ALGEMEEN NIEUWS- C.N ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN.
Meer en betere Eieren
Flora's Hoenderbeschuit
Eerste Biad.
No, 8443
VRIJDAG 25 OCTOBER 1929.
69 e Jaargang.
De Troebelen in Palestina.
FEUILLET0N,
BIHMIHLAND.
Fa A.v.OVERSEEKE-LEUNIS
EUZENSCHE COURANT
ABONNEMENTSrRIJSBinnen Ter Neuzen 1,40 per 3 maanden Buiten Ter Neuzen
fr. per post fl,80 per 3 maanden Bij vooruitbetaling fr. per post f 6,60 per jaar
Voor Belgie en Amerika f 2,25, overige lan den /2,60 per 3 maanden fr. per post
.Abcmnementeu voor bet bnitenland alleen brj vooruitbetaling.
<JJtgeefsterFlrma P. 3. VAN BE SANDK.
GIRO 38150 TEUEFOON No. 25.
ABVERTENTIeN: Van 1 tot 4 regels 0,80 Voor elken regel meer f 0,20.
Grootere letters en cliches wor den naar plaatsruimte berekend.
Handelsadvertentien bij regelabonnement te gen verminderd tarief, hetwelk op aanvraag
verkrfjgbaar Is. Xnzending van advertentien liefst een dag voor de uitgave.
BIT BLAB VERSCHIJNT IEBEREN MA ANBAG-, WOENSDAG- en VRIJBAGAVONB
t I.
Wij leven tegenwoordig wel in een
zeer onmistiqe wereld. De relletjes te
Maastricht mogen dan nog geen onrust-
barende proporties aannemen, zij zijn een
laatste uitlooper van een lange en bange
reeks empties op allerlei terrein door heel
de wereld. Oostelijk Groningen is pas
weer eenigszins tot rust gekomen, en ook
in andere streken van ons eigen land
worden verschillende conflicten bijae-
legd of bijeen-gekramd of -geliimd. In-
tusschen ziet het er in andere oorden van
onze aarde donker uit, en ook al mogen
dan misschien in de laatste weken wat
meer geruststellende berichten komen uit
sommige streken en speciaal uit het oude
Heilige Land, toch zijn de troebelen, die
daar dezen nazomer hebben geheerscht,
van dusdanigen aard, dat er zeker wel
eens aller aandacht aan mag worden ge-
schonken. In Augustus dezes jaars is dat
begonnen, en er is toen een zeer donkere
bladzijde aan de geschiedenis der Joden
in Palestina toegevoegd. Weer zijn stra-
ten en wegen en bergen van het Heilige
Land in bloed gedrenkt, en nog duren de
dagen van angst en booze droomen daar
voort. Het is weer een volk van smarten,
bezocht, verzocht, geslagen en gekrenkt.
Men kent algemeen het schoone hoofd-
stuk Jesaja 53, waar over den ,,Man van
Smarten'' gesproken wordt. Er zijn in
den bijbel weinig hoofdstukken, die den
uitleggers zoo veel zorg en zoo veel
moeite baren, weinig schriftgedeelten ook,
waarbij de meeningen der uitleggers zoo
sterk uiteen gaan, als juist daar. Maar
zeker is het wel heel merkwaardig, dat
onder de vele uitleggingen vooraan staat
deze: dat de (onbekende) schrijver van
dit hoofdstuk ook zeer wel het oog kan
hebben gehad op zijn eigen volk. zooals
dat juist in zijn dagen in moeilijkheden
en druk verkeerde. Wij geven hier geen
bijbel-exegese, wagen er ons zelf niet
aan, maar zeker is wel dit, dat in onze
dagen en in dezen tijd van troebelen en
opstand dit oude hoofdstuk ook bij vele
Israelieten weer opgeld zal doen, en...
dat zij zich er door zullen laten troosten
en bemoedigen. Ongetwijfeld hebben zij
aan troost en bemoediging nu wel sterk
behoefte.
Er is geen enkele Jood, waar hij zich
ook in de oude of in de nieuwe wereld
bevindt, die thans niet met ontzetting
denken zal aan wat er te Hebron, Jeru-
zalem of elders afspeelt. En breeder is
de kring van hen, die meeleven met al
deze vreeselijke gebeurtenissen, en die
niet zonder zorg de toekomst van Pale
stina tegemoetzien. In een mooie brochure
over deze zaak (verschenen bij de Druk-
kerij Korthuis te 's Gravenhage) heeft
Prof. Dr. Joh. de Groot, hoogleeraar aan
de Rijksuniversiteit te Groningen, o.m.
meeqedeeld, dat de bekende Weizmann
bij de eerste-steen-legaing van de jood-
sche universiteit te of bij Jeruzalem in
1918 met een toespeling op een Talmoe-
dische legende heeft gezegd, dat de Jood
sche ziel woont „tusschen hemel en
Uit het Engelsch
door
E, PHILLIPS OPPENHEIM.
76) (Vervolg.)
Gedurende een paar ooqenblikken bleef
de bediende hem verbaasd aankijken, toen
qing hij een paar stappen op zij om hen
beiaen door te laten, sloot de deur en
ging hun voor naar de wachtkamer. Toen
ze alleen waren qreep Frances hem bij
den arm.
,,Mlaar Ernest", riep ze verschrikt uit,
„je bent toch niet ziek? Zeq me alsjeblieft
dat je niet zieik bent."
,1k heb me nog nooit zoo goed gevoeld
als nu", antwoordde hij opgewekt. „Doe
nu maar wat ik je gezegd heb en wacht
af. Je zult zien, dat alles een keer voor
ons qaat nemen. 't Beste is, dat je maar
steeds in je zelf herhaald, dat elke wensch
dien je in je leven gehad hebt, nu vervuld
gaat wiorden. Dan is de overganq niet zoo
groot."
Meteen ging de deur open en ver-
sciheen de bediende op den drempel.
,,Wilt u maar meegaan, mijnheer?"
vroeg hij.
Even daarna ginqen ze de bekende
spreekikamer binnen. Bij 't opengaan van
de deur keek Sir James van zijn schrijf-
aarde," maar had hij er bij gevoegd:
,,in Palestina zou zij tot rust komen".
Die rust lijkt echter momenteel nog wel
heel verre, zij schijnt wel absoluut ver-
dwenen te zijn achter den horizont der
menschelijke mogelijkheden. En De
Groot zegt het zoo hartelijk en open: ,,wij
houden van de Joden en de Joden hou-
den van ons", des te meer ontzetten wij
ons met hen als hun leed wordt aange-
daan of vervolging hen treft. Alleen zijn
wij daarmede niet tevreden, wij willen
verder gaan en tot verbetering van die
toestanden zien te komen door op te zoe-
ken de diepste oorzaken van de troe
belen. Dat wij dit mogen doen met een
bekwaam en zaakkundig mensch als
Prof. De Groot tot qids, is zeker een
voorrecht te achten.
Prof. De Groot vertelt, dat, toen hij
in de jaren voor den oorlog, betrekkelijk
lang tusschen Joden en Arabieren in het
hartje van Jeruzalem en elders in het land
Palestina verkeerde, hij daar heel weinig
Jodenhaat onder de Arabieren bespeurde:
maar toen de hoogleeraar daar drie jaar
geleden terugkwam, vond hij den toe-
stand veel slechter geworden. En daar
na werden de verhoudingen nog scher-
per. Dat zoo spoedig het kookpunt reeds
zou worden bereikt, had hij echter zeker
niet gedacht. Wel trachtte een brutale
Arabier op den Vrijdagmiddag toen de
hoogleeraar, twee weken voor het uit-
breken van de onlusten, bij den klaag-
muur vertoefde, het bidden en klagen te
verstoren door een luid en ongepast ge-
schreeuw; hij was een metselaar, die aan
het werk was bij de Mindret, dien de
Mohammedanen vlak boven den ouden
muur aan het oprichten zijn, en hij had
blijkbaar nog niet geleerd, dat tempel-
bouw en stilte bij elkander behooren. Ook
waren er wel meer bewijzen van prikkel-
baarheid, maar het wasVrijdag, en
dat is nu eenmaal de Mohammedaansche
rustdag!
Niemand zal het natuurlijk wagen zich
te steken in het wespennest van de
schuldvraag bij al de kleine en grootere
incidenten, die thans zijn voorgevallen.
Trouwens, ook al mocht dit alles nog
kunnen worden uitgezocht en bewezen
de diepste oorzaak is daarmede nog niet
onthuld. De heele klaagmuurkwestie is
ook niet de diepste oorzaak, ook deze is
van bijkomstige beteekenis. Zij mag de
vonk in het kruitvat zijn geweest, zij
toonde wel heel klaar en duidelijk de on-
aangename verhoudingen.
Sinds vele eeuwen hebben de Joden
het recht om in Jeruzalem te bidden en te
klagen bij een stuk van den muur, die het
haramas-sjerief (de vroegere tempel-
plaats) omringt. In 1912 hadden de
Turken bepaald, dat de Joden niet het
recht hadden om door een muur of wand
mannen en vrouwen te scheiden. Nu de
Turken weg zijn, mee door Joodsche
regimenten verdreven, hebben de Joden
maar leukweg toch een scheidingswand
opgericht op den Grooten Verzoendag
24'Sept. 1928. Daarin zagen de Moham
medanen een inbreuk op hun rechten en
na eenige strubbelingen kwam de Brit-
sche politie tusschenbeide. Ieder be-
grijpt, hoe daar weer allerlei geharrewar
op gevolgd is, en het schijnt wel, dat een
oplossing van de hangende klaagmuur-
tafel op, maar het was duidelijk te zien,
dat hij zijn zoogenaamden patient niet
herkende. En het was nog duidelijker te
zien, dat hij niet het minste idee had, wat
het jonge paar, dat in niets op het gewone
slag patienten leek, in zijn spreekkamer
kwam doen. Hij legde zijn pen neer en
draaide zich in zijn stoel om.
,,Waarmee kan ik u van dienst zijn?'
vroeg hij.
Bliss kwam verder de kamer in, totdat
hij op een paar schreden afstand van de
schrijftafel stond.
„Herkent u me niet, Sir James?" vroeg
hij.
Bij 't hooren van die stem keek de dok-
ter hem scherp aan.
,,Ja, ik herken u wel", zeide hij toen,
plotseling een en al aandacht. ,,Uw naam
is Bliss."
,,Precies", antwoordde Bliss.
Sir James leunde achterover in zijn
stoel en bekeek zijn bezoeker van top tot
teen. Toevallig hing er aan den wand,
vlak boven de schrijftafel, een spiegel;
onwillekeurig keek Bliss even naar de
weerkaatsing van zijn gezicht, waarvan
elke liin door het hel naar binnen vallen-
de ocintendlicht geaccentueerd werd. En
als bij tooverslag kwam zijn uiterlijk van
een jaar geleden hem voor den geest; een
jonge man in ultra-moderne kleeding, met
een bleek, vermoeid gezicht, en donkere
kringen om de oogen, als resultaat van
een ongeregeld leven en een slechte spijs-
vertering; een niets-nut, wiens eenige
levenadoel was, zich te vermaken; een
leeghoofd, die zijn dagen verkleingeld
had, zonder eenige levensdoel, zonder
ernstige gedachten. Nu weerkaatste de
spiegel een geheel ander beeld, de ultra-
moderne kleeren waren verdwenen, zijn
geschillen niet te bereiken is. Om een
stukje muur, dat voor de Arabieren zoo
goed als geen waarde heeft, wordt nu
gestreden.
Maar diepere oorzaak is deze, dat de
Joden maar steeds uitroepen, dat
Palestina hun land is. Op numerieke
sterkte kunnen zij zich daarbij zeker niet
beroepen. De cijfers van 1 Juli 1927
wijzen aan: 648556 Mohammedanen,
147687 Joden en 76083 Christenen.
M.a.w.: de Joden vormen slechts een
zesde deel van de bevolking van dit land.
En daarbij verlieze men bovendien niet
uit het oog, dat de Palestijnsche Joden
nog bij lange na geen eenheid vormen.
Zij zijn niet eens een nauw-aaneen-
gesloten minderheid. Denkt men bij-
voorbeeld heusch, dat een communis-
tische immigrant, die elke synagoge ver-
afschuwt, iets gemeen zou hebben met
den ouderwetschen vromen Jood uit de
bedehuizen van Jeruzalem? Wel is er
ook hier getracht een eenheid tot stand
te brengen, en is er een ,,eenheids-
emeente" gevormd, waarbij zich eind
ebruari 1929 al meer dan 90.000 leden
hadden laten inschrijven, maar waarin
zijn die lieden nu eigenlijk een? Als zij
dus zeggen: ons land, ons volk. ons doel,
dan bedoelen zij lang niet alien hetzelfde.
Zij willen onder meer historische aan-
spraken laten gelden. Kanaan is dan
onder Jozua veroverd op allerlei bar-
baarsche volkeren, maar een echt en vol-
komen vrije eenheidsstaat is er toch maar
gedurende heel korten tijd geweest.
Palestina is ten alien tijde geweest een
land van vele volken en van vele rassen.
Wie meent, dat het land ooit aan een
volk heeft toebehoord, heeft de geschied-
boeken niet goed gelezen.
Maar met de religieuze aanspraken is
het niet zoo veel beter gesteld. Een deel
Van de Joden en ook allerlei Christenen,
waartoe ook de gewezen Engelsche
minister Balfour behooren, meenen, dat
de Joden een door God hun geschonken
recht mogen laten gelden op een zoo vol-
ledig en zoo spoedig mogelijke teruggave
van het Land der Vaderen, dat niet
minder zou wezen dan hun wettelijk be-
zit. Het is echter wel zeker, dat de
woorden der Oudtestamentische profe-
ten, die in werkelijkheid slaan op den
terugkeer van de Joden uit de Babylo-
nische ballingschap in de zesde eeuw
voor Christus, zoo maar klakkeloos niet
mogen worden betrokken op de Zionis-
tische pogingen tot wederopbouw van
een Joodsch verblijf in Kanaan.
En dan zijn er ook ideeele aanspraken,
die de Joden zoo graag. erkend willen
zien. Palestina is en blijft het land, waar
de Joden het meeste geleden hebben, en
waar God hen daarom in de toekomst
nog wel eens bijzonder zou kunnen
zegenen. Als de Joden het echter hebben
over ideeele rechten, bedoelen zij nog iets
anders. Dan bedoelen zij, dat zij in de
laatste tientallen jaren zoo uitermate veel
aoeds voor Palestina hebben gedaan.
En inderdaad is dat niet gering. Want
wie de geschiedenis der Joodsche koloni-
satie sinds 1878 bestudeert, zal daarin
vinden een van de interessantste episodes
uit de nieuwste geschiedenis, maar hij zal
daar tevens vinden gewag gemaakt van
heel veel moeite en strijd. Zeker: over-
gezicht was forscher, mannelijker gewor
den, met ernstige lijnen om den mond en
een rustigen oogopslag. En plotseling
kreeg hij een gevoel van groote blijd-
schap. Nu begreep hij eerst goed, wat dat
jaar hem gebracht had.
,,En heeft u de vijfentwintig duizend
pond meegebracht?" vroeg de dokter.
„Neen, dat heb ik niet", antwoordde
Bliss ernstig, ,,'t spijt me voor u, maar u
heeft de weddenschap verioren. Precies
een jaar geleden stond ik ook in deze
kamer en geen twee uur daarna wandel-
de ik mijn huisdeur uit met vijf pond in
mijn zak en geen andere kleeren, dan het-
geen ik aarihad. Van dat oogenblik af tot
nu aan toe, heb ik uitsluitend geleefd van
hetgeen ik verdiend heb. Ik heb mijn
wloord gehouden naar den geest en naar
de letter. Van niemand heb ik giften, hoe
dan ook, willen aannemen. Op geen ma-
nier heb ik van mijn positie of mijn rijk-
dom geprofiteerd, noch direct, noch in
direct. En daar, waar ik van mijne hulp-
bronnen gebruik gemaakt heb om andere
menscihen te helpen, heb ik onmiddellijk
alle relaties met die memschen afgebroken
zoodat ik op geen manier ook maar eenig
voordeel van mijn daad kon hebben. Ik
ben achtereenvolgens chauffeur, portier
en handelsreiziger geweest en de laatste
twee maanden heb ik een autobus be-
stuurd. Dezen morgen heb ik mijn laatste
betrekking verlaten met een uitstekend
getuigschrift."
De dokter zette zich noq iets gemakke-
lijiker in zijn stoel en keek zijn patient na-
denkend aan.
,,En uw gezondheid?" vroeg hij.
,,Is uitstekend."
,,En de duizeligheid en het gevoel van
flauwvallen waar u over klaagde?"
winning leek wel het slot. Terwijl dit
schoone resultaat door de troebelen van
nu helaas weer zou worden verstoord!
Prof. De Groot verhaalt, hoe er bij-
voorbeeld ergens in een Joodsche kolonie
een net steenen huis staat met een ruimen
koestal, een hoenderhok van wonderlijk
model en een groot houten hondehok.
Toen de kolonist nog niets bezat om daar
een woning van te bouwen, sliep hij in
het planken huisje, waar nu de hond
verblijf houdt. Daarna woonde hij in het
schuurtje, dat later werd gedegradeerd
tot hoenderhok. En toen later ae over-
heid eindelijk de zoo lang gevraagde en
verwachte bouwpermissie gaf, ontstond
de koestal, waarin hij destijds heel kame-
raadschappelijk huisde met zijn vee. Nu
eindelijk is het niet alsof men de ge
schiedenis van Dr. Schweitzer leest „aan
den zoom van het oerwoud?"Nu ein
delijk is hij in staat gesteld om te trouwen
en een steenen huis te bouwen!
Een zoo'n verhaaltje en schetsje, dat
gemakkelijk met tientallen andere voor-
beelden zou zijn te vermeerderen, geeft
zeker een goed en duidelijk beeld van
de toenemende welvaart van den sloven-
den, hard werkenden eigenaar en van den
voortgang der kolonisatie. In 1912
waren er reeds veertig kolonien, thans
zijn er al meer dan honderd, die ongeveer
een tiende deel van het land beslaan, en
daaronder de vruchtbaarste streken.
Wie (als schrijver dezes) het voor
recht heeft gehad een en ander maal te
mogen zien de mooie filmen, die over dit
werk der Zionisten vervaardigd zijn en
alom in den lande worden vertoond, zal
ongetwijfeld ook zelf diep ontzag krijgen
voor hun nobel streven en schoone
resultaten.
EERSTE KAMER.
jDe Eerste Kamer is bijeengeroepen tegen
a.s. Dinsdagavond half negen.
Het voornemen bestaat Woensdagoehtend
elf uur het suikerwetje te behandelen (tijde-
lijken steun aan de beetwortelsuikerind'ustrie
hier te lande), en Donderdagochtend in de af-
deelingen eenige kleine wetsontwerpen te on-
derzoeken.
TWEEDE KAMER.
Vergadering van Woensdag.
[Het amendement-ter Laan op artikel 119 der
Ambtenarenwet, betreffende inhouding, beslag
en korting van bezoldiging wordt verworpen
met 62 tegen 17 stemmen.
Op artikel 126 verdedigt de heer J. ter Laan
(s.d.) vier amendementen: a. tot uitbreiding
van het aantal punten bij algemeenen maat-
regel van bestuur te regel en; b. tot voortzet-
ting van de voile bezoldiging bij schorsing en
door
Bestelt eens een proefbaal,
U zult over de schitterende
resultaten verbaasd staan I
T£R NEUZEN.
(Ingez. Med.)
„Zijn volkomen verdwenen."
Sir James stond op en stak Bliss zijn
hand toe.
,,Mijn waarde vrienid", zeide hij ern
stig, „ik kan u zeggen, dat ik nog nooit
zoo tro'tsch op een patient qeweest ben,
als op u. En ik wil u niet een keer, maar
wel tien keer de hand drukken, als u dat
wilt."
Met een eigenaardig gevoel van vol-
doening bleef Bliss een oogenblik onbe-
wegelijk staan, met de hand van den
ouderen man in de zijne. En hij dacht
weer aan dien dag, nu juist een jaar ge
leden, toen hij na een fuifnacht hier bin
nen was komen wandelen, waar hij den
eersten slag had gekregen, welke regel
recht de kern van zijn persoonlijkheid
geraakt had, door het dunne laagje ver-
waandheid en zelfoverschatting heen! Hij
herinnerde zich weer het overweldigend
gevoel van schaamte, waarvan zijn wed
denschap het gevolg was geweest. En nu
was hijzelf degene, die er het meest bij
gewonnen had. Met oogen, die verdaoht
sohitterden, wendde hij zich tot den dok
ter.
,,Dat jaar heeft me heel veel goeds ge-
geven. Sir James", zeide hij, onder an
dere een vrouwl"
Sir James keerde zich naar Frances en
boog.
„Ik heb mijn vrouw als typiste leeren
kennen", ging Bliss, inwendig laehend
om haar verbaasde gezicht, door, terwijl
hij haar naar zich toetrok. ,,En ze gaf
zelfs niet voor, dat ze haar werk deed om
bezigheden te hebben. Ze heeft van dat
werk gedurende de laatste zes jaar moe
ten leven."
,,Iik wensch u beiden van harte het
allerbeste toe", zeide Sir James. ,,Uw
Theodorus Niemeiier
Groningen
(Ingez. Med.)
vastsrelling van een vacantie van 12 werk-
dagen en voile bezoldiging gedurende tenmin-
ste 12 maanden bij ziekte; c. tot het hooren
van het georganiseerd overleg over bedoelden
algemeenen maatregel; d. om alle rijksambte-
narenrecht het minimum recht voor alle ove
rage ambtenaren te doen zijn.
Be heer Tiianus (c.h.) betoogt o.a., dat het
personeel der bijzondere scholen mag vallen
onder de regeling van het materieel recht.
De heer Schouten (a.r.) vreest vertragimg
door aannemmg van de amendementen-ter
Laan, daar zij het aantal voorschriften en or-
ganen, dat de voorschriften moet maken, sterk
uitbreiden, en b.v. de gemeentebesturen dwin-
gen tot het maken van voorschriften, onge-
acht of zij die wenschelijk achten.
Als het rijksambtenarenrecht het minimum-
recht zou zijn, zou de differentiate belemmerd
worden. Een voorschrift tot het hooren van
het georganiseerd overleg acht spreker niet
gewenscht.
BEGROOTING VAN BUITENLANDSCHE
ZAKEN.
Blijkens het voorloopig verslag der Tweede
Kamer over de begrooting van Buitenlandsche
Zahen voor 1930 g-aven vele leden uiting aan
hun teleursteliing over het feit, dat op het
gebied der ontwapening ook in het afgeioopen
jaar de Volkenbond weer zoo geringe resul
taten heeft gehad. De houding door de Neder-
landsche delegate op het jongste Volkenhonds-
vergadering aangenomen, werd over het ge
heel weinig gelukkig geacht. Verscheidene
leden echter achtten deze kritek, hoezeer be-
grijpeiijk, niet billijk. Zij hadden voor de hou
ding dei' delegate in menig opzicht waardee-
ring. Ook ten aanzien van hetgeen wel ge-
noemd wordt de economische ontwapening
waren vele leden over de resultaten van den
Volkenbond teleurgesteld.
Men wenschte omtrent 's minister ziens-
wijize met betrekking tot het denkbeeld van
den heer Briand inzake een economische aan-
eensluiting van de Europeesdhe staten te wor
den ingelicht.
Verscheidene leden hadden met instemming
kennis genomen van hetgeen in de Troonrede,
noch uit gewisselde nota's eenige hoop wijd.
Andere leden konden noch uit de Troonrede,
noch uit de gewisselde nota's eenige hoop put-
ten op 'het spoedig tot stand komen van een
oplossing.
Vele leden waren van oordeel, dat Belgie,
wanneer het zich op het standpunt mocht blij-
ven stellen, dat het recht kan doen gelden op
een herziening van de verdragen van 1839, zich
niet zal kunnen onttrekken aan een aanvaar-
ding van het denkbeeld, de vraag, of dat
standpunt al dan niet juist is, aan het Hof
van Internationale Justitie voor te leggen.
Tenslotte uitte men algemeen den wensch,
dat weldra een bevredigende oplossing zal
echtgenoot, mijn beste mevrouw", ging
hij door, terwijl hij zich uitsluitend tot
Frances wendde, ,,is een buitengewoon
mensch, wiens wilskracht ik uit den grond
van mijn hart bewonder. Wat hij gedaan
heeft, is iets, waartoe heel weinig jonge-
lui in dezeifde positie en van dezelfde op-
voeding in staat zouden zijn geweest."
Frances was niet in staat te antwoor-
den. Aanmoedigend nar Bliss haar hand
in de zijne.
„We zijn vanmorgen pas getrouwd",
legde hij uit ,,en volgens haar beste weten
was ik arm. Ik probeer haar nu lang-
zamerhand voor te bereiden. En als u me
nu even pen en inkt wilt geven, Sir James,
dan zal ik zorgen, dat uw gasthuis niet
onder 't feit lijdt, dat ik de weddenschap
gewonnen heb."
Meteen haalde hij een gloednieuw
cheque-boek uit ,den binnenzak van zijn
jas. Voor de tweede maal op dezen be-
wusten daq onderteekende hij een cheque
en weer qenoot hij van het qevoel van
maeht, dat het simpele zetten van zijn
naam hem al qaf.
,,Betaalbaar aan Sir James Alroyd of
order de somma van Vijf en twintiq dui
zend pond."
Heel zachtjes, in zichzelf, las hij die
woorden op, toen beqon hij te lachen.
„Weet u wel, dokter", zeide hij, „dat ik
hier met twaalf shilling en zes pence in
mijn zak ben binnengekomen, en dat ik
vanmorgen al twee standjes van mijn
vrouw heb qebad, omdat ik me de weelde
van een taxi durfde veroorloven?"
De dokter nam de cheque van Bliss aan
en zaq het bedraq. Weer stak hij Bliss de
hand toe.
(Wordt vervolqd.)