GEMEEN TER A AD VAN SAS VAN GENT. van een bed en tegeljjk Is het een stenn voor het Ziekemhuis. Dat die steun daarmee sanaen valt is wat anders. De heer JANSEN: Maar wat schieten wij met 1 bed op? De beer J. A. MEERTENS: U kunt meer bedden krijgen, als je maar betaalt! U zult toch niet vergen, dat ze dat in Ter Neuzen voor ons gratis doen? En wanneer U daar geern bed hebben wilt dan dient U te zorgen voor een voldoende huisvesting en verpleging. De heer JANSEN: Waar zouden ze bij een epidemie in Ter Neuzen met al die menschen moeten blijven? De heer J. A. MEERTENS: Wij hebben alleen te zorgen voor den ons opgelegden plidht van hoogerhand. Overigens ware het te wenschen dat wij ons leven lang die 300 voor niets gaven. De heer A. MEERTENS is van oordeel, dat de heer Jansen zeer goed weet dat wij hebben moeten voldoen aan de voorschriften. De heer JANSEN vindt het voor de ge- meente van geenerlei waarde. De heer A. MEERTENS: Als wij zouden moeten voldoen aan hetgeen U wilt dan had- den wij wel 50 bedden noodig! De VOORZITTER merkt op, dat wanneer wij hier 50 menschen tegelijk zouden moeten verplegen er elders b.v. in Ter Neuzen mis- sChien wel 200 zouden zijn. De heer JANSEN zegt, dat wanneer wij hier b.v. 25 patienten zouden hebben, wij met dat eene bed in Ter Neuzen niets doen, maar dat dan het gemeentebestuur zou kunnen zorgen, dat er b.v. een of ander gebouw zou worden ingericht. Bouwen is niet noodig. In dergelijke gevallen kan de overheid elk ge bouw ter harer beschikking nemen. De heer J. A. MEERTENS: Ik denk dat U een aardig gezioht zou zetten als ze Uw huis op zoo'n manier in beslag namen. De heer JANSEN: En toch zou het zoo zijn. De VOORZITTER is van meening, dat wanneer in samenwerking met het Groene Kruis de gem een te de thans aan Ter Neu zen te betalen som van f 300 zou willen vo- teeren om in de gemeente zelf iets te berei- ken, wij misschien wel een voldoend gebouw- tje zouden kunnen zetten. De heer A. MEERTENS: Als er zoo een gebouwtje moet komen kunnen de patienten er niet in. De VOORZITTER zou dan een gebouwtje desnoods buiten de kom willen plaatsen, en als het Groene Kruis dan wil medewerken, dan kunnen wjj uit de jaarlijksche som van f 300 wel de onkosten bestrijden. De heer A. MEERTENS: Daar is geen denken aan. De heer J. A. MEERTENS: Er moeten daarin ook meubelen zijn die onderhoud vragen. De VOORZITTER merkt op, dat de koop- som een uitgaaf voor eens is en dan zou het Groene Kruis voor de rest kunnen zorgen. Ik kan niet inzien dat het dan aan de ge meente meer dan f 300 per jaar zou kosten. De heer J. A. MEERTENS merkt op, dat al hadden wij een dusdanig gebouw wij daar- mede nog geen verpleegster hebben en die zijn er in Ter Neuzen bij. De heer JANSEN antwoordt, dat wij de verpleging in Ter Neuzen er ook by betalen moeten. De heer J. A. MEERTENS zegt ook niet dat ze dat in Ter Neuzen voor niets doen moeten, maar wil alleen doen uitkomen, dat ze expres niet naar iHoek komen om te ver plegen. De heer M. DE FEIJTER zegt, dat vroeger wel eens gesproken is over de mogelijkheid dat het Groene Kruis een barak zou bouwen en de gemeente jaarlijksch f 300 zou bij be talen. De VOORZITTER antwoordt dat dit is in den geest als door hem bedoeld. Zooals de Voorzitter reeds heeft gezegd zou hij adviseeren ditmaal de f 300 als ge- woon op de begrooting te plaatsen. Binnen- kort kan dan in het Groene Kruis nader over de zaak worden gesproken en kan die vereeniging dan met een voorstel aan den raad komen. De heer PLADDET is ook van meening, dat het initiatief daartoe dient uit te gaan van het Groene Kruis, dat die vereeniging dan het gebouw zou plaatsen en de gemeente uit den post van de f 300 de onkosten zou bestrijden. De heer M. DE FEIJTER zegt dat dat de bedoeling van zijn zeggen is. Z. h. s. wordt de post voor 1930 onver- anderd gelaten. De heer A. MEERTENS is van oordeel, dat wanneer de vereeniging of de gemeente of wie dan ook dat gebouw zou zetten er zal moeten worden voldaan aan bepaalde voor schriften van den gezondheidsdienst. Boven- dien is een zoodanig gebouw alleen voor de onbemiddelde klasse der bevolking, want die het betalen kunnen gaan daar niet heen die blijven thuis en als het alleen voor den werk- man is dan weten wij maar al te goed wat het dan met de verzorging worden zal. Vroeger is de oude school eens voor dat doel gebruikt geweest maar het was totaal niets. De VOORZITTER zou alleen iemand ter verpleging doen opnemen wanneer men ver- zekerd was van een goede verpleging anders j worden ze eenvoudig vervoerd naar Sluiskil of Ter Neuzen. De heer A. MEERTENS wijst er op, dat op de begrooting ook weer voorkomt een post van f 1700 voor onderhoud van straten en pleinen en dat het zijn aandacht heeft getrokken dat eenzelfde bedrag ook is uit- getrokken voor 1929 terwijl er totaal niets is gedaan. Waarom is er geen verbetering aangebracht en wanneer men dat niet doet wat doet dan die post op de begrooting? De VOORZITTER antwoordt dat het de bedoeling is om het geld dat verleden jaar i is uitgespaard met het bedrag van deze be- grooting te vereenigen, om in de Langstraat een gedeelte te rioleeren. i De heer VAN 't HOFF antwoordt, dat dit plan bestaat, maar wanneer de raad oor- deelt dat het bedrag van f 1700 moet worden verwerkt evenwel die rioleering kan plaats 1 hebben. De heer J. A. MEERTENS ziet bezwaar in het dempen van die sloot met het oog op de afwatering ten opzichte der daaraan grenzende particuliere eigendommen. De heer A. MEERTENS antwoordt dat dit met een goot goed kan. De heer J. A. MEERTENS is van meening dat daarvoor de begrenzingen te hoog liggen. De heer VAN 't HOFF is van meening, dat niettegenstaande die f 1700 wordt ver werkt aan de overige wegen wij daarom die rioleering kunnen uitvoeren. De heer A. MERTENS vindt goed, dat men verbeteringen aaabrengt maar dan be- hoeft het onderhoud daarvoor niet te wor den nagelaten. De heer PLADDET zegt dat destijds naar de mogelijkheid van eene rioleering daar ter plaatse reeds een onderzoek is ingesteld ge- worden, maar dat Burg, en Weth. te dien opzichte toen niet homogeen waren, aange zien er vrees was voor onvoldoende afwate- ring. De heer J. D. DE FEIJTER adviseert om te vragen eene vergunning om te delven aangezien bij B. de Kraker de afwatering sleoht is. De VOORZITTER ziet geen bezwaar om het riool dieper te leggen wanneer dit noodig is voor een betere afwatering. In elk geval is uitwatering door een riool zeer goed mo- gelijk. De heer JANSEN is van oordeel, dat de afwatering door een riool evengoed kan ge- schieden als door een sloot als het riool goed is. De heer J. A. MEERTENS merkt op, dat het toezicht voor onderhoud in een sloot ge- makkelijker is dan voor een riool, omdat in buizen altijd een bezinking plaats heeft. De VOORZITTER zegt dat dit bezwaar is op te lossen door het leggen van Voldoende zinkputten en het tijdig uitspudten van het riool. De heer A. MEERTENS vestigt er de aan dacht op dat de laatste regenbui bewezen heeft dat het riool in de Langstraat niet in orde is. De VOORZITTER is van meening dat voor dergelijke stortbuien geen riolen helpen. De heer VAN 't HOFF is van oordeel dat hoe langer een riool is hoe grooter de kans op verstopping. De heer J. A. MEERTENS is het daar mee eens. De heer VAN 't HOFF is van meening, dat het zeer gewenscht is om alvorens het riool daar ter plaatse te verlengen na te gaan of aansluiting aan het riool van Nieuwelink mogelijk is. De heer J. A. MEERTENS zegt dat het bestaande riool zeer goed kan blijven liggen als er aan Nieuwelink maar een vergaarput wordt gemetseld. De VOORZITTER heeft vemomen, dat het bestaande riool in de Langstraat niet deugt aangezien de buizen niet met de noodige zorg zijn gelegd. De heer JANSEN zegt dat daarin buizen zitten van verschillende wijdte. De VOORZITTER zou het dan beter ach- ten eerst een onderzoek te doen instellen daar de discussie daarover dan vrijwel vruch- teloos is. De heer J. A. MEERTENS geeft in over- weging wanneer de opgraving van het oude riool instorting van de daarlangs staande heiningen zou tengevolge hebben het be staande riool te laten zitten en er een nieuw langs te leggen. De VOORZITTER vraagt hoe er dan moet worden gehandeld met de op het oude riool aangesloten buizen van particulieren. De heer J. A. MEERTENS zegt, dat die dan kunnen worden aangesloten op 't nieuwe riool. De VOORZITTER zegt een onderzoek toe. De heer JANSEN vraagt of de 500, die voor extra steun op de begrooting voor 1929 zijn uitgetrokken reeds zijn opgehaald. De VOORZITTER antwoordt dat daarvan nog f 387 gulden beschikbaar is. De heer JANSEN vindt het overbodig op deze begrooting een bedrag voor extra steun uit te trekken met het oog op de ruime werk- gelegenheid. Het is feitelijk geen bezwaar dat bedrag te laten staan maar het is niet noodig. De VOORZITTER adviseert den heer Jan sen die post te laten staan want bij vorst zouden er wel eens menschen om ondersteu- ning kunnen komen. De heer JANSEN heeft niet direct de be doeling om den post te schrappen maar zou alleen willen vragen is het bedrag niet te hoog met het oog op het vele werk. De heer J. A. MEERTENS: Hij wil alleen maar die twee nullen van die 500 afdoen! De heer M. DE FEIJTER vindt, dat het al weinig genoeg is dat hier wordt uit- gegeven voor dat doel, laat ons daar nu niets meer afdoen anders is het niet de moeite waard. Als de menschen werken zal er ook niemand om komen. De begrooting wordt hiema vastgesteld in ontvang en uitgaaf op f 67.628,54. Eveneens wordt z.h.s. de begrooting voor het gemeentelijk electrisch bedrijf vastgesteld gew. dienst in ontvang en uitgaaf op 113.684,20; kapitaaldienst 12280. Idem de begrooting voor het Burgerlijk Armlbestuur op 1 3040. Het suppletoir kohier op de hondenbelas- ting wordt vastgesteld op 1 24,50. j De pensioensgrondslag voor den onderwij- zer Nieuwanhuiae wordt vastgesteld op 1 2484. Verzoek van de Vereeniging van Neder- landsche Gemeenten om eene bijdrage van 14 cent per inwoner voor meubileering van haar kantoor. De VOORZITTER stelt namens Burg, en Weth. voor op het verzoek gunstig te be- schikken. De heer JANSEN is er tegen. Willen de heeren hun kamer gemeubileerd hebben, dat ze het dan zelf betalen. De heer A. MEERTENS is van oordeel, dat waar de gemeente lid dier vereeniging is, het ook haar zedelijken plicht is daaraan te helpen betalen. De heer JANSEN is er in ieder geval tegen. De heer A. MEERTENS antwoordt, dat de heer Jansen dan afwijkt van zijn vroegere ingenomen standpunt aangezien hij todh heeft gestemd voor toetreding door de ge meente als lid, Met den stem tegen, die van den heer Jansen, wordt het verzoek inge- willigd. Nog is ingekomen een schrijven betreffende de invoering van een cursus voor esperanto op de lagere school. Overeenkomstig het voorstel van Burg, en Weth. wordt dit schrijven voor kennisgeving aangenomen. De VOORZITTER vestigt er de aandacht op, dat verschillende gemeenten na den brand te Leiden zijn overgegaan tot het in- richten van een brandvrije kluis ter berging van het gemeente-archief. Aangezien Burg, en Weth. van meening zijn, dat bij brand en eventueel verloren gaan van den burgerlijken stand de kosten voor het opnieuw inrichten daarvan voor de gemeente enorm zouden zijn, afgescheiden van de overige bezwaren, heb ben zij een begrooting doen maken van de vermoedelijke kosten van eene zoodanige in- richting, en aan de hand daarvan adviseeren zij den raad ook in deze gemeente een zoo danige kluis te bouwen. De heer A. MEERTENS heeft er bezwaar tegen om aan dit nieuwe gebouw nu weer te gaan breken, en dan waar moeten wij die zetten. De VOORZITTER zegt, dat het de bedoe ling is daarvoor het achterste deel van de archiefkamer te gebruiken met een deur uit- komende in de secretarie, waar nu de tele- foon is. De heer A. MEERTENS: Dus aan het front moet niets worden veranderd? De VOORZITTER antwoordt, dat er alleen een deurgat in den binnenmuur moet worden gemaakt, terwijl er in den achtergevel een lichtkozijn komt te vervallen. De heer J. A. MEERTENS vraagt of de kosten daarvan zijn begrepen in de nieuwe begrooting. De VOORZITTER antwoordt bevestigend. De heer J. A. MEERTENS zou er alleen spyt over hebben, dat het aanzien van het gebouw er onder zou lyden. De heer JANSEN vraagt of de gemeente die kluis moet maken. De VOORZITTER antwoordt, dat er op dit oogenblik nog geen verplichting voor de ge meente is maar verwacht binnen afzien baren tijd een voorschrift dienaangaande. Ook de Commissaris der Koningin heeft bij zijn laat ste bezoek gevraagd of de gemeente zou zijn te vinden om daartoe over te gaan, en vond het zeer van belang. Verder zullen binnen- kort de bevolkingsregisters zoodanig worden gewijzigd, dat daaraan de waarde van authenticiteit zal worden toegekend en dan is het van zeer groat belang, dat de opber- ging gevaarloos is. De heer JANSEN heeft er nog nooit van gehoord, dat er te Hoek een gemeentehuis is afgebrand. De heer A. MEERTENS vindt het een goede waarborg. De heer J. D. DE FEIJTER vraagt hoe groot die kluis worden zal. De VOORZITTER geeft in overweging de middelgrootte te nemen. De heer PLADDET heeft er bezwaar tegen I dat er in den achtergevel een raam weg moet wat het aanzicht van het gebouw afbreuk doet. Met 5 tegen 2 stemmen, die van de heeren Jansen en Pladdet, wordt besloten tot het bouwen van een kluis. De VOORZITTER wenscht thans te be- spreken de kwestie van de haven met daar aan verbonden de daarop be,trekking hebben- de gevoerde onderhandedingen met het be- stuur van de Wuijokhuizenpolder, doch acht het niet in het belang van de zaak zelve deze aangelegenhedd in een openbare vergadering te bespreken waarom hij straks een vergade ring met gesloten deuren zal houden. De heer A. MEERTENS herinnert er aan, dat hij tegen besloten vergaderingen is. Het publiek heeft er recht op te weten wat er in den raad wordt behandeld en op welke wijze daarover wordt gediscusseerd. De heer JANSEN is van oordeel, dat de Voorzitter in openbare vergadering kan mededeelen wat het polderbestuur wil en dan kan de raad meegaan of niet. De VOORZITTER acht het beter de wen schen van het polderbestuur in besloten ver gadering uiteen te zetten dan kan de raad de besluiten in openbare vergadering nemen. De heer A. MEERTENS is tegen besloten vergadering. De VOORZITTER acht het niet bevorder- llijk, dat het polderbestuur uit de openbare discussies komt te weten hoe de raad er over denkt en wat zij wil. Als de heer Meertens met iemand in ondehhandeling is over een zaak die hem persoonlijk aangaat dan hangt hij te voren todh zijn gedacht daarover ook niet aan de groote klok? De gemeente staat in dit opzicht gelijk met een particulier per- soon. De heer J. A. MEERTENS vraagt of de toestand niet kan worden gelaten zooals hij nu is. De VOORZITTER antwoordt dat dit uit de besprekingen blijken zal. De heer M. DE FEIJTER zou als het mo gelijk is alles zoo willen laten. De raad gaat thans over tot besloten ver gadering. Na het openbaar worden deelt de VOOR ZITTER mede, dat de raad besloten heeft de toestand te laten zooals die is terwijl de ge meente jaarlijks f 20 zal betalen voor onder houd. Wanneer eventueel bij indijking mocht worden besloten tot uitbreking van de daar- liggende steenen dan blijven al de materialen eigendom van de gemeente. Omvraag. De heer M. DE FEIJTER vraagt hoe het staat met de straatverlichting op het Boeren- gat, komt daar nog iets van? De VOORZITTER antwoordt, dat het de bedoeling is dit in een volgende vergadering te behandelen te zamen met de plannen tot uitbreiding van het net. De heer M. DE FEIJTER zegt, dat de menschen er dan dezen winter niet veel meer aan zullen hebben en dat er toch geen be zwaar is om dat reeds nu te doen. De VOORZITTER antwoordt, dat het de bedoeling is de aanvraag te behandelen los van de plannen tot uitbreiding maar in dezelfde vergadering. De heer J. A. MEERTENS vraagt of het uitbreidingsplan in groepen zal worden be handeld. De VOORZITTER antwoordt, dat van elke groep eene begrooting zal worden overgelegd. De heer J. D. DE FEIJTER vraagt of het de bedoeling is de geheele gemeente aan te sluiten. De VOORZITTER antwoordt, dat dit wel- licht te duur zou komen maar kan geen in- lichtingen geven, voordat de begrooting er is. De heer A. MEERTENS zou er voor zijn om de straatverlichting voor het Gat te be handelen. Hij had gedacht te plaatsen een lantaam aan H. Wolfert een aan J. Pladdet een aan G. Maas, een aan J. de Kraker en een aan G. Durink. De heer J. D. DE FEIJTER acht op het Boerengat geen straatverlichting noodig om acht uur gaan de menschen alle naar bed. De heer A. MEERTENS acht dat geen ge- zegde, hier gaan er ook veel vroeg naar bed. De heer J. A. MEERTENS merkt op, dat ieder die aldaar passeert met rijwiel, auto of rijtuig zelf zijn licht meebrengt. De heer A. MEERTENS zegt, dat wanneer me op dat standpunt staat men dan hier ook geen straatverlichting behoeft te ontsteken, het is een groot gehucht waar verlichting moet zijn. De VOORZITTER vraagt te wachten met de behandeling tot de begrooting van de P.Z.E.M. binnen is. Binnen zeer korten tijd zal dat kunnen gebeuren. De heer M. DE FEIJTER kan na de toe- zegging van den Voorzitter daarmede genoe- gen nemen. De heer M. DE FEIJTER vraagt aan wie het huisje behoort, bewoond door P. Diele- man op het Gat. Hij dacht, dat het eigen dom was van het armbestuur, maar in elk geval van wie het ook is het schijnt, dat het daar ontzettend veel doorregent, zoodat men er niet droog kan blijven. Hij vraagt als de betrokken persoon dat niet zelf kan bekosti- gen te doen geschieden op kosten van het armbestuur, daar het zoo niet kan. De SECRETARIS, als secretaris van het armbestuur, merkt op, dat Dieleman dan daarvan kennis had moeten geven. Als men niets zegt weet men niet, dat het daar niet in orde is. Wat de eigendomskwestie betreft kan hij daarop direct geen antwoord geven maar zal het onderzoeken. De heer J. A. MEERTENS dacht dat Diele man toch werkt. Kan hij dan daarvoor niet zorgen. De heer M. DE FEIJTER wenscht niemand in dezen een verwyt te maken maar verzoekt dat eens te onderzoeken en maatregelen te nemen. Niemand meer het woord verlangende en niets meer te behandelen zynde sluit de VOORZITTER de vergadering. Dinsdagavond, 29 October, des avonds om 7 uur waren de leden van den gemeenteraad ter openbare vergadering byeengeroepen. Reeds geruimen tijd v66r de vergadering heerschte vodr het stadhuis en in de naaste omgeving een ongewone drukte. 't Was alsof de atmosfeer geladen was met een hoogspan- ningsstroom, die zich tijdens deze vergade ring trachtte te ontlasten. Allerlei kwinksiagen, afgewisseld met vin- nige op- en aanmerkingen, schampere ge- moedsuitingen wegens de aanwezigheid van een viertal politiemannen, werden als midde- len gebruikt om den tijd van het wachten voor de opening der vergadering te bekorten. Toen de deur voor de publieke zitting ge- opend werd, stormde de ongeduldige menig- te al dringend en ellebogend de publieke tribune binnen die al spoedig gevuld was als een ton haringen. Velen, die achteraan ge- komen waren, hadden zich den toegang niet kunnen verschaffen en moesten daarom maar probeeren uit de verte iets op te van- gen van hetgeen ter sprake zou komen. Eindelijk tegen half acht opende de Voor zitter de vergadering. Alle leden hadden aan den oproep gehoor gegeven. Na den gebruikelijken hamerslag kreeg de Secretaris gelegenheid om de notulen voor te lezen van de gewone vergadering gehouden op 27 Augustus, daama die van de spoed- eischende vergadering van 7 September. Beide notulen werden zonder op- of aanmer kingen goedgekeurd. Alsnu deed de Voorzitter mededeeling, dat door hem d.d. 3 October 1.1. een verbod op samenscholingen van meer dan 3 personen was afgekondigd, welke mededeeling hij over eenkomstig art. 184 tot 187 van de Gemeen- tewet aan den raad verplicht te doen was. Nu echter Burg, en Weth. komen met een voorstel tot wijiziging van de Politieverorde- ning hoopt hij, dat na aanneming van de voorgestelde wijziging het verbod op samen scholingen zal kunnen vervallen. Er is ingekomen een schrijven van het raadslid den heer De Leux over de houding van het hoofd der politic, welke houding hij niet goedkeurt en hij daarom tot den Voor zitter het verzoek richt hem over die hou ding te mogen interpelleeren. De Voorzitter merkt op, dat deze vraag niet behoeft te worden gericht aan den raad daar B. en W. alleen verantwoording schul- dig zijn aan den raad volgens art. 208 der Gemeentewet. Zou de heer De Leux van den Burgemees- ter inlichtingen wenschen te vragen, dan zal in casu de heer De Leux daartoe verlof van den raad behoeven. Doch ook als hoofd van de politie zal de Burgemeester ook alleen be- slissen of hij deze interpellatie wenscht te aanhooren. „Ik geef daarom het woord aan den heer De Leux". De heer De Leux: Mijnheer de Voorzitter. Toen op 23 Sept. een conflict uitbrak aan de Stijfselfabriek heeft het mijn verbazing ge- wekt, dat het hoofd der politie daar tegen- woordig was. Er was nog niets gebeurd. En toen het conflict 3 dagen aan den gang was, werd mij door den Voorzitter van den raad gezegd: Ze moeten alles laten. Niet met steenen gooien, want dan zal ik maatregelen treffen. Toen heeft de Voorzitter het verbod op samenscholingen afgekondigd om de sta- kers te beletten de ratten te verjagen. (Het woord ratten" is de Belgisohe qualificatie voor degenen die in de Ned. arbeiderswereld ,,onderkruipers" genoemd worden.) Maar niets was nog gebeurd. Alles moest nog komen. De Voorzitter heeft door het nemen van dien maatregel de arbeiders gepro- voceerd tot het doen van daden, die door de leiding waren afgeraden. Hij heeft gedaan wat hij kon om het samenscholen te beletten. Niemand mocht voorbijgaan. De menschen j kwamen om hun brood te verdedigen. Hii heeft I hen geprovoceerd. Dat kan ik niet goedkeuren. I Hij had den Raad direct van het verbod moe- I ten kennis geven. We zijn 4 weken met het verbod van samenscholingen opgescheept. De menschen zijn kalm, alles is rustig en nog worden door de politie processen-verbaal ge- maakt. Op 2 Oct. had ik een gesprek met den Bur- I gemeester. Hij zei tot mij: De Leux, het zou I mij spijten als ik andere maatregelen moest nemen. Maar hij had de briefjes zeker al in den zak. Hij hoefde er zijn handteekening nog maar op te zetten, toen hij het sein gaf er op te slaan, nu van heel zijn politie-corps verge- zeld. Toen ik jaren geleden als toehoorder op de tribune stond, heb ik hem eens tot den heer Stubbe hooren zeggen: Jullie zijn geen men schen. Gij doet niets voor de arbeiders. Gij wildet het toen laten voorkomen alsof gij een vriend van den arbeider waart. En nu bemoeilijkt gij hen in den strijd om hun be- staan. Dat hebt gij aan de bevolking van Sas van Gent gedaan. Gij zult met mij eens zijn dat de cooperatie niet als revolutionair kan beschouwd worden. Welnu, zij geeft 10 kor- ting aan de stakers. Evenals de Modernen, zijn de R.K. in den strijd getreden. Gii hadt moe ten onzijdig blijven en den strijd laten voort- woekeren. Deze Burgemeester gaf zich gaame uit voor democraat. Hij zegt: Ik ben voor den arbeider. Ik draag hem een goed hart toe. Maar hebt gij u ook zoo getoond? Die tijd schijnt voorbij, toen gij in een interview met een correspon dent van het Dagblad van Noord-Brabant zei- de: De menschen van Sas van Gent zijn niet zoo onaardig. En nu zal ik niet eens mijn per- soonlijke meening uiten, ook niet het Volk of de Voorwaarts aanhalen, want dat zijn socia- listische organen en die liegen, zooals onze tegenstanders altijd beweren. Ge zult evenwel nooit in De Tijd gelezen hebben, dat de Volks- krant liegt. Ik kan dan ook met gemak onder- schrijven, waar die zeggen, dat uwe onzijdig- heid ver te zoeken is. Gij meent u de drager van de dictatuur. Hier is alles macht. Wat ik zeg moet gebeu ren. Ik vraag mij af of gij soms cursuslessen gevolgd hebt bij Mussolini. Uw manier van optreden is dezelfde. Ik hoop dat de Raad mij zal steunen om u te bewegen het verbod van samenscholing op te heffen. Ik heb gezegd." iDe Voorzitter: Nu de interpellant de Leux geeindigd heeft hoop ik, dat ook mijn woord aandachtig zal gehoord worden. Ik zal een helder licht werpen op datgene, wat ik dien- stig acht voor 't voetlicht te brengen. Op 1 Oct. was er geen schijn van toenade- ring tusschen werklieden en werkgever te be- speuren. Om 6 uur hebben mij de leiders der organisaties mij om een onderhoud gevraagd. Dat heb ik toegestaan. Hierbij moet ik opmer- ken, dat de zaak toen niet in zoodanig stadium verkeerde als in de Volkskrant is voorgesteld. De heer de Leux (interrumpeerend)Zij schrijft dan leugens dus! De Voorzitter: Ik zou mij niet ingelaten hebben met de zaak, maar uit achting voor de fabrieksarbeiders heb ik met de leiders, de heeren Kroonen, Rippen en Chalmet voor de Belgische arbeiders, het punt behandeld en besproken wat bereikt behoorde te worden. Zij gaven mij ten antwoord, dat zij tevreden zou den zijn, dat bereikt werd, wat in de Z. K. is ter kennis gebracht. De heer Rippen heeft mij verklaard: Het is ons gelijk of het nu gaat door de organisatie dan wel door u. Indien door uw bemiddeling bereikt wordt, wat wij wenschen, zullen we tevreden zijn. Alsdan heb ik mij bereid ver klaard hun verzoek in te willigen. Dinsdag heb ik mij naar de Directie be- geven, nadat de leiders mij nog gevraagd had den hun mijn bevinding mede te deel en. Zij hebben mij opgegeven telefoonnummer 11 bij Krijger, Sluiskil. Ik heb een onderhoud gehad met de Direc tie en deze heeft mij gezegd, dat zij niet on- verschillig kon staan tegenover de voorstellen met het oog op de werking der Stijfselfabriek. Zij heeft mij zelfs nog meer geboden dan ik aangevraagd heb. Om half een heb ik de hee ren het resultaat meegedeeld. Zij vonden het prachtig. Ik dacht bij mezelf: Dat beteekent hervatting van den arbeid. Ik had gemeend, dat de leiders het bericht aan de organisaties zouden doorgeven. Dat was hun dure plicht geweest. Doch hetgeen ik van deze mannen niet verwacht had, aldus was niet geschied. Zij hebben hun organisaties in onwetendheid gelaten, noch de Katholieken, noch de Socia- listen wisten er van. De heer De Leux (interrumpeerend): Par don, de Modernen. De Socialisten vormen een politieke partij, de Modernen vormt een arbei- dersorganisatie. Ik verzoek u dat te redres- seeren. De Voorzitter: Het zijn Socialisten, nu de Modernen dan, zij hebben de arbeiders in on wetendheid gelaten. En zoo stonden stakers en ongeorganiseerde arbeiders om 4 uur ge- reed om de werkwilligen joelend en schreeu- wend te volgen. Om 11 uur heb ik ook u, mijnheer de Leux, verklaard, dat ik niet zou dulden iemand te hinderen. Er hadden zich relletjes voorgedaan. Ik heb u gezegd: Be- denk, dat wat hier geschiedt zich morgen niet zal herhalen. Ik heb u toen gewaarschuwd voor de gevolgen. Den 3den October ligt u nog wel versch in het geheugen en dan heugt het u ook, dat alvorens het verbod uit te vaar- digen, ik kennis gegeven heb van den inhoud van een telegram aan den Rijksbemiddelaar. Als mij als hoofd van politie gemeld was, dat twee kantoorbedienden met den dood bedreigd waren geworden, moest ik als hoofd van poli tie ingrijpen. Ik was dat verplicht. De wet geeft daartoe bevoegdheid aan den Burgemees ter. In geval van oproer heeft de Burge meester daartoe de bevoegdheid en ook art. 180 lste lid machtigt hem daartoe. De Bur gemeester ontleent zijn bevoegdheid niet aan de oorzaak, of aan den rechtsgrond. Zijn be voegdheid is uitsluitend aan hem krachtens de feiten. Ik heb u klare waarheid geschonken en hoop dat de rust en de welvaart spoedig in de gemeente zullen wederkeeren. De heer De Leux: Ik hoop het ook. Maar waarom dan den gemeenteraad niet onmiddel- lijk in kennis gesteld. Ge zegt, niet partijdig te zijn. Ik vind evenwel, dat ge zeer partijdig zijt. Ge hebt de werkwilligen laten schelden. Wat! zeiden zij, we zullen de stakers tot riempjes snijden. De patroon kan ik geen on- gelijk geven, 't is een strijd tusschen kapi- taal en arbeid. Maar u Mijnheer de Voorzitter kan ik geen gelijk geven. De Voorzitter: Ik ga niet met u in dis cussie. |De heer De Leux: Dat is gemakkelijk. Dan bent u er van af. De Voorzitter: Aangezien „zoo spoedig mogelijk" erop duidt in tegenstelling met ,,terstond" heb ik den Commissaris onmiddel- lijk kennis gegeven. De heer De Leux: Waarom hebt u een raadsvergadering opgeroepen? Het kamerlid Drop heeft mij zelf gezegd, dat gij de wet hebt overschreden. De heer Drop is al zoo lang kamerlid, die is toch wel met de wet op de hoogte! De heer Marquinie: Ik heb de woorden van den heer De Leux gehoord en ook de woor den van den Voorzitter. Ik kan mij voorstel len, dat de Voorzitter ingrijpen misschien noo dig heeft geoordeeld. Maar ik vind het toch vreemd, dat niet is onderhandeld met de Wet- houders. Een oogenblik te voren was ik nog op 't stadhuis. Toen heeft de Voorzitter geen woordje gezegd. Waarom nu zoolang ge- wacht, om zijn verbod aan den Raad mede te d'eelen. Ik vind het ook langdradig op 't eind van October eerst een vergadering te beleg- gen. De Sassenaren zijn vredelievende men schen. De politie hoeft hen niet uit elkaar te jagen. Zeker, de politie moet haar plicht doen. Maar jammer vind ik het, dat-de Burgemeester niet vroeger den Raad bijeengeroepen heeft. De Voorzitter: Het wekt mijn verwonde- ring, dat U als wethouder aanmerking maakt. Wie de gemeentewet bestudeert, vindt daar het antwoord. De heer Marquinie: De raad moet dien maatregel toch bekrachtigen. U, die dat wist, vind ik het spijtig 3 a 4 weken later pas mede- te deelen. De heer De Leux: Ik stel daarom een motie voor op het beleid van den Burgemeester. iDe Voorzitter: Ik zie graag het oordeel van den Raad tegemoet. (De heer Stouthamer: Dat is de kortste weg. IDe Voorzitter: Om de motie te behandelen moet zij door twee leden gesteund worden. De heeren Stouthamer en IJsebaert onder- steunen de motie. Deze wordt aangenomen met 4 tegen 3 stemmen. De Voorzitter: Ik zie dat de Burgemeester tegengewerkt wordt. Welnu, de motie is er geweest. Ik zal haar opbergen in het afchief. De heer Stouthamer: Ik hoop dat zoo'n motie niet meer noodig zal zijn. De heer De Leux: Ik hoop het met u mijn heer Stouthamer. Hiermede is de zaak, die zooveel gemoede- ren in beweging bracht en de atmospheer der gemeentenaren op hoogspanning deed raken, afgedaan. Er kan thans tot voorlezing van de ingekomen stukken worden overgegaan. Ingekomen is een verzoekschrift van de R.K. Werkliedenvereeniging om voor de werklieden, die met werkeloosheid te kampen hebben een steunregeling in het leven te roepen. De Voorzitter: Dat verzoekschrift is te laat bmnengekomen om thans. te kunnen behande len. Ik stel daarom voor het in handen van Burg, en Weth. te stellen. Aldus wordt goed- gevonden, waama overgegaan wordt tot be handeling van het derde punt op de agenda voorkomende, n.l. Voorstel tot wijziging van het Reglement van Politie in de gemeente. De Secretaris doet voorlezing van de voor gestelde aanvulling, die als art. 46 en 46bi» in de Politieverordening zou moeten gebracht worden en hierop neerkomende, dat de Politie gemachtigd wordt om in het belang der open- bare orde de rust en de veiligheid kan gelas- ten een weg af te sluiten of een andere rich- ting voor het verkeer kan voorschrijven. Over- treding van dit artikel kan gestraft worden met gevangenisstraf van ten hoogste 6 dagen subsidiair 25 gulden boete. De Voorzitter: Vraagt iemand daarover het woord De heer De Leux: Jawel, Mijnheer de Voor zitter en ik zou er wat over willen zeggen ook. De Voorzitter: Dat mag u ook, mijnheer De Leux. De heer De Leux: Ik kan niet begrijpen waarom het noodig is. Sas van Gent is een gemoedelijke plaats, waar nooit iets gebeurt. Bijgevolg zou het zijn, dat de arbeiders heele- gaar in het gedrang zouden komen. Toen voor enkele jaren de Politieverordening bijna gewijzigd werd omdat de Burgemeester al te veel macht gegeven was, was de Raad over- tuigd, dat de Burgemeester al macht genoeg heeft. Ik zeg bijna, want de Kroon heeft het raadsbesluit toen vemietigd. Ik hoop dat de heeren die vroeger zich daartegen verzetten, thans ook daar tegen zullen verklaren. Het

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1929 | | pagina 7