ALGEMEEN nieuws- en advertentieblad voor zeeuwsch-vlaanderen. Tweede 31ad. No. 8454. WOENSDAG 20 NOVEMBER 1929. 69e JAARGANG. GEMEENTERAAD VAN TER NEUZEN. Vergadering van Donderdag 31 Oct. 1929, des voormiddags 10 uur. Voorzitter de heer J. Huizinga, burge meester. Tegenwoordig de leden: J. J. de Jager, L. J. Geelhoedt, D. Scheele, C. A. Verlinde, A. de Bruljne, P. F. de Bakker, H. J. Colsen, N. A. Hamelink, L. J. van Driel, C. van den Bulck, D. van Aken en W. Bedet; later ook de heer B. van Neerbos. (4. Slot.) Voortgezette vergadering des avonds te 7 uur. Tegenwoordig alle leden. De heer DE BRUIJNE vraagt te mogen terugkomen op post 124, in verband met het meermalen besproken straatje te Driewegen. Hij vraagt of dit niet zou kunnen verhan worden met oude klinkers uit de kom der gemeente. De heer GEELHOEDT: Dat zou geen be zwaar zijn, maar het straatje is niet van de gemeente. De heer DE BRUIJNE vermeende toch, dat indertrjd besloten was het in eigendom en be- heer over te nemen. De VOORZITTER stemt dat toe, maar laat •r op volgen, dat toen het er op aan kwam de ■chenker niet bevoegd was het over te dra- gen. Er bestaat kwestie omtrent het eigen- domsrecht. Als dat in orde is, zal het straatje in orde gemaakt worden. 233. Tegemoetkoming in of vergoeding van de kosten van onderwijs, als bedoeld in art. 13, eerste lid, der lager-onderwijswet 1920. S 35. 234. Bijdrage in de kosten van den hoofd- akte-cursus te Ter Neuzen. f 175. 13. Middelbaar onderwijs. 235. Kosten van de plaatselijke commis- *ie van toezicht op het middelbaar onderwijs. 1 25. 236. Kosten ter zake van verzekering, pensionneering enz. van ambtenaren en be- ambten. f 1. 237. Rente van geldleeningen ten laste van hoofdstuk VllI 13 komende. f 1925. 238. Aflossing van geldleeningen ten laste van hoofdstuk VIII 13 komende. 3790. 239. Kosten van handelsonderwijs. Me morie. 240. Kosten van tuinbouwonderwijs. f 50. 241. Kosten van landbouwonderwijs. f 50. 242. Subsidie aan het rijik voor de op- richting en instandhouding eener R. H. B. S. f 3000. 243. Erfpacht van grond voor een speel- terrein ten dienste van de R. H. B. S. aan- gelegd. f 300. 15. Ngverheidsonderwijs. Inkomsten: 244. Bijdragen van gemeenten in de kos ten van scholen voor het lager nijverheids- •nderwijs 3400. Uitgaven 245. Subsidie Ambachtsschool. f 12.600. 246. Bijdragen aan gemeenten in de kos ten van scholen voor het lager nijverheids •nderwijs. 300. 16. Onderwijs, kunsten en wetenschappen. 247. Kosten voor musea of openbare bibliotheken. 200. 248. Uitgaven voor volksfeesten. 20. 249. Subsidien aan schouwburgen of muziek-korpsen. f 450. De heer VAN NEERBOS heeft bezwaar tegen de posten 247, 248 en 249. Wat de Volksbibliotheek betreft, daarin zal wel lec- tuur ter lezing worden aangeboden die in be- dekte termen in strijd zal zijn met den chris- telijken godsdienst. Wat een muziekvereeni- ging betreft, hrj beschouwt deze als voor het algemeen belang van geen praktisch nut, zoo- dat het niet op den weg der overheid ligt, deze te steunen. Hij heeft tegen de alhier bestaan- de vereeniging ook nog een principieel be zwaar, omdat hij bemerkt heeft, dat deze in- stelling den Zondag ontheiligt. Op grond daarvan zou het hem aangenaam zijn als hij daarvoor steun ondervond, om den post ad 400 voor het muziekgezelschap te schrappen. De heer SCHEELE geeft te kennen, dat hij den heer Van Neerbos in deze niet zal kunnen steunen. Er is van wege de gemeente aan het muziekkorps een bedrag toegekend voor enderhoud van zijn bestaan. Zoo'n muziek korps hebben we in de gemeente noodig, om bij verschillende gelegenheden op te treden, b.v. bij jaardagen van het Koninklijk Huis. Dat gebeurt in de week. Dan is voorts aan het gezelschap nog een bedrag toegekend voor het geven van 4 of 5 concerten en dat ge- beurd ook in de week, tot veraangenaming van de geheele bevolking. Spreker wil niet beweren dat de Zondag ook niet eens in het gedrang komt, maar als het gezelschap er eens een enkele maal gebruik van maakt om des Zondags uit te gaan, dan wordt dit uit geheel andere middelen bestreden. De sub sidie wordt gegeven opdat het muziek niet zou te gronde gaan en spreker stelt zich op het standpunt, dat zoo'n gezelschap hier r°<mt van bestaan heeft, dat men deze niet missen kan. Dat is de reden waarom hij het niet met den heer Van Neerbos eens is. De heer BEDET is van hetzelfde gedacht, alleen wil hij er nog aan toevoegen, dat hij bezwaar heeft, tegen het toelaten van muziek des Zondags op de openbare straat. Hij hoopt dan ook, dat het muziek in dat opzicht zoo- veel mogelijk de meening van sommigen in aanmerking zal nemen, en dan zal het van hem geen tegenwerking ontmoeten. De heer VAN NEERBOS acht de post op grond van de door den heer Scheele verdedig- de volksfeesten en muziekuitvoeringen ook niet verdedigbaar. Men moet maar eens zien welke gevolgen die muziekuitvoeringen na zich sleepen. Reeds uit dat oogpunt is het verleenen van subsidie te verwerpen, maar bovendien kunnen de gelden die besteed wor den voor het optreden bij volksfeesten en in de week, moeilijk gescheiden worden van de andere zaken. Indien men de vereeniedng in staat stelt in de week op te treden, steurft men haar ook waar zij medewerkt voor hot optreden bij voetbalvereenigingen en optoch- ten* op Zondag. Er z.jn maar twee ..eg. een aergelyke vereeniging meet vci at i:/ 0 I Oti dlC ZlCkt - ZoC&xcj C a- Hij blijft van meening, dat niet de minste steun mag verleend worden. Wat het be- toog van den heer Bedet betreft, geeft hij te kennen, dat het voor hem geen verschil maakt, of des Zondags op de openbare straat gespeeld wordt of in een besloten ruimte; ze dienen geen van beiden te worden gesteund. De VOORZITTER stelt de principieele vraag, of muziek op zichzelf als zonde be- schouwd moet worden en meent dat ontken- nend te moeten beantwoorden. De heer HAMELINK: Anders zou men ook geen orgel mogen gebruiken in de kerk. De VOORZITTER vervolgt, dat de over heid eene zaak die zij goed acht, mag steu nen. De muziek dient door het beoefenen van hare kunst de gemeenschap. Van wege de gemeente wordt aan het muziekgezelschap een subsidie verleend om haar bestaan moge lijk te maken. Indien een zaak op zichzelf geen zonde is, bestaat er ook geen bezwaar tegen haar te steunen. Indien de heer Van Neerbos het door hem naar voren gebrachte beginsel in abstracten zin wilde toepassen, zou men feitelijk het leven moeten uitgaan. Dan zou men b.v. ook geen gebruik mogen maken van de provinciale stoomboot, omdat die ook des Zondags vaart en men die dienst mogelijk maakt, door er ook in de week mee te reizen. Spreker stelt zich evenwel op het standpunt, dat de aan de menschen gegeven middelen ook gebruikt mogen worden en - daaraan steun mag worden verleend, indien er geen misbruik van gemaakt wordt. Men moet er ten opzichte van het publieke leven ook rekening mee houden, dat de menschen niet zirjn 46n van gedachte. Er is geen sprake van, dat het optreden van het muziekgezel schap zou kunnen beschouwd worden als te zijn van anti-godsdienstige strekking. Het is thans niet de vraag of de vereeniging al of niet zonder subsidie kan voortbestaan. De vereeniging is ontstaan uit een groep men schen en heeft bewezen voor de gemeente nut te hebben. Met gerustheid kan de ge meenteraad aan die nuttige inrichting steun geven. De heer VAN NEERBOS merkt op, dat de vraag van den voorzitter, of muziek al of niet zonde is, met deze kwestie niets heeft te maken, evenmin als de vraag of drankge- bruik zonde is. Spreker stelt, afgezien van de vraag of het zonde is voorop, dat het mu ziekgezelschap meermalen op Zondag de bur gers ergert, hetzjj door openbaar optreden of door repetieties, hetgeen in strijd is met den christelijken godsdienst. Hij zou daarom het muziekgezelschap liever zien verdwijnen. In dien er geen muziekgezelschap zou bestaan, was het ook niet mogelijk daarmede voetbal- feesten op te luisteren, waartegen de heer Bedet toch ook geprotesteerd heeft. De VOORZITTER meent, dat de zonde- vraag hierbij wel degelijk op zijn plaats is. De heer VAN NEERBOS geeft te kennen, dat het bij hem gaat tegen het misbruik dat er van gemaakt wordt. De VOORZITTER is van oordeel, dat hier alleen van gebruik kan gesproken worden. Men heeft er op te letten of het gezelschap de gemeenschap dient op een wjjze zooals we dat verlangen, maar stelt zich op het stand punt. dat men de menschen overigens niet te i veel aan banden mag leggen. De heer SCHEELE acht het mogelijk dat, als de subsidie zou worden ingetrokken de muziekvereeniging toch wel zou blijven be staan, maar dan heeft de gemeenteraad alle 1 contact met de vereeniging venloren en heeft er dan totaal niets over te zeggen, dan staat de raad buiten alles, terwijl we er voor^de gemeente, in de week, toch wel gebruik van willen maken. Hij kan zeer goed de scheidmg maken, dat de vereeniging gemeentesubsidie ontvangt voor haar optreden in de week. De heer VAN NEERBOS is het daarmede niet eens en blijft er bij, dat men op die wijze de vereeniging in staat stelt tot haar optre den in strijd met het Christendom. Hij meent dat het er minder op aankomt of de gemeen teraad zijn moreel zeggingschap over de ver eeniging verliest, aangezien deze zich toch voor haar optreden aan de gewone regelen moet onderwerpen. De VOORZITTER: Dat wordt dan een kwestie van politiemaatregelen. De heer VAN NEERBOS verzoekt in elk geval aanteekening dat hfl tegen dezen post heeft gestemd. Hoofdstuk IX. Ondersteuning aan behoeftigen en werkloozen. 1. Ondersteuning aan behoeftigen. Inkom sten 250. Bijdragen van particulieren in de kos ten van verpleging van arme krankzinnigen. 1400. 251. Verhaal van pensioenbijdragen. 95. Uitgaven 252. Belooning van doctoren, heelmeestera, vroedmeesters, vroedvrouwen enz. 3450. Inkomsten 253. Ouderdomsrente van voor rekening der gemeente verpleegde krankzinnigen. f 150. 254. Terugonvangst van te veel betaalde kosten van verpleging en behandeling van arme krankzinnigen. Memorie. 255. Storting door het Burgerlijk Armbe- stuur voor de pensioensbgdragen voor den secretaris-penningmeester. f 75. Uitgaven .4256. Kosten van overbrenging, plaatsing en verpleging van arme krankzinnigen. 7900. 257. Subsidie aan armbesturen. 30.000. De heer HAMELINK heeft in de afdeelin- gen reeds de vraag besproken, of burgemees- ter en wethouders geen aanleiding kunnen vinden, voor de uitgetrokken werkloozen een bijzondere steunregeling in te stellen en die w':g te nemen bij het burgerlijk armbestuur. Uit het antwoord van burgemeester en wet houders blijkt, dat van hen daarvoor geen voorstel te wachten is. Ook spreker zal daarvoor op dit oogenblik geen nieuw voorstel indienen, aangezien hij daarvan toch geen resultaat verwacht. Er wordt bovendien ook te kennen gegeven, dat de uitkeeringen sterk zi„in gedaald en werd zelfs ook de vraag al gesteld of men die regeling naar aanleiding j daarvan nog niet geheel kon opheffen. Het moet daarom des te meer verwonde- j ren, dat. ofschoon de werkzaamheden die de j voorzitter van het burgerlijk armbestuur aan de uitgetrokken werkloozen heeft, dan ook zeer moeten zijn verminderd, het burgerlijk j armbestuur nu blijkens de begrooting de gra- tificatie voor den voorzitter ad 250, die j blijkens vroegere mededeelingen werd ge geven wegens de daaruit ontstaande buiten- gewone werkzaamheden, nu bij vermindering der werkzaamheden hebben omgezet in een vasten post: „belooning" voor den voorzitter. Want dat maakt een groot verschil. Een gra- tificatie wordt verleend na bewezen buiten- gewone diensten, maar een belooning" daar heeft de betrokken persoon zonder meer recht op. Het woord „gratificatie" was hier dan althans beter op zijn plaats. Een gra- tificatie verdwijnt ook, als de abnormale tijden voorbij z/ijn, en waar we nu naar de meening van verschillende heeren de abnor male tijden voorbij zijn, en waar we nu naar de meening van verschillende heeren de ab normale tijden voorbij zijn, nu men zelfs den post „schoolkleeding" op dien grond al wilde laten vervallen, komt het burgerlijk armbe stuur juist met een begrooting waarin blijkt dat men een uitgaaf van abnormale tijden voor de toekomst wil stabiliseeren. In de notulen van 25 October 1927 is evenwel bij bespreking der gratificatie wel degelijk aan- gevoerd, dat die bij terugkeer van normale tijden zou vervallen, aangezien het betrof een vergoeding voor buitengewone diensten. Het schrjnt ook dat het burgerlijk armbestuur zelf van oordeel is, dat die buitengewone om- standigheden niet meer bestaan, aangezien het ditmaal ook de het vorig jaar op grond daarvan ten behoeve van den secretaris uit getrokken gratificatie niet meer op de be grooting heeft gebracht. Voor den voorzitter wordt er een belooning" van gemaakt. De vraag die zich opwerpt is dus: is de taak van den voorzitter van het burgerlijk armbestuur een zoodanige, dat die gesala- rieerd behoort te worden? Spreker is van meening dat de voorzitter werkzaamheden tot zich trekt, die feitelijk aan den armbe- zoeker behooren te worden overgelaten. Hij gelooft, dat de voorzitter door aan dezen die werkzaamheden op te dragen zijn prestige zou verhoogen en in vele gevallen vrijer zou staan bij het nemen van toeslissingen, daar hij' zich daarbij thans vaak zal laten leiden door eigen overtuiging, alzoo een voorop ge- zette meening heeft. Spreker zal het bedrag niet aanvechten, maar zou toch aan het burgerlijk armbestuur in overweging willen geven belooning" om te zetten in „gratifieatie", opdat dan aan het eind van het jaar kan blijken, of de bui tengewone werkzaamheden van dien aard zijn geweest, dat daarvoor een gratificatie behoort te worden gegeven. De heer BEDET geeft te kennen, dat de wijze waarop de heer Hamelink de zaak van het burgerlijk armbestuur bespreekt, mee- valt. Anders zat zijn persoon er ook nogal eens tusschen. De heer HAMELINK: Dan hebt u mis- schien dit jaar goed opgepast! De heer BEDET acht het een zuiver zake- lijke heschouwing. Het woord .belooning" kan misschien niet juist zijn, maar het is toch goed bedoeld. In de memorie van toe lichting kan de heer Hamelink leizen, dat het betrokken college elk jaar over dezen post zal beslissen. Dat is toch duidelijk. Nu kan het aan het burgerlijk armbestuur minder hinderen, of daar gratificatie" voor in de plaats wordt gesteld. Spreker gelooft niet, dat die wijziging bij het burgerlijk armbe- stuur bezwaar zal ondervmden, hij althans wil daar gaame aan tegemoet komen. Hij leest uit belooning" nog geen vast salaris. Ziet b.v. lets verder in de begrooting den post „belooning voor de bereiding van geneesmid- delen aan de apothekers". Van die zegrt men toch ook niet dat zij een salaris genieten? j De heer HAMELINK: Dat is wel dege- Igk een vast bedrag. De VOORZITTERDe heer Bedet komt op glad ijs. De heer BEDET twijfelt er in elk geval niet aan, of het tegen den post geopperde be zwaar zal wel kunnen worden ondervangen. De heer HAMELINK zal hier geen uitvoe- rig debat over gaan houden. Hij komt niet graag telkens en telkens op hetzelfde terug. De heer BEDET is van oordeel, dat het uitgetrokken bedrag zeer op zijn plaats is en door den voorzitter ruimschoots wordt ver- diend. Het is niet alleen wegens de lijst van werkloozen, maar omdat ook het werk voor de gealimenteerden dermate is toegenomen, dat een vergoeding gewettigd is. Men moet ook niet vergeten, dat de voorzitter iemand moet zijn die beschikt over eene zekere mate van wijsheid en bestuurderskracht, om te zorgen dat de menschen die het noodig heb ben worden geholpen, maar ook dat de an- deren, die er een melkkoetje van zouden maken, worden tegen gehouden. De heer HAMELINK meent, dat de heer Bedet toch niet zoo verwonderd behoeft te zijn over zijn bezwaar tegen de uitgetrokken ..belooning". Zooals hij reeds zeide heeft iemand reeds bij voorbaat op een hem toege- kende ..belooning" recht, terwijl een gratifi catie eerst wordt uitgekeerd n&dat bewezen diensten daartoe aanleiding geven. In deze meening staat spreker wel niet alleen. Ook de verwijzing naar de toelichting, dat het burgerlijk armbestuur elk jaar over dien post zal beslissen wijzigt het karakter niet, daar die belooning reeds bij voorbaat voor het toekomende jaar aan den voorzitter wordt toegekend. Bedoelt men het anders, dan deugt de omschrijving niet. Spreker kan zich wel mdenken, dat er aan het beheer van het burgerlijk armbestuur zooals de tegenwoordige voorzitter dat doet heel wat vast zit, maar blijft er bij, dat deze zich onnoodig veel werk op den hals haalt, dat hij niet persoonlijk behoeft uit te voeren. Hij vermeent. dat het in het belang der zaak zou ziin. als hh voor het persoonlijk onder- zoek naar verschillende aanvragen beschikte over de diensten van een goeden armbezoe- ker. ALs er dan verschil van meening was, kon hij onbevangen uitspraak doen en dat zou zijn positie als voorzitter versterken. Dat hij in zijn kwaliteit als voorzitter zelf die onderzoeken instelt, is niet in het belang der zaak. Misschien zou ten slotte het advies van spreker lets duurder uitkomen. Maar als men zich op het standpunt stelt, dat de voorzitter bezoldigd behoort te worden, is het wel mo gelijk, dat die met het voorgestelde bedrag nog lang niet te ruim betaald is, doch knoopt er zich de vraag aan vast, of het dan niet beter is, dat de gemeenteraad een gesalarieer- de voorzitter benoemd. Dat is dan misschien gemakkelijker voor het college, dat er nu op aangegeven is, steeds uit zijn midden een voorzitter aan te wijzen. Door den heer Bedet wordt nu wel gezegd, dat hij geen bezwaar heeft tegen een andere omschrijving van den post, maar de raad heeft met het burgerlijk armbestuur te maken, terwijl de heer Bedet hier nog niet eens zit als lid van het burgerlijk armbestuur doch als raadslid. Spreker hoopt evenwel, dat het college met de gemaakte opmerkingen rekening zal wil len houden. De heer BEDET blijft er bij het verschil niet te kunnen inzien; de belooning is niet bedoeld als vast salaris, men zal er ieder jaar op terugkomen, -dat staat toch duidelijk in de toelichting. De taak van den voorzit ter van dat college is gewichtig en veel- omvattend. Als men eens nagaat dat de be grooting in het jaar 1924 rond de 4000 liep en nu 22.000 bedraagt, kan men wel in- denken dat er, nog afgedacht van de werk- loozenlijst, een macht van werk is bijge- komen. Door den heer Hamelink is gezegd, dat er van zijn werk heel wat zou kunnen worden afgenomen, wanneer de voorzitter een armen- bezoeker had. De kwestie is evenwel, dat de voorzitter het zelf moet doen, want het bur gerlijk armbestuur kan het niet helpen, dat de gemeenteraad aan dat college een armen- bezoeker heeft gezonden, die er weinig van begrijpt. Als de voorzitter niet zelf optrad zou het armbestuur met de uitgaven heel wat hooger komen. De wensch om de begrooting terug te sturen om dat woord te veranderen, behoeft z.i. niet uitgevoerd te worden. Hij verwacht, dat er wel geen bezwaar zal zijn het te veranderen, en het is toch de bedoe- ling van het burgerlijk armbestuur er nog nader over te beslissen. De heer VAN AKEN kan ook niet nalaten zijn verwondering uit te spreken, dat, aange zien indertrjd gezegd is, dat de gratificatie aan den voorzitter werd gegeven voor meer- der werk, het burgerlijk armbestuur thans, nu de werkzaamheden zijn verminderd, het geen ook wel blijkt uit het feit, dat men voor den secretaris geen gratificatie raamt, toch nog komt met een belooning voor den voor zitter. De VOORZITTER vat de kern dezer kwes tie aldus samen, dat de heer Bedet een „be- looning" of een ..gratificatie" identi-ek be schouwt, terwijl de heer Hamelink er en dan staat spreker aan zijn zijde verschil in ziet. Terecht zegt de heer Hamelink dat over het uitkeeren van een gratificatie aan het eind van het jaar moet worden beslist, terwijl bij het toekennen eener belooning al beslist men daarover elk jaar opnieuw reeds vdor den aanvang van het jaar wordt uitgemaakt dat die zdl worden betaald en krijgt de functionaris er daardoor recht op. Hij geeft evenwel in overweging, de be grooting voor deze aangelegenheid niet terug te zenden, omdat daaruit stagnatie voort- spruit in de verdere behandeling, doch aan het burgerlijk armbestuur de meening van den raad in deze kenbaar maken. Men kan dan afwachten, of het burgerlijk armbestuur 267. Kosten vallende op werkverruiming. f 1500. De heer VAN DEN BULCK vraagt of die post niet vervallen kan, want daar ziet men hier tegenwoordig weinig meer van. De VOORZITTER merkt op, dat, als er ten laste van dien post geen vorderingen komen, er ook niets van wordt gebruikt, doch hij acht het van practisch belang dien post op de begrooting te houden, het is een soort de- monstratieve post, om aan te toonen dat onze haven ten opzichte van de loodsgelden in het gedrang komt. 268. Aandeel van de emigratlecentrale ..Holland" in door emigranten terugbetaalde voorschotten. Memorie. HOOFDSTUK XI. Handel en Nijverheid. Inkomsten 269. Bijdrage van het rijk in de belooning van den correspondent van de arbeidsbemid- deling. 1820. 270. Verhaal van pensioensbijdragen. 100. Uitgaven 271. Subsidien voor openbare middelen van vervoer. 1610. 272. Subsidie aan werkloozehkassen. 3000. 273. Kosten van de districtsarbeidsbeurs en van de intercommunale arbeidsbemidde- ling. f 3800. De heer COLSEN had omtrent de positie van den klerk der Arbeidsbeurs wel een breeder advies van burgemeester en wethou ders verwacht, en dat ze daarin zouden heb ben aangetoond, dat die klerk er noodig of niet noodig was. Hij is van oordeel, dat die jongen daar op een salaris van 700 niet kan blijven zitten. Als burgemeester en wethou ders het noodig achten, dat die jongen daar is, moeten ze aan zoo iemand niet te weinig salaris geven. De VOORZITTER merkt op, dat de heer Colsen in deze niet naar den bekenden weg moet vragen. Er heeft het vorig jaar over deze aangelegenheid een breede bespreking plaats gehad en het eind daarvan was, dat men te kennen gaf, dat de klerk goed zou doen naar een andere betrekking uit te zien. De heer COLSEN acht dat nog zoo gemak- kelijk niet, en zou daarvan nu geen misbruik willen maken, door iemand tegen een te ge- ringe verdienste in dienst te houden. De heer DE BRUIJNE pleit ook voor ver- hooging der jaarwedde van den tijdelijken klerk. Het is volkomen juist, dat hem is aangezegd naar een andere betrekking uit te zien, maar dat is niet gemakkelijjk. Er is hier op de secretarie ook al eens iemand noo dig geweest, en daar had men hem wellicht ook wel voor in aanmerking kunnen nemen, maar het is niet gebeurd. De jongen heeft te weinig tractement. Het vorig jaar is zijn jaarwedde verhoogd tot 700. Die 100 meer zijn van rijkswege gegeven. Spreker zou zijn jaarwedde thans gaarne zien verhoogd tot 1200. De heer DE BAKKER herinnert, dit in de afdeelmgsvergadering ook te hebben bepleit; hij meent, dat deze klerk in salaris gelijk zou moeten staan met een jongste ambtenaar ter secretarie, en dus op 1200 zou moeten ge bracht worden. Dat komt dan toch niet ge heel voor rekening der gemeente; deze zal f 720 hebben te betalen, het rijk de rest. De heer SCHEELE betoogt, dat men zeer wel overtuigd kan zijn dat een salaris van f 600 voor dezen tijdelijken klerk te weinig is en dan hier den mooien jongen spelen door eem verhoogmg met f 500 voor te stellen. Maar dat is niettemin zoo inconsequent mo gelijk. De gemeenteraad heeft reeds voor een paar jaren tot den heer Jansen gezegd: ziet naar een andere betrekking om, we willen je niet zander meer zonder werk zetten, maar naar den uitgedrukten wensch van den raad j wy kunnen het met een mindere kracht doen. Het is zeer wel mogelijk dat daar nevens den directeur een jongen zijn moet, maar dat be hoeft er toch geen te zrjn van den leeftijd en de capaciteit van den heer Jansen. En nu gaat men onder zulke omstandigheden voor- stellen aan iemand die onder zulke omstan digheden toch blijft, een verhooging van jaar wedde met f 500 toe te kennen. Dat is gooien met het geld van de gemeenschap, want men heeft daar niet zoo'n dure werkkracht noodig. De heer VERLINDE deelt mede aan dat voorstel zijn stem niet te kunnen geven. De heer DE BAKKER wil ook wel reke ning houden met de belangen der belasting- betalers, maar gezien de werkkracht die door den heer Jansen op de Arbeidsbeurs wordt besteed, is die jongen volop het voorgestelde salaris waard. Aan den dag van vandaag is hij bijna dagelijksch op pad naar de fabrie- ken, om te zien of hij daar geen menschen plaatsen kan, hetgeen voor de gemeente van groot voordeel is. f 1200 is geen cent te veel voor iemand met of zonder vaste aanstelling. Spreker zou dat salaris voorloopig willen toe kennen, tot de rijksregelmg komt. Br is een wetsonitwerp in wording, en dan is de ge meente die inrichting heelemaal kwijit. Hij zou daarom nog maar voor die paar jaar dat salaris willen geven. De heer SCHEELE gelooft ook wel, dat Jansen goed zijn best doet, maar meent, dat de directeur er voor het plaatsen van de warkkrachiten zelf op uit zou kunnen gaan, dat was misschien zelfs beter. Over een groot jaar werd deze werkkracht er niet noo dig geacht en meende men dat het voldoende was, indien er op het kantoor een jongen aanwezig was, die in afwezigheid van den directeur eenige aanteekeningen kon houden. Straks gaat Jansen, die steeds ouder wordt, ook trouwen en dan wordt de verhouding nog ongunstiger. De heer DE BRUIJNE is bewust, dat Jan sen de voorgestelde verhooging ruimschoots verdiend. Hij heeft er niet met hem over ge sproken maar het is hem bekend, dat hij gisteravond pas te 8 uur thuis kwam. Hij had toen echter nog 2 man op de fabriek geplaatst. De heer SCHEELE meent, dat daarvoor anders tegenwoordig zooveel moeite niet be hoeft gedaan te worden en meent dat de werkzoekenden tegenwoordig best zelf een baas kunnen vinden; er is veel gebrek aan werkkrachten. De heer COLSEN merkt op, nooit te heb ben gestemd tegen verhooging van het sala- handelt, doet men het niet, dan kan de raad hiermede het volgend jaar rekening houden. De heer SCHEELE vindt dit een saaie be- weging. Hij zou niets liever dan de heeren verzoeken dien post weer tot zijn oorspron- kelijke omschrijving terug te brengen, liever dan de begrooting aan het burgerlijk armbe stuur terug te zenden, anders krijgt de raad dit later nog eens. De VOORZITTER merkt op, dat zijn voor stel beoogt hetgeen de heer Scheele nu aan- prijst. Indien het burgerlijk armbestuur van een andere meening was, zou later de vraag aan de orde kunnen gesteld worden, of de voorzitter al of niet zal gesalarieerd worden. De heer SCHEELE wijst er op, dat er nog geen aandacht is geschonken aan het in de afdeelingen geopperde denkbeeld, om den steun aan uitgetrokken werkloozen als bij zondere regeling geheel te laten vervallen. Hij meent, dat we nu weer tot normale tijden zijn teruggekeerd en er geen werkloosheid te bespeuren valt, als misschien straks eenige weken in den winter. Al onze werklieden hebben nu toch een eigen vereenigingskas, waarbij zij zich tegen de gevoligen der werk loosheid kunnen verzekeren, welke kassen ook gesteund worden door rrjk en gemeente. Er is nu in de Troonrede een andere rege ling aangekondigd, en men kan die eens af- wachten, maar anders meent hij dat er geen reden meer kan zijn om die steunuitkeerin- gen te besteodigen. 258. Kosten ter zake van verzekering, pensionneering enz. van ambtenaren en be- ambten. 620. 259. Rente van geldleeningen ten laste van hoofdstuk IX 1 komende. /95. 260. Aflossing van geldleeningen ten laste van hoofdstuk IX 1 komende. 1000. 261. Subsidie aan de vereeniging ,,Hulp in nood". 50. 262. Belooning voor de bereiding van ge- neesmiddelen voor de geneeskundige armen- verzorging. 920. Inkomsten 263. Terugbetaltng door emigranten van aan hen verleende voorschotten. Memorie. Uitgaven 264. Rente van geldleeningen ten laste van hoofdstuk IX 2 komende. /2065. 265. Aflossing van geldleeningen ten laste van hoofdstuk IX 2 komende. f 1545. 266. Toelage aan de commissie voor werk verruiming voor Zeeuwsch-Vlaanderen. f 5.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1929 | | pagina 5