ALQEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN N.V. Stoomwasscherij TRIO 8389 Vrijdag 21 Juni 1929 Jaarpang Twaede Blad. binnsnlahd. ABQNHEMENT3PRUS: smaakt als room BTIITEVLAHS. is toch goedkooper. Het Witboek inzake de tusschen Nederland en Belgib hangende vraagstukken. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN. JASPAR OVER DE OP DEN VOORGROND TREDENDE POLITIEKE VRAAG STUKKEN. INGEZONDEN MEDEDEELINGE'N VLISSiNGEN t -f i »n nor 8 maanden Bii vooruitbetaling fr. per post 6,60 per jaar VWBd?eNerA^efr?k4a°fP2e253 pL" linden ^per^ost - Abonnementen voor het buitenland alleen bii vooruitbetaling. Dit blad vcrschijnt iederen Maandag-, Woensdag- en Vnjdagavond. (Vervolg.) Een Belgische nota van 28 Februari 1929. Het Witboek bevat vervolgens een nota door den Belgisehen gezant te 's Gravenhage od 28 Februari 1929 aan den Minister van Buitenlandsche Zaken overhandigd, waarin, onder herinnering, dat onder de redenen, m de nota der Belgische regeering van 12 Januan j 1 genoemd, die den aanleg van een nieuwen vaarweg tusschen Antwerpen en den Rrjn noodzakelijk maken, met name is gewezen op de gevaarlijke vaart door de Zeeuwsche wateren en met name door het Hellegat, waarvan de naam op zichzelf reeds veelbe- i§i Sedert 12 Januari hebben de gebeurtenissen zich ermede belast, de eischen van de Bel gische regeering op dit punt te ^tva - digen- de ongelukken vermemgvuldigen zich in het Hellegat Op onrustbarende wijze. Vol gens toerichten uit betrouwbare bron zijn er op een enkelen dag 17 schepen aan den grond geloopen, waaronder <5en Nederlandsch rijks- vaartuig. Drie schepen zonken. Had het ijs de laatste dagen de geheele scheepvaart met onmogelijk gemaakt, dan zou het totaal aan- tal rampen waarschijnlijk nog hooger zijn geworden. Een Nederlandsch memorandum van 7 Mei 1929. Het memorandum van 12 Januari en de nota van 28 Februari zijn beschouwd in een memorandum, door Hr. Ms. gezant te Brussel op 7 Mei 1929 aan den Belgisehen Minister van Buitenlandsche Zaken overhandigd. Hieraan wordt het volgende ontleend: De voomaamste verlangens die de Belgische re geering naar voren brengt hebben betrekking. eenerzijds op de noodzakelijkheid om de Schelde beneden Antwerpen te doen beant- woorden aan de behoeften van de scheepvaart die rivier; anderzijds op het verbeteren antwoorden op de beweringen van juridischen aard, die het Belgische memorandum van 12 Januari bevat. Indien de Belgische R.egeering haar begeert te nopen een discussie op dit terrein te beginnen, is de Nederlandsche Regeering gereed haar daar te ontmoeten. daar zij niet, als grondslag van onderhande- lingen, juridische beweringen kan aanvaar- den, welke zij verwerpt. Maar ook in dat gev'al is het Haagsche kabinet gesteld op een spoedigen uitslag. De gedachtenwisseling heeft reeds te lang geduurd. Indien er dus een juridisch debat moet worden gehouden en indien dat het bereiken van overeenstem- ming niet spoedig genoeg mogelijk maakt. behoudt Hr. Ms. Regeering zich voor, beroep voor te stellen, op de basis van het recht, op het Permanente Hof van Internationale Justitie. Het is dus uitsluitend om het bereiken van overeenstemming niet te vertragen, en zich geheel ter beschikking "noudend van de Bel gische regeering, indien deze een discussie van de rechtsvraag wenscht, dat de Haagsche regeering voor het oogenblik zich ervan ont- houdt hier zijn juridisch standpunt te ont- wikkelen, zich voorbehoudend dat zoo noodig uiteen te zetten en met name alle voorbehoud makend ten opzichte van alle beweringen van juridischen aard in het Belgische memoran- J op- - van de verbindingen tusschen Antwerpen en den Rijn. Het verheugt Hr. Ms. regeering deze beide desiderata in beginsel te kunnen aanvaarden. Harerzijds toont de Belgische Regeermg zich bereid om in zekere mate eenige Neder landsche desiderata in te willigen. Zonder hier te willen ingaan op de vraag, of al de punten die de Brusselsche regeering heeft onder- gebracht onder het hoofd „desiderata van Nederland", daar inderdaad behooren te wor den genoemd (ibedoeld hoofd omvat immers punten, die voor Belgie van evenveel zoo niet van meer belang zijn dan voor Neder land), heeft het Hr. Ms. regeering verheugd te ontwaren, dat het Belgische memorandum, de gegrondheid dezer Nederlandsche deside- rata toegevend, bevorderlijk is aan de verge- makkelijking van 'n accoord dat door de open- bare meening van de beide landen zou kunnen worden omschreven. En vooral het feit, da volgens gezegd memorandum tot stand te komen regeling gegrond moet zijn op een wederkeerige uitwisselmg van voordeelen en concessies, geeft der Nederlandsche Regeering de vrijheid te hopen, dat die regeling m een nabije toekomst tot stand zal kunnen komen. Evenwel, indien in quaesties, die van onder- gescihikt belang zijn vergeleken met dat van de Schedequaestie en de quaestie der verbin dingen tusschen de Schelde en den Rijn, de Belgische Regeering in haar memorandum blijk heeft gegeven van een geest van ver- zoening, welke in de eerste plaats het Haag sche kabinet naar waarde weet te schaitten, zoo heeft de Nederlandsche regeering daar- tegenover niet zonder leedwezen moeten ont waren, dat, wat de beide hoofdproblemen be- treft, datzelfde memorandum emstige moei- lijkheden opwerpt, die zij had willen en gepoogd heeft te vermijden. Waar de sedert 1919 gevoerde onderhandelingen hebben doen zien, dat de beide regeeringen op verschei- dene punten een uiteenloopende opvattmg hebben van haar rechten kan het in discussie brengen van het juridische element een oplos- sing slechts vertragen. Daarom heeft Hr Ms. Regeering in den loop der besprekingen, die te 's Gravenhage en te Brussel in de afgeloopen Octobermaand hebben plaats gehad, zooveel als maar mogelijk was de juridische argumen- ten vermeden. Het schema dat zij door haar afgevaardigden te Brussel op 23 October 1928 heeft doen overhandigen bewijst zulks. Zij moet thans vaststellen, dat de Belgische Regeering haar op dezen weg niet is gevolgd. Integendeel het kabinet te Brussel plaatst de discussie in zijn memorandum van 12 Januari in de eerste plaats op het juridische terrein, dat wil zeggen daar waar de zienswijzen van de beide partijen wellicht het meest uiteen- loopen; het doet zulks zelfs daar, waar het schijnt te erkennen, dat de door de Neder landsche regeering gemaakte suggesties, een grondslag voor overeenstemming bieden. De quaestie van het onderhoud en de verbetering van de Schelde beneden Antwerpen is daarvan een sprekend voorbeeld. In andere kwesties blijkt de Belgische Regeering dezelfde handelwijze te willen volgen. De Belgische Regeering beroept er zich met name op, recht te hebben op 'n nieuw kanaal, dat Antwerpen door Noord-Brabant met het Hollandsch Diep, verbindt, en zulks, hoewel het weet, dat dit recht door Neder land niet wordt erkend. Ook hier kan het feit, dat Belgie rechten in het geding brengt, de oplossing vertragen, die de Nederlandsche Regeering levendig hoopt te zien tot stand komen, opdat in 1930 een nieuw tijdperk van goede verstandhouding en vruchtbare samen- werking een aanvang moge nemen voor de beide natien. Hr. Ms. Regeering blijft volkomen bereid, te dum vermeld. Slechts vefOOriooft het Haagsche kabmet zich hier kortelijks de aandacht van het Brus- selsche kabinet te vestigen op de toepassm- welke de Belgische regeering m feiten haar gebied heeft gegeven aan een der voomaamste juridische stellingen, die zij door Nederland erkend zou willen zien. Bedoeld wordt de nieuwe interpretatie, die de Bel gische Regeering sinds kort heeft gegeven aan artikel 113 van de algemeene acte van het congres te Weenen. Krachtens de eerste paragraaf van art. 9 van het verdrag van 1839, valt het bevaarbare gedeelte van de Schelde boven Antwerpen onder art. 113 van de alg. acte van Weenen. Wanrieer men echter de vraag stelt of de Belgische Regeering deze bepalmg daar heeft toegepast volgens de interpretatie, die zij daaraan op den benedenloop der Schelde ge- geven zou willen zien, is liet antwoord ont- kennend. Zelfs rivierschepen van slechts 600 ton kunnen boven Gent niet varen. Derhalve heeft Belgie op zijn eigen gebied een phcht niet vervuld, waarvan het op Nederlandsch gebied de erkenning en de vervulling door de Nederlandsche regeering eischt. Wat de Maas betreft valt er in de houdmg van Belgie een andere tegenspraak te ver- melden. Evenals de Schelde valt ook de Maas onder art. 113 van de algemeene acte van Weenen. Niettemin schrjnt de Belgische Regeering, wel verre van op de Maas de uit- legging toe te passen, die zij zoude wenschen dat Nederland aanvaardde voor den beneden loop van de Schelde, in het memorandum van 12 Januari 1929 te weigeren de Maas tot aan de Nederlandsche grens te verbeteren tenzij Nederland aan Belgie voldoening geeft voor wat betreft de verbinding tusschen de Schelde en den Rijn. De Nederlandsche Regeering bespreekt vervolgens het vraagstuk der tusschen- wateren tusschen de Schelde en den Rijn. Voor en na de verwerping van het verdrag van 1925 is in Nederland de overtuiging steeds vaster geworden, dat het toestaan van Belgie van een waterweg, uitgaande van het havengebied van Antwerpen en uitkomende in het Hollandsch Diep in de nabijheid van Moerdijk onvereenigbaar zou zrjn met de be- scherming der essentieele belangen van Nederland. Men heeft er zich rekenschap van gegeven, dat die waterweg inderdaad de beteekenis zou hebben van het scheppen van een kunst- matigen Rijnmond te Antwerpen. De positie van Antwerpen met betrekking tot den Rijnhandel zou er veel sterker door worden. Anders zou de hardnekkigheid niet te verklaren zrjn, waarmede Belgie dit kanaal verlangt Deze zoozeer versterkte positie van Antwerpen zou noodzakelijkerwijs gepaard moeten gaan met de verzwakking van de positie der Nederlandsche havens. De Neder landsche openbare meening is vast overtuigd, dat om deze redenen er geen kwestie van kan zijn, dezen nieuwen waterweg aan Belgie toe te staan. Men begrijpt in Nederland met, waarom dit land verplicht zou zijn ten be- hoeve van een vreemde haven de economische positie te verzwakken, die de natuur het heeft gegeven. Indien de aardrrjkskundige liggmg van Antwerpen met betrekking tot de verbindin gen te water met den Rijn minder gunstig is dan die der Nederlandsche havens, heeft daartegenover diezelfde ligging aarV Ant werpen de beste verbindingen over land ver- zekerd met zijn achterland. Dit zoo zijnde, is het duidelijk, dat het toe staan aan Belgie van het kanaal, voorzien in het verworpen verdrag van 1925, of van ieder kanaal, dat dezelfde kenmerken zou vertoonen, een politieke onmogelijkheid is. Iedere Nederlandsche Regeering die dit mocht vergeten zou door de natie gewraakt worden. In de bovenvermelde overtuiging van de Nederlandsche openbare meening schuilt vol- strekt geen gebrek aan goeden buurzin en vriendschap voor Belgie. De natuur heeft aan Antwerpen zoowel als aan de Nederlandsche havens een bepaalde ligging geschonken om ten grondslag te strek ken aan hun economische ontwikkeling. Aan Antwerpen is die natuurlijke positie zelfs ge waarborgd door de tractaten. Voorzoover het betreft natuurlijk wegen, of bestaande kunst- matige wegen, is Nederland de verbetering daarvan mogelijk te maken. Een behoorlijke verbetering van het kanaal van Zuid-Beveland zou aan alle behoeften vol- doen. Maar de verstrekkende kunstmatige wijziging in de economische positie van Ant werpen, die Belgie wenscht wordt geacht aan Nederland nadeelen te moeten toebren- gen, waarvan het niet mogelijk is den ge- heelen omvang te voorzien. Het Nederland sche volk ziet niet in waarom het daarin zou moeten toestemmen. De Nederlandsche Regeering gelooft met, dat men met recht kan volhouden, dat deze houding de mate te buiten gaat, waarin het Nederlandsche volk het recht heeft zijn eco nomische belangen te beschermen. Het is van algemeene bekendheid, dat de Nederlandsche Regeering sedert lange jaren stelselmatig een politiek in praktijk brengt die op alle manie- ren het intemationaal verkeer begunstigt. Maar zelfs de meest vrijgevige regeering zou niet zoover kunnen gaan, dat zij aan een vreemde mogendheid een gunst toestond die nadeelig zou zijn voor de levensbelangen van de natie die haar daarvan de bescherming heeft toevertrouwd, een gunst, die een ware premie zou zijn aan den vreemden handel ten koste van het eigen economische bestel ge geven. Een dergelijke inschikkelijkheid kan van geen enkelen staat worden verwacht. Weliswaar verklaard Belgie, dat, indien het een verbetering wenscht van zijn verbindingen met den Rijn, het daartegenover bereid is aan Nederland op andere punten in belangrijke mate tegemoet te komen. Het heeft Neder land verheugd te ontwaren, dat Belgie aldus toestemt in die wederkeerige uitwisseling van voordeelen in concessies die, uit Ned. oogpunt, den eenigen grondslag biedt om tot een accoord te komen. Maar geen enkele com- pensatie zou beschouwd kunnen worden als zelfs ongeveer gelrjkwaardig aan het kanaal, dat in het verworpen verdrag was voorzien of aan een ander kanaal, dat dezelfde kenmerken zou vertoonen. Tot zijn leedwezen moet het Haagsche kabinet met name van de hand wij- zen de in het Belgische memorandum aange- geven suggestie als zoude het scheppen van goede verbindingen te water tusschen Luik en Maastricht als compensatie kunnen dienen. Immers het scheppen van goede verbindingen te water tusschen die beide steden is evenzeer in Belgisch als in Nederlandsch belang. Op het stuk der intemationale scheepvaart staat Nederland op zijn waterwagennet alle voordeelen toe aan de vlaggen van alle landen. Zelfs is de scheepvaart er niet onderworpen aan scheepvaartrechten, zooals die in het al- gemeen in Belgie worden geheven. De Neder landsche regeering heeft bij voortduring blij- ken gegeven, te willen zorgen voor verbete ring der waterwegen, die zich op zijn gebied bevinden. Door dezelfde overwegingen geleid heeft de Nederlandsche regeering tegenover de Belgi sche regeering verklaard, in den loop van het onderhoud, dat de Ministers van Buitenland sche zaken van de beide landen op 10 Septem ber j.l. te Geneve hadden, dat, indien Belgie een verbetering der bestaande verbindingen door de tussehenwateren mocht wenschen, het Haagsche kabinet volkomen bereid zou zijn te dien einde mede te werken. De heer Hijmans heeft verklaard, dat zelfs aanzienlrjke vergrootingen en verbeteringen van den bestaanden weg niet voldoende zou- den zijn voor Belgie, dat een nieuwen water weg verlangt, zonder dat de Minister noch- tans deze verklaring grondde op overwegin gen van economischen aard. Toen aan Jhr. Beelaerts van Blokland de vraag werd gesteld, of een tusschenoplossing zich niet liet denken, heeft deze, zoover mo gelijk Belgie tegemoet wenschen te komen, in het geheel niet geweigerd, zooals trouwens het Belgisch memorandum van 12 Januari vaststelt, den aanleg van een nieuwe verbin ding tusschen de Schelde en den Rijn in over- weging te nemen. Maar hij heeft ten zelfder tijd zoo duidelijk mogelijk doen uitkomen, dat een dergelijke waterweg, wilde hij voor Neder land te aanvaarden zijn, de bestaande natuur lijke waterwegen zou moeten volgen, of, zoo noodig, die welke in 1839 bestaan hebben, als- ook dat de Nederlandsche regeering niet de vragende partij zijnde, niet van zins was eenig voorstel te dien opzichte te doen, doch beloof- de een verzoek van Belgie in de meest gun- stige overweging te nemen. (Wordt vervolgd. d'e overgroote meerderheid van sprekers frac- tie tegen het ontwerp zal stermmen omdat de bijzondere ziektekassen er buiten gelaten zijn. ZONDAGSARREID IN HET TRANSPORT- BEDRIJF TE LAND. Verschenen is een Kon. besluit tot vaststel- ling van een algemeenen maatregel van be- stuur, als bedoeld bij de artikelen 14 en 96 der Anbeidswet 1919, met betrekking tot arbeid op Zondag in het transportbedrijf te land, wel- ke algemeene maatregel als volgt luidt: Artikel 1. Ben jeugdig persoon mag op Zon- dag arbeid verrichten, bestaande in het aan huis bezorgen van dagbladen. Artikel 2.. Een man of eene vrouw mag^ op den openbaren weg op Zondag geen arbeid verrichten, bestaande in het vervoer van goe- deren te land, daaronder mede begrepen het laden, het lossen en het b-esturen van wagens voor goederenvervoer, behalve voor zoover be treft het vervoer van: a. da-gbladen; b. gist; c. imeik; d. versch, aan snel bederf onderhevig fruit voor 10 uur des voormiddags; e. wanme, in- ke-ukens bereide eetwaren voor maaltijden op dien dag zelf; f. niet reedis onder c, d of e bedoelde eet waren en dranken, die geivent worden of be- stemd zijn voor don verkoop in inrichtingen, welker omzet in hoofdzaak van de weersge- steldheid afhankelijk is; g. -brood, gebakken in eene broodbakkerij, als bedoeld in artikel 36, eerste lid, der Ar- beidswet 1919; ih. ruw ijs, voor 2 uur des naimiddags; i. vleesc-h, bestemd voor export, voor zoo ver d-it vervoer niet anders dan o-p Zondag kan ge sell i ©don j j. pa aril en en vee, in vetband met mark- ten op Maandag of Zaterdag; k. genees- en verbandmiddelen en dooa- kiisten; 1. passagiersgoed naar en van openbare middelen van vervoer; m. goederen, dianende voor spoedeischende herstellingen, voor zoover het vervoer van die goederen op Zondag noodzakelijk is. Artikel 3. 1. Een man of eene vrouw mag op Zondag op den openbaren weg arbeid, be staande in het vervoeren van personen met door dieren of krachtwerktuigen bewogen wa gens, slechts verrichten, indien vol-daan wordt aan de naivolgende voorwaarden: a. dat hij of zij in de week, waann hp of zii op Zondag arbeid verricht, op een op de onder c bedoelde rustdagkaart aan-gegeven weikdag geen arbeid verricht; lb. dat hij of zij op niet meer dan twee op elkaar volgende Zondagen arbeid verricht; c dat hij of zij tijdens elken arbeid in het transportbedrijf in het kalenderjaar, waann hij of zij arbeid, als in dit artikel bedoeld, op Zondag verricht, eene hem of haar betreffende rustdagkaart bij zich draagt, die voldoet aan het bepaalde bij en krachtens de artikelen 4 en 5. en deze op verzoek onverwijld toont aan de in artikel 84 der Artoeidswet 1919 bedoelde amlbtenaren. 2. Het bepaalde in het eerste lid gel-dt met voor vervoer van personen met autobussen, waarop van toep-assing is de Wet Openbare Verv-oermiddelen. 3. Het bepaalde in het eerste lid, onder b, is niet van toepassing op hem of haar, die ar beid verricht volgens eene voor hem of haar gedurende ten minste zeven weken geldende dienstregeling, waarbij heim of haar telken-s na vijf of minder arbeidsdagen een rustdag is ge- waarborgd, mits dit blijkt uit d:e voor dien termijn op de rustdagkaart aangegeven rust- dagen en ten minste eenmaal in zes weken een rustdag op Zondag valt. Art. 4. 1. De rustdagkaart vermeldt den naam, de v-oomamen, de woonplaats, den dag en de plaats van geboorte van den persoon, wien zij betreft, en bet kalenderjaar, waarvoor zij geldt. Zij moet de handteekening van dezen persoon dragen. 2. Op de kaart moet zijn aangegeven, op welke Zondagen de persoon, wien zii betreft, arbeid verricht en op welke werkdagen hij rust gen-iet. 3. Het model der kaart en de wijze, waar de in het voorgaande lid bedoelde dagen haal-d onder den titel „R-u-stdagbesluit voor transportarbeiders te land" met bijvoeging van het jaartal van het Staatablad, waarin het is geplaatst. Artikel 8. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 Januari 1930. DE AANSLAG OP WILLEMSTAD. De gouverneur van Curasao heeft een pro- clamatie tot de bevolking gericht, waarin hij dank brengt voor de medewerking bij het her- stellen van den normalen toestand na den aanslag van de Venezolanen. In een tweede proclamatie vraagt de gou verneur alle vreemdelingen op het eiland om rustig aan hun werk te blijven en geen open- bare vergaderingen of betoogingen op straat te houden. Nu er troepen zijn aangekomen en het oor- logsschip volgende week verwacht wordt, is men van meening, dat men in de toekomst voor zichzelf kan zorgen. op worden vastgesteld door EERSTE KAMER. Vergadering van Do-n-derdag. Aan het begin der -vergadering hue een dis cussie plaats over het tijdstip van behandehng van het ontwerp der gameente-financien. De voorzitter stelde voor, aange-zien heden het elndvers'lag ver-schijnt, de behandeling aan te vangen op 27 J-uni, waartegen bedenkingen rezen van onderscheid-ene leden, die de tijd van voorbereidin-g te kort achten. Besloten wordt de beslissing een dag aan te houden. Aan de orde is da-ama het ontwerp tot wij ziging der Ziekterwet, De heer Gelderman be- treurt dat -het plan Posthuma-Kupers met is overgenomen en dat geen plaats is gevonvten voor bijzondere ziekenkassen. H;i vraagt den minister een noodwet in te dienen voor voort- zetting van het verbond van ziekenkassen m eon bedrijfsivereeniging, ook na 1 Juli moge lijk te maken. De liberalen zu-llen voor het ontwerp stemanen. De heer Reijmer brengt hulde aan den mi nister voor den practischen arbeid in de Tweede Kamer. Spreker verdedigt uitvoerig het ontwerp en juicht in het bij zonder toe dat de ongebuwde moeders er niet ingebracht zijn. De heer Danz noemt als hoofdgebreken van het ontwerp uitschakeling van het aantal 1 oonaribeid'ersde loongreiis en uitbetahng dooi de arbeiders. De minister had meer gehoor mioeten geven aan de adviezen van den Hoo- o-en Raad van Arbeid en verder de ziektever- zorging in het ontwerp moeten op-nemen. Mevrouiw Potbuis-Smit bespreekt het aanen- dement-Aaliberse, dat de ongehuwde moeder buiten de wet stelde. H-et spoedgeval van den heer Aalberse acht spreekster niet alleen on- dhristelijk, maar het oppert ook het- recht dei reohtvaardigheid en eisoht menschelijk mzidht. Met dit farizeesohe standpunt levert men de ongehuwde moeder over aan mis-daad en ellende. De heer Van der Hoeven deelt mede, dat worden aangegeven, On-zen Minister. 4. De kaart wordt onderteekend en afge- geven door of vaniwege den burgemeester der gemeente, Ibinnen welke de persoon woont, op wien de kaart betrekking heeft. Heeft die persoon geen woonplaats binnen het Rijk van Europa, dan wordt de kaart onderteekend en afgegeven door of vanwege den burgemeester, bij wien zij wordt aangevraagd. i5. De burgemeester houdt op eene door O-nzen Minister te bepalen wijize aantee-kening van de door of vaniwege hem afgegeven kaar- ten. Hij zendt aan het districtshoofd op eene eveneens door onzen Minister aangegeven wijze eene op-gave van die kaarten. 6. Ten bate van de gemeentekas wordt voor eene kaart een gulden betaald. 7. Voor een tweede of verder exemplaar van eene kaart, dat slechts wordt afgegeven, wanneer d-e persoon, voor wien zij zal gelden, eene verklaring teekeint, dat het eerste exem plaar verloren is geraakt of on-brui-kbaar is geworden en door hem niet meer gebruikt zal worden, wordt ten bate van de gemeentekas twee gulden betaald. Artikel 5. Voor personen, die tot een kerk- genootschap behooren, dat den we-keJijkschen rustdag op den Salbbath of den Zevended-ag viert, en het in artikel 13 der Arbeidiswet 1919 bedoelde verzoek tot het hoofd of den bestuur- der der onderneming hebben gericht, gelden de nav-olgende bijzondere bepalingen a. op de rustdagkaart wordt door het hoofd of den bestuurder der onderneming aangege ven, tot welk kerkgenootschap de betro-k-ken persoon behoort: |b. -de vervangende rustdag moet gegeven worden in de week, volgende op die, waarin op Sabbath of den Zevendedag arbeid wordt verricht. Artikel 6. In dit besluit wordt onder „aiheid", ,,man", „vrou-w", „jeugdig persoon' ,;On-ze Minister" en „districtshoofd" verstaan, hetgeen daaronder wordt verstaan ingevolge de Arbeidswet 1919. Artikel 7. Dit besluit kan worden aange- In de Cercle Gauiois te Brussel, w-aar mi nister-president Jaspar Woensdagmiddag een dejeuner werd aangeboden, heeft deze in een tafelrede verklaard, dat twee problemen thans de Belgische politiek beheerschen. O-p het ge bied der buitenlandsche aangelegenheden is het de Nederlandsch-Belgische kwestie, welke op bevredigende wij-ze moet worden opgelost, wil men de toekomst van Antwerpen en van een deel der Belgische oeconomie niet in ge- vaar brengen. Op het gebied der binnenland- sdhe politiek is het het taleiwraagstuk, dat nog voor de onafhankelij-kheddsfeesten in 1930 moet geregedd zijn. Jaspar gaf de verzekering al zijn krachten te zul-len inspannen om dit te bereiken. Mocht hij daarin niet slagen, dan zal hij in 1930 bij de viering van het eeuw- feest geen minister-president meer zijn. VERMINDERING DER BEZETTINGS- TROEPEN. Uit Washington wordt gemeld, dat de Ame- rikaansche regeering, voor zoover het Con gres toestemt in vermindering der bezettings- kosten, een nota naar Berlijn zal sturen, waarin de Duitsche regeering wordt medege- deeld dat de regeering der Ver. Staten met de vermindering accoord gaat. DE ONTWAPENING TER ZEE. Het besef, dat het met zooveel o.p-hef aan- gekondigde ontwapeningsredevoeringen van MacD-on-ald en Dawes weinig nieuws hebben opgaleverd, begint zich, schrijft de N. R. Crt., te verspreiden. Voorloopig moet men zich te- vreden .stellen met algemeenheden, terwql men alle reden meende te hebben om bijzon- deiheden te verwaohten. Er is een duidelijke teger.stelling in de psychologisclie behandeling van het brandende probleem van d'e mantie- me ontwapening tusschen Amerika dat de h^Ji- den steeds vrij heeft voor onafha.nkelijke, frissohe en snelle actio, en Europa dat bij elk vraagistuk hetwelk het aan wil vatten, de be- lemimering van vele hoofden en zinnen onder- vindt. Men dient na te gaan welke de ooi zaken van d'e ontnuchtering zijn waarvan ook de be- richten uit Amerika getuigen. Daarin leest men in de eerste plaats dat het niet mogeliik is geweest, de kwestie van de vrijheid der zeeen aan de ontwapenimgsvoorstellen te kop- pelen, aangezien men anders reeds in den be- ginne sliib zou gevangen hebben; en verder dat men er daar nu voor voelt eerst de voor- bereidende ontwapeningscommissie wanneer zij, naar men verwacht, in September weer bijeenkomt, formules te laten uitwerken, zoo- dat Amerika ervan afgezien heeft, het voor- touw te nemen. Wat de Amerikanen met hun nieuwe plan- RegelmaMge en franco aflialing en bezorglng. Netto bedlenlng. nen willen, kan voor d'e Britsche admiraliteit niet zoo geheim meer zijn, als men het wel wil voorstellen. Gibson had te Geneve, naar de wereld inmiddels vergeten schijnt te zijn, reeds vertrouwelijke memorandums over een doeltreffende vermindering (niet beperking) van de wapening ter zee bij zich en heeft daar den E-n-gelschen voor de verdaging van de commiissie ter voorbereidin-g van de ont- wapeningsconferentie inzage van verstrekt. Van den inhoud is een en ander uitgedekt. In plaats van een beperking der kruisersterkte tot 400.000 ton, gelijk Amerika in 1927 wilde, kwam het nu plotseling op voor een verminde ring dier sterkte tot 250.000 ton hetgeen niet mo-gelijk zou zijn zonder dat een heel stuk van het Amerikaansche bouwprogram onuit- gevoerd bleef en er een groot aantal van de thans in de vaart zijnde Britsche kruisers als ou-d roest naar de slooperij gingen.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1929 | | pagina 5