Ter Neuzensche Courant
Tweede Blad.
Woensdag 25 Sept. No. 8430.
GEMEENTERAAD VAN
TER NEUZEN.
VAN
Vergadering van Donderdag 12 Sept. 1929,
des namiddaga 2 uur.
(Vervolg uit het Eerste Blad.)
Het -ate plan, genoemd het ,,plan Ter
Neuzen'' zou de uitbreiding meer in de na-
bijheid van de kom hebben gehouden, terwijl
het tweede plan aangeduid met ,,plan Sluis-
kil" de kanaalhavens in de richting naar
Sluiskil projecteert. Uitvoering van het eer
ste plan maakte echter een groote omlegging
van den spoorweg noodzakelijk, terwijl dan
ook het manoeuvreeren van waggona be-
zwaarlijker werd geacht. De besprekingen
hadden tot resultaat, dat men zich algemeen
met de uitvoering van het tweede plan kon
vereenigen. Bij het ontwerpen van de plan-
nen ia uitgegaan van de grondgedachte, dat
het noodig ia de gelegenheid voor opalag van
goederen uit te breiden, dat er gelegenheid
moet zjjn voor het lossen van schepen aan de
kade, maar bovendien, dat er ook moet kun-
nen gelost worden van schip in sehip.
Daarvoor bestaat in de beataande kanaal
havens niet voldoende gelegenheid. Deze zijn
sleehts 70 M. breed, hetgeen voor dat doel
te smal is. Daarom zijn de nieuwe kanaal
havens ontworpen op een breedte van
125 M. Daarbij ia gerekend, dat er lig-
plaats kunnen hebben: een zeeschip van 17
M., 2 Rijnaken, elk van 13 M., langs elken
oever, waama er dan nog 'n doorvaartruimte
van 35 M. overblijft, in het midden. De eerste
haven, bedoeld in het uit te voeren ,,kleine
plan" is ontworpen op een diepte van 8,75 M.
maar er op gerekend dat die diepte, indien
dit later noodzakelijk zou blijken, op 9.50 M.
beneden kanaalpeil kan worden gebracht.
De ontworpen havens sluiten, evenais de
bestaande, direct aan bij het kanaal.
Na deze conferentie is de zaak alhier blij-
ven rusten tot 18 Juli 11., toen burgemeester
en wethouders een schrijven ontvingen van
gedeputeerde staten, om met hen eene con
ferentie te houden. Dat college had een
schrijven ontvangen van den Minister van
Waterstaat, onder mededeeling van het plan.
Gedeputeerde staten hebben daama ter
plaatse een en ander opgenomen. Bij het
ontwerpen der plannen deed zich ook de
vraag voor: wie zal het moeten betalen, en
in verband met de daarvoor bestaande al-
gemeene regelen spreekt het bijna van zelf
dat de Minister als eisch stelde dat fen de
provincie, fen de gemeente ook een bijdrage
zouden verleenen. Nu was het de bedoeling
van gedeputeerde staten om eens met burge
meester en wethouders te praten over het
aandeel dat de gemeente zou moeten bijdra-
gen. En al viel het bedrag dat gedeputeerde
staten noemden burgemeester en wethou
ders hadden zich bereids wel een bedrag ge-
dacht niet mede, zoo zijn ze er toch niet
van omgevallen, al hadden ze er wel eenige
aanmerkingen op. Aanvankelijk hadden bur
gemeester en wethouders gedacht in de ver
gadering op 25 Juli reeds met een voorstel
hieromtrent te zullen kunnen komen, maar
dit was hun ten slotte niet mogelijk, omdat
zij; toch nog eens nader wenschen te onder-
handelen en verschillende argumenten
onder de aandacht wenschen te bren
gen, om zoo mogelijk een lagere bijdrage te
zien aangegeven, al was het ook maar moge
lijk geweest het tot 175.000 terug te bren-
gen. Dat is echter niet mogen gelukken. Men
zat in deze eeniger mate vast aan het voor-
beeld van Vlissingen. Dat was in dit verband
geen voordeel voor Ter Neuzen. Alleen heb
ben burgemeester en wethouders gedaan ge-
kregen dat gedeputeerde staten een poging
wilden doen om het bedrag in plaats van in
20 in 30 jaarlijksohe termijnen te mogen be
talen, maar overigens waren gedeputeerde
staten van oordeel dat het belang der ge
meente er dusdanig bij betrokken is, dat de
bijdrage billijkheidshalve gesteld wordt op 2
ton en de gemeente die ook wel zal kunnen
betalen. Dit meende spreker nog als toelich-
ting op het schrijven van burgemeester en
wethouders te moeten zeggen. Hij voegt er
aan toe, dat er eergister nog een schrijven
van gedeputeerde staten is ingekomen, waar-
in verzocht wordt in deze vergadering een
besluit te willen nemen.
De heer SCHEEDE wijst er op, dat de
kwestie die thans ter tafel is, eene geschie-
denis is van verschillende jaren. Hij meent,
dat de raad aan burgemeester en wethouders
dankbaar moet zijn, dat zij deze kwestie in
zooverre hebben afgewerkt, al is het ook dat
zijn met hunne, om het zoo eens te noemen,
koopmanschap niet hebben kunnen bereiken
hetgeen ze wenschten. Hij meent dat niette-
min de gemeenteraad dit voorstel dankbaar
behoort te aanvaarden. Men krijgt daardoor
voor de toekomst iets goeds voor onze ge
meente, in het bijzonder door de verruiming
der gelegenheid voor opslagterrein, waaraan
hier zoo'n groote behoefte is, terwijl men dan
ook een haven krijgt met eene breedte en
van een diepte dat de grootste schepen die
hier op het kanaal kunnen komen daarin
kunnen komen en zelfs in ter weerszijden
liggende binnenschepen hunne lading kunnen
lossen.
Spreker kan niet anders dan dankbaar zijn
aan de Regeering die de plannen deed ont
werpen, aan gedeputeerde staten en burge
meester en wethouders en verder aan al de
autoriteiten die aan de voorbereiding van dit
voorstel hadden meegewerkt, aangezien zij
daardoor hebben getracht iets goeds voor
Ter Neuzen te bereiken. En ofschoon de
voorgestelde bijdrage een groot offer van de
kas der gemeente vergt, kan hij toch ten
voile met het voorstel van burgemeester en
wethouders instemmen, aanbevelende om
alles in het werk te stellen om de betaling
over een zoo groot mogelijk aantal jaren ver-
deeld te krijgen. En kan het niet anders, of
het moet 20 jaar blijven, ook dan nog wil hij
het voorstel met beide handen aanvaarden.
De heer HAMELINK wil hierover ook iets
zeggen. Hij wil geen aanmerking maken op
het beleid van burgemeester en wethouders,
maar verklaart toch, dat het hem spijt, dat
toen een conferentie is gehouden om te spre
ken over de nieuwe plannen, daarvoor alleen
zij uiitgenoodigd werkgevers-organisaties en
ook de werknemers niet in de gelegenheid
zijn gesteld zich uit te spreken. Hij meent,
dat het zijn nut zou gehad kunnen hebben,
indien men ook van arbeiderszijde in de ge
legenheid was gesteld om er advies over te
kunnen geven. Hij hoopt dat burgemeester
en wethouders in de toekomst hiermede reke-
ning zullen houden,
Ongetwijfeld is hetgeen wordt voorgesteld
een belangrijke verbetering voor onze haven,
maar spreker is toch van meening, dat onze
gemeente door de Regeering niet z66 goed
behandeld wordt, als men uit het spreken
van de heeren die hem voor waren wel zou
moeten afleiden, want men moet niet uit het
oog verliezen, dat de gemeente Ter Neuzen
nu een offer moet gaan brengen omdat er
door dd veranderde omstandigheden, nu men
door het gemis van de speciale tarieven heeft
moeten trachten ander vervoer te krijgen,
gebrek heeft gekregen aan opslagterrein.
Het havenbedrijf is zich nu in een andere
richting gaan ontwikkelen, waarvoor het be-
sdhikbaar hebben van opslagterreineen be
hoefte is, terwijil men vroeger in hoofdzaak
dioorvoer had, waarvoor dat opslagterrein niet
noodig was. Die doorvoer is nu bij het niet
van toepassing zijn der speciale spoorweg-
tarieven uitgesloten, en nu tracht men de
werkloosheid te verminderen om werkver-
ruiming te krijgen door opslagterrein ter be-
schikkimg te krijgen.
Een feit biijkt het, dat Ter Neuzen gedu-
peerd blijft, door de verwerping van het Ver-
drag met Belgie, waardoor het nog niet be-
schikt over de speciale spoorwegtarieven,
dat het daardoor groote offers heeft moeten
brengen voor ondersteuning van de werkloo-
zen. De regeering had hiermede rekening
moeten houden en nu men Ter Neuzen op een
andere wijze helpen wil, had men het zelf niet
een deel der kosten moeten opleggen. Is het
billijk, dat Ter Neuzen, dat door de aange-
haalde omstandigheden reeds zoo gedupeerd
is, nu nog zoo'n belangrijk bedrag te laten be
talen, waardoor onze begrooting over een
groot aantal jaren zal worden gedrukt. Het
had naar sprekers meening meer op den weg
der regeering gelegen om in deze tegenover
Ter Neuzen een coulantere houding aan te
nemen. Hij kan nog niet inzien, dat de ge
meente op zijn vaderlijke manier is behandeld
en het bedrag zou minstens tot de helft be-
hooren te worden teruggebracht. Uit de
stukken heeft hij gezien, dat er gedurende 20
jaar 10.000 zal moeten worden. betaald. Ook
de provincie zal een belangrijk bedrag moeten
bijbetalen. Hij blijft er bij, dat de Regeering
een ander standpunt zou behooren in te
nemen tegenover Ter Neuzen, dat door de
verwerping van het verdrag met Belgie zoo-
zeer gedupeerd is. Het gaat niet op om die
gemeente voor de werken die men nu moet
uitvoeren am een compensatie te krijgen in
het havenbedrijf nog een 20 of 30 jaar voor
de betaling daarvan te laten bloeden.
Ook is spreker het niet eens met de mee
ning van burgemeester en wethouders, dat
door het maken dezer nieuwe werken de
werkloosheid in het havenbedrijf dermate zal
afnemen, dat op onze begrooting zullen kun
nen vervallen de vrij belangrijke bedragen
voor werkloozenzorg. De ervaring heeft ge-
leerd, dat de ondememers hier niet kunnen
werken, zonder dat er eene reserve bootwer-
kers bestaat, waarover zij, als het noodig is,
kunnen beschikken. Men kan het nu reeds
geregeld waamemen, dat er voor verschillen
de werkzaamheden personen van buiten de
gemeente worden aangenomen, terwijl ge
schoolde bootwerkers niet worden aange
nomen. Spreker ziet daarin niets anders, dan
dat de patroons in het havenbedrijf het er op
toe leggen een groep geschoolde bootwerkers
te kweeken, om daarover in tijden van bui-
tengewone drukte te kunnen beschikken, en
spreker verwacht dat de heeren dit, bij het
vergrooten der haven, als er meer werk kan
komen, nog in toenemende mate zullen doen.
Hij is het dus niet met burgemeester en
wethouders eens, dat we dan van de werk
loosheid af zullen zijn, integendeel, er is eer-
der kans van toeneming.
Vroeger was het nog wat anders, toen
waren de loonen naar evenredigheid van den
levensstandaard hooger, toen konden de men-
schen op 4 dagen een loon verdienen waarvan
ze een week konden bestaan. Thans worden
er menschen van buiten genomen, die het wat
goedkooper kunnen doen dan de hier wonen-
den, wegens goedkoopere woningen en
goedkoopere levensomstandigbeden. Indien er
geen maatregelen worden getroffen om te
zorgen dat er een havenreserve gevormd
wordt, zooals deze in alle grootere havens
reeds bestaan, en waaraan de patroons zelf
meebetalen, indiem deze geen ruimer stand
punt gaan innemen, dan tot nu toe de meer-
derheid van hen deed, zal de zelfde toestand
blijven bestaan. De patroons zouden zelf de
reserve geschoold personeel, die er te hunnen
behoeve moet zijn, om zich op bepaalde tijden
ter beschikking te stellen, voor hun rekening
moeten nemen voor de tijdstippen waarop er
voor dezen geen werk is. Met het oog daar-
op had spreker gaame gezien, dat ook de ar-
beidersorganisaties, die er toch ook belang bij
hebben, in de gelegenheid waren geweest om
deel te nemen aan de conferentie over de
nieuwe plannen.
Naar de meening van spreker zal de raad,
alvorens zich over dit voorstel uit te spreken,
zich moeten vergewissen dat kan gerekend
worden op de medewerking der patroons om
een haven-reserve te vormen, want anders
kan er geen sprake van zijn, dat de gemeen
teraad dit bedrag kan voteeren. Er moet nu
door de gemeente jaarlijks een f 10.000 wor
den uitgegeven voor ondersteuning van de
transportarbeiders, voor den tijd dat zij zon
der werk zijn en alzoo de haven-reserve vor
men. Indien dat bedrag werd omgeslagen
over de in de haven uitbetaalde loonen, zou
dit naar zijn meening toch niet van grooten
invloed zijn. En het is billijk, dat dit bedrag
op de havenbedrijven, en niet op de gemeente
drukt. Men moet ook niet uit het oog verlie
zen, dat nu dat bedrag van f 200.000 aan de
gemeente gevraagd wordt aufonds perdu, zui-
ver als een bijdrage, terwijl de gemeente in
de haven niet de minste zeggingschap heeft
of krijgt. We krijgen er geen cent van terug.
Indien daar nu een havenreserve tegenover
werd gesteld, bekostigt door de patroons, zou
dat niet meer dan billijk zijn. In verschillende
groote havens bestaat deze, ook in Antwer-
pen en Gent wordt daairaan hard gewerkt.
Spreker zou wenschen dat hierover in Ter
Neuzen zekerheid bestaat, alvorens een be
sluit genomen wordt.
De heer DE BARKER juicht het voorstel
toe. De scheepvaart is voor Ter Neuzen van
groote beteekenis. Voor het lossen van het
stoomsohip „Loreto" met 4500 ton lading is
door de firma De Meijer aan werkloon uit-
betaald f 5323,85, waarbij dan nog 2500
moet gerekend worden voor het later malen
en opnieuw laden bij de aflevering. Voor het
lossen van het zeilschip Padua", 4500 ton,
werd betaald 4616,60, waarbij later ook
weer de f 2500 komt; voor het lossen van het
zeilschip Pamir", 4500 ton, is betaald
f 5630,65, voor het stoomschip „Targis"
f 4457,76. Een stoomschip van 8000 ton
brengt voor Ter Neuzen aan loon op 13.000
tot 14.000. De 2500 die nog bij het lossen
en opslaan der meststoffen behoort gerekend
te worden, wordt betaald voor het malen en
het weder laden der koopwaar in lichters.
Een zeeboot van vijf a zes duizend ton, die
hier voor ,,De Hoop" metselsteen komt laden
levert aan werkloon ook van zeven tot acht
duizend gulden op, terwijl er voor 100 perso
nen werk aan is.
Hij wijst er op, dat indertijd door de Firma
De Meijer hier werden aangevoerd en ver-
werkt 57.000" ton oud-ijzer, waaraan een
groot aantal werklieden geruimen tijd werk
vond. In het jaar 1928 hebben 555 verschil
lende personen bij die firma gewerkt en werd
in totaal aan loon uitbetaald 131.617,28.
Het grootst aantal werklieden bij haar werk-
zaam bedroeg in 1 week (van 8 tot 14 Juli)
263. In die week werd aan loon uitbetaald
8976,30. Indien de gevraagde bijdrage over
30 jaar kan betaald worden, is het offer, dat
van de gemeente gevraagd wordt, een schijn-
tje tegenover het bedrag dat langs indirecten
weg weer in de gemeente terug kan komen.
Uit de toelichting biijkt, dat burgemeester en
wethouders reeds al het mogelijke hebben
aangewend om het bedrag verminderd te
krijgen, doch dat gedeputeerde staten daar
niet aan willen. Spreker zou graag zien, dat
het voorstel met algemeene stemmen werd
aangenomen.
De heer SCHEELE wil tegenover het be-
toog van den heer Hamelink, dat hetgeen de
regeering thans onder voorwaarden voor de
gemeente doen wil, geen vaderlijke daad zou
zijn, aanvoeren, dat, al hebben we nog niet
de speciale spoorwegtarieven terug, dit toch
geen aanleiding behoeft te zijn, dat de raad
niet op het voorstel van burgemeester en
wethouders zou moeten ingaan. Want als we
die spoorwegkwestie niet hadden en alles was
gebleven gelijk voor den oorlog, dan gelooft
spreker dat we te Ter Neuzen toch evengoed
behoefte zouden hebben gehad aan uitbrei
ding der los- en laadplaatsen voor de zee-
vaart en opslagplaatsen. Dan zou er onge
twijfeld nog meer dan nu het geval is, behoef
te zijn aan uitbreiding der havens en opslag
terrein, dan zou er nog meer werkgelegen-
heid zijn dan nu het geval is.. Als we zien
wat de gevolgen geweest zijn van de toestan-
den door den oorlog in het leven geroepen,
dan zien we, dat nu hier groote behoefte is
ontstaan aan opslagplaatsen, voor het bergen
van de honderden tonnen meststoffen die hier
worden aangevoerd, hetgeen een gevolg is
van de toestanden na den oorlog in het leven
geroepen, doch niet van het gemis der spoor
wegtarieven. En nu meent spreker, dat er
geen aanleiding is om ons te beklagen dat
de regeering voor het uit te voeren werk niet
het voile pond voor haar rekening neemt.
Zeker, ook hij had liever gezien, dat ze de
werken geheel cadeau gaf, maar acht ten
slotte het gevraagde bedrag, dat in verband
met de millioenen die het kosten moet over-
eemkomt met sleehts een vijftiende van die
som, een billijke vraag. De heer Hamelink
zou de beslissing willen uitstellen, en daaraan
als voorwaarde willen verbinden, dat de
werkgevers in het havenbedrijf eerst een
haven-reserve zullen stichten. Spreker ge
looft niet, dat de raad hierop moet ingaan.
Indien daaraan behoefte bestaat, zal zich dat
later wel openbaren en zullen de werkgevers
zelf moeten inzien het belang dat zij daarbij
hebben. Hij zou het gevaarlijk achten om dit
hieraan vast te koppelen en hij kan den heer
Hamelink in dit streven niet steunen.
De heer DE BARKER merkt met betrek-
king tot de meststoffen op, dat hier in het
jaar 1928 zijn aangevoerd 62.000 ton mest
stoffen.
De heer HAMELINK zal niet bestrijden,
dat het hier gebrachte werk geld in de ge
meente brengt, maar wijst er op, dat de ge
meente toch ondanks die werkgelegenheid in
de haven genoodzaakt was seen steunbeweging
in te voeren, aangezien de transportarbeiders
zich door hunne verdiensten als zij werk had
den niet konden verweren tegen de werklooze
dagen. En het is volgens hem in het geheel
niet denkbeeldig, dat, naar mate de werkge
legenheid zich zal uitbreiden, het aantal
werkloozen, die als haven-reserve moeten
worden beschouwd, zal toenemen. Men moet
geen rekening houdep met den huidigen toe-
stand. Er zijn thans ook uit Ter Neuzen vele
ajbeiders werkzaam bij den bouw van de
nieuwe fabriek, terwijl hier geregeld men
schen van buiten de gemeente werkzaam zijn.
De werkgevers werken dat te werk stellen
van menschen van buiten de gemeente in de
hand, om voor de tijdstippen dat zulks noodig
is een groep geschoolde arbeiders ter hunner
beschikking te hebben, welke thans bij tijden
van werkloosheid worden onderhouden ten
koste der gemeenschap. Bij uitbreiding van
de haven, indien deze op sommige tijdstippen
aanleiding zal zijn dat nog meer werkkrach-
ten noodig zijn, zal die haven-reserve nog ult-
gebreld worden en zullen, naar sprekers oor
deel de kosten voor werkloozen steun niet
verminderen, doch zich ook nog uitbreiden.
En men kan hierover van meening verschil-
len, vast staat toch, waarop spreker reeds
wees, dat alleen de veranderde werkwijze, het
door de omstandigheden veranderde vervoer,
aanleiding gaf tot de nu gevoelde behoefte
aan meer opslagruimte. Vroeger had men
doorvoer, werden goederen aangevoerd en
terstond weggevoerd, terwijl men nu vele
aangevoerde koopwaren moet opslaan. Die
toestand had kunnen blijven bestaan, indien
het verdragwas tot stand gekomen en de
speciale spoorwegtarieven waren hersteld.
Dat is niet het geval geweest en daardoor is
de gemeente Ter Neuzen op kosten gejaagd,
terwijl nu, om aan dien toestand tegemoet
te komen een oplossing wordt voorgesteld,
waarvoor van de gemeente ook nog een offer
wordt gevergd waaraan men tot in lengte
van jaren vastzit. In normale omstandig
heden zou de gemeente zelf tot het aanleggen
en bouwen van dergelijke havens kunnen
overgaan en had dan ook het vooruitzicht
daarvan rechtstreeksch inkomsten te verwer-
ven, maar hier wordt practiseh een gift ge
vraagd van de gemeente van f 200.000, geld
dat men kwijt is. Was het nu, dat daarmede
de werkloosheid was opgeheven, zooals bur
gemeester en wethouders in hun toelichting
veronderstellen, maar dat kan spreker niet
inzien, aangezien men nu in een haven een-
maal niet buiten een reserve van beschikbare
werkkrachten kan. Die zouden de patroons
daarom zelf behooren te onderhouden, maar
ze niet afschuiven op den rug der gemeen
schap. Hij voorziet dat men er nu naar zal
streven nog een grootere reserve te krijgen,
en indien ze die niet zelf bekostigen, ligt het
naar sprekers meening niet op den weg van
den gemeenteraad hieraan zonder meer steun
te verleenen. De raad is nu in de gelegenheid
daarop invloed uit te oefenen en moet die ge
legenheid benutten. Komt die regeling niet
vooraf tot stand, dan kan spreker met het
voorstel niet acooord gaan.
De heer COLSEN merkt op, dat, indien het
voorstel wordt aangenomen, de gemeente
over een zeker aantal jaren jaarlijks een be
drag in het uit te voeren werk zal moeten
betalen. Dit betreft dan echter nog maar het
eerste deel van het werk. Hoe zal het echter
gaan als wordt voortgegaan met de verdere
uitvoering. Zal dan een nieuwe of een hoo-
gere bijdrage worden gevraagd?
De VOORZITTER antwoordt, dat de tegen-
woordige aanvraag zich beperkt tot de uit
voering van het z.g. kleine plan, dat echter
reeds een zeer groote verruiming der haven-
werken omvat. Hoe het misschien in een
verdere toekomst zal gaan (het geheele werk
beloopt een uitgaaf van 9 milMoen) kan hij
thans niet zeggen.
Spreker wil thans beproeven den heer
Hamelink, die er heel anders tegenover staat
dan de heeren Scheele en De Bakker, trach
ten te overtuigen dat hij de zaak te zwart-
gallig beziet. Men moet rekening houden met
theorie en praktijk en het komt er bij een
beoordeeling van een zaak als deze veel op
aan wat men vasthoudt en wat men loslaat.
In de eerste plaats deelt hij mede, dat de
uitnoodiging voor het bijwonen der conferen
tie voor kennisneming der plannen niet is uit
gegaan van burgemeester en wethouders,
doch van den hoofdingenieur-directeur van
's rrjkswaterstaat. Dat is de reden dat bur
gemeester en wethouders daaromtrent geen
verwijt kunnen accepteeren en de heer Hame
link dit dus zal moeten terugnemen.
De kwestie van de spoorwegtarieven meent
spreker, dat de heer Hamelink bij de bespre-
king dezer zaak eveneens zal moeten los-
laten, want ook al waren de speciale spoor
wegtarieven voor onze haven van toepassing,
dan zou men thans toch evengoed een tekort
aan kadedengte en opslagterrein hebben.
Wat de kwestie van het verdrag betreft,
het is ongetwijfeld jammer, dat Ter Neuzen
als gemeente daardoor gedupeerd is, maar
Ter Neuzen behoort ook tot Nederland, en al
zijn we pl.a^tselijk gedupeerd, dan kunnen.
we toch met de verwerping vrede hebben, als
we meenen dat dit uit nationaal oogpunt
verwerpelijk was. Overigens kan de heer
Hamelink daarvoor niet de Regeering ver-
antwoordelijk stellen, want deze heeft het
verdrag ingediend en verdedigd, maar het is
de volksvertegenwoordiging die het heeft ver-
warpen en indien de heer Hamelink van oor
deel is dat in verband daarmede een plicht
geschapen is om van staatswege Ter Neuzen
tegemoet te komen, dan zou hij dat vertoog
tot de Staten-Generaal moeten richten. Spre
ker meent echter, dat men daar aan een ge-
sloten deur zal kloppen, indien men zou gaan
betoogen, dat de Staat volledig de kosten der
havenuitbreiding moet betalen.
Hij heeft ook aangeroerd, exploitatie der
haven, en dat de gemeente daar geheel bui
ten blijft. Er is ook nog een oogenblik aan
gedacht, om be trachten de exploitatie voor
de gemeente te verkrijgen. Indien men ech
ter eens gaat narekenen tot welke kosten
men komt per vierkanten meter haventerrein,
dan zou dat, bij een raming der kosten van
het geheele werk op 3 millioen, beduidend
hooger moeten worden dan op het oogenblik
voor opslagterrein betaald wordt. Bij de al
hier bestaande verhoudingen is het niet raad-
zaam, dat de gemeente in de exploitatie ge-
mengd wordt. Men moet ook niet uit het
oog verliezen, dat de Nederlandsche Staat
reeds een belangrijk bedrag aan de havens
die zij zelf exploiteert, heeft ten koste
gelegd.
Wat het betoog van den heer Hamelink be
treft, dat er een regeling zou moeten komen,
dat de patroons zouden moeten bijdragen in
de kosten van de verzorging der werkloozen,
die feitelijk een haven-reserve vormen, daar
over valt te praten, maar spreker wijst op
het streven naar een algemeene regeling voor
de werkloozenzorg, welke naar de meening
van spreker in de toekomst zal aansturen in
de richting van het vormen eener haven
reserve.
Voorts meent de heer Hamelink, dat we
veel zullen moeten betalen en weinig zullen
ontlast worden, met betrekking tot zorg der
werkloozen. Dat we dit jaar weinig voor on
dersteuning van werkloozen moeten uitgeven,
schrijft hij daaraan toe, dat velen ander werk,
voomamelijk te Sluiskil, hebben gevonden.
Spreker deelt mede, dat er van de 350
transportarbeiders ongeveer 60 losse arbei
ders te Sluiskil werken, en daaruit volgt dan,
dat de resteerende 290 ongeveer regelmatig
werk aan de haven hebben gehad, daaruit
blijkende, dat het overgroote deel van de ge-
organiseerde transportarbeiders nog niet over
de reglementalre uitkeering over het tweede
halfjaar heeft behoeven te beschikken.
Er is in dit jaar tot en met 7 September
wegens steunuitkeering nog sleehts uitge-
keerd /2026.89, tegen 6296,27 over denzelf-
den tijd van het vorig jaar. Spreker meent,
dat hieruit voldoende biijkt, dat we in voor-
uitgaande richting gaan.
De heer HAMELINK vraagt of die cijfers
wel juist zijn, hij kan die zonder meer of zon
der nadere toelichting niet aanvaarden. Hij
wijst er op, dat de uitkeering wegens onder
steuning van werkloozen van wege de ge
meente dit jaar is beinvloed door de verlen-
ging van de reglementaire uitkeering, wegens
den harden winter in het voorjaar. Men zou
dus moeteni nagaan, hoe de cijfers van den
voorzitter gegroepeerd zijn. Hij zal dit na
gaan en die cijfers in een voigende zitting
aanvechten.
De VOORZITTER deelt mede, dat hij met
die strenge dagen in het voorjaar rekening
heeft gehouden, want deswege is ongeveer
f 800 extra-uitgekeerd, die hij bij de genoem-
de cijfers niet in aanmerking heeft genomen.
Men moet ten deze rekening houden met nor
male omstandigheden. De langere uitkeering
over 4 weken aan de georganiseerden liep
over het eerste halfjaar. Nu, in het tweede
half jaar heeft nog geen 50 over de regle
mentaire 21 dagen behoeven te beschikken.
Ook burgemeester en wethouders erkennen,
dat elke dag, dat een arbeider werkloos is,
nadeel beteekent, maar zij meenen dat er alle
aanleiding is om te zeggen, dat bij toeneming
van de werkgelegenheid, de werkloosheid in
deze gemeente zal afnemen. Indien we na
gaan dat er jaren geweest zijn dat f 30.000
voor werkloozensteun is uitgegeven, dat dit
cijfer wegens toeneming van werkgelegen
heid vervolgens is gedaald tot 15.000, tot
10.000 en minder, dan vloeit daaruit voort,
dat, indien ze de verwaehting uitspreken dat
als gevolg van nieuwe havenwerken de zorg
voor werkloozen geheel zal kunnen vervallen,
dit meer is dan een vermoeden, dat ze daar
voor eenigen vasten grond hebben.
De heer HAMELINK: Dat is een kwestie
van appreciate.
De "VOORZITTER vervolgt, dat burge
meester en wethouders en de Kamer van
Koophandel en Fabrieken voortdurend werk
zaam zijn, om te trachten invloed uit te
oefenen op het terug verkrijgen der tarieven.
Niets van hetgeen daartoe leiden kan wordt
nagelaten. Ieder die met betrekking tot die
kwestie mededeelingen kan doen zal welkom
zijn. De Regeering neemt met belangstelling
kennis van al wat die kwestie betreft. Ook
de mededeeling van de heeren van de vak-
vereenigingen zullen daarvoor welkom zijn,
ook de hulp der medestanders van den heer
Hamelink zal daarvoor dankbaar worden
aanvaard. Men moet evenwel aan deze zaak
geen andere kwestie vastkoppelen, die daarbij
niet thuis hoort. Wat de kwestie van een
haven-reserve op zichzelf betreft, er kan naar
gestreefd worden in dat opzicht wat te berei
ken, want ook spreker is van meening, dat
van den tijd dien de transportarbeiders werk
loos doorbrengen de gemeente niet al de
schade behoort te dragen.
Spreker hoopt, dat de raad zal overtuigd
zijn van het groote gewicht dezer zaak en
eenstemmig 'n ibesluit zal nemen, dat tot voor-
beeld zal kunnen strekken voor geheel Neder
land, voor al de omliggerude gemeenten in het
bijzonder.
De heer HAMELINK verklaart, op dit be
toog niet diep te zullen ingaan, maar meent,
dat het een klein kunstje zou zijn, dit uiteen
te halen. Hij wil er op wijzen, dat de voor
zitter niet ontzenuwd heeft de omstandigheid
waarop spreker heeft gewezen, dat de pa
troons er voortdurend op uit zijn arbeiders
van buiten de gemeente te nemen.
De VOORZITTER merkt op, dat dit betee
kenis zou hebben, indien daamaast onze
werklieden werkloos liepen; maar dat is toch
in het algemeen niet het geval.
De heer HAMELINK: Men kan aan de
brug wel ervaren hoe het daarmede staat.
Ik acht het overigens een gevaarlijk stand
punt dat u met het oog op de belangen der
gemeente inneemt, door te beweren, dat de
speciale spoorwegtarieven voor onze havens
niet meer van zoo'n groote beteekenis zouden
zijn. Zoo'n uitdrukking zou spreker niet voor
zijne verantwoording willen nemen. Dat kan
van groot nadeel zijn.
De VOORZITTER ontkent zoo iets gezegd
te hebben; hij heeft, tegenover den heer Ha
melink, die de stelling verkondigde dat de
behoefte aan opslagruimte ontstaan is door
een gewijzigd vervoer, betoogd, dat, als de
haven van Ter Neuzen de speciale spoorweg
tarieven nog bezat, de behoefte aan uitbrei
ding der havenwerken met opslagterrein nog
grooter zou zijn dan nu.
De heer HAMELINK schrijft de verminde-
rdng van het aantal werkloozen aan andere
omstandigheden, dan toeneming van het werk
in het havenbedrijf toe. Want men moet zich
niet bepalen tot de 60 die te Sluiskil werken,
er zijn ook verschillende transportarbeiders
naar elders vertrokken, er zijn er naar de
Zuiderzee gaan werken, en er zijn er ook,
omdat er geen werk was, gaan varen. Die
noemt de voorzitter niet op. En wat de
reserve betreft, die kan men nu eenmaal niet
missen, die reserve moet er zijn, anders zou
den de patroons in moeilijkheden komen als
er schepen arriveeren om te lossen en te
laden. En als er meer schepen zullen kunnen
komen, zal die reserve nog sterker moeten
worden, in plaats dat zij zal kunnen vermin
deren. Men zal dus op verschillende tijden
een grooter aantal werkloozen houden.
Tegenover de bewering van den voorzitter,
dat men bij de Kamer zou moeten aandringen
op een royaler behandeling van Ter Neuzen,
aangezien deze het Verdrag heeft verworpen,
betoogt spreker, dat de Regeering die om
standigheden toch ook kent, en dat daarom
de Regeering daarmede bij haar ontwerp voor
de havenuitbreiding rekening had behooren
te houdem
Op grond daarvan zal hij dan ook met voile
gerustheid tegen het voorstel stemmen, om
ten behoeve der havenuitbreiding de ge-
meentebegrooting te belasten met een jaar-
lijksche uitgaaf van f 10.000.
De heer SCHEELE: f 6666,—!
De heer DE JAGER beschouwt het aan-
hangige voorstel van groote beteekenis voor
de toekomst van Ter Neuzen; jarenlang is
er voor gewerkt, om voor onze gemeente op
havengebied een betere positie te veroveren,
waardoori men gelegenheid voor de zoo noo-
diige werkverruiming schept. Nu is men
eigen'lijk zoover gekomen, dat de gelegenheid
am uitbreiding der havenwerken te verkrij
gen is gekomen, de gemeenteraad heeft daar
voor een besluit te nemen en nu tracht de
heer Hamelink hier een wig tusschen te
schuiven, die het verkrijgen dier uitbreiding
weer op losse schroeven zou stellen. Hij
hoopt, dat de raad met den heer Hamelink
niet zal meegaan en dat ook deze zelf nog
tot andere gedachten zal komen. Men be-
denke toch, wat de gevolgen zouden zijn, als
de raad niet op dit voorstel inging. Dan was
verruiming der havenwerken en uitbreiding
der opslagplaatsen weer voor jaren en jaren
van de baan, want degenen die zoo'n zaak
voorbereiden zijn geen kleine jongens. Spreker
kan met voile vrijmoedigheid voor deze zaak
stemmen. En wat de door den heer Hame
link aangeroerde kwestie betreft, die van de
kosten eener havenreserve, die kan in de
naaste toekomst met medewerking der werk
gevers en werknemers deugdelijk onderzocht
worden.
De heer VAN AKEN kan zich bij de woor-
den van den heer De Jager aansluiten; hij
had gedacht, dat nadat vele jaren is verlangd
naar havenuitbreiding want die kwestie
was reeds aan de orde toen hij een jaar of 6
geleden zijn intrede deed in het college van
burgemeester en wethouders nu dit voor
stel ter tafel ligt, dit met beide handen zou
worden aangegrepen en de raad eensgezind
zou blijken om dit aan te nemen. Hij geeft
den heer Hamelink en zijn medestanders in
overweging, er nog eens ernstig over te den-
ken alvorens tegen te stemmen, daar hij dit
ook niet zonder beteekenis acht voor den in-
druk dien dit naar buiten maakt, daar men
toch ook nog noodig heeft den steun van de
provinciale staten en van de regeering.
De heer BEDET gelooft, dat het niet noo
dig is, dat hij aan deze zaak nog veel woor-
den besteedt. Het betreft hier een hoogst
ernstige zaak voor de gemeente en hij zou ook
gaame zien, dat dit met algemeene stemmen
werd aangenomen. Hij heeft met aandacht
de schermutseling tusschen den voorzitter en
den heer Hamelink beluisterd, en hij dacht:
dat loopt wel af, maar nu komt de heer Ha
melink aan het eind verklaren, dat hij zal
tegen stemmen. Hij zou dezen dringend wil-
len aanraden de hand, die de regeering ons
toesteekt ook te aanvaarden en er aan mede
te werken dat dit besluit met algemeene
stemmen wordt aangenomen. De heer Hame
link is mis, indien hij van meening is, dat
deze havenuitbreiding niet aan die werkloozen
zou ten goede komen. De kwestie van eene
havenreserve, werkkrachten en werkloozen
is er eene van oorzaak en gevolgen, die niet
met dit voorstel in verband staan, waarom
het ontbreken eener havenreserve geen aan
leiding kan zijn om dit voorstel niet aan te
nemen.
De heer VAN DRIEL merkt op, dat de
arbeiders jarenlang zelf hebben betaald voor
het vormen eener havenreserve, en dat zij ten
slotte in hun werklooze dagen bij het Burger-
lijk Armbestuur zijn terechtgekomen. Het
zou er anders voorstaan als er maar van de
kleinst mogelijke propaganda was gebleken
om dat doel te bereiken. Nu moeten de ar
beiders 't weer maar afwachten, de patroons
zijn, om met hen te confereeren en te over-
leggen zeer moeilijk te bereiken. Dit doet tot
voorzichtigheid aanmanen. Als de raad eerst
die 200.000 voteert zal na dien tijd blijken,
dat het weer een strop is, en komt er niets
meer van. Ook spreker zal er op grond daar
van niet voor stemmen.
Het voorstel wordt aangenomen met 10
tegen 3 stemmen.
Voor stemmen de heeren Bedet, Geelhoedt,
De Jager, Scheele, Van Cadsand, Verlinde, De
Bruijne, De Bakker, Colsen en Van Aken;
tegen stemmen de heeren Hamelink, Van
Driel en Van den Rulck.
10. Omvraag.
a. De heer VAN DEN BULCK brengt ter
sprake de overstroorning die dezer dagen het
lage stadsgedeelte weer heeft getroffen. De
bewoners van de Elleboog hebben daarvan
weer grooten hinder gehad. In die buurt heeft
zich bij verschillende perceelen tengevolge
van het water, dat uit de rioleering op de
straat kwam de inhoud van de W. C. ver-
mengd met dien van den regenbak. Hij zou