Kampeeren
PUROL
BIN N EN LAND.
BUITENLAVD.
DE REIS VAN DE „KORTENAER"
VOLBRACHT.
1NGEZONDEN MEDEDEELINGEN.
Het vrachtverschil, dat in 1913 0.52 was,
is thans gedaald tot /0.50. In plaats van ver-
dubbeld te zijn is het verschil iets ge ringer
geworrien.
Maar daareniboven beteekent dit absoluut
verschil niets. Indien men zich wel reken-
schap wil geven van de evenredige toaneming
der vrachtcijfers, dan onitwaart men dat se-
dert 1913 die voor vervoer naar Rotterdam
met 80 pet. zijn toegenomen, terwijl die voor
vervoer naar Antwerpen slechts met 67.8 pet.
zijn toegenomen. Daaruit volgt, dat de vrach-
ten voor vervoer naar Antwerpen minder zijn
toegenomen dan die op Rotterdam.
Het staat dus vast, dat er geen aohteruit-
gang van het Belgisch Rijnverkeer heeft plaats
gehad. A fortiori bestaan er geen factoren
(ibijvoorbeeld beweerde gebreken van den be-
staanden weg) waaraan deze niet bestaande
achteruitgang te wijten zijn.
De Nederlandsche regeering stelt dus vast,
dat het, met het cog op de cijfers, onmogelijk
schijnt de stelling vol te houden volgens welke
betere verhoudingen tosschen den Rijn en Ant
werpen voor deze haven een levensbelang zijn.
Zulks neemt niet weg dat zij hier hare ver-
klaring herhaalt, dat Zij bereid is aan Belgie,
indien dit land zulks wenscht, een verbinding
tusschen de Westerschelde en d'en Rijn te ge
ven, die de natuurlijke waterwegen welke
thans bestaan of vroeger bestaan hebben zou
volgen.
Hr. Ms. regeering hoopt te gelijker tijd, in
het belang der betrekkingen tusschen de beide
landen zoowel als in het Europeesch belang,
dat de Belgische regeering niet zal willen
voortgaan met het stellen van eisohen waar-
van zij weet dat Nederland die niet kan in-
willigen.
Wat het vraagstuk der kosten betreft, be-
paalt de Nederlandsche Regeering er zich
voor het oogeniblik toe in herinnering te bren-
gen, dat niet zij nieuwe waterwegen tusschen
de Schelde en den Rijn vraagt. Vast staat
trouwens, dat Nederland gerechtigd is aan
Belgie te vragen den prijs te betalen van
soheepvaartaandeelen op de tusschenwateren
tusschen de Schelde en den Rijn.
II. Schelde.
Ook hier onthoudt d'e Nederlandsche Re
geering, om het bereiken van overeenstem-
ming niet te vertragen, zich er aan zich te be-
geven in een bespreking van de onderschei-
dene rechtsvragen die in het Belgisch memo
randum worden opgeworpen. Trouwens de
gezichtspun ten der party en schijnen hier
elkander dicht te naderen.
(Wordt vervolgd.)
EERSTE RAMEB.
Vergadering van Vrijdag.
Na eenige discussie wordt besloten het ont-
werp betreffende de financieele betrekking
tusschen rijk en gemeenten te behandelen op
10 Juli, 's middags om 2 liur, en daama het
suikerwetje.
Het ontwerp betreffende de opsporing en
ontginning van aardolie (overeenkomst met
J. A. Hoogenboezem) wordt aangenomen met
28 tegen 7 stemmen. Tegen de v.-d. en s.-d.,
beihalve de heer Wibaut.
Aan de orde komt de begrooting van het
Zuiderzeefonds.
De heer Verkouteren (c.-h.) meent, dat de
drooglegging stopgezet moet worden. Spreker
heeft meer indruk dat de schatkist wordt
drooggelegd dan de Zuiderzee, en waarschuwt
er niet mee door te gaan aangezien het werk
een ongekende strop wordt.
De heer Wibaut (s.-d.) ziet in de droogleg
ging een verruiming van het economisch leven
en heeft vertrouwen in de leiding.
Minister Van der Vegte betreurt, dat het
werk financieel is tegengevallen. De zaak
moet echter nuchter bekeken worden. De
drooglegging blijft een grootsch en gelukkig
werk.
De begrooting wordt z. h. st. aangenomen,
waama aan de orde is het ontwerp, houdende
bepalingen omtrent de ouderlijke macht en
voogdij.
De heer Van der Hoeven (c~h.) acht het
ontwerp zeer belangrijk, omdat het de mis-
stand met betrekking tot de positie der on-
wettige kinderen opheft.
Het ontwerp wordt aangenomen z. h. s.,
waama aan de orde is het ontwerp betref
fende het straffenstelsel.
De heer Hermans (s.-d.) betreurt, dat de
Minister geen afzonderlijke regeling voorstel-
de voor politieke gevangenen.
Minister Donner meent, dat in bewaring
stelling in de practijk op politieke gevangenen
geen toepassing zal vinden.
Het ontwerp wordt aangenomen z. h. st.,
evenals het ontwerp tot wijziging van het
Wetboek van Koophandel (balans en verlies-
rekening van naamlooze vennootschappen).
Aan de orde komt het ontwerp tot wijzi-
ging van de Bankwet.
De heer De Veer (a.-r..) zegt, dat de bezwa-
ren, die voor de Nederlandsche Bank bestaan
om te voldoen aan de nieuwe wet op de naam
looze vennootschappen, even goed bestaan
voor sommige andere vennootschappen. Het
betreft hier artikel 37c van het W. v. K., dat
spreker overbodig vindt. Hij geeft in over-
weging dit te doen vervallen.
Minister Donner merkt op, dat het ontwerp
alleen geldt voor circulatiebiljetten, die toch
een bijzondere positie innemen.
Het ontwerp wordt aangenomen z. h. St.,
evenals eenige andere ontwerpen.
De vergadering wordt verdaagd tot Woens-
dag 10 Juli.
Volgens bij het departement van Defensie
ingekomen telegram, is de torpedobootjager
„Kortenaer" in den nacht van 20 op 21 Juni
voor Curagai gekomen, heeft voor de haven
gekruist en is des ochtends te 6 uur de haven
van Willemstad binnengeloopen
DE OVERVAL TE WILLEMSTAD.
De militaire maatregelen.
Het Tweede Kamerlid de heer L. L. H. de
Visser heeft aan de Minister van Defensie en
van Kolonien de volgende vragen gesteld:
Is het juist, dat zonder voorafgaande be
spreking of goedkeuring van het Nederland
sche parlement, de torpedojager „Kortenaer"
en andere Nederlandsche oorlogsschepen naar
West-Indie zijn gezonden
Zoo ja, is de regeering dan bereid de in ver-
band met de incidenten op Curagao genomen
militaire maatregelen oogenblikkelijk onge-
daan te maken, de uitgezonden oorlogssche
pen terug te roepen en aan de Tweede Ka-
mer uitvoerige en nauwkeurige inlichtingen
te verstrekken omtrent de gebeurtenissen op
Curagao
Is de regeering bereid, te verklaren dat zij
de regeering van Venezuela in geen enkel op-
zicht zal ondersteunen en tegenover de revo-
lutionnaire, anti-imperialistische volksbewe-
ging in dat land een houding van volkomen
neutraliteit zal aannemen
De gesneuvelde mllitairen.
Het Tweede Kamerlid de heer Duys heeft
den Minister van Kolonien de volgende vra
gen gesteld:
Is het juist, dat de regeering vrijwel ter-
stond na het gebeurde op Curagao haar leed-
wezen heeft doen betuigen aan de Venezue-
laansche regeering, mede wegens den dood
van den gamizoenscommandant van La Vele
en Coro, generaal Lacle?
Is het juist, dat door de regeering, ten min-
ste tot op 15 Juni j.l., nog steeds was nage-
laten aan de naaste familie van de op Cura
gao gedoode Nederlandsche mindere militai-
ren eenig bewijs van deelneming te zenden?
Indien dit laatste juist is, is de regeering dan
bereid, mede te deelen, waaraan zulk een ver
schil in gedraging is toe te schrijven?
Wat is de regeering van plan te doen met
betrekking tot de begrafenis dier gedoode
militairen en ten opzichte dier nagelaten be
trekkingen
HET ONGELUK BIJ RILLAND-BATH.
Op de vragen van het Eerste Kamerlid den
heer De Muralt, betreffende een aanrijding
op den onbewaakten overweg nabij Rilland-
Bath, heeft de Minister van Waterstaat o.m.
geantwoord:
Hoewel afsluiting en bewaking, blijkens de
ervaring, geen afdoend middel zijn tegen aan-
rijdingen op overwegen en het rijden door ge-
sloten overwegboomen zelfs in steeds meer-
dere mate voorkomt, kan reden bestaan voor
het vermoeden dat het droevig ongeval op 19
Mei j.l. niet kiu hebben plaats gegrepen in
dien de overweg bewaakt ware geweest.
De mogelijkheid dat een mailtrein bij eene
aanrijding van een automobiel, hetzij op een
bewaakten of op een onbewaakten overweg
ontspoort, kan niet ontkend worden; de
kans daarop schijnt echter, ook blijkens het
verloop van reeds voorgekomen aanrijdingen
uiterst gering en in zooverre bij bewaakte
grooter dan bij onbewaakte, dat bij gene de
aangereden sluitboom een nieuwe bron van
gevaar vormt.
Zooals ook in het verslag van de commissie
van onderzoek in zake de veiligheid op open-
bare, niet afgesloten overwegen is vermeld,
wordt het uitzicht van den weg op den spoor-
weg voldoende geacht, zoodat voor het weder
doen bewaken van den overweg geen voldoen
de aanleiding bestaat. Het zou niet juist zijn
alleen op grond van den omvang van een on
geval weder tot bewaking te doen overgaan
van den overweg, waarop die aanrijding
plaats vond, indien deze, wat het uitzicht en
den aard van het verkeer betreft, aan de
eischen voldoet.
Wel zal worden bevorderd, dat de nabij den
overweg gelegen wachterswoning, welke in dit
geval wellicht eenigszins misleidend heeft
gewerkt, zal worden afgebroken.
DE UITVOERING VAN DE
ZIEKTEVERZEKERING.
De Minister van Arbeid, Handel en Nijver-
heid heeft Vrijdag aan zijn departement
ge'installeerd een commissie, bestaande uit
twee onbezoldigde leden van den verzekerings-
raad, twee voorzitters van den raad van ar
beid en het bezoldigd lid van den verzekerings-
raad Mr. Werker, tevens voorzitter der com
missie, die tot taak heeft den Minister van
advies te dienen bij de voorbereiding van de
maatregelen ter uitvoering van de ziektever-
zekering, in het bijzonder voor zoover die
maatregelen betrekking hebben op de uitvoe
ring van die verzekering door de raden van
arbeid.
Aan het departement van Arbeid, Handel
en Nijverheid is in gevorderden staat van
voorbereiding de samenstelling van het col
lege van toezicht op de bedrijfsvereenigin-
gen, welke voor de uitvoering van de verzeke
ring zullen worden toegelaten efl de regeling
van taak en werkwijze van dat college.
H. COLIJN.
De heer H. Colijn, een onzer tegenwoordige
A. R. staatslieden van grooten invloed, vierde
j.l. Zaterdag onder algemeene belangstelling
zijn 60sten jaardag. Aanvankelijk bestemd
voor het onderwijs, voelde hij meer voor een
militaire loopbaan en deed daarin zijn intrede
bij het instructie-bataljon te Kampen. In
1893, pas benoemd tot 2e luitenant, vertrok
hij naar Indie. Dit was het begin van zijn
militaire en van zijn latere civiele loopbaan.
In 1909 werd hij gekozen tot lid der Tweede
Kamer, in 1911 Minister van Oorlog, van 1914
tot 1920, lid der Eerste Kamer, in 1923 Minis
ter van Financien, in 1925 kabinetsformateur,
tot Maart 1926 en in September van dat jaar
weer lid der Tweede Kamer.
F. M. WIBAUT.
Gisteren herdacht onder groote belangstel
ling de heer F. M. Wibaut, ook een onzer be-
kende politieke groote mannen zijn 70sten
jaardag. Hij werd te Vlissingen geboren, uit
een familie afkomstig uit Roubaix. Bij hem
openbaarden zich reeds vroeg neigingen tot
het socialisme, doch pas in 1898 trad hij tot de
partij toe, waarin hij spoedig een leidende
plaats innam. In 1904 vestigde hij zich te
Amsterdam, werd in 1907 gekozen tot raadslid
en was in 1914 de eerste S.D.A.P.-wethouder.
In die functie, welke hij tot 1927 bekleedde,
deed hij zich kennen als een groot econoom.
In 1922 werd hij benoemd tot lid der Eerste
Kamer.
MR. S. VAN HOUTEN 70 JAAR DOCTOR
IN DE RECHTSGELEERDHEID.
Donderdag was het 70 jaar geleden, dat Mr.
S. van Houten aan de Rijksuniversiteit te
Groningen promoveerde tot doctor in de
rechtsgeleerdheid.
Dit feit hebben de tallooze vrienden en be-
kenden van den hoogbejaarden staatsman niet
onopgemerkt willen laten voorbijgaan.
Van verschillende zijden mocht de heer Van
Houten gelukwenschen ontvangen. Ook wer-
den vele bloemstukken te zijnen huize be-
zorgd. Onder de talrijke schriftelijke felicita-
ties was ook een officieel schrijven van de
Groningsche Academie.
Door den Raad van Toezicht der Maat-
schappjj voor Hypothecair Crediet in Neder
land, van welke maatschappij de heer Van
Houten edn der oprichters is, werd een vruch-
tenmand gezonden.
DE LOTING VOOR DEN DIENSTPLICHT.
Men deelt aan de N. R. Crt. het volgende
mee:
Op Vrijdag 28 Juni, 's namiddags 2 uur, zal
in de Rolzaal op het Binnenhof te 's Graven-
hage de loting voor den dienstplicht plaats
hebben voor twee lichtingen, voor de lichting
1930 en voor de lichting 1931. Dit zal de eer
ste loting zijn, die naar het nieuwe stelsel
wordt gehouden. De toekomstige dienstplich-
tigen trekken niet zelf een nummer, ook
wordt niet voor elke gemeente afzonderlijk
een loting gehouden, doch voortaan zal er
door een commissie, waarvan de leden voor
dit jaar reeds zijn benoemd, in het openbaar
een centrale loting worden gehouden, welke
voor alle gemeenten te zamen geldt. Boven-
dien bestaat de loting uit niets anders dan,
het trekken van slechts 6<5n nummer voor een
geheele lichting. Dit geschiedt op de volgen
de wijze.
In de lotingsbus worden zooveel genum-
merde biljetten gedaan als er personen voor
een zekere lichting te Amsterdam zijn inge-
schreven; dit zijn er ongeveer 7000. Nadat
deze biljetten ter dege dooreengemengd zijn,
wordt edn er van uit de bus genomen. Vervol
gens wordt nagegaan, hoe de persoon heet,
die onder dit nummer in het Amsterdamsche
alphabetisch register van bedoelde lichting
vermeld staat, en op welken datum hij ge
boren is. De aldus gevonden naam en ge-
boortedatum zullen dan niet alleen voor Am
sterdam, maar tevens voor alle andere ge
meenten den persoon aanwijzen, die lotings-
nummer edn krijgt, en de verdere nummers 2,
3, 4 enz. worden dan aan de overige ingeschre-
venen gegeven in de volgorde, waarin zy in
het alphabetisch register vermeld staan.
Het spreekt vanzelf, dat men niet in elke
gemeente een ingeschrevene zal hebben met
den hierbedoelden naam en die bovendien op
den hierbedoelden datum is geboren. Dit ge
val zal zich vermoedelrjk haast nooit voordoen.
Daarom bepalen de voorschriften, dat num
mer ddn dan ten deel valt aan den ingeschre
vene, die naar de regelen voor het alphabe
tisch register zou volgen op den persoon, die
dezen naam en geboortedatum zou hebben.
Gesteld, dat een nummer wordt getrokken,
waarbij in het Amsterdamsche register de
naam Leendert Pen vermeld staat. De ge
boortedatum, die alleen invloed heeft bij per
sonen met denzelfden naam, blijft hier een-
voudigheidshalve buiten beschouwing. Indien
nu in een gemeente onder de P 2 personen
zyn ingeschrevenArnold Peek en Frederik
Poort, zou Pen tusschen deze twee in moeten
staan. Zooals men weet, wordt bij het alpha-
betiseeren eerst met den geslachts- of familie-
naam en daarna pas met de voomamen reke-
ning gehouden. De eerste, die op Pen zou
volgen, is Poort. Dus krijgt Poort nummer
ddn. Die op hem volgt, krijgt nummer twee
en zoo verder. De A wordt gerekend te vol
gen op de Z en zoo krijgt Peek, die vlak v66r
Poort staat, het hoogste nummer.
Bij dit stelsel kan het van groote beteeke-
nis zijn, welke plaats iemand in het alphabe
tisch register krijgt. Bij de meeste namen is
het gemakkelijk uit te maken, w&ar zij in dat
register moeten staan, doch er zijn ook na
men, waaromtrent men verschillend zou kun-
nen handelen. Dit moet natuurlijk worden
buitengesloten. Daarom is een regeling ge-
troffen, die voor alle gevallen, welke zich kun-
nen voordoen, precies aanwijst, w&ar de naam
geplaatst moet worden.
Ook ten aanzien van mogelijke naamsver-
andering zijn maatregelen getroffen om te
voorkomen, dat iemand invloed op de rang-
schikking zou kunnen hebben.
Er wordt thans geloot voor twee lichtingen,
doch dit is een overgangstoestand.
De loting voor de lichting 1930 dat is in
het algemeen voor degenen, die onlangs ge-
keurd zijn zal spoedig gevolgd worden door
de beslissing, wie tot gewoon en wie tot bui-
tengewoon dienstplichtige bestemd worden,
en een paar maanden later wordt voor de ge-
wone dienstplichtigen uitgemaakt, waarbij ze
moeten dienen en wanneer zij moeten
opkomen.
De loting voor de lichting 1931 dient voor
personen, die voor het meerendeel in 1911 ge
boren zijn en in Januari 1930 voor den dienst
plicht worden ingeschreven. Voor deze lich
ting heeft de loting al zoo vroeg plaats, om de
toekomstige dienstplichtigen er eenigszins
van op de hoogte te brengen, of er voor hen
belang in gelegen kan zijn, zich op te geven
voor de vooroefeningen, die in October aan-
staande beginnen.
Als de uitslag van de loting bekend is, valt
er voorloopig nog weinig van te zeggen, hoe
ver het contingent zal loopen, daar niet alleen
de inschrijving, doch ook de vrijstellingen en
afkeuringen, die hierbij grooten invloed heb
ben, eerst later plaats hebben. Maar toch
zullen velen, wier namen alphabetisch volgen
op den uitgeloten naam, er op kunnen reke-
nen, dat ze zullen moeten dienen, en zoo zul
len anderen, wier namen aan den uitgeloten
naam voorafgaan, veel kans hebben om vrij
te zijn. De verwachting bestaat, dat de eer
ste paar jaren het aantal personen, die vrij-
loten, niet groot zal zijn, voornamelijk doordat
de vrijstellingen wegens broederdienst zijn
uitgebreid. Op den duur zullen er vermoede-
lijk weer meer vrijloten, althans wanneer het
getal ingeschrevenen, dat gedurende een aan
tal jaren belangrijk is toegenomen, ook in de
toekomst blijft stijgen.
De meeste gemeenten zijn met betrekking
tot de loting samengevoegd tot groepen, die
200 of meer ingeschrevenen tellen. Van de
1078 gemeenten zijn de 45 grootste zelfstan-
dig gebleven. Al de overige zijn ingedeeld
in 178 groepen. Elke groep wordt ten aanzien
van de loting als een gemeente beschouwd.
Elke gemeente, die met andere gemeenten is
samengevoegd, zal daardoor niet een afzon
derlijk bepaald getal gewone dienstplichtigen
hebben te leveren. Binnen zulk een groep zal
de toestand dus worden evenals in de groote
gemeenten, waar het kan gebeuren, dat er bij-
voorbeeld meer gewone dienstplichtigen in het
oostelijk dan in het westelijk deel van de ge
meente wonen.
DE FINANCIEELE VERHOUDING
TUSSCHEN HET RIJK EN DE
GEMEENTEN.
Thans is verschenen de memotie van ant-
woord aan de Eerste Kamer inzake het wets-
ontwerp tot herziening van de financieele
verhouding tusschen het Rijk en de gemeen
ten, waaraan we het volgende ontleenen.
De meening van een der leden, dat de re
geling niet urgent was, daar de gemeenten
voorloopig hadden kunnen worden geholpen
door een nooduitkeering, wordt door de Re
geering niet gedeeld. Door nooduitkeeringen
wordt de taak wellicht op de lange baan ge-
schoven.
Blijkens den inhoud van het ontwerp, heeft
de Regeering zich wel degelijk rekenschap
gegeven van de beantwoording van de vraag
op welke wijze de gemeenten in vrijheid kun
nen blijven voorzien in de middelen tot be-
strijding der kosten van haar eigen behoef-
ten, n.l. uit de uitkeeringen uit het gemeente-
fonds en uit de opbrengst van verschillende
rijksbelastingen.
Dat in den opzet van het wetsontwerp te
veel aan het rijk en de gemeenten gedacht
zou zijn als twee tegenover elkander gestelde
corporaties, heeft de Regeering met groote
bevreemding vemomen. Een der voomaam-
ste motieven van het ontwerp is juist ge
weest, dat meer dan tot dusver rijk en ge
meenten, althans economisch, als een eenheid
moeten worden gezien. Vandaar ook, dat het
niet 1 anger toelaatbaar werd geacht, dat de
door het rijk gevolgde regelen van belasting-
verdeeling ingrijpend verstoord werden door
gemeentelijke fiscale uitwassen, noch dat voor
het kringsgewijs omslaan van uitgaven voor
onderwerpen van algemeen belang in de eene
gemeente van hetzelfde rijk een tienmaal
zwaardere last werd gedragen dan in de an
dere, en dit als gevolg niet van verschil in
beleid, maar van verschil in draagkracht en
sociale structuur.
Vervolgens zet de Minister uiteen, dat de
strekking van het gemeentefonds is, door een
redelijke belasting van alien, aan de onrede-
lijke belasting van velen een eind te maken.
De vrees van een der leden, dat de uitkee-
ringsformule de gemeenten zal verleiden tot
het verwaarloozen van de vereischte zuinig-
heid by het doen van uitgaven, kan de Re
geering niet deelen.
Wat de grief betreft, dat het wetsontwerp
geen waarborg bevat, dat na zyn aanvaarding
niet weder bij nieuwe rijkswetten de kosten
van uitvoering van nieuwe wettelijke regelin-
gen geheel of ten deele ten laste der gemeen
ten zullen worden gebracht, wordt opgemerkt,
dat zelfs de meest nadrukkelijke bepaling, in
dien geest in dit ontwerp opgenomen, den be-
doelden waarborg niet zou verschaffen.
Dat een beperking van de belastingvrijheid
der gemeenten, onder gelijktijdige toevoering
van voldoende middelen uit een centraal fonds,
het eigen bestuur der gemeente zou onder-
mijnen, wordt door de Regeering ontkend.
Het wetsontwerp brengt geen wijziging in
de „bevoegdheid der gemeenten om zelf en
op eigen verantwoordelijkheid haar uitgaven
vast te stellen en haar inkomsten te bepalen
door eigen keus van de te heffen belastingen
uit die, welke de wet als gemeente-ibelastingen
aanwijst.
Dat de gemeenten niet anders dan in uiter-
sten nood de toepassing van het middel zullen
beproeven om de 80 opcenten op de fonds-
belasting tot 100 op te voeren, beantwoordt
geheel aan de bedoeling waarmee deze moge
lijkheid in het ontwerp is gebracht.
Dat groote en vooral snel vooruitgaande
gemeenten door de belastingregeling van het
ontwerp zullen worden geschaad en in haar
opgaande lyn tegengehouden, wordt door de
Regeering allerminst verwacht. Veeleer
meent zy, dat onder de huidige regeling de
economische opbloei van menige gemeente is
belemmerd en wordt bedreigd door de over-
belasting, die er heerscht, of die er geheerscht
heeft en elk oogenblik kan terugkeeren, en
dat de zekerheid, die dit ontwerp geeft, en
het gevoel van veiligheid, dat het te dezen
aanzien wekt, aan de welvaart van groote In
dustrie- of handelscentra kan ten goede
komen.
DE SUIKERINDUSTRIE.
In de Mem. van Antwoord op het Voorl.
Verslag (o.b. 22 Mei j.l.) over het voorstel
van wet tot het verleenen van tijdelyken steun
aan de beetwortelsuikerindustrie hier te lande
merkt de heer Van den Heuvel, wien de Twee
de Kamer de schriftelijke en mondelinge ver-
dediging van gemeld wetsvoorstel had opge-
dragen, op, niet te kunnen toegeven, dat dit
voorstel onvoldoende zou zyn toegelicht.
Bovendien zyn gevraagde jaarverslagen en
balansen van suikerfabrieken uitsluitend ter
kennisneming voor de leden der Eerste Ka
mer, ter griffie van de Eerste Kamer neer-
gelegd.
De heer Van den Heuvel deelt in het alge
meen het gevoelen dat Staatshulp aan bedry-
ven zeer ongewenscht is.
Het economisch belang bij het in stand
houden der beetwortelteelt is voor de Zeeuw-
sche en Zuid-Hollandsche eilanden, voor West-
Brabant en 'n aantal N.- en Zuid-Hollandsche
polders zoo overwegend, dat verdwrjning dezer
cultuur een ramp voor de gansche plattelands-
gemeenschap in die streken beteekent.
Tegenover de ontkenning van vele leden
omtrent een noodtoestand bij de beetwortel-
productie, houdt de heer Van den Heuvel vol,
dat deze bestaat.
Andere middelen, welke eenige leden in
overweging geven om de beetwortelcultuur te
helpen, namelijk inkrimping der teelt en ver-
laging van den suikeraccijns, zijn naar het
oordeel van den heer Van den Heuvel niet in
staat verbetering te geven. Ook de bezwaren
tegen dit voorstel als precedent kan hij niet
deelen; elk geval moet op zich zelf bezien
worden.
De reden, waarom de raffinaderijen niet in
het voorstel zijn betrokken, is gelegen in de
overweging, dat men niet alleen pas in het
uiterste geval tot het indienen van een ini-
tiatief-voorstel moet overgaan, maar het ook
zoowel wat omvang als duur betreft, zoo be-
perkt mogelijk moet houden. Daarom is
slechts voor 6en jaar een voorstel gedaan en
is uit het ontwerp gehouden alles, wat daar
niet noodzakelijk in behoort.
De voorstellers hebben zich, in tegenstel-
ling met hetgeen in het Voorl. Verslag wordt
verondersteld, wel bezig gehouden met de ge-
volgen van de voorgestelde bescherming voor
Oost- en West-Indie. Zij zijn echter tot de
conclusie gekomen dat noch voor de Oost-,
noch voor de West-Indische deelen van het
Koninkrijk der Nederlanden dit voorstel eenig
iets beteekend nadeel inhoudt. O.m. wordt
dan betoogd, dat de 14.000 ton uit Suriname
moet gesteld worden niet tegenover hetgeen
door op peil houden der productie hier meer
zou geteeld worden, maar dat men die ver-
meerderde Nederlandsche productie moet
stellen tegen de wereld-overproductie.
HERDENKIN GSFONDS.
Naar wy vememen heeft zich een voorloo-
ping comit6 gevormd onder den naam Her-
denkingsfonds, waarin o.a. zitting hebben ge
nomen: D. W. H. Patijn, te Baarn, voorzitter;
A. J. da Costa, te Amsterdam; Mej. N. A. C.
Crielars, lid van den Amsterdamschen ge-
meenteraad; Prof. Mr. P. A. Diepenhorst, te
Amsterdam; G. van Mesdag, te Hilversum;
Prof. Dr. H. J. Pos, te Amsterdam; S. E. Ra-
mondt, te Hilversum; L. Snapper, te Amster
dam; H. J. Versteeg, hoofdeommissaris van
politie, te Amsterdam; Ir. L. C. Westhoff, te
Hilversum; Mr. A. J. de Wolff, burgemeester
te Diemen; H. J. Berghege. Jacob Obrecht-
straat 23 boven, te Amsterdam, secretaris,
met het doel de overdadige bloemenhulde bij
begrafenissen tegen te gaan.
In Zweden, zoo meldt men ons, waar in het
jaar 1921 de Stichting Blomsterfonden werd
opgericht, gelukte het de publieke opinie in
dier voege te leiden, dat aanzienlijke bedragen
ter beschikking kwamen, vroeger daaraan be-
steed, waarvan een tehuis werd opgericht
voor ouden van dagen, plaats biedende aan
meer dan 100 personen, terwijl een tweede te
huis in wording is..
(N. R. Crt.)
DE TUNNEL ONDER DE SCHELDE.
De commissie voor het graven van den tun
nel onder de Schelde, te Antwerpen, heeft de
beide inged'iende ontwerpen bestudeerd. Het
blijkt wel, dat de keuze zal vallen op een tun
nel met lift voor voetgangers. Besloten is dat
het iheele werk, in ieder geval, niet langer dan
vier jaar mag duren.
DE ENGELSCHE KONING.
De dankdienst. voor 's konings herstel is
thans bepaald op Zondag 7 Juli. Den volgenden
dag gaat de koning naar Sandringham, waar
hij tenminste een maand zal blijven.
De officieele opening van het parlement is
bepaald op 2 Juli, den dag na 's konings aan-
komst te London, maar er wordt met verwacht
dat de koning deze plechtigheid zal bijiwonen,
die uit -den aard der zaak veel van zijn krach-
ten zou vergen. De troonrede zal schier zeker
worden voorgeleizen door den lord-kanselier
lord Sankey.
De dankdienst, die in de abdy van West
minster zal worden gehoudbn, zal worden by-
gewoond door den koning, de koningin, alle
Ter verzachting en genezing van stuk-
geloopen voeten, zadelpijn, zonnebrand,
ontvellingen, muggebeten, schrijnen en
smetten, moet men steeds voorzien zijn
van een doos of tube
Doos 30, 60, tube 80 ct.
leden der koninklijke familie die zich thans
in Engeland bevinden benevens door de voor-
naamste staatslieden en de leden van het di-
plomatieke corps. Overigens zal de abdy voor
het publiek toegankeliik zijn. De dienst zal
buitenigewoon eenvoudig zijn en is niet te
beschouwen als een officieele plechtigheid.
Gelij'ktijdig zullen in alle kerken van het heele
land diensten worden gehouden. De dienst in
de abdij zal door de radio door bet geheele
Britsche Ryk worden uitgezonden.
Op voorstel van den koning zullen de collec-
tes ten goede komen aan de ziekembuizen.
VREDESOPROEP DER VROUWEN.
Het wereldcongres der vrouwen te Berlijn
heeft Vrijdag een oproep gericht tot alle vol-
iken en tot de internationale en nationale or-
ganisaties, die zich de zaak van vrede en
recht ten doel stellen, om van hun regeerin-
gen en van den Volkenlbond te eischen, dat zij
de faoultatieve clausule van het Haagsche
Hof (betreffende arbitrage) teekenen, het
Kellogg-pact zoo spoedig mogelijk ratificee-
ren en de bewapeningen van alien aard doel-
treffend beperken zullen.
Voorts nam het congres een resolutie aan,
waarin alle method'en, die kunnen dienen tot
voorbereiding van een oorlog in de toekomst en
met namle van een gasoorlog, ten scherpste
worden veroordeeld.
De leden werden uitgenoodigd by haar re-
geeringen op te komen voor een sipoedige ra-
tificatie van het protocol van Geneve van 1925
tegen het gebruik van gifgassen.
IN HET HONGERSNOODGEBIED.
Kolonel Rancher heeft na zyn inspectiereis
door het hongersnoodgebied in Noord-Ohina,
rapport uitgebracht aan het Amerikaansche
Roode Kruis, waarin hij een ontzettend beeld
omtrent den toestand in het getedsterde gebied
geeft.
Be landwegen zijn voor de karavanen on-
begaanibaar, daar zij met lyken bezaaid zijn
en de leiders der karavanen waren in vele ge
vallen gediwongen hevige gevecihten te leve
ren om hun dieren tegen uitgehongerde ben-
den te beschermen.
Rancher heeft Lantsjou bereikt, waar de
geheele bevolking verhongert.
GODSDIENSTVREDE IN MEXICO.
'De godsdiemststrijd in Mexico is, schrijft
de N. R. Crt. na lange jaren van onrust,
door een accoord tusschen de regeering en
den Heiligen Stoel bijgelegd, waarvan ver-
klaard woidt dat het, hoewel het geen volledige
regeling van alle hangende geschilpunten om-
vat, een tijdperk van werkelijken vrede tus
schen Kerk en Staat zal openen.
De godsdienstoorlog had zijn oorsprong in
de nieuwe grondwet van 1917, welke de ver-
ouderde constitute van 1857 geheel herzag en
groote politieke hervormingen verwezenlijkte.
De nieuwe constitute voerde twee belangrjjke
venanderingen in, welke een bron van conflicten
werden. De eene was het artikel waarin het
beginsel van nationalisatie van den geheelen
miniralen ryikdom werd neergelegd, dat tot zoo
langdurige, nu bijgelegde moeilijkheden met de
Amerikaansche petroleum-magnaten en een
geschil met de Vereenigde Staten leidde; de
andere regelde de positie van de Roomsch-
Katholieke Kerk op een geheel nieuwen grond-
slag. De nieuwe grondrwet bepaalde dat die
kerk van den staat gescheiden werd en alle
andere god'sdiensten gedoogd werden. Geen
kerkelijk lichaam kon meer grondeigenaar zijn.
De kerk verzette zich tegen den nieuwen
toestand en had daarbij millioenen geloovigen
op haar hand. De toenemende verbittering
kwam aan den dag in een beweging om zich
van Rome af te scheiden en een eigen „Mexi-
caansche Apostolische Kerk" te stichten. Sepa-
ratisten em Katholieken kwamen in 1925 op
verschillende plaatsen in botsing. In de stad
Mexico bezetten de separatisten een kerk en
verdreven den priester. President Calles ver-
klaard'e deze handelwijze weliswaar in strijd
met de grondwet, maar sloot de kerk voor den
eeredienst en stempelde de Katholieke paro-
chianen tot rabellen. Allen buitenlandschen
priesters werd vervolgens het prediken in
Mexicaansche kerken verboden en vele kerken
werden tengevolge van onlusten gesloten. De
constitute schreef voor dat alle dienstdoende
geestelijken geboren Mexicanen moesten zijn
en beperkte het aantal leden van elke parochie
tot 1000. Het ging nu steeds meer hard1 tegen
hard. In 1926 kreeg de pauselijken legaat
bevel het land te verlaten en de regeering
vaardigde scherpe verordeningen uit om de
clericalen in toom te houden. Op overtrading
ervan werden zware straff en gesteld. Vele
Roomsch-Katholieken verklaaiden niettemin
dat zij zich tot het uiterste zouden blijven ver-
zetten en de Paus bestemdte den lsten Augus
tus 1926 tot een dag van gebed om uitkomst
voor de moeilijkheden der Kerk in Mexico af te
smeeken. Inmiddels waren alle bezitttmgen
van de kerk tot staatseigendom verklaard.
Toen Calles water in zijn wijn begon te doen
en verleden jaar een ontspanming was inge-
treden, was deze niet van langen duur, want
de moordenaars van Obregon, die Calles als
president had moeten opvolgen, werden van
samenspanning met de clericale leiders be-
schuldigd en in het proces dat volgde, is de
moeder-overste Concepcion wegens medeplich-
tigheid tot twintig jaar opsluiting veroordeeld.
Het laatste bedrijf van den godsdienststrijd
speelde zich af toen tijdens den opstamd van
generaals tegen het gezag van president For
tes Gil in dit voor jaar de cristeros (de Kath.
insurgenten) van de moeilijkheden der regee
ring partij wilden trekken en in den staat Ja
lisco een poging deden de macht in handen
te krijgen. Nadat de opgestane generaals ver-
slagen waren, werden ook met deze cristeros
korte metten gemaakt en nu was voor de
Katholieke kerk wel het psychologische
oogenblik gekomen, om met den Mexicaan-
staat vrede te sluiten.
Dit is bij het nieuwe accoord geschied. Het
erkent het recht van d'e Katholieke kerk om
haar geestelijken te benoemen, maar deze moe
ten volgens de bepalingen der grondwet zich
laten inschrijven en natuurlijk Mexikaansche
burgers zijn. De gesloten kerken worden her-
opend. Honderd vrouwen die de verordeningen
en wetten overtreden hadden en deswege naar
een eiland gedeporteerd waren, worden in vrij
heid gesteld, maar moeder-overste Concepcion
moet haar straf blijven ondergaan. Misschien
mag zij na eenigen tijd echter toch amnestie
verwachten
Met geen enkele bepaling van het accoord
is de verklaring van de regeering te weerleg-
gen dat het geen verandering in de bestaande
wetten brengt. De beteekenis ervan is dan ook
dat de Katholieke kerk na lang verzet den
nieuwen toestand van de grondwet van 1917
aanvaard heeft, om den 14 millioen Mexicaan-
schen belijders van haar geloof de ongestoorde
uitoefenimg van hun godsdienstpl ichten moge
lijk te maken, waartoe de regeering zich in
een pas verschenen communique plechtig ver-
bonden heeft.