ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBIAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANPEREN. FLORA'S Kuikenvoeder No, 8390, Maandag 24 Juni 1929 Jaargang ZORGT VOOR UW KUiKENS! ABONNEMENTSPRIJ S: FEUILLETON, Het Witboek inzake de tusschen Nederland en Belgie hangende vraagstukken. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN. Fa A. VAN OVERBEEKE-LEUNIS LHSMaMIM&Z2* T ,.An Riiitf>n Ter Neuzen fr per oost f 1,80 per 3 maanden Bij vooruitbetaling fr. per post f 6,60 per jaar ^nU Amefrikf fl\loveripe landen f 2,60 per 3 maanden fr. per post - Abonnementen voor het buitenland alleen bij vooruitbetaling. Dit blad verschijnt iederen Maandag-, Woensdag- en Vrijdagavond. DRANKffET, Burgemeester en Wethouders van TER NEUZEN, brengen ingevolge artikel 12 eerste lid der drankwet, ter openbare kennis, dat bij hen is ingekomen een verzoek om vergunmng voor den verkoop van sterken drank in het klean, voor gebruik ter plaatse van verkoop van PETRUS DIRK MAANDAG, van beroep kantoorbediende, wonende te Ter Neuzen, voor de benedenvoorlokaliteit van het perceel Noordstraat no. 3. Binnen twee weken, nadat daze bekend- making is geschied, kan ieder tegen het ver- leenen van deze vergunning schriftelrjk bezwaren indienen bij burgemeester en wet houders. Ter Neuzen, den 24 Juni 1929. Burgemeester en Wethouders voomoemd, J. HUIZINGA, Burgemeester. B. I. ZONNEVIJLLE, Secretaris. Burgemeester en Wethouders van TER NEUZEN, brengen ingevolge artikel 75 eerste lid der Lager Onderwrjswet 1920 ter openbare kennis, het volgende raadsbesluit: De gemeenteraad van Ter Neuzen, Gezien een op 13 Juni 1929 ingekomen adres van het Bestuur der Vereeniging voor Chris- telijk Volksonderwijs te Ter Neuzen, houdende verzoek om ingevolge artikel 72 der Lager Onderwrjswet 1920 gelden beschikbaar te willen stellen voor het aanschaffen van 20 schoolbanken, overwegende, dat voor het aanschaffen van nieuwe schoolmeubelen gelden kunnen wor- den aangevraagd uit de gemeentekas. dat is voldaan aan het bepaalde brj artikel 77, eerste lid der Lager Onderwijswet 1920, gelet op de artt. 72 e.v. der Lager Onder wijswet 1920, gehoord een voorstel van Burgemeester en Wethouders, b e s 1 u i t zijne medewerking te verleenen. Ter Neuzen, den 20 Juni 1929. De gemeenteraad voomoemd, J. HUIZINGA, Voorzitter. J. L. DREGMANS, Wnd. Secretaris. Ter Neuzen, den 22 Juni 1929. Burgemeester en Wethouders voomoemd, J. HUIZINGA, Burgemeester. J. L. DREGMANS, Wnd. Secretaris. (Vervolg.) Een bijeenkomst te 's-Gravenhage in October 1928. De Belgische Regeering heeft vervolgens ■ten bijeenikomst voorgesteld van Belgische en Nederlandiscthe deskundigen, die in de maand October van het vorige jaar te 's-Gravenhage heeft plaats gehad. In die bijeenkomst heb- ben <i'e Nederlandsdhe deskundigen afwijzend gestaan tegenover denkibeelden, gericht op den aanleg van een waterweg, die de kenmerken zou Ihebben van het kanaal, voorzien in het in 1927 verworpen tractaat: schepping in Bel gie van een kunstmatigen Rijnmond en verlen- ging van de Antwerpsche dokken op Neder- landsch gebied. Maar indien in dit opzicht hun houding negatief moest zijn, was deze aan den anderen kant positdef, tegemoetkomend en opbouwend. Want de Nederlandsche deskun digen hebben in overeensitemlming met de vrij- gevige gedragslijn, tevoren door het Haagsch KaJbinet aangenomen, verklaard, dat het ver zoek van Belgie om een tussohenoplossing door Nederland zou kunnen worden aanvaard voor zoover dat verzoek zou kunnen worden verwe- zenlijkt door inrichting overeenstemmende met de moderne eisohen van de seheepvaart, niet slechts van de bestaande waterwegen, maar i zelfs van die welke helbben bestaan ten tijde van de scheiding. De kor-tste verbindingen langs de tusschenwateren tusschen de Schelde j en den Rijn werd voorheen gevormd dOor het Kreekrak, de Oosterschelde, de Eendracht en heit Slaak. Wagons de van nature minder goede gesteldheid van de Eendracht en het Slaak, die sedert eeuwen achtemit waren ge- gaan, onthield de seheepvaart zich er echter van, zelfs met de kleine schepen van vroeger, deze laatste wateren te gebruiken en koos zij in het algemeen in hun plaats een anderen weg, die langer was. Niettemin was en blijft Nederland bereid zioh met Belgie te verstaan teneinde de oude verbdnding, die weliswaar kort maar nauwelijks bruikbaar was, toegan- kelijk te maken voor de seheepvaart. Belgie t zou aldus tusschen de Schelde en den Rijn een modernen waterweg verkrijgen, beter en korter dan het er ooit een gehad1 heeft. De afstand tusschen Antwerpen en den Rijn zou op die wijze met ndet minder dan ongeveer 25 K.M., S dat wil zeggen met bijna een derde, verkort worden. De dmkte van het verkeer tusschen Antwerpen en Harasweert, welke volgens de redeneering van het Belgisch memorandum moeilijlaheden zou opleveren, terwijl in de prakr tijk deze moeilijkhed'en niet bestaan, zou over het grootste deel van den afstand, welk <lie beide punten scheidt, daardoor verminderd worden. En ten slotte zou deze weg de ge- legenheid openen de vaart te vermijden door Zeeuwsche wateren, die het Belgisch memoran dum gevaarlijk noemt, hoewel de statisti-ek der ongevallen, die aldaar hebiben plaats gehad en welk getal zeer gering is, aantoont hoe onjuist die qualificatie is iPraktisch gesproken zijn de punten, waar- tusschen een dergelijke waterweg zou kunnen worden aangelegd: eenerzijds de Westerschel- de in de omgeving van Bath op enkele kilo meters van de grens, aan de noord'zijde, Din- telsas. In den loop van de in October gehouden be- sprekingen hebiben de Nederlandsche deskun digen duidelijk doen uitkomen, dat zij door deze punten te noemen geen enkel voorstel deden, maar er zich toe bepaaldten de grenzen aan te gefven van het kader, waarbinnen Nederland Belgische verlangens in gunstige overweging zou kunnen nemen. Het is dus niet juist wan- neer het Belgische memorandum of eenig ander stuk spreekt van een Nederiandsch trace of plan. De Nederlandsche regeering had gehoopt, dat de Belgsche regeering na de haar gedane duidelijke en uitdrukkelijke verklaringen zou hebiben begrepen, dat het toestaan aan Belgie van een kanaal met dezelfde kenmerken als dat, voorzien in het Vendrag van 1925 een politaake ommogelijkheid is, en dat voortgaan met het vragen van een zoodanig kanaal het majagen van hersenschimmen zou beteeke- nen. Men zal daarom gemiakkelijk begrijpen, dat de Nederlandsche regeering tot haar leedwezen heeft vastgesteld, dat de "Belgische regeering in haar memorandum van Januari niettemin blijk geeft haar eisch van zoodanigen waterweg niet te hebben laten varen, in aan- merking genomen dat zij een waterweg vraagt die beoosten Willemstad uitmondt en recht- streeks met Antwerpen is verbonden met ver- mijding van de Schelde. A1 moge de Belgische regeering ter zake van andere kwesties, en wel kwesties van on- dergeschikt belang, blijk hebben gegeven van tegemoetkomende gezindheid, zoo is het toch duidelijk, dat zij zich ten deze veeleaschend toont, dat haar houiding tot geen enkel prac- tisch resultaat zou kunnen leiden. De Belgische regeering heeft doen opmerken, dat, uit aard- rijkskundig oogpunt, het trace van een kanaal van de dokken van Antwerpen naar het Hol- landsch Diep ndet aanmerkelijk verschilt van een trace, dat de natuurlijke waterwegen zou volgen, gegeven het feit, dat het gaat om een verschil van slechts eenige kilometers. Deze laatste opmerking is juist, echter zijn het vol- strekt niet die enkele kilometers, maar de klemimende redenen welke hierboven werden weergegeven, die het door Belgie gevraagd trace voor Nederland onaanvaardbaar maken. In haar memorandum beperkt de Belgische regeering zich er toe in soiribere kleuren de bezwaren te schild'eren, die haars inziens zou- den kleven aan een oplossing welke zou be staan in den aanleg van een scheepvaartweg tusschen Bath en Dintelsas. Zij erkent met geen enkel woord de voordeelen die een zoo- danige oplossing voor Belgie zou hebben. De Nederlandsche regeering doet in dit verband uitkomen dat zij, wel verre van hare tege moetkomende gezindheid slechts te beperken tot de punten Bath en Dintelsas, bereid blijft elk trace in welwillende overweging te nemen dat zich laat denken bdnnen het kader van de waterwegen, am het even of deze heden ten dage bevaarbaar zijn of niet, die thans be staan of die ten tijde van de scheiding hebben bestaan. Mocht de Belgische regeering binnen dit kader blijvende moedlijkheden meenen te bespeuren, dan zou het natuuriij'k zijn dat zij onderzoekt hoe deze het l>est kunnen worden ondervangem; de Nederl. regeering zou volko- men bereid zijn daartoe mede te werken. Het Belgisch memorandum doet echter geen enkele paging in die richting, het wjjst op moeilijk- heden, ndet om oplossingen aan te geven, maar, naar het schijnt, om de hemieuwing te motiveeren van den Belgischen eisch eener concessie, welke Hr. Ms. regeering reeds had verklaard niet te kunnen toestaan. Onder die omstandigiheden is het duidelijk, dat Hr. Ms. regeering zioh zou kunnen ont- houden van een discussie, zoowel van de moeilijkheden waarop Belgie gewezen heeft met betrekking tot een waterweg dien het niet vraagt, als van de motieven van economischen aard waarop het zich beroept tot staving van zijn eisch van een kanaal, die niet ingewilligd zou kunnen worden. Niettemin wenschte de Nederlandsche regeering enkele opmerkingen te maken om aan te toonen hoezeer de inhoud van het Belgische memorandum recht gezet moet worden wat deze zijden van het vraag- stuk betreft. Te vermelden valt in de eerste plaats de kwestie van het Hellegat. De naam van deze vaargeul, die verre van ,,veelbeteekenend" is gelijk het Belgisch memorandum zegt, daar- mede bedektelijk te kennen gevend dat zij een helsch karakter heeft, is slechts een eenvou- dig geval van volksetymologie, een betrekke- lij'k jonge verbastering van „Hillegat". Dit Hdllegat, of als men wil, Hellegat, heeft tot voor zeer korten tijd doorvaart verleend aan de groote Rijnschepen zonder dat van die zijde klachten zijn vernomen. Plotseling echter, na de besprekingen die tusschen de beide regee- ringen in October jl. plaats hadden, heeft zicn een ware persoampagne ontketend in Belgie (en alleen in Belgie) om het Hellegat op de kaak te stellen, waarbij het middel ter ver- betering dat werd aanlbevolen steeds hetzelf- de was; verleening door Nederland aan Bel gie van een kanaal gegraven op het vaste land tusschen de dokken van Antwerpen en het Hollandsch Diep. Het Haagsche kabinet is van oordeel, dat dit feit voldoende is om aan te toonen wat het werkelijke oogmerk van die campagne was. Zij, die haar voerden, hebben echter zekere feiten ter sprake gebracht waaraan de Belgi sche regeering tot op zekere hoogte weer- klank heeft gegeven in een nota over dat on- derwerp die zij den 28en Fehruari j.l. aan Hr. Ms. regeering heeft doen overhandigen. Die nota bevat de volgende beweringen: Het zware weder dat in November j.l. gedurende eenige dagen heerschte heeft in de Zeeuiwsche wateren een reeks van rampen veroorzaakt. AntwoorflOp het geheele trajeot tusschen de Belgische grens bij Antwerpen en Willem stad hebben, gedurende de stormachtige perio- de die in West-Europa een huitengewoon groot aantal scbipbreuken heeft veroorzaakt, slechts enkele weinige gevallen plaats gevon- den die den naam van „ramp" verdienen. In het Hellegat, waar jaarlij'ks tienduizenden schepen doorvaren, is gedurende het bedoelde tijdvak geen enkel schip gezonken. 2. Onlangs is in het Hellegat een veron- dieping ont&taan. Antwoord: Het Hellegat heeft een wisse- lende diepte, met dien verstande, dat betrekke- lijk lange tijdperken (van eenige jaren) ge durende welke deze vaargeul diep is, gevolgd worden door ibetrekkelij'k korte tijdperken (van enkele maanden) gedurende welke de diepte van de vaargeul minder groot is, zon der dat er nochtans aanledding is te vreezen dat daar een dhurzame verondiepdng plaats heeft. -3. Op een enkelen dag zouden 17 schepen in het Hellegat aan den grond zijn geloopen. Antwoord: Het is niet mogelijk een zoo vage bewering te controleeren. 4. Indden de ingevallen vorst de seheep vaart niet onmogelijk had gemaakt, zou het totaal aantal rampen waarschijnlijk nog hoo- ger z(jn geworden. Antwoord: Het betreft hier niet dan een zuivere onderstelMng. De vorst was trouwens de hoofdoorzaak van abnormaal lage water- standtiii. 5. De verzekeraars van schepen zouden wedgeren de schepen die door het Hellegat varen te verzekeren op de gewone voorwaarden en eischen hooge extra premies. Antwoord: Een onderzoek ingesteld door Hr. Ms. Regeering heeft aangetoond, dat althans in Nederland deze bewering niet met de wer- kelijkheid strookt. 6. Bij de schipbreuk van de Nieuwe Zorg in de Steenbergsche Vliet zou er verlies van mensohenlevens te betreuren zijn geweest. Antwoord: de Steenbergsche Vliet is een waterloop, op verscheidene kilometers bewes- ten het Hellegat, waarmede zij niets gemeen llG6ft Het spreekt vanzelf dat de verondieping van het Hellegat niet aan de aandacht van Hr. Ms. regeering is ontgaan. Hr. Ms. regeering heeft overigens in Fe hruari besloten ter aangewezen plaatse bag- gerwerken te doen uitvoeren, die onyerwijld ter hand zijn genomen. Indien Belgie overigens met betrekking tot den bestaanden waterweg tusschen het Volkerak en Dordrecht (met in- hegrip van het Hellegat) den wensch uitte om daar venbeteringen te zien aangebracbt, zou die wensch door de Nederlandsche regee ring zoo gunstig mogelijk worden ontvangen. De bedoelde wateren beantwoorden echter aan hooge eischen van bevaarbaarheid. Het Belgische memorandum bevat voorts een passage die gewijd is aan de bezwaren van technischen aard waarop de aanleg te Bath van de zuidelijke uitmonding van een eventueele rechtstreeksche verbinding tus schen de Westersohelde en het Volkerak zou stuiten. Het Belgische memorandum voert aan, dat bij Bath de zeevaart moeilijk en gevaarlijk is, dat de vaargeul er nauw is en er een scherpen hoek beschrijft. Hiertegenover wordt opgemerkt dat de uit monding te Bath van een van het noorden komend kanaal vol'komen denkbaar is beoos ten de vaargeul waarvan de zeevaart gebruik maakt. Voo-r wat de mogelijkheid van verplaatsing van de vaargeul betreft, doet Hr. Me. regee ring opmerken dat op de bedoelde plaats de rivier zoo breed is, dat, indien zoodanige ver plaatsing zich werkelijk voordeed, er steeds ruimte genoeg kan zijn, om, zoo noodig door middel van daartoe geschikte Werken, het on- helemmerd verkeer zoowel van de zee- als van de binnenvaart te verzekeren. Daama worden de redenen van economischen aard onder de oogen gezien, die door de Bel gische regeering zijn aangevoerd tot staving van haren eisch van een rechtstreeksch ka naal tusschen de dokken van Antwerpen en het Hollandsch Diep. De Belgische regeering brengt de volgende stellingen naar voren, zonder deze trouwens met cijfers te staven. I. Terwijl tot voor kort het aandeel van Belgie in het Rijnverkeer voortdurend toenam, is die opwaartsohe beweging thans gestuit. Hr. Ms. regeering veroorlooft zich te doen opmerken, dat, zelfs indien deze bewering Geeft ze weerstandsvermogen door Ze hebben 't noodig I TER NEUZEN Uit het Engelsch door PHILLIPS OPPENHEIM. Vervolg. 23) Toen Bliss weer op zijn uitgangspunt terugikwam, vond hij Mrs. Mott in druk diiscours gewikkeld met een half dozijn buurvrouiwen, aan wie ze met een breed gebaar de eigenaardioe omstandigheden, welke tot de verdwijning van Mr. Mott hadden geleid, stond uit te leggen. Toen ze Bliss zag, stelde ze hem met een eenigs- zins verlegen geziciht aan haar kring wiendinnen voor. jDiaar heb je mijn nieuwen knecht", zeide ze. „Lk most wel iemand heb'ben, want zelf kan ik toch niet naar de markt gaan of op den bok gaan zitten." ,,Stel je voor", zeide een van de vrien- dinnen. ,,iDe arbeidsbeurs heeft hem hierheen gestuurd", ging Mrs. Mott met een zeke- ren nadruk voort, terwijl ze net deed als- of ze het knipoogje van haar recihterbuur- vrouw niet zag. „Hij lijikt me een knappe, fessoenlijke jongen. En ik kan het in elk geval met hem probeeren." Bliss maakte, dat hij wegikwam, toen hij merkte dat de buurvrouwen Mrs. Mott met hem begonnen te plagen. En vijf mi- nuten daarna kwam Mrs. Mott hem op- zoeken. „Ze hebben me overgehaald", vertelde ze, „om mee naar den bioscoop te gaan en daarna gaan we gebakken visch eten. Ik zal me nou eerst effe aankleeden. Je mot niet denken, dat ik elken avond zoo doe, maar je wordt zoo sikkeneurig van het alleen zitten; als je zin hbbt", ging ze aarzelend door, ,,ken je wel meegaan." ,,Als ik morgenochtend al om vier uur in Covent Garden moet zijn", antiwoord- de Bliss, ,,dan vind ik het maar beter, om vanavond vroeg naar bed te gaan. En daarbij komt, dat ik eerst nog naar St. Pancras moet am tegen mijn hospita te zeggen, dat ik niet meex terug kom." Gelijk heb je", vervolgde mrs. Mott. „Als je der zin in hebt, kunnen we in het laatst van de week der samen een avondje van nemen. Ie weet waar je kamer is en als je het koud hebt of het te ongezellig vindt, dan kan ik je niet beter zeggen. dan dat je in huis kan komen slapen." Daarna herhaalde ze nog eens wat hij den volgenden morgen te doen had en gino toen weg. Bliss ruimde nog het een en an der op en ging toen zoo snel mogelijk naar zijn oude woning. Vijf minuten later klopte hij bij mrs. Heath aan. ,,Lk heb weer work", zeide hij triom- fantelijk. Over het vermoeide gezicht van zijn hospita g'leed een van haar zeldzame glimlachjes. ,,Geluikkig mijnheer," zeide ze eenvou- dig. ,,t ls wel vervelend, maar ik moet er in huis wionen", vertelde Bliss verder. ,,Ik zal u natuurlijk een week huur betalen, omdat ik u niet vooruit heb kunnen waar- sohuwen. Maar omdat ik pas Zaterdag of Zondag het geld kan brengen, wilde ik graag weten of u het goed vindt, dat ik nu alles vast meenemen." ,,Iik wil van u niets hebben, geen week huur of iets anders", zeide mrs. Heath hartelijk. ,,Die kamer van u heb ik gauw genoeg verhuurd; maar ik vind het wel jammer dat u weggaat, mr. Bliss. Wil ik u even helpen met inpakken, mijnheer?" „Wel neen, het is het werk van een oogenb'lik", zeide Bliss lachend, terwijl hij haar de hand toestak. ,,Dag mrs. Heath. Ik zal nooit vergeten, hoe harte lijk u voor me geweest bent. Wie weet hoe gaurw ik weer terug ben." .Laten we hopen, dat dat niet zoo gaurw geibeurt. Maar als u weer een ka mer noodig heeft, dan zal ik het heel prettig vinden, als u weer bij mij komt' zeide Mrs. Heath op vriendelijken toon. Bliss pakte het weinige, dat hij had, bij elkaar en ging weer naar Poplar terug. Het huis en de winkel waren beide nog donker. Met een kaars in de hand klom hij naar de vliering, die hem door Mrs. Mott als zijn slaapplaats was aangewe zen en hij keek bij het flikkerend kaars licht zijn nieuwe verb'lijfplaats eens rond. Het onsmakelijk uitziende bed, het ont breken van eenig waschgerei en 't ge scheurde en versleten stukje zeil, dat den vloer moest bedekken, dat alles stone hem tot walgens toe tegen; liever dan hier te blijven ging hij nog wat wande- len. Een uur lang liep hij rond zonder eenig doel. 't Was, alsof hij voor dien avond zijn identiteitsgevoel verloren had, of hij een van de vele schipbreukelingen was, die door een groote stad bij duizen- den onder haar inwoners worden geteld. Sterk voelde hij de attractie van de vele kroegjes; daar was tenminste warmte en liciht! Nu kon hij zelfs de aantrekkings- kracht begrijpen, welke de Jange slierten joelende, gichelende meiden, die arm in arm voor de bioscopen heen en weer slenterden, op een zeker soort mannen uitoefenden. Hier, in dit netwerk van straten, waar bijna geen woord Engelsch juist ware, daaruit voor Nederland geen ver- plichting zou kunnen worden afgeleid' om aan Belgie bijzondere faciliteiten te geven ten einde zijn verkeer te doen toenemen. Maar de bewering is niet in overeenstem- ming met de werkelijkheid. Uit de overzich- ten van het goedereniverkeer, die door de cen- trale commissie voor de Rijnvaart in hare jaarverslagen openbaar worden gemaakt vol gens de registers van d'e Belgisohe havens zoowel als volgens de registers van de Neder landsche douane, blijkt, dat sedert den oor- log het Rijnverkeer van Belgie voortdurend is toegenomen. In 1926 en in 1927 is dat ver keer grooter geweest dan in 1913. II. Het goederenvervoer van Antwerpen naar den Rijn heeft sedert enkele jaren zelfs een aanmerkelijken achteruitgang ondergaan. Ook hier zou, zelfs indien deze bewering juist ware, daaruit voor Nederland geen ver- plichting kunnen worden afgeleid om aan Belgie bijzondere faciliteiten te geven ten einde zijn verkeer te doen toenemen. Maar evenals in het eerste geval logenstraffen de cijfers verscihaft door de centrale commissie voor de Rijnivaart de Belgische stelling for- Wel verre van te zijn aohteruitgegaan is het goederemvervoer van Antwerpen naar den Rijn steeds toegenomen. Het is juist dat het Rijnverkeer van Rotter dam sedert 1923 in sterkere mate is toegeno men dan dat van Antwerpen. Maar daaruit kan voor Nederland geen verplichting worden af geleid om aan Belgie bijzondere faciliteiten te verleenen ten einde zijn verkeer te doen toe nemen. Noch het Internationale recht, noch de Internationale gebruiken kennen dergelijke verplichtingen. Geen haven ter wereld heeft recht op een vast aandeel in het verkeer. het- zij van het wereldverkeer of van het Rijnver keer. Bovendien valt op te merken, dat de toe- naime van h©t Rijnvexik©er van Rotterdam zich vooral heeft geopenibaard met betrekking tot de massagoederen (steenkolen, ertsen, gra- nen)daarentegen heeft de toename van het verkeer van Antwerpen zich voor een aan- zienlijk gedeelte geopenbaard inzake stukgoe- deren. III. De (beweerde) achteruitgang van het Belgische Rijnverkeer vindt zijn oorsprong in de geibreken van de tegenwoordige verbinding tusschen den Rijn en de Schelde, waarvan de ongunstige terugslag op dit verkeer veel em s-tiger is dan voorheen. De vrachtciifers be- wijzen dit. Het normaal verschil tusschen de vrachten van de Roer naar Rotterdam en van de Roer naar Antwerpen is, op goudbasis be- rekend, sedert 1913 verdulbbeld. iGpnieuw moge worden gezegd, dat zelfs indien deze beweringen juist waren, daaruit voor Nederland geen verplichting zou kunnen worden afgeleid om aan Belgie bijzondere fa ciliteiten te geven ten einde zijn verkeer te doen toenemen. Rotterdam doet niet anders evenals trouwens Antwerpen, dan van de bei de havens de beste landverbindingen heeft met een zeer uitgestrekt achterland, dan voor- deel trekken uit een ligging die de natuur. het gegeven heeft. Maar de bewering van het Belgisch memo randum is niet gegz'ond. werd gesproken, waar de nationaliteit van de bevolking zich verraadde, door het vele Russisdh en Joodsch, dat hij om zich heen hoorde, waar hij telkerts weer een heen en weer slenterende vrouwenfiguur zag, die door haar type de meest obscure dingen suggereerde; hier verloor hij alle contact met den Bliss van vroeger. In dit gedeelte van Londen voelde hij zich als in een vreemde stad, een vreemde ge- heimzinnige stad, met een eigen angst- aanjagende atmosfeer, welke Bliss meer en meer begon te beklemimen. Hij kreeg een gevoel, alsof hij zich hier tusschen een bevolking bevon-d, die, ondanks al haar streven naar een menschwaardig bestaan, steeds meer en meer terug werd geslagen en die door haar voortdurende nederlaag langzamerhand verdierlijkte. Bij die omgeving vergeleken scheen hem zelfs de kleine, vuile vliering, welke hem tot slaapgelegenheid diende, een veilige haven toe, toen hij dien avond thuis kwam en, op het k-rakende ledikant ge- zeten, het eten verorberde, dat hij ge- kocht had. Dien nacht kon hem zelfs de gedachte, dat hij over niet al te langen tijd weer vrij zou zijn, geen troost geven. :Door zijn overgrooten angst om te laat te komen was het pas even over drieen, toen Bliss, na een langen rit door de nu langzamerhand stiller wordende straten, op zijn aangewezen plaats in Co- vent Garden aankwam. Het was nog vol- komen donker, de laaghangende, wi-ld- drijvende wolken weerkaatsten met een rossigen gloed het vele liciht van de nog branclende straatlantaarns. Slechts een- maal sinds dat rampzaliqe oogenblik, toen hij zich met moeite had aanaekleed, en den hit zoo goed mogelijk had aange- spannen, met vinqers die blau-w en stijf van de kou waren, had hij moeten la- chen, en dat was, toen hij met zijn merk- waardig-e equipage door Grace Church street reed, de straat waar zijn makelaars woonden, in wier safe zijn geldswaardige papieren opgestapeld lagen, de straat waar zijn zaakwaarnemers woonden, wier voornaamste client hij was. Maar toch lulkte het hem niet, om zijn gevoel van neerslaehtigheid geheei te verdrij- ven. 't Was of voor het oogenblik alle pleizie-r in het avontuurlijke van de situa- tie geheei verdwenen was, of nu alleen het armoedige, het 1-eelijke telde." Toen hij bij zijn standplaats aangeko- men was, maakte hij -de teugels van zijn paard aan een paaltje vast, en stak zelf de straat over, om aan den overkant van de straat een kop koffie te gaan drinken. De koffie was, merkwaardim qenoeq, heel goed. 't Was, of Bliss zich door die weldadige warmte n ander mensch voelde worden. Plotseling wachtte hij even met drinken en luisterde; van uit de verte drongen de vroolijke tonen van dansmu- ziek tot hem door. ..Strakkies komen me vaste klantjes weer", vertelde de man van het stalletje hem, ,,as der een bal in de buurt is, dan kommen der vast een of twee een kopje drinken." ,,Is het een gemaskerd bal?" vroeg Bliss. De man knikte.. ,,'t Is er stampvol", vertelde hij ver der. ,,En als je nou -bedenkt, dat de in- tree een guinea is! Je kan der niet bij! Der is nog geld genoeg onder de men- schen, als je de reclhte maar bij den kop neemt". (Wordit vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1929 | | pagina 1