, da
wil zeggen: gewikkeld in z66veel zrjen doeks-
kes, da-g-'t vieze, vuile leugentje nie meer
zien of ruuken kimt. En da kennen die gas-
ten, amico. JZeg asteblieft nooit da-d-et stinkt
lot nooit merken da-g-'t al geroken h£t zelfs,
waant dan bende maar 'nen stommen onbe-
houwen boer. Noemt de dingskes nooit bij
d'ren naam; windelt er liever maar veul
doekskes omhenen.
Maa affijn, 'k zal nie op da gevalletje veur-
uit loopen en oew alles haarfijn aan oew neus
hangen.
„Witte nouw persies wa ge zeggen mot,
Drd?" vroeg Janus onderweuge.
„Dochte soms da'k nie wiest wa'k mee
m'n eigen oogen gezien eb, Janus?" zee ik.
„Jawel, jaw£ljaw§l," kuchte d'n Jaan ge-
wichtig, „maar 't leet 'r veul asm ho6 of
da-ge-'t„Pas op!" riep ik, waant
't schilde gin horke of Janus zat mee z'nen
velo onder 'n auto mee da me-n-et van Cooth-
plein opdraaiden De sjaffeur schold 'm uit
veur „kaffer" en ,,dooien diender" en trok er
z'n eigen verder nikske van aan, dat-ie op
'n horke na, heel de Ulvenhoutsche pliesie-
macht verpoeierd had.
,,Hedde goed gezien hoe 't in z'n werk is
gegaan, Janus?" vroeg ik 'm na z'n deralje-
ment.
„Denkte soms da'k blind ben?" informeerde
d'n Jaan toen, ,,'k zat 'r bekaanst heelegaar
onder!"
,,Jawel, jaw^ljaw^l," dee ik heel veurnaam,
,,maar't leet er veul aan hoe of da-ge-'t veur-
stelt, ee?"
„Lop naar de..." Affijn, waar naar toe,
dat doet er niks aan af; 't was olleen nog al
knapkes wijd weg. En steuvig trapten me
verder de stad in tot 't hoekske bij de Hout-
mart, waar 'nen diender ons verkeer regelt,
mee 't gevolg da-d-ik rechtdeur en Janus
rechtsaf gong en me-n-op de Groote Markt
mekaar weer trugzagen. „Hij wees duidelijk
naar rechts", zee Janus „Kan wel", zee ik,
„maar hij wees mijn d'n winkel van Vroom
en Dreesman in, maar 'k mot op 't trimme
naal zijn en hoef gin knutje sjet veur Trui
mee te brengen, dus ree ik maar recht deur!"
Maar me zijn toch springlevend op 't trim
menaal terechte gekomen en emmen benejen
in 't gebouiw van de Rechtbank ons fietsen
neergezet mee 'n gfefef slot erop, omdat 'r
nog al 's zo'n fietske gegapt wordt uit d'n
tempel van 't blinde godinneke mee de weeg-
schaaltjes.
,,Jaan," zee ik, wemmen van d'n mergen
al zooveul beleefd, zouwe me-n-aan d'n over-
kaant eerst nie 'n kommeke koffie of 'n
pilske gaan koopen?"
,,'k Zouw wel g£re willen", zuchtte d'n Jaan,
,,maaren toen stroopte-n-ie z'nen teniek
over z'nen bulk, graafde naar z'nen wekker
en zee, ,,maar 't is al vijf veur haalf tien
en me zijn gedagvSferd teugen 9% uur." ,,Dan
emmen nog twee uren tijd," veurspelde-n-ik,
,,waant zemmen me lest ok 'n paar uur
laten wochten toen 'k veur dieen haas moes
komen." Janus was nie gerust. Hij kwakte
z'n borreltje, staande, in z'nen nek, nam 'n
kiske veur de locht van z'nen asem, streek
in d'n spiegel van 't buufet z'nen snor om
hoog, vreef mee z'nen mouw over de lakken
klep van z'n pet, dee d'n haak van z'nen
kraag netjes dicht, zoo da z'nen rooien kop
op afklappen sting en toen vroeg ik 'n of ie
naar z'n meske moes.
Amico, d'n Jaan was zoo zenuwachtig, as
'n katje-mee-jong en liep al op straat toen
ik nog af sting te rekenen.
En net zouwen me de stoep opgaan van
gebouw, toen daar mee 'nen gier 'n auto om
d'n hoek kwam en teugen d'n trotwaarband
aanschuurde. 't Frummeske van 't perses!
Ze smeet 't durke dicht dat de weegschaal-
tjes van 't blinde godinneke, daarboven in
d'n gevel, beefden en net toen ze laangs me
wouw gaan of ik locht was, sting is veur d'r
voetjes, mee m'nen rug naa d'r toe. „Kek-
kek," zee ik zoo haartelijk meugelijk, „de
drie hoofdfiguren uit 't gruuntenwageldrama
op de stoep veur 't trimmenaal; 'n schoon
plotje veur de kraant."
,,Opzij, kever" vroeg ze.
„D'n dag is veuls te schoon om teugen
mekaar te keveren", raaide-n-ik ze aan,
,,maar douw maar 's op oew toeterke, juf-
frouw poep poepoep! misschient
spring ik dan wel van schrik tien meters be-
zijen!"
Maar mee da wicht was gin goei garen te
spinnen, amico. Ze keek me aan van m'n
sehoenen tot de klep van m'n pet Krulde
verachtelijk d'r bovenlipke naar d'r pertale
nuske, strak d'r kopke naar veuren en nfet
toen 'k zoo docht: om te zoenen, schoot ze
as 'n snoekske laanks me-n-'t gebouw in.
Janus dee net of ie er nie bijhoorde, die
was al naar boven gekraffeld. 'k Ben nog
effen naar de velo's wiesten krjken, die er ge-
lukkig nog stingen, eb m'n pepke uitgeklopt
en ben toen ok in 't hoi van 't Rechtsgodin
neke gekropen.
't Was er gezellig. Zemmen bij ons in da
gebouw schoone, hooge ramen, mee gekleurd
glas in 't zoogenomde trappenhuisen daar
viel 't heldere wintersche zonneke mee 'n
lawijd van licht deur naar binnen, da-d-et 'n
lieve lust was.
Avvekaten zweefden rond in d'r langge,
wije zwarte toga's, die halvelings loshangen,
dat 'r muljoenen gouwen stofkes op-daansten
in de gekleurde zonnestraaltjes da ge lachen
gong. Nie om die wapperende awekotjes
mee 't zwierige befke da-d-over d'r schou-
wers bungelde, maar om 't schoone van
t poeierige goud dat daar allemaal beefde-
n-in de zon.
t Was er lekker wdrm en 'k vuulde me-n-
as in 't veurjaar bekaanst zoo lekker.
In de getuigenkamer, waar 'k wochten
moes, zatten ok 'n paar berenmutsen, masje-
sees, die geregeld deur Ulvenhout fietsen en
veral mijn zoo goed kennen, omda ze weten
da'k de hazen nie uit kan staan in m'n laand
en ze geregeld via m'n dubbelloops en Trui
d'r braaipanneke, d'n hazenhemel infriemel.
Eene begos al te lachen toen ie me zag.
„Hemmen z'oew te pakken, Dr<5", vroeg ie?
,,'t Spet me veur jouw", zee ik, maar ge
veegt 'r van, berenmutske! Zemmen mijn van
de sokken gerejen mee m'nen gruuntelwagel"
en toen keek ik d'n gang op, waar 't auto-
frummeske sting te smoezen mee d'ren awe
kaat en toen keken ze mijn allebei heel lillek
aan en zee ik toen zoo hard meugelijk,
„nouw koom ik as getuige "om 't mijne daar
s effekes sjekuur van te vertellen! Waant
t is 'n schandaal zooas ze lijk idioten over
de wegels reezen. 'k Zal ze krijgen, die hooge
mutsen!" Toen gongen die twee uit m'n ge-
zichtsveld mee 'n houding, amico, of't rechts-
gebouw van huilie was.
„Was ze da soms?" vroeg de beren-
muts.
,ja, Sjerlok Hollemes", zee ik en ge kun
nie geleuven, an^co, hoe gezellig 't wier in
die kamer. D'r hung zuutjes aan 'n „Gouwen-
Koei"-stemming; alleen schonken ze'r ver-
staampt slecht in. Janus zee niks. Die draai-
de maar aan z'nen snor en stak nouw en dan
z'nen vinger tusschen z'nen kraag en z'nen
nek, waant hij stikte bekaanst en vreef
nouw en dan mee z'nen rooien zakdoek over
z'nen kop. En mee 'n schokske heurde-n-ik
m'nen naam afroepen, zoodat ie over d'n groo-
ten, lichten gang daverde en kos ik eindelijk
veur d'n draad komen. 'k Moes eerst verklaren
of ik ikke was en nog wa van die gekke din-
geskes; of 't frummeske gin fermilie was van
me; ,,gedaank nie", zee ik en toen m'nen eed
doen, da'k de waarheid en niks as de waarheid
zouw zeggen. Of ie me-n-al duuzend keer op
leugens had getrappeerd. „Geleuf maar grust
da'k er gin doekskes om zal windelen", gaf ik
d'n rechter de asseraansie, ,,'k staai recht in
m'n klompen!" „Je hoeft niet meer te ant-
woorden dan wat je gevraagd wordt zee ie.
.Akkoord van Putten," verassereerde-n-'k.
„Dus," gong ie weer deur, „toen u zich met
de groentekar daar-en-daar bevond, in de
richting van Ginneken, om zoo-en-zoo laat,
ter hoogte van zus-en-zoo, toen kwam daar in
den bocht 'n auto aanrijden," „aanvliegen
as 'nen gek", gooide-n-ik ertusschen, en
toen liet u uw wagen de wagen en bracht u
zelf achter 'n boom in veiligheid."
„Sjuust," zee ik. „En toen? Vertel u nu
maer eens precies, maer kort en zekelijk, hoe
de feiten zich hebben toegedragen," en toen
ging ie achterover zitten, poetste z'nen bril
schoon en keek me kiepig aan. ,,Ge kun et
allemaal persies lezen in 't perses van Janus,"
zee ik. „Die hee-g-et zoo schoon op pampier
gebrocht as 'k 't nie vertellen kan. Heet van
de naald, toen 't pas gebeurd was."
„Wie is Janus?" viel ie me in m'n rede.
„Wie Janus is?" vroeg ik mee verwonde-
rink, „Kennen guillie-hier onzen Jaan nie;
onzen veldwachter?
Ze lachten mee d'r ogskes.
,,Jij kent hem ,heel goed, he zee toen
't hoofd van de Rlup der witte befkes.
„Zijn jullie soms vrienden?" vroeg er in-
eens eene achter me. En toen 'k keek, was
't d'n awekaat van 't frummeske van d'auto.
Ik keek 'm 's goed aan, toen keek ik van
d'n veurzitter naar hum, van hum naar d'n
veurzitter en toen vroeg ik aan d'n Rechter:
,,Wie is die steekneus?"
„Houwes", viel toen d'n veurzitter uit, „je
bent hier niet onder je vrienden! Wil jij je
brutaliteiten wel eens veur je houden Meneer
is de aavocaet van verdachte en die mag je
vragen wat ie wil!"
Affijn, amico, zoo gong da-d-'n ketierke aan
een stuk deur en op 't lest vroeg ik of ik ok
's iets vragen mocht.
„Gae je gang," zee d'n baas.
„Guillie doe-d-ier op d'n oogenblik net," zee
ik, „of ik mee m'nen gruuntenwagel de auto
ondersteboven gesallemaanderd eb in plak da
irummes mijn!"
„Wie, welk, wat frummes?" viel d'n presi
dent weer uit.
„Da frummes!" riep ik en 'k wees ze deftig
aan, amico, „en ge mot ier de boel niet om-
keeren," zee ik, „waant't had mijn m'nen kop
kunnen kosten!" Toen rokte-n-'k op m'nen
dreef en was van plan nog 'nen heelen hoop
te beweren, maar ik moes naar m'n plak gaan
zeeen ze. Toen kwam Janus veur. Nouw,
amico, die sting net achter 't hekkentje of ie
nen kwak in z'n broek had hangen. Ik docht
zoo, as Ulvenhout 'm zoo zag staan, had ie
heelemaal nikske meer te zeggen bij ons.
Ok Janus moes verklaren dat ie Janus was
(hij is daar elke week, maar ze zullen 'm
daar wel nooit leeren kennen, denk ik!) en
ok Janus wier 't vuur aan z'n scheenen geleed
of hij achter't autostuur had gezeten.
D'n awekaat hiew toen 'nen preek of ie
er zelvers bij wak gewiest en naar hum wier
't beste gelusterd,. En as die heelemaal z'nen
gaank had meugen gaan had ie mijn vervolgd
omda 'k m'nen wagel veur d'auto had ge-
gooid, zooas ie zee.
Da-d-eb ik dan. ok efkes uit de weer g'aald,
amico! Keb 't woord gevraagd en gezeed:
„Dieen awekaat ee staan riddeneeren of ie
er zelvers bijgewiest hee. Mee 't gevolg dat
ie heel 't geval omkeert en wit zwart noemt.
Ik eb 'nen eed gedaan om de waarheid te zeg
gen ee? Nouw, dan verklaar ik, dat dieen
staat te liegen (en toen moes ik hoe langer
hoe harder gaan praten amico, want de veur
zitter mokte 'n lawwai da'k 'm bekaanst d'n
hamer uit z'n haanden had g'aald) en dieen
staat te liegen," riep ik, „da-d-et hartver-
scheurend is!"
Amico, 't had op 'n yrijspraak uitgeloopen
as 'k m'n eigen nie zoo geruurd had, maar
nouw is 'r 'n verder onderzoek gelast.
En da wefke keek me aan of ze me mee
d'r oogen wouw vergiftigen. Vlammekes van
nijd kronkelden op in die ogskes, maar ik zee:
,,Hoor 's ier, kindje, ik laat m'n eigen nie
ongestraft teugen d'fiferde smakken, horre! Da
motte dieen awekaat van oew maar doen.
Dan gaat ie z'n eigen meschient wel aangeven.
,,'t Is nu afgeloopen," riep d'n veurzitter
weer, „verlaet de zael; deurw66rder volgende
zaek!"
,,Kom maar mee Janus," zee ik, „de lui
worren ier zeemelappig, wij zijn ier te veul."
'n Schoone geschiedenis, amico! 't Wet-
boek is veur 't benzinetuig. Maar 'k zal 't
nie op m'nen kop laten doen, jonk.
Zekers, keb m'nen wagel dwars over d'n
weg gezet, anders was ik allaank gekiest en
begraven en betreurd en vergeten d'rbij, maar
om da-d-uit te leggen alsof ik...! Ze kunnen
me gestolen worren, za'k maar zeggen.
Ollee, tot de noste week.
Veul ^roeten van Trui en, as altij, gin horke
minder van oewen
toet a voe
DRA
ZONDAG 16 FEBRUARI 1929.
Ned. Herv. Kerk.
Ter Neuzen. 9% u. en 2 u., Ds. L. J. Cazemier.
Sluiskil. 9Y2 u. en 2 u., de heer L. Dek.
Hoek. 9 u. en 2 u., Ds. E. Raams.
Zaamslag. 9 y2 u. en 2 u., Ds. G. van Dis.
sas van Gent. 9% u., Ds. H. Akersloot van
Houten Roos.
Philippine. 2 u., Ds. H. Akersloot van Houten
Roos.
Gereformeerde Kerk.
Hoek. 9 y2 u. en 2 u., Ds. J. B. Vanhaelen.
Zaamslag. 9 y2 u. en 2 u., Ds. A. B. W. M. Kok.
Chr. Gereformeerde Kerk.
Saamslag. 9% u. en 2 u., Ds. Tolsma
Gereformeerde Gemeente.
Ter Neuzen. 9 u., 2 u. en 5% u., Ds. B. van
Neerbos.
Axel. 9 u. en 2 u., leesdienst.
Oud-Gereformeerde Gemeente.
Ter Neuzen. 9 u., 2 u. en 5 y2 u., leesdienst.
Lokaal „Eben-Haezer".
Kerkhoflaan, Ter Neuzen.
N'am. 5% u., Evangelisatie.
R.K. Kerkdiensten te Ter Neuzen.
Zondag zijn de H.H. Diensten om 7, en
10 uur. 's Namiddags om 2*4 uur Lof.
Op een van de politiebureaux te Rotter
dam verschenen twee jongens, een loopjon-
gen van 16 jaar en een slagersknecht van 14
jaar. Deze had een blauw oog. Zij zeiden,
dat zjj de geschiedenis nu maar eens uitge-
maakt wilden zien en daarom het oordeel van
den dienstdoenden inspecteur kwamen inroe-
pen. Uit him eenigszins verwarde verhalen
bieek het volgende, vertelt de N. R. Crt.
De slagersknecht had bij een geopende
straatdeur staan praten met een dienst-
meisje.
Je moet niet kletsen onder je werk,
heeft de inspecteur corrigeerend ge'interrum-
peerd
't Is welles, had daarop de slager in den
dop geantiwoord, want de mevrouw van
die dienstbode was slecht van betalen en de
baas had gezegd, dat hij nu wel eens centen
wilde zien.
Daarom had hij druk staan argumenteeren.
Tfldens dit onderhoud was een tol van een
kleinen jongen tegen de ruit van de woning
van de mevrouw van het dienstmeisje ge-
vlogen. Om bij haar een goede beurt te
maken, en haar milder te stemmen, was de
jeugdige slager den kiwajongen nagerend en
had hem als straf voor het roekelooze tollen
een draai om de ooren gegeven.
Juist op dat oogenblik was de loopjongen
om den hoek van de straat gekomen en deze
had in een opwelling van ridderlijkheid par-
trj gekozen voor den kleinen jongen en den
slagersknecht pardoes een blauw oog ge-
stompt. En nu waren beiden naar het bureau
gegaan om te vragen, of dat nu mocht of
niet.
Het antwoord was niet zoo heel eenvoudig
te geven, want al is het waar, dat men geen
eigen rechtertje mag spelen, het geven van
een oorvijg aan straatschendende jeugd kan
dikwijls beter helpen dan een vermanend
woord van een agent, die in den regel toch
niet bij straatschenderijen tegenwoordig is,
en een krachtiger optreden van het publiek
tegen het euvel van straatschenderij en van-
dalisme, zou mogelijk de taak van de politie
kunnen verlichten. Maarofficieel mag
het nu> eenmaal niet.
De inspecteur had evenwel ervaring in het
weghelpen van het publiek, dat dikwijls met
de onmogelijkste vragen kan komen. Hij zet-
te een heel geleerd gezicht en sprak over de
verdediging van andermans ljjf, goed en eer-
baarheid, tegen oogenblikkelijke, wederrech-
teljjk aanranding, art. zooveel, sub dit en
dat, zooveelste alinea, letter x.
De jongens snapten er niets van, hetgeen
zij niet wilden bekennen, zeiden dankbaar „o
zoo" en verdwenen.
EEN NETTE NEEF.
Een raar verhaal en wat er
waar van was.
Een melkboer uit Spangen had, naar de N.
R. Crt. meldt, geruimen t(jd een neef in huis,
die hem in zijn bedrijf hielp. Sedert enkele
weken miste de melkboer geregeld geld. Tel-
kens bleken bedragen van f 30 tot 40 te zijn
gestolen. De dief liet evenwel stelselmatig
grootere bedragen liggen. De melkboer ver-
moedde, dat de dief onder het eigen personeel
te zoeken moest zijn en legd$ een hinderlaag.
De opzet gelukte, de dief liep in de val en het
bleek, dat de inwonende neef de dader was
Gevraagd naar zijn motieven, kwam hij met
het volgende verhaal voor den dag:
Korten tijd voordat de eerste diefstal was
gepleegd, was de neef gekomen langs het huis
van een anderen melkboer in Spangen. De
vrouw van dezen concurrent stond aan de
deur en zij riep hem binnen omdat zij hem
iets had te vertellen. Nauwelijks was de neef
in de huiskamer, of de melkboer kwam bin-
nenstormen en hij verweet den neef van zijn
concurrent dat htj hem met zijn vrouw be-
droog. Al het geargumenteer van den neef en
het gelamenteer van de vrouw, die zwoer on-
schuldig te zijn, mocht niet baten en de ver-
bolgen melkboer eischte van den neef dat hij
hem geregeld per week een vast bedrag zou
geven ter vergoeding van de hem aangedane
beleediging.
Om aan verdere narigheid te ontkomen had
de neef de eerste week betaald, maar de an
der bleef aandringen op voortzetting van de
betalingen, maakte zich op grove wijze aan
chantage schuldig, mishandelde den neef zelfs
een keer, toen hij hem op straat tegen kwam,
kortom het leven werd den neef zoo zuur ge-
maakt dat hij besloot te betalen. Geld had hij
evenwel niet en toen was hij maar begonnen
het geld uit de lade van zijn oom te nemen,
teneinde aan de verlangens van den concur
rent van den oom te kunnen voldoen. Eenmaal
op het slechte pad kon hij de verleiding ver
der niet weerstaan en zoo had hij stelselma
tig diefstallen gepleegd.
De oom was zeer geroerd door de bekente-
nis van den neef en op hooge beenen stapte
hij met den neef naar de woning van den con
current, om deze zaak eens even uit de we-
reld te helpen. De concurrent ontving beide
mannen zeer verbaasd. Hij ontkende niet al
leen zich aan chantage te hebben schuldig ge-
maakt, maar beweerde ook, dat de neef nog
nftimer in de woning was geweest. Ook de
vrouw van den concurrent zei den man nog
nimmer te hebben gezien. Men besloot de po
litie in de zaak te mengen en deze voor de
taak te stellen, de puzzle op te lossen. Men
hoorde den neef, den oom, den concurrent en
diens vrouw, maar ieder hield hardnekkig de
eigen lezing van het geval vol.
Na een verhoor van enkele uren viel einde-
1;jk de neef door de mand. Hij bekende, de
diefstallen te hebben gepleegd en het verhaal
van de chantage te hebben verzonnen. Den
concurrent van zijn oom kende hij maar opper-
vlakkig, diens vrouw had hij nooit te voren
gezien. Dank zij zijn bezoek aan de woning, in
het gezelschap van den oom, had hij tevoren
bij het verhoor evenwel enkele bijzonderheden
over de inrichting van deze woning kunnen
geven, waardoor hij de politie aanvankelrjk
nog op een dwaalspoor had kunnen brengen.
Het gestolen geld had hij op zijn spaar-
bankboekje gezet. Hij verklaarde zich bereid,
het aan den oom terug te geven. Deze heeft
inmiddels zijn neef vergeven. Ook de concur
rent en diens vrouw toonden zich vergevings-
gezind, hoewel de neef met zijn praatjes haar
„de kroon van het hoofd" had gestooten. De
neef heeft beterschap beloofd en zal voorloo-
pig niet worden vervolgd.
ONDER KOLEN BEDOLVEN EN GESTIKT.
Woensdagavond is een werkman van de
Centrale-Noord van de Gemeentelijke Electri-
citeitswerken te Amsterdam onder een berg
kolen geraakt. Toen men den man te voor-
schijn had gehaald, bleek hij reeds gestikt te
zijn. Zijn lijk is naar het Binnen Gasthuis over-
gebracht.
KOSTBAAR JUWEEL VERLOREN.
De Brusselsche correspondent der N. R. C.
meldt:
De avondbladen publiceeren het bericht, dat
prinses Astrid op het jongste hofbal een ju-
weel van groote waarde heeft verloren. Het
is volgens de foto die het bericht vergezeld,
een hanger in den vorm van een kruis, waar-
van de armen worden gevormd door vierkant
geslepen smaragden, omringd door kleine bril-
janten. In het midden bevindt zich een groote
smaragd, waar omheen nog tachtig kleine
geljjksoortige briljanten zijn geplaatst. Het
geheel is gemonteerd in ouden styl. Tot dus-
ver is men er niet in geslaagd het verloren
juweel terug te vinden.
HOOGSPANNINGSINSTALLATIE
ONTPLOFT.
Door tot dusver nog onbekend gebleven
oorzaak is op de Marktplatz te Bad Homburg,
een hevige ontploffing ontstaan in een sterk-
stroom-installatie. Onder geweldig geraas,
waarbij een meter hooge steekvlam omhoog-
sloeg, werden de beide deksels van den kabel-
put weggeslingerd. Er werden vjjf personen
gewond, o.w. twee vrouwen. Tegelijkertyd
werd door kortsluiting een gedeelte van de
stad in donker gezet.
KINDERROOF.
Terwijl de moeder in het raadhuis te Neu-
Kolln haar werkloozen-onderstand afhaalde,
heeft men haar kindje dat zjj in een wagentje
voor het gebouw had neergezet m6t den kin-
derwagen gestolen.
GEWELDIGE DORPSBRAND TE
OEFINGEN IN BADEN.
Woensdagavond is in het dorp Oefingen in
Baden aan de Wurtenbergsche grens, ten
Noordoosten van Donaueschingen, een gewel-
dige brand uitgebroken. Door den sterken
wind breidde het vuur zich snel uit en de
brandweeren uit den omtrek stonden, mede
door gebrek aan water, bijna machteloos. Niet
minder dan twintig boerderijen en twee woon-
huizen zijn een prooi der vlammen geworden.
Eerst Donderdagmorgen was de brand zoo
goed als gebluscht.
Men vermoedt sterk, dat het vuur kwaad-
willig is aangestoken. Veel meubels, voeder
en graanvoorraden zijn verloren gegaan. Het
groote vee is zoo goed als geheel gered. Daar-
entegen is veel klein vee, als varkens en gei-
ten, verbrand. De schade wordt op ongeveer
300,000 mark geschat. Ook het ziekenhuis
„Zur Sonne" hetwelk, evenals de meeste ver-
brande huizen, in het Westelijk deel van het
dorp ligt, is eveneens door het vuur aangetast.
Het dorp Oefingen telt 900 zielen.
DE WEDUWE VAN EEN MAN DIE BIJ
WATERLOO GEVOCHTEN HEEFT.
In een rede te Hackney heeft Arthur Green
wood, de minister voor vAUSgezondheid,
man die
bij v. t^.ikc I0, e&vochten dit jaar pen-
sioen z&<3^*v®l5 T3y navraag by den minis
ter, bleek dat de man een jongen van achttien
jaar was, toen hij op het slagveld van Water
loo meestreed. In zijn latere leven trouwde
hij met een jong meisje. Hij is vele jaren ge-
leden gestorven en zijn weduwe zal nu in Juli
recht op weduwe-pensioen krijgen.
Het is niet duidelijk, zoo merkt een En-
gelsch blad op, waarom deze vrouw die toch
al een eind in de tachtig moet zijn, al met.
eerder het pensioen heeft getrokken, dat voor
alle weduwen op haar 70ste jaar ingaat.
EEN VERGIFTIGIN GSZAAK.
Te Beziers is een medicus dr. Laget, in
hechtenis genomen onder beschuldiging ge-
poogd te hebben zijn zuster door vergiftiging
met arsenicum om het leven te brengen. Het
onderzoek van de zieke door deskundigen is
zeer bezwarend voor den verdachte. Dr. Laget
was zijn zuster een aanzienlijke soms gelds
schuldig.
Terwijl het onderzoek in deze vergiftigings-
zaak wordt voortgezet, is Beziers in rep en
roer gebracht door de aanklacht, die mevrouw
Alexandre tegen dr. Laget heeft ingediend.
Laget toch is tweemaal getrouwd geweest,
telkens met een dochter van mevrouw Alexan
dre. Beide vrouwen zijn gestorven, de eerste
na tien jaar, de tweede na vijf jaar met Laget
te zyn getrouwd geweest. Mevrouw Alexan
dre beschuldigt nu haar schoonzoon dat hy
haar beide dochters heeft vergiftigt. Laget
is ridder in het legioen van eer. Hy heeft den
oorlog meegemaakt en stond bekend als een
medicus, die met de militairen, welke hy be-
handelde, heel ruw omsprong.
EDISON.
De beroemde uitvinder is Dinsdag 83 jaar
geworden. Zooals ook andere vooraanstaande
Amerikanen van rijperen leeftijd dit bij zulke
gelegenheden plegen te doen, heeft hij eenige
woorden van levenswijsheid tot zyn omgeving
gesproken.
„Het grootste, wat de Amerikanen kun
nen doen" zeide Edison ,,is meer be-
langstelling te wyden aan de ingenieurs dan
aan de politdci
De oude heer vierde zijn verjaardag te Fort
Myers in Florida. Edison vertelde nog, dat
hij zich den laatsten tijd niet zoo wel gevoelt,
maar dat hij voorloopig nog niet op zich zelf
gaat experimenteeren.
In het stadspark van Fort Myers Is een
plaat ter eere van Edison onthuld. De jarige
woonde de plechtigheid by.
De bewoners van het Servische dorp Zude
bij Belgrado kunnen er trotsch op zijn in de
annalen der rechtspleging een record te heb
ben geboekt. Daar alle mannelyke inwoners