Feuilletoa-vertellingen. PREDIKBJBU T N. OSffgffaOE BE Rica TEH. BRABANTSCHE BRIEVEN. EEN SALOMO'S OORDEEL GEVRAAGD. EEN HEEL DORP VOOR DEN RECHTER. KOOiaJ nu er zooveel gegadigden klaar staan, de Isoerderij van hem over te nemen en hij voesaf weet. dat het hem moeilijk, zoo niet «Bna#3>gelijk zal zijn om een ander bedrijf te -wokri'igen gemakkelijk er toe overgaat om .zidb aeer te leggen bij de door den verpach ter opgestelde voorwaarden en gevraagde jwelirsom. erkennen, dat de zittende pachter een oreel recht heeft op pachtverlenging, wan- hij behoorlijk aan zijn verplichtingen hctit voldaan, maar het is ook onze over- wwgpng dat in de goede verhoudingen het rele recht toepassing vindt. Ware dit het geval, dan zouden er elk jaar veel r boerderijen vrij komen. *Voot het vastleggen van een recht op coaofimiatie op de wijze zooals dit in het -wetsontwerp geschiedt, gevoelen wij weinig, modal dit in de goede verhoudingen geen -rm heeft en daar slechts kan schaden, terwijl m de slechte verhoudingen een regeling, waarbij de pachtprijs en de pachtvoorwaar- den niet worden vastgelegd, geen effect zal sorteeren. Wanneer de pachtsom in de eer ste periode reeds te hoog was, zal de pachter de voorqestelde continuatieregeling weinig baSt vinden. Her betreffende art. 1636 zal immers alleen toepassing vinden in gevallen, waarin andere redenen dan te hooge pachtsom oor- zaafc zijn van de opzegaing. De vraag rijst, wat ae rechter zal moeten doers, wanneer de verpachter een redelijke pachtverhooging heeft gevraagd en verpach ter en pachter het daarover niet eens kunnen worden? Zal de rechter dan verlenging ssoelen geven. tegen de geldende of tegen de gevraagde pachtsom? Of slaat hier op een mogelijke toepassing van het bepaalde in art. 1636 B.W. „of indien blijkt, dat eenige andere omstandigheid, welke tengevolge heeft. dat van den verpachter redelijkerwijze ban worden gevergd de pacht te doen eoortduren?" Dit zou dus hierop neer- Stomen, dat pachtcommissie en rechter toch rtai moeten oordeelen over de redelijkheid van de pachtsom, want een andere onrede- Iqfeheid is niet aanwezig. Wanneer bedoelde alinea aldus zou wor den geinterpreteerd, dan geven wij er de woorkeur aan, dat in de wet zou worden op- genomen een artikel, dat de strekking heeft, maatregelen te nemen tegen onredelijke pachtopzegging en onredelijke pachtopdrij- ving en waarbij de mogelijkheid werd ge- opend om in die gevallen pachtprijs en pachtvoorwaarden te doen vaststellen. "Van verschillende zijden is in den laat- sten tij.d naar voren gebracht, dat in de wet in plaats van een continuatierecht zou wor den opgenomen een recht op schadevergoe- ding, dat toepassing zou vinden in gevallen van onredelijke pachtopzegging. Als bedrag dezer vergoeding wordt aanbevolen een bedrag overeenkomende met een half- of heeljaarlijksche pachtsom. Door een dergelijke vergoeding zou aan den vertrekkenden pachter een tegemoet- koming worden gegeven, doch dit schade- verqoedingsrecht zal heel weinig bijdragen tot verbetering in de pachtverhoudingen en het doel, dat men met een continuatierecht wd bereiken, n.l. om den zittenden pachter te steunen, wordt geheel voorbijgestreefd. Trouwens een vergoeding van een heeljaar lijksche pachtsom beteekent in wezen een restitutie van 20 resp. 14 van de jaar- lqksche pachtsom bij een 5- resp. 7jarige pacht, hetgeen in gevallen, waarin de pacht som 50 en meer te hoog is, al bizonder weinig is. En zoo spoedig het bedrag reke- minq houclt met de betaalde pachtsom, zou het neerkomen op een bepalinq van een normale pacht na afloop van den pacht- termijn. Maar het grootste bezwaar is wel, dat de pachter met een vergoeding op straat wordt gezet, terwijl de verpachter kan blij- ven doorgaari aan den hoogsbbiedende te verpachten en zich door een hooge pacht som schadeloos kan stellen. De mogelijkheid van onredelijke pacht- opdnjving blij'ft dus bestaan, met alle gevol- gen daarvan. Wij herhalen, dat het kwaad in het pacht- wezen alleen kan worden bestreden door maatregelen te nemen tegen onredelijke pachtopdrijving en pachtopzegging. "b. Vergoeding poor aangebrachte verbeteringen. De regeling van het ontwerp, hierop aeerkomende, dat de wet het beginsel er- kent, dat de pachter bij het einde van de pachtovereenkomst tegenover den verpach ter een recht heeft op een billijke vergoeding van door hem aangebrachte verbeteringen, texLzij de verpachter zich duidelijk tegen voorgenomen verbeteringen heeft verzet, biedt weinig perspectieven. •Het moreele recht, dat de pachter ook heeft, vindt in de goede verhoudingen oc*k toepassing. Ware dit niet het geval, dan zou de pachter zeer weinig tot het aan- brengen van verbeteringen overgaan. De practijk leert echter anders. Immers indien her overleg tusschen verpachter en pachter zoo weinig plaats vond en inderdaad zoo weinig verbeteringen zouden plaats vinden, dan zouden de pachtboerderijen in vele op- zichten zeer ten achter moeten staan bii de eigen bedrijven, wat in het algemeen niet bet geval is. Waarom dan aan den pachter dit wette m recht gegeven wordt, terwijl daarvan in de ongunstige verhoudingen en in die waar de verpachter zich tegen verbeteringen ver- 7f> practisch geen gebruik kan worden ge- maakt, is ons niet duidelijk. Er worden immers door een dergelijk artikel verwach- Ungen opgewekt, ,die alleen bevredigd kun- men worden door steeds verder in de ver houdingen in te grijpen. Het is echter in onze rechtsverhoudingen nimmer toelaatbaar, dat de pachter vrijelijk die verbeteringen za mogen aanbrengen, die hij wenschelijk oor- .deelt en achteraf daarvoor den verpachter if an aanspreken. Hij zou dan practisch over ,de beurs van den verpachter kunnen be- schikken. Het aanbrengen van verbeteringen .eischt overleg tusschen pachter en verpach ter en het kan niet anders of de beslissing moet blijven berusten bij den laatste. In de wijze waarop een en ander in de wet geregeld is zien wij geen enkel voordee en er zal in de practijk weinig van terecht komen. Alleen zullen in de pachtcontracten alle verbeteringen met name genoemd wor den. Ulvenhout, 11 Februari 1930. Menier, Ge wit-, keb 't oew enkelde maanden gelejen geschreven g'ad, da'k nog 'n dingeske-n-in 't vet had veur d'n Rechter over die botsing mee die autemebiel die deur da wefke wier gestuurd. Janus, onze veld- wachter, had 't perses dpgemokt, witte nog wel en zoo fietsten me deus week samen naar 't trimmenaal, om veur de witte befkes ons vin- gers op te steken. Waant amico, ik kwam nouiw nie as beklaagde veur zooas 'n paar jaar gelejen veur 't schieten van dieen haas; deuzen keer kwam ik as getuige en moes ik dus 'nen eed doen. As beklaagde hoeft da niet, witte wel, dan magde liegen as 'nen diepelmaat. En da's erg makkelijk. Gewoon- ltjk worde daar dan nog 'n haandje in g'olle- pen deur oewen awekaat en dan mot g'al zoo stom zijn as 'nen heiboender as ge'r nie heelemaal of veur 't grotste deel oew eigen uitpeutert. En daarom amico effen tusschen twee hoksikes, as ge somwijlen opgeschept zit mee 'n zeuntje da-d-oew geregeld veurliegt, mokt 'r dan 'n awekotje van of 'nen haan- delsreiziger! Dan verdient ie later heel veul centen, waant d'r wor niks zoo dik betaald as leuges. As 't maar z66 ingewikkeld is, da wil zeggen: gewikkeld in z66veel zrjen doeks- kes, da-g-'t vieze, vuile leugentje nie meer zien of ruuken kimt. En da kennen die gas- ten, amico. JZeg asteblieft nooit da-d-et stinkt lot nooit merken da-g-'t al geroken h£t zelfs, waant dan bende maar 'nen stommen onbe- houwen boer. Noemt de dingskes nooit bij d'ren naam; windelt er liever maar veul doekskes omhenen. Maa affijn, 'k zal nie op da gevalletje veur- uit loopen en oew alles haarfijn aan oew neus hangen. „Witte nouw persies wa ge zeggen mot, Drd?" vroeg Janus onderweuge. „Dochte soms da'k nie wiest wa'k mee m'n eigen oogen gezien eb, Janus?" zee ik. „Jawel, jaw£ljaw§l," kuchte d'n Jaan ge- wichtig, „maar 't leet 'r veul asm ho6 of da-ge-'t„Pas op!" riep ik, waant 't schilde gin horke of Janus zat mee z'nen velo onder 'n auto mee da me-n-et van Cooth- plein opdraaiden De sjaffeur schold 'm uit veur „kaffer" en ,,dooien diender" en trok er z'n eigen verder nikske van aan, dat-ie op 'n horke na, heel de Ulvenhoutsche pliesie- macht verpoeierd had. ,,Hedde goed gezien hoe 't in z'n werk is gegaan, Janus?" vroeg ik 'm na z'n deralje- ment. „Denkte soms da'k blind ben?" informeerde d'n Jaan toen, ,,'k zat 'r bekaanst heelegaar onder!" ,,Jawel, jaw^ljaw^l," dee ik heel veurnaam, ,,maar't leet er veul aan hoe of da-ge-'t veur- stelt, ee?" „Lop naar de..." Affijn, waar naar toe, dat doet er niks aan af; 't was olleen nog al knapkes wijd weg. En steuvig trapten me verder de stad in tot 't hoekske bij de Hout- mart, waar 'nen diender ons verkeer regelt, mee 't gevolg da-d-ik rechtdeur en Janus rechtsaf gong en me-n-op de Groote Markt mekaar weer trugzagen. „Hij wees duidelijk naar rechts", zee Janus „Kan wel", zee ik, „maar hij wees mijn d'n winkel van Vroom en Dreesman in, maar 'k mot op 't trimme naal zijn en hoef gin knutje sjet veur Trui mee te brengen, dus ree ik maar recht deur!" Maar me zijn toch springlevend op 't trim menaal terechte gekomen en emmen benejen in 't gebouiw van de Rechtbank ons fietsen neergezet mee 'n gfefef slot erop, omdat 'r nog al 's zo'n fietske gegapt wordt uit d'n tempel van 't blinde godinneke mee de weeg- schaaltjes. ,,Jaan," zee ik, wemmen van d'n mergen al zooveul beleefd, zouwe me-n-aan d'n over- kaant eerst nie 'n kommeke koffie of 'n pilske gaan koopen?" ,,'k Zouw wel g£re willen", zuchtte d'n Jaan, ,,maaren toen stroopte-n-ie z'nen teniek over z'nen bulk, graafde naar z'nen wekker en zee, ,,maar 't is al vijf veur haalf tien en me zijn gedagvSferd teugen 9% uur." ,,Dan emmen nog twee uren tijd," veurspelde-n-ik, ,,waant zemmen me lest ok 'n paar uur laten wochten toen 'k veur dieen haas moes komen." Janus was nie gerust. Hij kwakte z'n borreltje, staande, in z'nen nek, nam 'n kiske veur de locht van z'nen asem, streek in d'n spiegel van 't buufet z'nen snor om hoog, vreef mee z'nen mouw over de lakken klep van z'n pet, dee d'n haak van z'nen kraag netjes dicht, zoo da z'nen rooien kop op afklappen sting en toen vroeg ik 'n of ie naar z'n meske moes. Amico, d'n Jaan was zoo zenuwachtig, as 'n katje-mee-jong en liep al op straat toen ik nog af sting te rekenen. En net zouwen me de stoep opgaan van gebouw, toen daar mee 'nen gier 'n auto om d'n hoek kwam en teugen d'n trotwaarband aanschuurde. 't Frummeske van 't perses! Ze smeet 't durke dicht dat de weegschaal- tjes van 't blinde godinneke, daarboven in d'n gevel, beefden en net toen ze laangs me wouw gaan of ik locht was, sting is veur d'r voetjes, mee m'nen rug naa d'r toe. „Kek- kek," zee ik zoo haartelijk meugelijk, „de drie hoofdfiguren uit 't gruuntenwageldrama op de stoep veur 't trimmenaal; 'n schoon plotje veur de kraant." ,,Opzij, kever" vroeg ze. „D'n dag is veuls te schoon om teugen mekaar te keveren", raaide-n-ik ze aan, ,,maar douw maar 's op oew toeterke, juf- frouw poep poepoep! misschient spring ik dan wel van schrik tien meters be- zijen!" Maar mee da wicht was gin goei garen te spinnen, amico. Ze keek me aan van m'n sehoenen tot de klep van m'n pet Krulde verachtelijk d'r bovenlipke naar d'r pertale nuske, strak d'r kopke naar veuren en nfet toen 'k zoo docht: om te zoenen, schoot ze as 'n snoekske laanks me-n-'t gebouw in. Janus dee net of ie er nie bijhoorde, die was al naar boven gekraffeld. 'k Ben nog effen naar de velo's wiesten krjken, die er ge- lukkig nog stingen, eb m'n pepke uitgeklopt en ben toen ok in 't hoi van 't Rechtsgodin neke gekropen. 't Was er gezellig. Zemmen bij ons in da gebouw schoone, hooge ramen, mee gekleurd glas in 't zoogenomde trappenhuisen daar viel 't heldere wintersche zonneke mee 'n lawijd van licht deur naar binnen, da-d-et 'n lieve lust was. Avvekaten zweefden rond in d'r langge, wije zwarte toga's, die halvelings loshangen, dat 'r muljoenen gouwen stofkes op-daansten in de gekleurde zonnestraaltjes da ge lachen gong. Nie om die wapperende awekotjes mee 't zwierige befke da-d-over d'r schou- wers bungelde, maar om 't schoone van t poeierige goud dat daar allemaal beefde- n-in de zon. t Was er lekker wdrm en 'k vuulde me-n- as in 't veurjaar bekaanst zoo lekker. In de getuigenkamer, waar 'k wochten moes, zatten ok 'n paar berenmutsen, masje- sees, die geregeld deur Ulvenhout fietsen en veral mijn zoo goed kennen, omda ze weten da'k de hazen nie uit kan staan in m'n laand en ze geregeld via m'n dubbelloops en Trui d'r braaipanneke, d'n hazenhemel infriemel. Eene begos al te lachen toen ie me zag. „Hemmen z'oew te pakken, Dr<5", vroeg ie? ,,'t Spet me veur jouw", zee ik, maar ge veegt 'r van, berenmutske! Zemmen mijn van de sokken gerejen mee m'nen gruuntelwagel" en toen keek ik d'n gang op, waar 't auto- frummeske sting te smoezen mee d'ren awe kaat en toen keken ze mijn allebei heel lillek aan en zee ik toen zoo hard meugelijk, „nouw koom ik as getuige "om 't mijne daar s effekes sjekuur van te vertellen! Waant t is 'n schandaal zooas ze lijk idioten over de wegels reezen. 'k Zal ze krijgen, die hooge mutsen!" Toen gongen die twee uit m'n ge- zichtsveld mee 'n houding, amico, of't rechts- gebouw van huilie was. „Was ze da soms?" vroeg de beren- muts. ,ja, Sjerlok Hollemes", zee ik en ge kun nie geleuven, an^co, hoe gezellig 't wier in die kamer. D'r hung zuutjes aan 'n „Gouwen- Koei"-stemming; alleen schonken ze'r ver- staampt slecht in. Janus zee niks. Die draai- de maar aan z'nen snor en stak nouw en dan z'nen vinger tusschen z'nen kraag en z'nen nek, waant hij stikte bekaanst en vreef nouw en dan mee z'nen rooien zakdoek over z'nen kop. En mee 'n schokske heurde-n-ik m'nen naam afroepen, zoodat ie over d'n groo- ten, lichten gang daverde en kos ik eindelijk veur d'n draad komen. 'k Moes eerst verklaren of ik ikke was en nog wa van die gekke din- geskes; of 't frummeske gin fermilie was van me; ,,gedaank nie", zee ik en toen m'nen eed doen, da'k de waarheid en niks as de waarheid zouw zeggen. Of ie me-n-al duuzend keer op leugens had getrappeerd. „Geleuf maar grust da'k er gin doekskes om zal windelen", gaf ik d'n rechter de asseraansie, ,,'k staai recht in m'n klompen!" „Je hoeft niet meer te ant- woorden dan wat je gevraagd wordt zee ie. .Akkoord van Putten," verassereerde-n-'k. „Dus," gong ie weer deur, „toen u zich met de groentekar daar-en-daar bevond, in de richting van Ginneken, om zoo-en-zoo laat, ter hoogte van zus-en-zoo, toen kwam daar in den bocht 'n auto aanrijden," „aanvliegen as 'nen gek", gooide-n-ik ertusschen, en toen liet u uw wagen de wagen en bracht u zelf achter 'n boom in veiligheid." „Sjuust," zee ik. „En toen? Vertel u nu maer eens precies, maer kort en zekelijk, hoe de feiten zich hebben toegedragen," en toen ging ie achterover zitten, poetste z'nen bril schoon en keek me kiepig aan. ,,Ge kun et allemaal persies lezen in 't perses van Janus," zee ik. „Die hee-g-et zoo schoon op pampier gebrocht as 'k 't nie vertellen kan. Heet van de naald, toen 't pas gebeurd was." „Wie is Janus?" viel ie me in m'n rede. „Wie Janus is?" vroeg ik mee verwonde- rink, „Kennen guillie-hier onzen Jaan nie; onzen veldwachter? Ze lachten mee d'r ogskes. ,,Jij kent hem ,heel goed, he zee toen 't hoofd van de Rlup der witte befkes. „Zijn jullie soms vrienden?" vroeg er in- eens eene achter me. En toen 'k keek, was 't d'n awekaat van 't frummeske van d'auto. Ik keek 'm 's goed aan, toen keek ik van d'n veurzitter naar hum, van hum naar d'n veurzitter en toen vroeg ik aan d'n Rechter: ,,Wie is die steekneus?" „Houwes", viel toen d'n veurzitter uit, „je bent hier niet onder je vrienden! Wil jij je brutaliteiten wel eens veur je houden Meneer is de aavocaet van verdachte en die mag je vragen wat ie wil!" Affijn, amico, zoo gong da-d-'n ketierke aan een stuk deur en op 't lest vroeg ik of ik ok 's iets vragen mocht. „Gae je gang," zee d'n baas. „Guillie doe-d-ier op d'n oogenblik net," zee ik, „of ik mee m'nen gruuntenwagel de auto ondersteboven gesallemaanderd eb in plak da irummes mijn!" „Wie, welk, wat frummes?" viel d'n presi dent weer uit. „Da frummes!" riep ik en 'k wees ze deftig aan, amico, „en ge mot ier de boel niet om- keeren," zee ik, „waant't had mijn m'nen kop kunnen kosten!" Toen rokte-n-'k op m'nen dreef en was van plan nog 'nen heelen hoop te beweren, maar ik moes naar m'n plak gaan zeeen ze. Toen kwam Janus veur. Nouw, amico, die sting net achter 't hekkentje of ie nen kwak in z'n broek had hangen. Ik docht zoo, as Ulvenhout 'm zoo zag staan, had ie heelemaal nikske meer te zeggen bij ons. Ok Janus moes verklaren dat ie Janus was (hij is daar elke week, maar ze zullen 'm daar wel nooit leeren kennen, denk ik!) en ok Janus wier 't vuur aan z'n scheenen geleed of hij achter't autostuur had gezeten. D'n awekaat hiew toen 'nen preek of ie er zelvers bij wak gewiest en naar hum wier 't beste gelusterd,. En as die heelemaal z'nen gaank had meugen gaan had ie mijn vervolgd omda 'k m'nen wagel veur d'auto had ge- gooid, zooas ie zee. Da-d-eb ik dan. ok efkes uit de weer g'aald, amico! Keb 't woord gevraagd en gezeed: „Dieen awekaat ee staan riddeneeren of ie er zelvers bijgewiest hee. Mee 't gevolg dat ie heel 't geval omkeert en wit zwart noemt. Ik eb 'nen eed gedaan om de waarheid te zeg gen ee? Nouw, dan verklaar ik, dat dieen staat te liegen (en toen moes ik hoe langer hoe harder gaan praten amico, want de veur zitter mokte 'n lawwai da'k 'm bekaanst d'n hamer uit z'n haanden had g'aald) en dieen staat te liegen," riep ik, „da-d-et hartver- scheurend is!" Amico, 't had op 'n yrijspraak uitgeloopen as 'k m'n eigen nie zoo geruurd had, maar nouw is 'r 'n verder onderzoek gelast. En da wefke keek me aan of ze me mee d'r oogen wouw vergiftigen. Vlammekes van nijd kronkelden op in die ogskes, maar ik zee: ,,Hoor 's ier, kindje, ik laat m'n eigen nie ongestraft teugen d'fiferde smakken, horre! Da motte dieen awekaat van oew maar doen. Dan gaat ie z'n eigen meschient wel aangeven. ,,'t Is nu afgeloopen," riep d'n veurzitter weer, „verlaet de zael; deurw66rder volgende zaek!" ,,Kom maar mee Janus," zee ik, „de lui worren ier zeemelappig, wij zijn ier te veul." 'n Schoone geschiedenis, amico! 't Wet- boek is veur 't benzinetuig. Maar 'k zal 't nie op m'nen kop laten doen, jonk. Zekers, keb m'nen wagel dwars over d'n weg gezet, anders was ik allaank gekiest en begraven en betreurd en vergeten d'rbij, maar om da-d-uit te leggen alsof ik...! Ze kunnen me gestolen worren, za'k maar zeggen. Ollee, tot de noste week. Veul ^roeten van Trui en, as altij, gin horke minder van oewen toet a voe DRA ZONDAG 16 FEBRUARI 1929. Ned. Herv. Kerk. Ter Neuzen. 9% u. en 2 u., Ds. L. J. Cazemier. Sluiskil. 9Y2 u. en 2 u., de heer L. Dek. Hoek. 9 u. en 2 u., Ds. E. Raams. Zaamslag. 9 y2 u. en 2 u., Ds. G. van Dis. sas van Gent. 9% u., Ds. H. Akersloot van Houten Roos. Philippine. 2 u., Ds. H. Akersloot van Houten Roos. Gereformeerde Kerk. Hoek. 9 y2 u. en 2 u., Ds. J. B. Vanhaelen. Zaamslag. 9 y2 u. en 2 u., Ds. A. B. W. M. Kok. Chr. Gereformeerde Kerk. Saamslag. 9% u. en 2 u., Ds. Tolsma Gereformeerde Gemeente. Ter Neuzen. 9 u., 2 u. en 5% u., Ds. B. van Neerbos. Axel. 9 u. en 2 u., leesdienst. Oud-Gereformeerde Gemeente. Ter Neuzen. 9 u., 2 u. en 5 y2 u., leesdienst. Lokaal „Eben-Haezer". Kerkhoflaan, Ter Neuzen. N'am. 5% u., Evangelisatie. R.K. Kerkdiensten te Ter Neuzen. Zondag zijn de H.H. Diensten om 7, en 10 uur. 's Namiddags om 2*4 uur Lof. Op een van de politiebureaux te Rotter dam verschenen twee jongens, een loopjon- gen van 16 jaar en een slagersknecht van 14 jaar. Deze had een blauw oog. Zij zeiden, dat zjj de geschiedenis nu maar eens uitge- maakt wilden zien en daarom het oordeel van den dienstdoenden inspecteur kwamen inroe- pen. Uit him eenigszins verwarde verhalen bieek het volgende, vertelt de N. R. Crt. De slagersknecht had bij een geopende straatdeur staan praten met een dienst- meisje. Je moet niet kletsen onder je werk, heeft de inspecteur corrigeerend ge'interrum- peerd 't Is welles, had daarop de slager in den dop geantiwoord, want de mevrouw van die dienstbode was slecht van betalen en de baas had gezegd, dat hij nu wel eens centen wilde zien. Daarom had hij druk staan argumenteeren. Tfldens dit onderhoud was een tol van een kleinen jongen tegen de ruit van de woning van de mevrouw van het dienstmeisje ge- vlogen. Om bij haar een goede beurt te maken, en haar milder te stemmen, was de jeugdige slager den kiwajongen nagerend en had hem als straf voor het roekelooze tollen een draai om de ooren gegeven. Juist op dat oogenblik was de loopjongen om den hoek van de straat gekomen en deze had in een opwelling van ridderlijkheid par- trj gekozen voor den kleinen jongen en den slagersknecht pardoes een blauw oog ge- stompt. En nu waren beiden naar het bureau gegaan om te vragen, of dat nu mocht of niet. Het antwoord was niet zoo heel eenvoudig te geven, want al is het waar, dat men geen eigen rechtertje mag spelen, het geven van een oorvijg aan straatschendende jeugd kan dikwijls beter helpen dan een vermanend woord van een agent, die in den regel toch niet bij straatschenderijen tegenwoordig is, en een krachtiger optreden van het publiek tegen het euvel van straatschenderij en van- dalisme, zou mogelijk de taak van de politie kunnen verlichten. Maarofficieel mag het nu> eenmaal niet. De inspecteur had evenwel ervaring in het weghelpen van het publiek, dat dikwijls met de onmogelijkste vragen kan komen. Hij zet- te een heel geleerd gezicht en sprak over de verdediging van andermans ljjf, goed en eer- baarheid, tegen oogenblikkelijke, wederrech- teljjk aanranding, art. zooveel, sub dit en dat, zooveelste alinea, letter x. De jongens snapten er niets van, hetgeen zij niet wilden bekennen, zeiden dankbaar „o zoo" en verdwenen. EEN NETTE NEEF. Een raar verhaal en wat er waar van was. Een melkboer uit Spangen had, naar de N. R. Crt. meldt, geruimen t(jd een neef in huis, die hem in zijn bedrijf hielp. Sedert enkele weken miste de melkboer geregeld geld. Tel- kens bleken bedragen van f 30 tot 40 te zijn gestolen. De dief liet evenwel stelselmatig grootere bedragen liggen. De melkboer ver- moedde, dat de dief onder het eigen personeel te zoeken moest zijn en legd$ een hinderlaag. De opzet gelukte, de dief liep in de val en het bleek, dat de inwonende neef de dader was Gevraagd naar zijn motieven, kwam hij met het volgende verhaal voor den dag: Korten tijd voordat de eerste diefstal was gepleegd, was de neef gekomen langs het huis van een anderen melkboer in Spangen. De vrouw van dezen concurrent stond aan de deur en zij riep hem binnen omdat zij hem iets had te vertellen. Nauwelijks was de neef in de huiskamer, of de melkboer kwam bin- nenstormen en hij verweet den neef van zijn concurrent dat htj hem met zijn vrouw be- droog. Al het geargumenteer van den neef en het gelamenteer van de vrouw, die zwoer on- schuldig te zijn, mocht niet baten en de ver- bolgen melkboer eischte van den neef dat hij hem geregeld per week een vast bedrag zou geven ter vergoeding van de hem aangedane beleediging. Om aan verdere narigheid te ontkomen had de neef de eerste week betaald, maar de an der bleef aandringen op voortzetting van de betalingen, maakte zich op grove wijze aan chantage schuldig, mishandelde den neef zelfs een keer, toen hij hem op straat tegen kwam, kortom het leven werd den neef zoo zuur ge- maakt dat hij besloot te betalen. Geld had hij evenwel niet en toen was hij maar begonnen het geld uit de lade van zijn oom te nemen, teneinde aan de verlangens van den concur rent van den oom te kunnen voldoen. Eenmaal op het slechte pad kon hij de verleiding ver der niet weerstaan en zoo had hij stelselma tig diefstallen gepleegd. De oom was zeer geroerd door de bekente- nis van den neef en op hooge beenen stapte hij met den neef naar de woning van den con current, om deze zaak eens even uit de we- reld te helpen. De concurrent ontving beide mannen zeer verbaasd. Hij ontkende niet al leen zich aan chantage te hebben schuldig ge- maakt, maar beweerde ook, dat de neef nog nftimer in de woning was geweest. Ook de vrouw van den concurrent zei den man nog nimmer te hebben gezien. Men besloot de po litie in de zaak te mengen en deze voor de taak te stellen, de puzzle op te lossen. Men hoorde den neef, den oom, den concurrent en diens vrouw, maar ieder hield hardnekkig de eigen lezing van het geval vol. Na een verhoor van enkele uren viel einde- 1;jk de neef door de mand. Hij bekende, de diefstallen te hebben gepleegd en het verhaal van de chantage te hebben verzonnen. Den concurrent van zijn oom kende hij maar opper- vlakkig, diens vrouw had hij nooit te voren gezien. Dank zij zijn bezoek aan de woning, in het gezelschap van den oom, had hij tevoren bij het verhoor evenwel enkele bijzonderheden over de inrichting van deze woning kunnen geven, waardoor hij de politie aanvankelrjk nog op een dwaalspoor had kunnen brengen. Het gestolen geld had hij op zijn spaar- bankboekje gezet. Hij verklaarde zich bereid, het aan den oom terug te geven. Deze heeft inmiddels zijn neef vergeven. Ook de concur rent en diens vrouw toonden zich vergevings- gezind, hoewel de neef met zijn praatjes haar „de kroon van het hoofd" had gestooten. De neef heeft beterschap beloofd en zal voorloo- pig niet worden vervolgd. ONDER KOLEN BEDOLVEN EN GESTIKT. Woensdagavond is een werkman van de Centrale-Noord van de Gemeentelijke Electri- citeitswerken te Amsterdam onder een berg kolen geraakt. Toen men den man te voor- schijn had gehaald, bleek hij reeds gestikt te zijn. Zijn lijk is naar het Binnen Gasthuis over- gebracht. KOSTBAAR JUWEEL VERLOREN. De Brusselsche correspondent der N. R. C. meldt: De avondbladen publiceeren het bericht, dat prinses Astrid op het jongste hofbal een ju- weel van groote waarde heeft verloren. Het is volgens de foto die het bericht vergezeld, een hanger in den vorm van een kruis, waar- van de armen worden gevormd door vierkant geslepen smaragden, omringd door kleine bril- janten. In het midden bevindt zich een groote smaragd, waar omheen nog tachtig kleine geljjksoortige briljanten zijn geplaatst. Het geheel is gemonteerd in ouden styl. Tot dus- ver is men er niet in geslaagd het verloren juweel terug te vinden. HOOGSPANNINGSINSTALLATIE ONTPLOFT. Door tot dusver nog onbekend gebleven oorzaak is op de Marktplatz te Bad Homburg, een hevige ontploffing ontstaan in een sterk- stroom-installatie. Onder geweldig geraas, waarbij een meter hooge steekvlam omhoog- sloeg, werden de beide deksels van den kabel- put weggeslingerd. Er werden vjjf personen gewond, o.w. twee vrouwen. Tegelijkertyd werd door kortsluiting een gedeelte van de stad in donker gezet. KINDERROOF. Terwijl de moeder in het raadhuis te Neu- Kolln haar werkloozen-onderstand afhaalde, heeft men haar kindje dat zjj in een wagentje voor het gebouw had neergezet m6t den kin- derwagen gestolen. GEWELDIGE DORPSBRAND TE OEFINGEN IN BADEN. Woensdagavond is in het dorp Oefingen in Baden aan de Wurtenbergsche grens, ten Noordoosten van Donaueschingen, een gewel- dige brand uitgebroken. Door den sterken wind breidde het vuur zich snel uit en de brandweeren uit den omtrek stonden, mede door gebrek aan water, bijna machteloos. Niet minder dan twintig boerderijen en twee woon- huizen zijn een prooi der vlammen geworden. Eerst Donderdagmorgen was de brand zoo goed als gebluscht. Men vermoedt sterk, dat het vuur kwaad- willig is aangestoken. Veel meubels, voeder en graanvoorraden zijn verloren gegaan. Het groote vee is zoo goed als geheel gered. Daar- entegen is veel klein vee, als varkens en gei- ten, verbrand. De schade wordt op ongeveer 300,000 mark geschat. Ook het ziekenhuis „Zur Sonne" hetwelk, evenals de meeste ver- brande huizen, in het Westelijk deel van het dorp ligt, is eveneens door het vuur aangetast. Het dorp Oefingen telt 900 zielen. DE WEDUWE VAN EEN MAN DIE BIJ WATERLOO GEVOCHTEN HEEFT. In een rede te Hackney heeft Arthur Green wood, de minister voor vAUSgezondheid, man die bij v. t^.ikc I0, e&vochten dit jaar pen- sioen z&<3^*v®l5 T3y navraag by den minis ter, bleek dat de man een jongen van achttien jaar was, toen hij op het slagveld van Water loo meestreed. In zijn latere leven trouwde hij met een jong meisje. Hij is vele jaren ge- leden gestorven en zijn weduwe zal nu in Juli recht op weduwe-pensioen krijgen. Het is niet duidelijk, zoo merkt een En- gelsch blad op, waarom deze vrouw die toch al een eind in de tachtig moet zijn, al met. eerder het pensioen heeft getrokken, dat voor alle weduwen op haar 70ste jaar ingaat. EEN VERGIFTIGIN GSZAAK. Te Beziers is een medicus dr. Laget, in hechtenis genomen onder beschuldiging ge- poogd te hebben zijn zuster door vergiftiging met arsenicum om het leven te brengen. Het onderzoek van de zieke door deskundigen is zeer bezwarend voor den verdachte. Dr. Laget was zijn zuster een aanzienlijke soms gelds schuldig. Terwijl het onderzoek in deze vergiftigings- zaak wordt voortgezet, is Beziers in rep en roer gebracht door de aanklacht, die mevrouw Alexandre tegen dr. Laget heeft ingediend. Laget toch is tweemaal getrouwd geweest, telkens met een dochter van mevrouw Alexan dre. Beide vrouwen zijn gestorven, de eerste na tien jaar, de tweede na vijf jaar met Laget te zyn getrouwd geweest. Mevrouw Alexan dre beschuldigt nu haar schoonzoon dat hy haar beide dochters heeft vergiftigt. Laget is ridder in het legioen van eer. Hy heeft den oorlog meegemaakt en stond bekend als een medicus, die met de militairen, welke hy be- handelde, heel ruw omsprong. EDISON. De beroemde uitvinder is Dinsdag 83 jaar geworden. Zooals ook andere vooraanstaande Amerikanen van rijperen leeftijd dit bij zulke gelegenheden plegen te doen, heeft hij eenige woorden van levenswijsheid tot zyn omgeving gesproken. „Het grootste, wat de Amerikanen kun nen doen" zeide Edison ,,is meer be- langstelling te wyden aan de ingenieurs dan aan de politdci De oude heer vierde zijn verjaardag te Fort Myers in Florida. Edison vertelde nog, dat hij zich den laatsten tijd niet zoo wel gevoelt, maar dat hij voorloopig nog niet op zich zelf gaat experimenteeren. In het stadspark van Fort Myers Is een plaat ter eere van Edison onthuld. De jarige woonde de plechtigheid by. De bewoners van het Servische dorp Zude bij Belgrado kunnen er trotsch op zijn in de annalen der rechtspleging een record te heb ben geboekt. Daar alle mannelyke inwoners

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1930 | | pagina 2