AL6EMEEN NIEUWS- EH ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCB-VLAAHDEREN.
No. 8337.
Maandag 17 Juni 1929.
69e Jaar gang
JjPglH?
ABONNEMENTSPRIJS:
RAADSVERGADERING.
FEUILLETON.
BINNENLAND.
smaakt als room
Het Witboek inzake de tusschen
Nederland en Belgie hangende
vraagstukken.
E. PHILLIPS OPPENHEIM.
TER NEUZENSCHE COURANT
Binnen Ter Neuzen f 1,40 per 3 maanden - Buiten Ter Neuzen fr per post f 1,80 per 3 maanden - Bij vooruitbetaling fr. per post 6,60 per jaar
Voor Belgie en Amerika f 2,25, overiqe landen /2,60 per 3 maanden fr. per post Abonnementen voor het buitenland alleen bi} vooruitbetaling.
Dit blad verschijnt iederen Maandaq-, Woensdag- en Vrijdagavond.
De Burgemeester van TER NEUZEN maakt
bekend, dat eene Openbare Vergadering van
den Gemeenteraad is belegd op Donderdag 20
Juni 1929, des namiddags 2 uur.
Ter Neuzen, den 17 Juni 1929.
De Burgemeester voomoemd,
J. HUIZINGA.
De minister van Buitenland'sche zaken heeft
aan de beide Kamers der Staten Generaal doen
toekomen een Witboek bevattende de beschei-
den inzake de tusschen Nederland en Belgie
hangende vraagstukken door de wederzijdsche
regeeringen gewissekl sedert de verwerping
van het verdrag van 3 April '25. Wij ontleenen
daaromtrent aan de N. R. Crt.:
Een memorandum van 14 Juni 1928.
Het bqvat vooreerst een memorandum door
den Belgisdhen gezant te 's Gravenhage op 14
Juni 1928 aan den minister van Buitenlandsche
Zaken overhandigd. Daarin wordt gezegd, dat
de Belgische regeering met voldoening de ver-
klaringen heeft gelezen, welke de Nederland-
sche minister van Buitenlandsche Zaken on-
langs in de Staten-Generaal als antwoord aan
den heer Anema heeft afgelegd met betrekking
tot „het belang. dat beide landen helbben bii de
spoedige afwikkeling van de aarthangige
vraagstukken en met betrekking tot het initia-
tief inzake het hervatten van de onderhand'e-
lingen".
Deze openbare verklaringen bevestigen die,
welke het Haagsche kalbinet tegenover haar bii
verschdllende gelegenheden mondeling wel
heeft willen afleggen, en zulks reeds aanstonds
na de verwerping van het verdrag van 1925.
Met erkenning van het belang eener zorg-
vuldige voorbereiding der nieuwe besprekin-
gen, vermeent het Brusselsche kabinet op-
nieuw te moeten wijzen op de dringende nood-
zakelijkheid', het onderzoek der in geding zijnde
vraagstukken aan te vatten, wil men, zooals
de heer Beelaerts van Blokland dat wenscht,
voor het einde der 'huidige wetgevende periode
tot overeenstemming geraken.
Onder herinnering aan den tegemoetkomen-
den geest, dien de Belgische Regeering door
de aanvaarding van het Verdrag van 1925 aan
den dag heeft gelegd, dringt de Belgische Re
geering aan op het verkrijgen van een uitein-
delijke oplossing der vraagstukken ten aanzien
waarvan men in 1925 tot overeenstemming
was gekomen.
Onder deze zegt de Belgische Regeering
zijn er vooral twee die een onverwijlde re-
geling eischen: onze verfbindingen met de zee
en met den Rijn. De groeiende verkeersbehoef-
ten, d'e toekcmst van de haven van Antwerpen,
waarmede de welvaart des lands nauw is ver-
bonden, ten slotte de vooruitgang der scheep-
vaartgeibieden, eischen, dat de verkeerswegen
op de hoogte der moderne eischen worden ge-
bracht en vereischen de uitvoering van werken,
waarvan de nood'zakelijkheid met den dag
groeit.
Antwoord memorandum van 28 Juni 1928=
Hierop volgt het antwoond-memorandum van
de Nederlandsche Regeering, op 28 Juni 1928
aan den Belgischen gezant te 's Gravenhage
overhandigd. Daarin wordt verklaard, dat de
Nederlandsche Regeering, bezield door het ver-
langen, hartelijke betrekkingen van nabuur-
schap te bevorderen, niet minder dan de Belgi
sche Regeering wenscht, met deze de hangen
de vraagstukken, waarvan zoowel het Belgisch-
Nederlandsche, als het Europeekche belang
haar geenszins is ontgaan, te kunnen regelen
in vriendschappelijke samenwerking en reke-
ning houdend met de wederzijdsche be'hoeften.
.Aanstonds na de verwerping van het Verdrag
van 1925 heeft zij zich voorgesteld zoo spoedig
mogelijk in nieuwe besprekingen te treden; de
Regeering te Brussel is er niet onkundig van,
dat, zoo tot heden de onderhandelingen niet we-
derom konden worden aangeknoopt, d'it uitstel
slechts is toe te schrijven aan het grondige
onderzoek, noodig om tusschen de verschillen-
de takken van dienst en toelanghebbende krin-
gen eenheid van inzicht in het leven te roepen
met betrekking tot de te regelen vraagstuk
ken, zooals deze zich sedert de lente van het
vorige jaar voordoen.
De in Nederland voortlevende bezwaren
tegen zekere zijden van de in 1925 voorziene
regeling beletten Hr. Ms. regeering niet ervan
overtuigd te zijn, dat de beide regeeringen erin
zullen slagen het eens te worden over de aan
de bedoelde vraagstukken te geven oplossing.
Een schema der Belgische regeering
23 Oct. 1928 aangeboden.
Op dit antwoord-memorandum volgt een
schema, op 23 Oct. 1928 namens de Nederland
sche regeering aan de Belgische regeering aan
geboden. (Hierbij zij aangeteekend, dat de
punten, waarover Belgie wilde onderhandelen
in het algemeen aan de Nederlandsche regee
ring uit de Belgische nota van 14 Juni 1928
bekend waren. Juridische punten werden in het
schema niet opgenomen, omdat het in discus-
sie brengen daarvan een oplossing slechts zou
kunnen vertragen.)
Vooropgesteld werd, dat het schema niet
moCht worden beschouwd als een reeks voor-
stellen, maar „without prejudice", als een mo-
gelijken grondslag voor onderhandelingen en
overeenstemming. Het diende te worden be
schouwd als een ondeelhaar geheel.
1. Voortdurende onzijdigheid van Belgie.
(Art. VII van het verdrag van 1839.)
Nederland is bereid als vervallen te erken-
nen art. VII van het verdrag van 1839 voorzoo-
ver het betrekking heeft op de onzijdigheid van
Belgie.
2. Karakter van de haven van Antwerpen
(art. XIV van het verdrag van 1839.)
Nederland is bereid als vervallen te erken-
nen art. XIV van het verdrag van 1839.
3. Afwatering van Vlaanderen (art. VIII
van het verdrag van 1839.)
Nederland is bereid mede te werken tot het
bij verdrag tot stand brengen van een voor de
betrokken terreinen bevredigende regeling, in-
dien Belgie bereid is de enkele terreinen in
Zeeuwsoh-Vlaanderen, waarvan het water af-
vloeit naar de zijde van Belgisch Vlaanderen,
op denzelfden voet te behandelen.
4. Scheepvaartregeling op het waterwegen-
net van Nederland en Belgie (art. IX en X van
het verdrag van 1839).
Vrije vaart en vrijdom van scheepvaart-
rechten op het Nederlandsche en Belgisch net
der tegenwoordige en toekomstige waterwegen
voor de wederzijdsche schepen en voorwaarde
van wederkeeringheid (zonder schade voor
verkregen rechten) voor de schepen van an-
dere landen. Gelijkheid van behandeling op
deze netten voor de Nederlandsche en Belgi
sche onderdanen, goederen en vlaggen en op
voorwaarde van wederkeerigheid' (zonder scha
de voor verkregen rechten) voor de onderda
nen, goederen en vlaggen van andere nationa
liteit. Elk der beide verdragsluitende partijen
verplioht zich om op de wateren van de andere
party geen fSciliteiten of voorrechten te ver-
leenen( gegrond hetzij op de bestemming of
d'e herkomst van de schepen of van hun ladin-
gen, hetzij op de richting van het vervoer.
Aanvaarding voor de op vaarwegen gelegen
grenspunten van de regelen (mutatis mutan
dis) betreffende de douaneformalileiten aan-
genomen door de centrale comimissie voor de
Rijnvaart. Vrijheid van doorvoer. De beide lan
den zullen een overeenkomst sluiten om dub-
bele heffingen inzake directe foelastingen te
voorkomen; mid:delerwijl zullen zij zich ervan
onthouden op het stuk van directe belastingen
vastgestelde minima te heffen van de binnen-
scheepvaart.
De Schelde,
5. -Schelde. (Art. IX van het verdrag van
1839):
Uit het Engelsch
door
(A.) Waterstaatkundige regime.
JNederland is 'bereid aan Belgie bij verdrag
een regime toe te staan met betrekking tot
den vaarweg van Antwerpen naar zee, hou-
dende:
a. verplichting voor beide landen, om het
behoud' en de venbetering van de vaargeulen
van de Schelde en van haar toegangen tot
voile zee te verzekeren, onder besehenming van
de andere belangen, welke met dien waterweg
vei'band houden, met name die der belendende
gronden
b. scheidsrechterlijke uitspraak ingeval van
geschillen;
c. waarborgen, dat de zaken snel worden
afgewikkeld'.
Nederland zal in geenerlei conventioneele
bepaling bewilligem die tot gevolg zou kunnen
hebben, dat zij territoriale souvereiniteit op de
Beneden-Schelde hetzij rechtstreeks, hetzij
middellijk aangetast zou worden of dat zijn
Zeeuwsch gebied in gevaar zou worden ge-
bracht. Het is daarentegen bereid om in het
te sluiten verdrag overeen te komen dat be-
voegde personen, van weerszijden benoemd, het
recht zullen hebben kennis te nemen van elke
kwestie die werkelijk van belang is voor den
vaarweg van Antwerpen naar zee; zij zouden
tot taak hebben voorstellen aan de beide regee
ringen te doen om in voorkomend geval de be
langen der scheepvaart in overeenstemiming te
brengen met de andere aanwezige rechtmatige
belangen.
Voor wat de kosten betreft van onderhouds-
en verlbeteringswerken van verlichting en van
betonning om bebakening, zou Nederland be
reid zijn d'e 'helft te betalen, tot een overeen
te komen maximum.
Ieder der beide landen zal zich belasten met
de uitvoering van de werken op zijn grondge-
bied.
(B.) Regime der koopvaardij schepen die zich
begeven van Antwerpen naar zee of" omge-
keerd. Nederland is bereid besprekingen te
openen om ten deze een conventioneel regime
te scheppen, dat rekening houdt met de weder
zijdsche belangen.
(C.) Loodswezen. Nederland is bereid, uit-
eindelijk en voor zoover dat van Nederland af-
hangt, het door de verdragen van 1839 inge-
voerde stelsel van vrije mededinging af te
sChaffen. Maar het zal geen enkel stelsel aan-
nemen, hetwelk lo. geen recht zou doen weder-
varen aan de door het Nederlandsche loods
wezen sedert December 1923 verkregen uit-
komsten, hetwelk 2o. het arbeidsveld der Ne
derlandsche loodsen zou beperken tot het
Oostgat (Deurloo), of hetwelk 3o. niet een va-
lorisatie, in den meest geschikten vorm, van
de loodsgelden zo-u meebrengen. Punten van
ondergeschikt belang zouden op een -bevredi
gende wijze moeten worden ongelost.
6. Tusschenwateren tusschen de Schelde en
den Rijn .artikel IX van het verdrag van
1839). (Dit punt hfad het onderwerp gevormd
eener op 19 en 20 October 1928 te 's Graven
hage gehouden voorloopige bespreking: tusschen
Nederlandsche en Belgische deskundigen; in
het onderhavi-ge schema werd daaroim dien-
aangaand met een enkele vermelding volstaan.
Wat tie bedoelde bespreking betreft, zij ver-
wezen naar de desbetreffende passage uit het
Memorandum der Nederlandsche regeering
van 7 Mei 1920).
7. Kanaal GentTer Neuzen. Nederland
is bereid de desiderata in overweging te nemen,
die Betgie met betrekking tot dit kanaal mocht
te kennen geven.
De som die Belgie jaarlijks aar. Nederland
betaalt voor onderhouds-. e\ploitatie- en ver-
nieuwingskosten van het kanaal en de daarbij
behoorende kunstwerken, met inbegrip van de
electrische verlichting, zal verhoogd worden
teneinde haar 5/6 van het geheel der gezegde
kosten te doen vertegenwoordigen.
8. Behande'ing van Ter Neuzen. Belgie
verbindt zich zonder voorbehoud; op het stuk
van spoorweg-in-, uit- en doorvoertarieven
Ter Neuzen gelijk te stellen met de wat dit be
treft meest begunstigde Belgische havens, in
20) (Venvolg.)
Den volgenden morgen begonnen de
onweqr&wolken zich te verzamelen. Om
elf uur 's morgens kwiam er een bezoeker
in wien Bliss met een schok van verba-
zing een bekend rechtsgeleertie berkende,
iemand dien hij vroeger dikwijls ontmoet
had. Toen hij zijn kaartje aan Bliss gaf,
zag deze, dat deze bezoeker even nerveus
en angstig was als al zijn voorqangers.
Mr. Cockeril is op zijn kantoor, mijn-
heer," zeide Bliss. ,,Ik zal -hem even gaan
zegqen dat u hem wilde spreken."
Blis^ qinq naar binnen en qaf het kaar
tje aan zijn patroon. Mr. Cockeril keek
even naar den naam en zuchtte toen die-p.
Hij liet diuidelijik merken, dat hij zich niet
veel qenoeqen van het komende onder-
houd voorstelde.
,,Laat mijnheer naar binnen, Blis zeide
hij met een martelaarsqezicht. ,,'t Split
me heel erg, dat hij juist nu gekomen is,
want ilk heb het heel druk; ik heb maar
een ooqenlblik tijd voor hem."
Terwijl hij sprak, was de bezoeker al
binnen gekomen, zoodat de zeer gedwon-
gen begroeting van beide mannen in de
tegenwoordigheid van Bliss plaats qreep.
Daarna ging hij snel de kamer uit, sloot
de deur achter zich en stond n oogenblik
besluiteloos voor zich uit te kijken. Toen
schudde hij alle aarzelinq van zich af
klemde de lippen vast opeen en legde zijn
oor tegen het gat in den muur.
,,Ofschoon ik het Werkelijk altijd prettig
vind als je me komt opzoeken, beste Fen-
wiok," klon'k de stem van mr. Cockeril,
,,moet ik nu toch zegqen, dat ik je bezoek
hier op mijn kantoor op zijn zachtst ge-
sproken als een groote onv-oorzichtigheic
beschouw. Ik ontvang hier alleen mijn
vogelvrienden en zoo nu en dan een extra
bezoeker, die, dank zij jouw niet genoeg
te waardeeren hulp, mij het leven helpt
veraangenamen."
Gedurende een paar oogenblikken
heerschte er s-tilte. Toen beqon de andere
man te spreken met een stem, die trilde
van ingehouden drift.
,,Luister eens goed naar mij, Cockerill"
zeide hij, „ik ben juist hier gekomen om
over die mensehen te spreken. Je moet
errnee ophouden, geloof me, het kan niet
langer zoo doorgaan. Ze beginnen mij te
verdenken, verleden week zijn ze alle drie
bij me geweestMiss Morrisson, Hary
Verner en Lady Martinghse. Ze houden
bij hoog en laag vol, dat ik de eenige ben
geweest aan wien ze alles verteld helbben
Jij schijnt het gevaar, dat ik loop, niet te
begrijpen. In de rechtskrinqen gaat het
al als een loopend vuurtje rond1, dat er
een chantageplan op groote schaal op
touw gezet wordt en dat een van de eer
ste procureurskantoren in Londen het
materiaal levert. In de laatste drie weken
hebben we niet een nieuwen clientge-
had."
Ongeduldig klopte mr. Cockeril met een
potlood op de schrij'ftafel.
,,Een toontje lager asjeblieft, beste
vriend," zeide hij, ,,een toontje lager. Je
gebruiikt daar een woord, waartegen ik
protest moet aanteekenen. Er is hier geen
sprake van chantage.
dier voege, dat voortaan het recht van Neder
land op deze gelijkstelling niet meer betwist
zai kunnen worden.
9. Waterwegen in Limiburg e.a. Belgie zal
eenen waterweg van Luik naar de sluis bii St.
Pieter nabij Maastricht aanleggen voor vaar-
tuigen van 1000 t. Nederland zal eenen water
weg voor dezelfde tonnenmaat maken tusschen
genoemde sluis en Smeermaas; deze weg zal
eveneens berekend zijn op een maat van 1000
ton. Nederland zal den ibestaanden weg tus
schen St. Pieter en Smeermaas in stand laten.
Belgie zal het kanaal tusschen Smeermaas en
d'e Nederlandsch-Belgische grens bii Loozen
zoodanig vergrooten, dat het verkeer met vaar-
tuigen van 600 ton mogelijk is. Op verzoek
van Nederland verklaart Belgie zich bereid,
aan de waterweg tusschen Luik en de sluis bij
St. Pieter afmetingen te geven, die het verkeer
■met vaartuigen van meer dan 1000 ton moge
lijk maken. Nederland zal hetzelfde doen voor
wat Jbetreft den waterweg tusschen genoemde
sluis en Smeermaas. Als er een waterweg
wordt aan gelegd tusschen Smeermaas en Ant
werpen, die het verkeer met vaartuigen van
meer dan 600 ton mogelijk maakt, zal Neder
land recht hebben op een verbindingskanaal
tusschen de grens bij Loozen of elders en be-
doelden waterweg van Smeermaas naar Ant
werpen, waarvan de afmetingen ten minste
gelijk zullen zijn aan die van het minst groote
gedeelte van die van het kanaal van Smeer
maas naar Antwerpen.
10. Aftappingen van water uit de Maas.
Nederland is bereid de desiderata in overwe
ging te nemen, die Belgie te dezen opzichte te
kennen mocht geven.
11. Overstroomingen in Noord-Brabant. De
beide landen zullen zich met elkander verstaan
over een billijke regeling voor de afwatering,
ten einde deze overstroomingen te voorkomen.
Bij geforeke van overeenstemming zal voor hen
beroep op een scheidsgerecht openstaan.
12. Fransche surtaxes. Belgie zal er toe
medewerken dat de onthefflng van de Fran
sche stape 1'hui srechtenenz. worden uitgebreid
tot de Nederlandsche havens.
(Wordt vervolgd.)
,,Dat is er wel," was het driftige ant
woord, ,,'t mag dan zijn, dat jij de men
sehen geen geld afperst, maar afpersen
doe je ze; ze betalen je met hun zielerust,
met hun gezondheid."
Mr. Cockeril zuchtte.
„Ilk moet je zeggen, dat ik je vanmorgen
al buitengewtoon onredelijk vind, beste
Fenwiok", zeide hij. ,,Als je in zoo n
stemming bent, doe je in t vervolg beter
maar weg te blijven. Je weet nu eenmaal
dat er in mijn leven maar twee dingen
zijn, die iets voor mij beteekenen: mijn
vogels en" ging mr. Cockeril iets luider
voort, terwiji zijn oogen met een onplezie-
rig licht schitterden, „dat eigenaardig,
niet nader te oimschriiven gevoel dat ik
krijg, wanneer daar, in dien stoel tegen
over me juist waar jij nu zit, mijn beste
Fenwiok een man of een vrouw' zit, die
ik geheel in mijn macht heib als dan door
mijn woorden hun angst steeds grooter
en grooter wordt, als ze beginnen te be
grijpen, dat ik over een van de meest ver-
borgen episoden uit hun leven tot in alle
details ingelicht ben, dan, waarde vriend,
beleef ik een van de hoogste punten van
mijn leven, dan voel ik me als iemand, die
hun geheele bestaan in zijn hand heeft en
er naar eigen verkiezing mee kan doen en
laten wat hij wil."
Door zijn kijkgaatje in den wand zag
Bliss, dat de oogen van mr. Cockeril en-
thousiast schitterden. Zelfs in. zijn manier
van spreken klonlk zijn bedwongen op-
winding door.
,,Dat kan alles w"el waar zijn", zeide de
ander beslist, ,,maar ik ben hier nekomen
om je te zeggen, dat je ermee op moet
houden. Wat mij betreft, kan je morgen
naar mijn compagnons gaan en ze precies
de waarheid vertellen. Hoe eerder je het
doet, hoe liever ik het heb. Schreeuw het
voor mijn part van de daken, dat ik toen-
N GEZONDEN MEDEDEELIN GEN.
EEN DANKBETUIGING VAN DE
KONINGIN AAN DE AMSTERDAMSCHE
BURGERIJ.
Bij het verlaten der hoofdstad heeft de
Koningin aan den burgemeester de verzeke-
ring gegeven, hoe diepe erkentelijkheid zoo
wel zijzelve ,als ook Prins Hendrik en Prinses
Juliana gevoelen, dat zij getuigen hebben mo-
gen zijn van de grootsche en ontroerende
wijze, waarop de burgerij van Amsterdam aan
de Koningin-Moeder een in waarheid feeste-
lijke ontvangst heeft bereid.
MR. BOON VRAAGT BETERE MILITAIRE
BEVEILIGING.
Het Tweede Kamerlid de heer Boon heeft
aan de Ministers van Kolonien en van Defen-
sie gevraagd:
le. Is het juist, dat de oud-commandant
der troepen te Curagao herhaaldelijk te ver-
geefs heeft aangedrongen op versterking der
militaire bezetting, omdat hij slechts beschik-
te over een 100-tal totaal ongeoefende man
schappen, dat er op het Waterfort wel eenige
kanonnen zijn, waarvoor scherpe patronen, om
ze er mede te laden, ontbreken, hetgeen trou-
wens geen doel zou hebben, omdat er niemand
aanwezig is, die er mee om kan gaan, dat de
eerste mitrailleuse nog moet worden ge'impor-
teerd, kortom, dat ieder behoorlijk afweer-
middel ontbreekt?
2e. Is de Regeering niet van oordeel, dat
het gebeurde te Curagao aanleiding moet zijn
om zoodanige maatregelen te treffen, dat het
aantal en het gehalte der troepen .alsmede de
bewapening zoodanig worde, dat de groote
Nederlandsche belangen aldaar afdoende wor
den beschermd, alsmede wordt voorkomen,
tertijd mijn patroons voor een paar hon-
derd pond bestolen heb. Toen heb je
je mond gehouden en al die jaren heb ik
voor dat zwijgen geboet. Maar ik zeg
je, dat het nu uit is. Geen woord krijg je
meer uit me. En wat mijn clienten betreft,
die je al dien tijd: in spanning gehouden
hebt... ik ben van plan naar hen toe te
gaan en ze precies de waarheid te zeggen,
dan weten ze meteen, dat ze niets te
vreezen hebben."
,,Klaarblijikelijk is er vanmorgen weer
niets met je te beginnen, beste Fenwklk,"
zuchtte Mr. Cocikeril. „Eerst de onge-
steldheid van mijn lieve Tommy en nu
jouw onredelijikheid... ik ben bang, dat
mijn dag niet zonder zware hoofdpijn zal
afloopen."
,,Het kan me geen steek schelen, hoe
jouw dag aflocpt", barstte Mr. Fenwick
Jos. ,,Ik zal je eens wat vertellen. Of je
geeft me goedsohiiks de papieren, die je
van me gestolen hebt, terug, of ik knijp
je de keel dicht."
Mr. Cockeril ging wat rechter in zijn
stoel zitten en keek zijn bezoeker verbaasd
aan.
,,Je bedreigingen zijn w'erkelijik onnoo-
dig", zeide hij rustig. ,,Ga gerust je gang,
waarde vriend. Ik geef je verlof om mijn
schrijftafel en alles waarin je lust mocht
hebben, na te zoeken.
Fenwick begon onmiddellijk het ge
heele kantoor overhoop te halen. Een
voor een trok hij de laden open, haalde de
papieren met armenvol tegelijk emit en
begon ze nauwkeurig na te kijken. In een
van de bovenste laden vond hij het keu-
rig uitgewerkte manuscript van het voqeT-
boek, blad voor blad nam hij uit de lade
en wierp ze op den grond in de hoop iets
te ont'dekken.
Weer zuchtte Mr. Cockeril.
Niets is er vanmorgen met je te be-
dat wrijving ontstaat met mogendheden, wier
belangen op emstige wijze kunnen worden
•eschaad
3e. Is de Regeering door het gebeurde niet
tot de conclusie gekomen, dat het dringeml
noodig is, om in de Caraibische wateren blrj-
vend een marinevaartuig met een landings-
divisie te stationneeren, gelijk zulks vroeger
het geval is geweest, en waarop uit Curagao
herhaaldelijk te vergeefs is aangedrongen?
EEN DETACHEMENT NAAR CURASAO.
Op 18 dezer vertrekt per stoomschip Am
sterdam naar Curagao een detachement van
de koloniale reserve, sterk 40 man onder be
vel van den lsten luitenant der infanterie van
het Indische leger L. F. Weyerman. By het
detachement zijn ingedeeld de adjudant-onder-
officier-instructeur Spreeuw en de sergeanten
Jurcka en Ooyen.
NEDERL. DEELNEMING AAN DE
ANTWERPSCHE WERELDTENTOON-
STELLING.
Naar de correspondent van de N. R. Crt-
te Brussel schrijft, heeft de Nederlandsche
regeering laten weten, dat zij op de in 1930 te
Antwerpen te houden wereldtentoonstelHnu
van kolonien, scheepvaart en Vlaamsche kunst
gaame over een plaatsruimte zou beschiklcen
dubbel zoo groot als eerst was voorzien. De
stad Rotterdam zal o.m. met de reuzen-
maquette van de Rotterdamsche haven uitko-
men. Amsterdam zal van zijn kant meer
speciaal de aandacht vestigen op zijn diamant-
handel en industrie.
De Nederlandsche firma's die aan deze ten-
toonstelling deelnemen, zullen haar stands
helbben in de intemationale hallen, waar ieder
land een aparte afdeeling krijgt.
GEEN AANLEIDING BUNSCHOTENS
BURGEMEESTER TE BERISPEN.
Het Eerste Kamerlid Hermans richtte kort-
geleden eenige schriftelijke vragen tot den
Minister van Binneniandsche Zaken en Land-
bouw naar aanleiding v^n het feit, dat door
den burgemeester van Bunschoten in het
Gereformeerd weekblad een artikel zou zijn
gepubliceerd, waarin de schrijver zijn spijt er
over uitdrukt, dat destijds wel Borculo door
een ohkaan verwoest werd maar Bunschoten
niet. Minister Kan heeft hierop thans geant-
woord, dat in het nummer van 11 Juni 1927
van het Gereformeerd Kerkblad voor de Gere-
formeerde kerken van Bunschoten en Spaken-
burg een door den burgemeester van Bun
schoten onderteekende opwekking aan de
burgerij voorkomt om giften af te staan in
verband met de stormramp, die destijds den
Achterhoek van Gelderland had getroffen.
„Spijt", dat zijn gemeente niet is getroffen,
wordt geenszins geuit. Wel wordt de vraag
gesteld, waarom is zij gespaard, en het ant
woord luidt: „Genade".
De Minister meent, dat een en ander be-
zwaarlijk een opmerking aan den burgemees
ter wettigen kan.
Dat door dit optreden van den burgemees
ter groote onrust in de gemeente Bunschoten
zou heerschen moet, volgens verkregen in-
lichtingen van den Commissaris der Koningin
ginnen", herhaalde hij. ,,Ik moet zeargen.
dat je een verschrikkelijken rommel
maakt."
Mr. Fenwick ging weer zitten.
,,Ik ben van plan hier te blijven zitten,"
zeide hij, ,,totdat je me uit eigen beweging
de papieren overhandigt."
,,Als je dat stellig van plan bent", ant-
w'oordde Mr. Cockeril, terwijl hij zijn
schrijifmachine naar zich toetrok. ,,dan zal
ik zoo vrij zijn om met mijn werk door te
gaan."
Zoo zacht mogelijk liep Bliss de trap
af; beneden geikemen riep hij een taxi aan
en zeide den chauffeur zoo snel mogeliik
naar de Acropolis Club te rijden. Daar
aangekomen liet hij het kaartje van Mr.
Cockeril zien, waarna de portier hem
dcorliet zonder ook maar eenig bezwaar
te opperen. Binnen een kwartier was hit
weer op zijn post terug. Voorzichtiq keek
hij door het kijikgaatje in de kamer. Mr.
Cockeril zat met het kalmste gezicht ter
wereld te typen. Op een afstand van een
paar meter zat Mr. Fenwick met qekruiste
armen achterover in zijn stoel geleund.
Toen ging Bliss naar de deur, klopte even
aan en ging naar binnen met een despatch
box in zijn hand.
,,Ik heb u zooeven naar een paar docn-
menten hooren vragen," zeide hij tegen
Mr. Fenwick. ,.Hier in deze doos kunt
u ze vinden."
Voor het eerst van zijn leven raakte
Mr. Cockeril zijn tegenwtoordiqheid van
geest kwijt. Overbluft zat hij zijn portier
aan te staren. Aan den anderen kant van
Bliss zat Mr. Fenwick sprakeloos naar de
doos te kijken.
,,Je bent een dief," bracht Mr. Cocke
ril er op 't laatst met moeite uit. ,.Te bent
naar mijn kamers geweest je hebt me
bestolen."
(Wordt vervolgd.)