ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBIAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANPEREN.
FLORA'S Kuikenvoeder
No, 8390,
Maandag 24 Juni 1929
Jaargang
ZORGT VOOR UW KUiKENS!
ABONNEMENTSPRIJ S:
FEUILLETON,
Het Witboek inzake de tusschen
Nederland en Belgie hangende
vraagstukken.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN.
Fa A. VAN OVERBEEKE-LEUNIS
LHSMaMIM&Z2*
T ,.An Riiitf>n Ter Neuzen fr per oost f 1,80 per 3 maanden Bij vooruitbetaling fr. per post f 6,60 per jaar
^nU Amefrikf fl\loveripe landen f 2,60 per 3 maanden fr. per post - Abonnementen voor het buitenland alleen bij vooruitbetaling.
Dit blad verschijnt iederen Maandag-, Woensdag- en Vrijdagavond.
DRANKffET,
Burgemeester en Wethouders van TER
NEUZEN, brengen ingevolge artikel 12 eerste
lid der drankwet, ter openbare kennis, dat bij
hen is ingekomen een verzoek om vergunmng
voor den verkoop van sterken drank in het
klean, voor gebruik ter plaatse van verkoop
van PETRUS DIRK MAANDAG, van beroep
kantoorbediende, wonende te Ter Neuzen,
voor de benedenvoorlokaliteit van het perceel
Noordstraat no. 3.
Binnen twee weken, nadat daze bekend-
making is geschied, kan ieder tegen het ver-
leenen van deze vergunning schriftelrjk
bezwaren indienen bij burgemeester en wet
houders.
Ter Neuzen, den 24 Juni 1929.
Burgemeester en Wethouders voomoemd,
J. HUIZINGA, Burgemeester.
B. I. ZONNEVIJLLE, Secretaris.
Burgemeester en Wethouders van TER
NEUZEN, brengen ingevolge artikel 75
eerste lid der Lager Onderwrjswet 1920 ter
openbare kennis, het volgende raadsbesluit:
De gemeenteraad van Ter Neuzen,
Gezien een op 13 Juni 1929 ingekomen adres
van het Bestuur der Vereeniging voor Chris-
telijk Volksonderwijs te Ter Neuzen, houdende
verzoek om ingevolge artikel 72 der Lager
Onderwrjswet 1920 gelden beschikbaar te
willen stellen voor het aanschaffen van 20
schoolbanken,
overwegende, dat voor het aanschaffen van
nieuwe schoolmeubelen gelden kunnen wor-
den aangevraagd uit de gemeentekas.
dat is voldaan aan het bepaalde brj artikel
77, eerste lid der Lager Onderwijswet 1920,
gelet op de artt. 72 e.v. der Lager Onder
wijswet 1920,
gehoord een voorstel van Burgemeester en
Wethouders,
b e s 1 u i t
zijne medewerking te verleenen.
Ter Neuzen, den 20 Juni 1929.
De gemeenteraad voomoemd,
J. HUIZINGA, Voorzitter.
J. L. DREGMANS, Wnd. Secretaris.
Ter Neuzen, den 22 Juni 1929.
Burgemeester en Wethouders voomoemd,
J. HUIZINGA, Burgemeester.
J. L. DREGMANS, Wnd. Secretaris.
(Vervolg.)
Een bijeenkomst te 's-Gravenhage in
October 1928.
De Belgische Regeering heeft vervolgens
■ten bijeenikomst voorgesteld van Belgische en
Nederlandiscthe deskundigen, die in de maand
October van het vorige jaar te 's-Gravenhage
heeft plaats gehad. In die bijeenkomst heb-
ben <i'e Nederlandsdhe deskundigen afwijzend
gestaan tegenover denkibeelden, gericht op den
aanleg van een waterweg, die de kenmerken
zou Ihebben van het kanaal, voorzien in het
in 1927 verworpen tractaat: schepping in Bel
gie van een kunstmatigen Rijnmond en verlen-
ging van de Antwerpsche dokken op Neder-
landsch gebied. Maar indien in dit opzicht hun
houding negatief moest zijn, was deze aan
den anderen kant positdef, tegemoetkomend en
opbouwend. Want de Nederlandsche deskun
digen hebben in overeensitemlming met de vrij-
gevige gedragslijn, tevoren door het Haagsch
KaJbinet aangenomen, verklaard, dat het ver
zoek van Belgie om een tussohenoplossing door
Nederland zou kunnen worden aanvaard voor
zoover dat verzoek zou kunnen worden verwe-
zenlijkt door inrichting overeenstemmende met
de moderne eisohen van de seheepvaart, niet
slechts van de bestaande waterwegen, maar i
zelfs van die welke helbben bestaan ten tijde
van de scheiding. De kor-tste verbindingen
langs de tusschenwateren tusschen de Schelde j
en den Rijn werd voorheen gevormd dOor het
Kreekrak, de Oosterschelde, de Eendracht en
heit Slaak. Wagons de van nature minder
goede gesteldheid van de Eendracht en het
Slaak, die sedert eeuwen achtemit waren ge-
gaan, onthield de seheepvaart zich er echter
van, zelfs met de kleine schepen van vroeger,
deze laatste wateren te gebruiken en koos zij
in het algemeen in hun plaats een anderen
weg, die langer was. Niettemin was en blijft
Nederland bereid zioh met Belgie te verstaan
teneinde de oude verbdnding, die weliswaar
kort maar nauwelijks bruikbaar was, toegan-
kelijk te maken voor de seheepvaart. Belgie t
zou aldus tusschen de Schelde en den Rijn een
modernen waterweg verkrijgen, beter en korter
dan het er ooit een gehad1 heeft. De afstand
tusschen Antwerpen en den Rijn zou op die
wijze met ndet minder dan ongeveer 25 K.M., S
dat wil zeggen met bijna een derde, verkort
worden. De dmkte van het verkeer tusschen
Antwerpen en Harasweert, welke volgens de
redeneering van het Belgisch memorandum
moeilijlaheden zou opleveren, terwijl in de prakr
tijk deze moeilijkhed'en niet bestaan, zou over
het grootste deel van den afstand, welk <lie
beide punten scheidt, daardoor verminderd
worden. En ten slotte zou deze weg de ge-
legenheid openen de vaart te vermijden door
Zeeuwsche wateren, die het Belgisch memoran
dum gevaarlijk noemt, hoewel de statisti-ek der
ongevallen, die aldaar hebiben plaats gehad en
welk getal zeer gering is, aantoont hoe onjuist
die qualificatie is
iPraktisch gesproken zijn de punten, waar-
tusschen een dergelijke waterweg zou kunnen
worden aangelegd: eenerzijds de Westerschel-
de in de omgeving van Bath op enkele kilo
meters van de grens, aan de noord'zijde, Din-
telsas.
In den loop van de in October gehouden be-
sprekingen hebiben de Nederlandsche deskun
digen duidelijk doen uitkomen, dat zij door deze
punten te noemen geen enkel voorstel deden,
maar er zich toe bepaaldten de grenzen aan te
gefven van het kader, waarbinnen Nederland
Belgische verlangens in gunstige overweging
zou kunnen nemen. Het is dus niet juist wan-
neer het Belgische memorandum of eenig ander
stuk spreekt van een Nederiandsch trace of
plan.
De Nederlandsche regeering had gehoopt,
dat de Belgsche regeering na de haar gedane
duidelijke en uitdrukkelijke verklaringen zou
hebiben begrepen, dat het toestaan aan Belgie
van een kanaal met dezelfde kenmerken als
dat, voorzien in het Vendrag van 1925 een
politaake ommogelijkheid is, en dat voortgaan
met het vragen van een zoodanig kanaal het
majagen van hersenschimmen zou beteeke-
nen. Men zal daarom gemiakkelijk begrijpen,
dat de Nederlandsche regeering tot haar
leedwezen heeft vastgesteld, dat de "Belgische
regeering in haar memorandum van Januari
niettemin blijk geeft haar eisch van zoodanigen
waterweg niet te hebben laten varen, in aan-
merking genomen dat zij een waterweg vraagt
die beoosten Willemstad uitmondt en recht-
streeks met Antwerpen is verbonden met ver-
mijding van de Schelde.
A1 moge de Belgische regeering ter zake
van andere kwesties, en wel kwesties van on-
dergeschikt belang, blijk hebben gegeven van
tegemoetkomende gezindheid, zoo is het toch
duidelijk, dat zij zich ten deze veeleaschend
toont, dat haar houiding tot geen enkel prac-
tisch resultaat zou kunnen leiden. De Belgische
regeering heeft doen opmerken, dat, uit aard-
rijkskundig oogpunt, het trace van een kanaal
van de dokken van Antwerpen naar het Hol-
landsch Diep ndet aanmerkelijk verschilt van
een trace, dat de natuurlijke waterwegen zou
volgen, gegeven het feit, dat het gaat om een
verschil van slechts eenige kilometers. Deze
laatste opmerking is juist, echter zijn het vol-
strekt niet die enkele kilometers, maar de
klemimende redenen welke hierboven werden
weergegeven, die het door Belgie gevraagd
trace voor Nederland onaanvaardbaar maken.
In haar memorandum beperkt de Belgische
regeering zich er toe in soiribere kleuren de
bezwaren te schild'eren, die haars inziens zou-
den kleven aan een oplossing welke zou be
staan in den aanleg van een scheepvaartweg
tusschen Bath en Dintelsas. Zij erkent met
geen enkel woord de voordeelen die een zoo-
danige oplossing voor Belgie zou hebben. De
Nederlandsche regeering doet in dit verband
uitkomen dat zij, wel verre van hare tege
moetkomende gezindheid slechts te beperken
tot de punten Bath en Dintelsas, bereid blijft
elk trace in welwillende overweging te nemen
dat zich laat denken bdnnen het kader van de
waterwegen, am het even of deze heden ten
dage bevaarbaar zijn of niet, die thans be
staan of die ten tijde van de scheiding hebben
bestaan. Mocht de Belgische regeering binnen
dit kader blijvende moedlijkheden meenen te
bespeuren, dan zou het natuuriij'k zijn dat zij
onderzoekt hoe deze het l>est kunnen worden
ondervangem; de Nederl. regeering zou volko-
men bereid zijn daartoe mede te werken. Het
Belgisch memorandum doet echter geen enkele
paging in die richting, het wjjst op moeilijk-
heden, ndet om oplossingen aan te geven,
maar, naar het schijnt, om de hemieuwing te
motiveeren van den Belgischen eisch eener
concessie, welke Hr. Ms. regeering reeds had
verklaard niet te kunnen toestaan.
Onder die omstandigiheden is het duidelijk,
dat Hr. Ms. regeering zioh zou kunnen ont-
houden van een discussie, zoowel van de
moeilijkheden waarop Belgie gewezen heeft
met betrekking tot een waterweg dien het niet
vraagt, als van de motieven van economischen
aard waarop het zich beroept tot staving van
zijn eisch van een kanaal, die niet ingewilligd
zou kunnen worden. Niettemin wenschte de
Nederlandsche regeering enkele opmerkingen
te maken om aan te toonen hoezeer de inhoud
van het Belgische memorandum recht gezet
moet worden wat deze zijden van het vraag-
stuk betreft.
Te vermelden valt in de eerste plaats de
kwestie van het Hellegat. De naam van deze
vaargeul, die verre van ,,veelbeteekenend" is
gelijk het Belgisch memorandum zegt, daar-
mede bedektelijk te kennen gevend dat zij een
helsch karakter heeft, is slechts een eenvou-
dig geval van volksetymologie, een betrekke-
lij'k jonge verbastering van „Hillegat". Dit
Hdllegat, of als men wil, Hellegat, heeft tot
voor zeer korten tijd doorvaart verleend aan
de groote Rijnschepen zonder dat van die zijde
klachten zijn vernomen. Plotseling echter, na
de besprekingen die tusschen de beide regee-
ringen in October jl. plaats hadden, heeft zicn
een ware persoampagne ontketend in Belgie
(en alleen in Belgie) om het Hellegat op de
kaak te stellen, waarbij het middel ter ver-
betering dat werd aanlbevolen steeds hetzelf-
de was; verleening door Nederland aan Bel
gie van een kanaal gegraven op het vaste
land tusschen de dokken van Antwerpen en
het Hollandsch Diep. Het Haagsche kabinet
is van oordeel, dat dit feit voldoende is om
aan te toonen wat het werkelijke oogmerk
van die campagne was.
Zij, die haar voerden, hebben echter zekere
feiten ter sprake gebracht waaraan de Belgi
sche regeering tot op zekere hoogte weer-
klank heeft gegeven in een nota over dat on-
derwerp die zij den 28en Fehruari j.l. aan Hr.
Ms. regeering heeft doen overhandigen. Die
nota bevat de volgende beweringen:
Het zware weder dat in November j.l.
gedurende eenige dagen heerschte heeft in
de Zeeuiwsche wateren een reeks van rampen
veroorzaakt.
AntwoorflOp het geheele trajeot tusschen
de Belgische grens bij Antwerpen en Willem
stad hebben, gedurende de stormachtige perio-
de die in West-Europa een huitengewoon
groot aantal scbipbreuken heeft veroorzaakt,
slechts enkele weinige gevallen plaats gevon-
den die den naam van „ramp" verdienen. In
het Hellegat, waar jaarlij'ks tienduizenden
schepen doorvaren, is gedurende het bedoelde
tijdvak geen enkel schip gezonken.
2. Onlangs is in het Hellegat een veron-
dieping ont&taan.
Antwoord: Het Hellegat heeft een wisse-
lende diepte, met dien verstande, dat betrekke-
lijk lange tijdperken (van eenige jaren) ge
durende welke deze vaargeul diep is, gevolgd
worden door ibetrekkelij'k korte tijdperken
(van enkele maanden) gedurende welke de
diepte van de vaargeul minder groot is, zon
der dat er nochtans aanledding is te vreezen
dat daar een dhurzame verondiepdng plaats
heeft.
-3. Op een enkelen dag zouden 17 schepen
in het Hellegat aan den grond zijn geloopen.
Antwoord: Het is niet mogelijk een zoo
vage bewering te controleeren.
4. Indden de ingevallen vorst de seheep
vaart niet onmogelijk had gemaakt, zou het
totaal aantal rampen waarschijnlijk nog hoo-
ger z(jn geworden.
Antwoord: Het betreft hier niet dan een
zuivere onderstelMng. De vorst was trouwens
de hoofdoorzaak van abnormaal lage water-
standtiii.
5. De verzekeraars van schepen zouden
wedgeren de schepen die door het Hellegat
varen te verzekeren op de gewone voorwaarden
en eischen hooge extra premies.
Antwoord: Een onderzoek ingesteld door Hr.
Ms. Regeering heeft aangetoond, dat althans
in Nederland deze bewering niet met de wer-
kelijkheid strookt.
6. Bij de schipbreuk van de Nieuwe Zorg
in de Steenbergsche Vliet zou er verlies van
mensohenlevens te betreuren zijn geweest.
Antwoord: de Steenbergsche Vliet is een
waterloop, op verscheidene kilometers bewes-
ten het Hellegat, waarmede zij niets gemeen
llG6ft
Het spreekt vanzelf dat de verondieping
van het Hellegat niet aan de aandacht van
Hr. Ms. regeering is ontgaan.
Hr. Ms. regeering heeft overigens in Fe
hruari besloten ter aangewezen plaatse bag-
gerwerken te doen uitvoeren, die onyerwijld ter
hand zijn genomen. Indien Belgie overigens
met betrekking tot den bestaanden waterweg
tusschen het Volkerak en Dordrecht (met in-
hegrip van het Hellegat) den wensch uitte
om daar venbeteringen te zien aangebracbt,
zou die wensch door de Nederlandsche regee
ring zoo gunstig mogelijk worden ontvangen.
De bedoelde wateren beantwoorden echter aan
hooge eischen van bevaarbaarheid.
Het Belgische memorandum bevat voorts
een passage die gewijd is aan de bezwaren
van technischen aard waarop de aanleg te
Bath van de zuidelijke uitmonding van een
eventueele rechtstreeksche verbinding tus
schen de Westersohelde en het Volkerak zou
stuiten.
Het Belgische memorandum voert aan, dat
bij Bath de zeevaart moeilijk en gevaarlijk is,
dat de vaargeul er nauw is en er een scherpen
hoek beschrijft.
Hiertegenover wordt opgemerkt dat de uit
monding te Bath van een van het noorden
komend kanaal vol'komen denkbaar is beoos
ten de vaargeul waarvan de zeevaart gebruik
maakt.
Voo-r wat de mogelijkheid van verplaatsing
van de vaargeul betreft, doet Hr. Me. regee
ring opmerken dat op de bedoelde plaats de
rivier zoo breed is, dat, indien zoodanige ver
plaatsing zich werkelijk voordeed, er steeds
ruimte genoeg kan zijn, om, zoo noodig door
middel van daartoe geschikte Werken, het on-
helemmerd verkeer zoowel van de zee- als
van de binnenvaart te verzekeren.
Daama worden de redenen van economischen
aard onder de oogen gezien, die door de Bel
gische regeering zijn aangevoerd tot staving
van haren eisch van een rechtstreeksch ka
naal tusschen de dokken van Antwerpen en
het Hollandsch Diep.
De Belgische regeering brengt de volgende
stellingen naar voren, zonder deze trouwens
met cijfers te staven.
I. Terwijl tot voor kort het aandeel van
Belgie in het Rijnverkeer voortdurend toenam,
is die opwaartsohe beweging thans gestuit.
Hr. Ms. regeering veroorlooft zich te doen
opmerken, dat, zelfs indien deze bewering
Geeft ze weerstandsvermogen door
Ze hebben 't noodig I
TER NEUZEN
Uit het Engelsch
door
PHILLIPS OPPENHEIM.
Vervolg.
23)
Toen Bliss weer op zijn uitgangspunt
terugikwam, vond hij Mrs. Mott in druk
diiscours gewikkeld met een half dozijn
buurvrouiwen, aan wie ze met een breed
gebaar de eigenaardioe omstandigheden,
welke tot de verdwijning van Mr. Mott
hadden geleid, stond uit te leggen. Toen
ze Bliss zag, stelde ze hem met een eenigs-
zins verlegen geziciht aan haar kring
wiendinnen voor.
jDiaar heb je mijn nieuwen knecht",
zeide ze. „Lk most wel iemand heb'ben,
want zelf kan ik toch niet naar de markt
gaan of op den bok gaan zitten."
,,Stel je voor", zeide een van de vrien-
dinnen.
,,iDe arbeidsbeurs heeft hem hierheen
gestuurd", ging Mrs. Mott met een zeke-
ren nadruk voort, terwijl ze net deed als-
of ze het knipoogje van haar recihterbuur-
vrouw niet zag. „Hij lijikt me een knappe,
fessoenlijke jongen. En ik kan het in elk
geval met hem probeeren."
Bliss maakte, dat hij wegikwam, toen hij
merkte dat de buurvrouwen Mrs. Mott
met hem begonnen te plagen. En vijf mi-
nuten daarna kwam Mrs. Mott hem op-
zoeken.
„Ze hebben me overgehaald", vertelde
ze, „om mee naar den bioscoop te gaan
en daarna gaan we gebakken visch eten.
Ik zal me nou eerst effe aankleeden. Je
mot niet denken, dat ik elken avond zoo
doe, maar je wordt zoo sikkeneurig van
het alleen zitten; als je zin hbbt", ging ze
aarzelend door, ,,ken je wel meegaan."
,,Als ik morgenochtend al om vier uur
in Covent Garden moet zijn", antiwoord-
de Bliss, ,,dan vind ik het maar beter, om
vanavond vroeg naar bed te gaan. En
daarbij komt, dat ik eerst nog naar St.
Pancras moet am tegen mijn hospita te
zeggen, dat ik niet meex terug kom."
Gelijk heb je", vervolgde mrs. Mott.
„Als je der zin in hebt, kunnen we in het
laatst van de week der samen een avondje
van nemen. Ie weet waar je kamer is en
als je het koud hebt of het te ongezellig
vindt, dan kan ik je niet beter zeggen.
dan dat je in huis kan komen slapen."
Daarna herhaalde ze nog eens wat hij den
volgenden morgen te doen had en gino
toen weg. Bliss ruimde nog het een en an
der op en ging toen zoo snel mogelijk
naar zijn oude woning. Vijf minuten later
klopte hij bij mrs. Heath aan.
,,Lk heb weer work", zeide hij triom-
fantelijk. Over het vermoeide gezicht van
zijn hospita g'leed een van haar zeldzame
glimlachjes.
,,Geluikkig mijnheer," zeide ze eenvou-
dig.
,,t ls wel vervelend, maar ik moet er in
huis wionen", vertelde Bliss verder. ,,Ik
zal u natuurlijk een week huur betalen,
omdat ik u niet vooruit heb kunnen waar-
sohuwen. Maar omdat ik pas Zaterdag of
Zondag het geld kan brengen, wilde ik
graag weten of u het goed vindt, dat ik
nu alles vast meenemen."
,,Iik wil van u niets hebben, geen week
huur of iets anders", zeide mrs. Heath
hartelijk. ,,Die kamer van u heb ik gauw
genoeg verhuurd; maar ik vind het wel
jammer dat u weggaat, mr. Bliss. Wil ik
u even helpen met inpakken, mijnheer?"
„Wel neen, het is het werk van een
oogenb'lik", zeide Bliss lachend, terwijl
hij haar de hand toestak. ,,Dag mrs.
Heath. Ik zal nooit vergeten, hoe harte
lijk u voor me geweest bent. Wie weet
hoe gaurw ik weer terug ben."
.Laten we hopen, dat dat niet zoo
gaurw geibeurt. Maar als u weer een ka
mer noodig heeft, dan zal ik het heel
prettig vinden, als u weer bij mij komt'
zeide Mrs. Heath op vriendelijken toon.
Bliss pakte het weinige, dat hij had, bij
elkaar en ging weer naar Poplar terug.
Het huis en de winkel waren beide nog
donker. Met een kaars in de hand klom
hij naar de vliering, die hem door Mrs.
Mott als zijn slaapplaats was aangewe
zen en hij keek bij het flikkerend kaars
licht zijn nieuwe verb'lijfplaats eens rond.
Het onsmakelijk uitziende bed, het ont
breken van eenig waschgerei en 't ge
scheurde en versleten stukje zeil, dat den
vloer moest bedekken, dat alles stone
hem tot walgens toe tegen; liever dan
hier te blijven ging hij nog wat wande-
len. Een uur lang liep hij rond zonder
eenig doel. 't Was, alsof hij voor dien
avond zijn identiteitsgevoel verloren had,
of hij een van de vele schipbreukelingen
was, die door een groote stad bij duizen-
den onder haar inwoners worden geteld.
Sterk voelde hij de attractie van de vele
kroegjes; daar was tenminste warmte en
liciht! Nu kon hij zelfs de aantrekkings-
kracht begrijpen, welke de Jange slierten
joelende, gichelende meiden, die arm in
arm voor de bioscopen heen en weer
slenterden, op een zeker soort mannen
uitoefenden. Hier, in dit netwerk van
straten, waar bijna geen woord Engelsch
juist ware, daaruit voor Nederland geen ver-
plichting zou kunnen worden afgeleid' om aan
Belgie bijzondere faciliteiten te geven ten
einde zijn verkeer te doen toenemen.
Maar de bewering is niet in overeenstem-
ming met de werkelijkheid. Uit de overzich-
ten van het goedereniverkeer, die door de cen-
trale commissie voor de Rijnvaart in hare
jaarverslagen openbaar worden gemaakt vol
gens de registers van d'e Belgisohe havens
zoowel als volgens de registers van de Neder
landsche douane, blijkt, dat sedert den oor-
log het Rijnverkeer van Belgie voortdurend is
toegenomen. In 1926 en in 1927 is dat ver
keer grooter geweest dan in 1913.
II. Het goederenvervoer van Antwerpen
naar den Rijn heeft sedert enkele jaren zelfs
een aanmerkelijken achteruitgang ondergaan.
Ook hier zou, zelfs indien deze bewering
juist ware, daaruit voor Nederland geen ver-
plichting kunnen worden afgeleid om aan
Belgie bijzondere faciliteiten te geven ten
einde zijn verkeer te doen toenemen. Maar
evenals in het eerste geval logenstraffen de
cijfers verscihaft door de centrale commissie
voor de Rijnivaart de Belgische stelling for-
Wel verre van te zijn aohteruitgegaan is
het goederemvervoer van Antwerpen naar den
Rijn steeds toegenomen.
Het is juist dat het Rijnverkeer van Rotter
dam sedert 1923 in sterkere mate is toegeno
men dan dat van Antwerpen. Maar daaruit kan
voor Nederland geen verplichting worden af
geleid om aan Belgie bijzondere faciliteiten
te verleenen ten einde zijn verkeer te doen toe
nemen. Noch het Internationale recht, noch
de Internationale gebruiken kennen dergelijke
verplichtingen. Geen haven ter wereld heeft
recht op een vast aandeel in het verkeer. het-
zij van het wereldverkeer of van het Rijnver
keer. Bovendien valt op te merken, dat de toe-
naime van h©t Rijnvexik©er van Rotterdam zich
vooral heeft geopenibaard met betrekking tot
de massagoederen (steenkolen, ertsen, gra-
nen)daarentegen heeft de toename van het
verkeer van Antwerpen zich voor een aan-
zienlijk gedeelte geopenbaard inzake stukgoe-
deren.
III. De (beweerde) achteruitgang van het
Belgische Rijnverkeer vindt zijn oorsprong in
de geibreken van de tegenwoordige verbinding
tusschen den Rijn en de Schelde, waarvan de
ongunstige terugslag op dit verkeer veel em
s-tiger is dan voorheen. De vrachtciifers be-
wijzen dit. Het normaal verschil tusschen de
vrachten van de Roer naar Rotterdam en van
de Roer naar Antwerpen is, op goudbasis be-
rekend, sedert 1913 verdulbbeld.
iGpnieuw moge worden gezegd, dat zelfs
indien deze beweringen juist waren, daaruit
voor Nederland geen verplichting zou kunnen
worden afgeleid om aan Belgie bijzondere fa
ciliteiten te geven ten einde zijn verkeer te
doen toenemen. Rotterdam doet niet anders
evenals trouwens Antwerpen, dan van de bei
de havens de beste landverbindingen heeft
met een zeer uitgestrekt achterland, dan voor-
deel trekken uit een ligging die de natuur. het
gegeven heeft.
Maar de bewering van het Belgisch memo
randum is niet gegz'ond.
werd gesproken, waar de nationaliteit van
de bevolking zich verraadde, door het
vele Russisdh en Joodsch, dat hij om zich
heen hoorde, waar hij telkerts weer een
heen en weer slenterende vrouwenfiguur
zag, die door haar type de meest obscure
dingen suggereerde; hier verloor hij alle
contact met den Bliss van vroeger. In dit
gedeelte van Londen voelde hij zich als
in een vreemde stad, een vreemde ge-
heimzinnige stad, met een eigen angst-
aanjagende atmosfeer, welke Bliss meer
en meer begon te beklemimen. Hij kreeg
een gevoel, alsof hij zich hier tusschen
een bevolking bevon-d, die, ondanks al
haar streven naar een menschwaardig
bestaan, steeds meer en meer terug werd
geslagen en die door haar voortdurende
nederlaag langzamerhand verdierlijkte.
Bij die omgeving vergeleken scheen hem
zelfs de kleine, vuile vliering, welke hem
tot slaapgelegenheid diende, een veilige
haven toe, toen hij dien avond thuis
kwam en, op het k-rakende ledikant ge-
zeten, het eten verorberde, dat hij ge-
kocht had. Dien nacht kon hem zelfs de
gedachte, dat hij over niet al te langen
tijd weer vrij zou zijn, geen troost geven.
:Door zijn overgrooten angst om te
laat te komen was het pas even over
drieen, toen Bliss, na een langen rit door
de nu langzamerhand stiller wordende
straten, op zijn aangewezen plaats in Co-
vent Garden aankwam. Het was nog vol-
komen donker, de laaghangende, wi-ld-
drijvende wolken weerkaatsten met een
rossigen gloed het vele liciht van de nog
branclende straatlantaarns. Slechts een-
maal sinds dat rampzaliqe oogenblik, toen
hij zich met moeite had aanaekleed, en
den hit zoo goed mogelijk had aange-
spannen, met vinqers die blau-w en stijf
van de kou waren, had hij moeten la-
chen, en dat was, toen hij met zijn merk-
waardig-e equipage door Grace Church
street reed, de straat waar zijn makelaars
woonden, in wier safe zijn geldswaardige
papieren opgestapeld lagen, de straat
waar zijn zaakwaarnemers woonden,
wier voornaamste client hij was. Maar
toch lulkte het hem niet, om zijn gevoel
van neerslaehtigheid geheei te verdrij-
ven. 't Was of voor het oogenblik alle
pleizie-r in het avontuurlijke van de situa-
tie geheei verdwenen was, of nu alleen
het armoedige, het 1-eelijke telde."
Toen hij bij zijn standplaats aangeko-
men was, maakte hij -de teugels van zijn
paard aan een paaltje vast, en stak zelf
de straat over, om aan den overkant van
de straat een kop koffie te gaan drinken.
De koffie was, merkwaardim qenoeq,
heel goed. 't Was, of Bliss zich door die
weldadige warmte n ander mensch voelde
worden. Plotseling wachtte hij even met
drinken en luisterde; van uit de verte
drongen de vroolijke tonen van dansmu-
ziek tot hem door.
..Strakkies komen me vaste klantjes
weer", vertelde de man van het stalletje
hem, ,,as der een bal in de buurt is, dan
kommen der vast een of twee een kopje
drinken."
,,Is het een gemaskerd bal?" vroeg
Bliss.
De man knikte..
,,'t Is er stampvol", vertelde hij ver
der. ,,En als je nou -bedenkt, dat de in-
tree een guinea is! Je kan der niet bij!
Der is nog geld genoeg onder de men-
schen, als je de reclhte maar bij den kop
neemt".
(Wordit vervolgd.)