AL6EMEEN NIEUWS- EH ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCB-VLAAHDEREN. No. 8337. Maandag 17 Juni 1929. 69e Jaar gang JjPglH? ABONNEMENTSPRIJS: RAADSVERGADERING. FEUILLETON. BINNENLAND. smaakt als room Het Witboek inzake de tusschen Nederland en Belgie hangende vraagstukken. E. PHILLIPS OPPENHEIM. TER NEUZENSCHE COURANT Binnen Ter Neuzen f 1,40 per 3 maanden - Buiten Ter Neuzen fr per post f 1,80 per 3 maanden - Bij vooruitbetaling fr. per post 6,60 per jaar Voor Belgie en Amerika f 2,25, overiqe landen /2,60 per 3 maanden fr. per post Abonnementen voor het buitenland alleen bi} vooruitbetaling. Dit blad verschijnt iederen Maandaq-, Woensdag- en Vrijdagavond. De Burgemeester van TER NEUZEN maakt bekend, dat eene Openbare Vergadering van den Gemeenteraad is belegd op Donderdag 20 Juni 1929, des namiddags 2 uur. Ter Neuzen, den 17 Juni 1929. De Burgemeester voomoemd, J. HUIZINGA. De minister van Buitenland'sche zaken heeft aan de beide Kamers der Staten Generaal doen toekomen een Witboek bevattende de beschei- den inzake de tusschen Nederland en Belgie hangende vraagstukken door de wederzijdsche regeeringen gewissekl sedert de verwerping van het verdrag van 3 April '25. Wij ontleenen daaromtrent aan de N. R. Crt.: Een memorandum van 14 Juni 1928. Het bqvat vooreerst een memorandum door den Belgisdhen gezant te 's Gravenhage op 14 Juni 1928 aan den minister van Buitenlandsche Zaken overhandigd. Daarin wordt gezegd, dat de Belgische regeering met voldoening de ver- klaringen heeft gelezen, welke de Nederland- sche minister van Buitenlandsche Zaken on- langs in de Staten-Generaal als antwoord aan den heer Anema heeft afgelegd met betrekking tot „het belang. dat beide landen helbben bii de spoedige afwikkeling van de aarthangige vraagstukken en met betrekking tot het initia- tief inzake het hervatten van de onderhand'e- lingen". Deze openbare verklaringen bevestigen die, welke het Haagsche kalbinet tegenover haar bii verschdllende gelegenheden mondeling wel heeft willen afleggen, en zulks reeds aanstonds na de verwerping van het verdrag van 1925. Met erkenning van het belang eener zorg- vuldige voorbereiding der nieuwe besprekin- gen, vermeent het Brusselsche kabinet op- nieuw te moeten wijzen op de dringende nood- zakelijkheid', het onderzoek der in geding zijnde vraagstukken aan te vatten, wil men, zooals de heer Beelaerts van Blokland dat wenscht, voor het einde der 'huidige wetgevende periode tot overeenstemming geraken. Onder herinnering aan den tegemoetkomen- den geest, dien de Belgische Regeering door de aanvaarding van het Verdrag van 1925 aan den dag heeft gelegd, dringt de Belgische Re geering aan op het verkrijgen van een uitein- delijke oplossing der vraagstukken ten aanzien waarvan men in 1925 tot overeenstemming was gekomen. Onder deze zegt de Belgische Regeering zijn er vooral twee die een onverwijlde re- geling eischen: onze verfbindingen met de zee en met den Rijn. De groeiende verkeersbehoef- ten, d'e toekcmst van de haven van Antwerpen, waarmede de welvaart des lands nauw is ver- bonden, ten slotte de vooruitgang der scheep- vaartgeibieden, eischen, dat de verkeerswegen op de hoogte der moderne eischen worden ge- bracht en vereischen de uitvoering van werken, waarvan de nood'zakelijkheid met den dag groeit. Antwoord memorandum van 28 Juni 1928= Hierop volgt het antwoond-memorandum van de Nederlandsche Regeering, op 28 Juni 1928 aan den Belgischen gezant te 's Gravenhage overhandigd. Daarin wordt verklaard, dat de Nederlandsche Regeering, bezield door het ver- langen, hartelijke betrekkingen van nabuur- schap te bevorderen, niet minder dan de Belgi sche Regeering wenscht, met deze de hangen de vraagstukken, waarvan zoowel het Belgisch- Nederlandsche, als het Europeekche belang haar geenszins is ontgaan, te kunnen regelen in vriendschappelijke samenwerking en reke- ning houdend met de wederzijdsche be'hoeften. .Aanstonds na de verwerping van het Verdrag van 1925 heeft zij zich voorgesteld zoo spoedig mogelijk in nieuwe besprekingen te treden; de Regeering te Brussel is er niet onkundig van, dat, zoo tot heden de onderhandelingen niet we- derom konden worden aangeknoopt, d'it uitstel slechts is toe te schrijven aan het grondige onderzoek, noodig om tusschen de verschillen- de takken van dienst en toelanghebbende krin- gen eenheid van inzicht in het leven te roepen met betrekking tot de te regelen vraagstuk ken, zooals deze zich sedert de lente van het vorige jaar voordoen. De in Nederland voortlevende bezwaren tegen zekere zijden van de in 1925 voorziene regeling beletten Hr. Ms. regeering niet ervan overtuigd te zijn, dat de beide regeeringen erin zullen slagen het eens te worden over de aan de bedoelde vraagstukken te geven oplossing. Een schema der Belgische regeering 23 Oct. 1928 aangeboden. Op dit antwoord-memorandum volgt een schema, op 23 Oct. 1928 namens de Nederland sche regeering aan de Belgische regeering aan geboden. (Hierbij zij aangeteekend, dat de punten, waarover Belgie wilde onderhandelen in het algemeen aan de Nederlandsche regee ring uit de Belgische nota van 14 Juni 1928 bekend waren. Juridische punten werden in het schema niet opgenomen, omdat het in discus- sie brengen daarvan een oplossing slechts zou kunnen vertragen.) Vooropgesteld werd, dat het schema niet moCht worden beschouwd als een reeks voor- stellen, maar „without prejudice", als een mo- gelijken grondslag voor onderhandelingen en overeenstemming. Het diende te worden be schouwd als een ondeelhaar geheel. 1. Voortdurende onzijdigheid van Belgie. (Art. VII van het verdrag van 1839.) Nederland is bereid als vervallen te erken- nen art. VII van het verdrag van 1839 voorzoo- ver het betrekking heeft op de onzijdigheid van Belgie. 2. Karakter van de haven van Antwerpen (art. XIV van het verdrag van 1839.) Nederland is bereid als vervallen te erken- nen art. XIV van het verdrag van 1839. 3. Afwatering van Vlaanderen (art. VIII van het verdrag van 1839.) Nederland is bereid mede te werken tot het bij verdrag tot stand brengen van een voor de betrokken terreinen bevredigende regeling, in- dien Belgie bereid is de enkele terreinen in Zeeuwsoh-Vlaanderen, waarvan het water af- vloeit naar de zijde van Belgisch Vlaanderen, op denzelfden voet te behandelen. 4. Scheepvaartregeling op het waterwegen- net van Nederland en Belgie (art. IX en X van het verdrag van 1839). Vrije vaart en vrijdom van scheepvaart- rechten op het Nederlandsche en Belgisch net der tegenwoordige en toekomstige waterwegen voor de wederzijdsche schepen en voorwaarde van wederkeeringheid (zonder schade voor verkregen rechten) voor de schepen van an- dere landen. Gelijkheid van behandeling op deze netten voor de Nederlandsche en Belgi sche onderdanen, goederen en vlaggen en op voorwaarde van wederkeerigheid' (zonder scha de voor verkregen rechten) voor de onderda nen, goederen en vlaggen van andere nationa liteit. Elk der beide verdragsluitende partijen verplioht zich om op de wateren van de andere party geen fSciliteiten of voorrechten te ver- leenen( gegrond hetzij op de bestemming of d'e herkomst van de schepen of van hun ladin- gen, hetzij op de richting van het vervoer. Aanvaarding voor de op vaarwegen gelegen grenspunten van de regelen (mutatis mutan dis) betreffende de douaneformalileiten aan- genomen door de centrale comimissie voor de Rijnvaart. Vrijheid van doorvoer. De beide lan den zullen een overeenkomst sluiten om dub- bele heffingen inzake directe foelastingen te voorkomen; mid:delerwijl zullen zij zich ervan onthouden op het stuk van directe belastingen vastgestelde minima te heffen van de binnen- scheepvaart. De Schelde, 5. -Schelde. (Art. IX van het verdrag van 1839): Uit het Engelsch door (A.) Waterstaatkundige regime. JNederland is 'bereid aan Belgie bij verdrag een regime toe te staan met betrekking tot den vaarweg van Antwerpen naar zee, hou- dende: a. verplichting voor beide landen, om het behoud' en de venbetering van de vaargeulen van de Schelde en van haar toegangen tot voile zee te verzekeren, onder besehenming van de andere belangen, welke met dien waterweg vei'band houden, met name die der belendende gronden b. scheidsrechterlijke uitspraak ingeval van geschillen; c. waarborgen, dat de zaken snel worden afgewikkeld'. Nederland zal in geenerlei conventioneele bepaling bewilligem die tot gevolg zou kunnen hebben, dat zij territoriale souvereiniteit op de Beneden-Schelde hetzij rechtstreeks, hetzij middellijk aangetast zou worden of dat zijn Zeeuwsch gebied in gevaar zou worden ge- bracht. Het is daarentegen bereid om in het te sluiten verdrag overeen te komen dat be- voegde personen, van weerszijden benoemd, het recht zullen hebben kennis te nemen van elke kwestie die werkelijk van belang is voor den vaarweg van Antwerpen naar zee; zij zouden tot taak hebben voorstellen aan de beide regee ringen te doen om in voorkomend geval de be langen der scheepvaart in overeenstemiming te brengen met de andere aanwezige rechtmatige belangen. Voor wat de kosten betreft van onderhouds- en verlbeteringswerken van verlichting en van betonning om bebakening, zou Nederland be reid zijn d'e 'helft te betalen, tot een overeen te komen maximum. Ieder der beide landen zal zich belasten met de uitvoering van de werken op zijn grondge- bied. (B.) Regime der koopvaardij schepen die zich begeven van Antwerpen naar zee of" omge- keerd. Nederland is bereid besprekingen te openen om ten deze een conventioneel regime te scheppen, dat rekening houdt met de weder zijdsche belangen. (C.) Loodswezen. Nederland is bereid, uit- eindelijk en voor zoover dat van Nederland af- hangt, het door de verdragen van 1839 inge- voerde stelsel van vrije mededinging af te sChaffen. Maar het zal geen enkel stelsel aan- nemen, hetwelk lo. geen recht zou doen weder- varen aan de door het Nederlandsche loods wezen sedert December 1923 verkregen uit- komsten, hetwelk 2o. het arbeidsveld der Ne derlandsche loodsen zou beperken tot het Oostgat (Deurloo), of hetwelk 3o. niet een va- lorisatie, in den meest geschikten vorm, van de loodsgelden zo-u meebrengen. Punten van ondergeschikt belang zouden op een -bevredi gende wijze moeten worden ongelost. 6. Tusschenwateren tusschen de Schelde en den Rijn .artikel IX van het verdrag van 1839). (Dit punt hfad het onderwerp gevormd eener op 19 en 20 October 1928 te 's Graven hage gehouden voorloopige bespreking: tusschen Nederlandsche en Belgische deskundigen; in het onderhavi-ge schema werd daaroim dien- aangaand met een enkele vermelding volstaan. Wat tie bedoelde bespreking betreft, zij ver- wezen naar de desbetreffende passage uit het Memorandum der Nederlandsche regeering van 7 Mei 1920). 7. Kanaal GentTer Neuzen. Nederland is bereid de desiderata in overweging te nemen, die Betgie met betrekking tot dit kanaal mocht te kennen geven. De som die Belgie jaarlijks aar. Nederland betaalt voor onderhouds-. e\ploitatie- en ver- nieuwingskosten van het kanaal en de daarbij behoorende kunstwerken, met inbegrip van de electrische verlichting, zal verhoogd worden teneinde haar 5/6 van het geheel der gezegde kosten te doen vertegenwoordigen. 8. Behande'ing van Ter Neuzen. Belgie verbindt zich zonder voorbehoud; op het stuk van spoorweg-in-, uit- en doorvoertarieven Ter Neuzen gelijk te stellen met de wat dit be treft meest begunstigde Belgische havens, in 20) (Venvolg.) Den volgenden morgen begonnen de onweqr&wolken zich te verzamelen. Om elf uur 's morgens kwiam er een bezoeker in wien Bliss met een schok van verba- zing een bekend rechtsgeleertie berkende, iemand dien hij vroeger dikwijls ontmoet had. Toen hij zijn kaartje aan Bliss gaf, zag deze, dat deze bezoeker even nerveus en angstig was als al zijn voorqangers. Mr. Cockeril is op zijn kantoor, mijn- heer," zeide Bliss. ,,Ik zal -hem even gaan zegqen dat u hem wilde spreken." Blis^ qinq naar binnen en qaf het kaar tje aan zijn patroon. Mr. Cockeril keek even naar den naam en zuchtte toen die-p. Hij liet diuidelijik merken, dat hij zich niet veel qenoeqen van het komende onder- houd voorstelde. ,,Laat mijnheer naar binnen, Blis zeide hij met een martelaarsqezicht. ,,'t Split me heel erg, dat hij juist nu gekomen is, want ilk heb het heel druk; ik heb maar een ooqenlblik tijd voor hem." Terwijl hij sprak, was de bezoeker al binnen gekomen, zoodat de zeer gedwon- gen begroeting van beide mannen in de tegenwoordigheid van Bliss plaats qreep. Daarna ging hij snel de kamer uit, sloot de deur achter zich en stond n oogenblik besluiteloos voor zich uit te kijken. Toen schudde hij alle aarzelinq van zich af klemde de lippen vast opeen en legde zijn oor tegen het gat in den muur. ,,Ofschoon ik het Werkelijk altijd prettig vind als je me komt opzoeken, beste Fen- wiok," klon'k de stem van mr. Cockeril, ,,moet ik nu toch zegqen, dat ik je bezoek hier op mijn kantoor op zijn zachtst ge- sproken als een groote onv-oorzichtigheic beschouw. Ik ontvang hier alleen mijn vogelvrienden en zoo nu en dan een extra bezoeker, die, dank zij jouw niet genoeg te waardeeren hulp, mij het leven helpt veraangenamen." Gedurende een paar oogenblikken heerschte er s-tilte. Toen beqon de andere man te spreken met een stem, die trilde van ingehouden drift. ,,Luister eens goed naar mij, Cockerill" zeide hij, „ik ben juist hier gekomen om over die mensehen te spreken. Je moet errnee ophouden, geloof me, het kan niet langer zoo doorgaan. Ze beginnen mij te verdenken, verleden week zijn ze alle drie bij me geweestMiss Morrisson, Hary Verner en Lady Martinghse. Ze houden bij hoog en laag vol, dat ik de eenige ben geweest aan wien ze alles verteld helbben Jij schijnt het gevaar, dat ik loop, niet te begrijpen. In de rechtskrinqen gaat het al als een loopend vuurtje rond1, dat er een chantageplan op groote schaal op touw gezet wordt en dat een van de eer ste procureurskantoren in Londen het materiaal levert. In de laatste drie weken hebben we niet een nieuwen clientge- had." Ongeduldig klopte mr. Cockeril met een potlood op de schrij'ftafel. ,,Een toontje lager asjeblieft, beste vriend," zeide hij, ,,een toontje lager. Je gebruiikt daar een woord, waartegen ik protest moet aanteekenen. Er is hier geen sprake van chantage. dier voege, dat voortaan het recht van Neder land op deze gelijkstelling niet meer betwist zai kunnen worden. 9. Waterwegen in Limiburg e.a. Belgie zal eenen waterweg van Luik naar de sluis bii St. Pieter nabij Maastricht aanleggen voor vaar- tuigen van 1000 t. Nederland zal eenen water weg voor dezelfde tonnenmaat maken tusschen genoemde sluis en Smeermaas; deze weg zal eveneens berekend zijn op een maat van 1000 ton. Nederland zal den ibestaanden weg tus schen St. Pieter en Smeermaas in stand laten. Belgie zal het kanaal tusschen Smeermaas en d'e Nederlandsch-Belgische grens bii Loozen zoodanig vergrooten, dat het verkeer met vaar- tuigen van 600 ton mogelijk is. Op verzoek van Nederland verklaart Belgie zich bereid, aan de waterweg tusschen Luik en de sluis bij St. Pieter afmetingen te geven, die het verkeer ■met vaartuigen van meer dan 1000 ton moge lijk maken. Nederland zal hetzelfde doen voor wat Jbetreft den waterweg tusschen genoemde sluis en Smeermaas. Als er een waterweg wordt aan gelegd tusschen Smeermaas en Ant werpen, die het verkeer met vaartuigen van meer dan 600 ton mogelijk maakt, zal Neder land recht hebben op een verbindingskanaal tusschen de grens bij Loozen of elders en be- doelden waterweg van Smeermaas naar Ant werpen, waarvan de afmetingen ten minste gelijk zullen zijn aan die van het minst groote gedeelte van die van het kanaal van Smeer maas naar Antwerpen. 10. Aftappingen van water uit de Maas. Nederland is bereid de desiderata in overwe ging te nemen, die Belgie te dezen opzichte te kennen mocht geven. 11. Overstroomingen in Noord-Brabant. De beide landen zullen zich met elkander verstaan over een billijke regeling voor de afwatering, ten einde deze overstroomingen te voorkomen. Bij geforeke van overeenstemming zal voor hen beroep op een scheidsgerecht openstaan. 12. Fransche surtaxes. Belgie zal er toe medewerken dat de onthefflng van de Fran sche stape 1'hui srechtenenz. worden uitgebreid tot de Nederlandsche havens. (Wordt vervolgd.) ,,Dat is er wel," was het driftige ant woord, ,,'t mag dan zijn, dat jij de men sehen geen geld afperst, maar afpersen doe je ze; ze betalen je met hun zielerust, met hun gezondheid." Mr. Cockeril zuchtte. „Ilk moet je zeggen, dat ik je vanmorgen al buitengewtoon onredelijk vind, beste Fenwiok", zeide hij. ,,Als je in zoo n stemming bent, doe je in t vervolg beter maar weg te blijven. Je weet nu eenmaal dat er in mijn leven maar twee dingen zijn, die iets voor mij beteekenen: mijn vogels en" ging mr. Cockeril iets luider voort, terwiji zijn oogen met een onplezie- rig licht schitterden, „dat eigenaardig, niet nader te oimschriiven gevoel dat ik krijg, wanneer daar, in dien stoel tegen over me juist waar jij nu zit, mijn beste Fenwiok een man of een vrouw' zit, die ik geheel in mijn macht heib als dan door mijn woorden hun angst steeds grooter en grooter wordt, als ze beginnen te be grijpen, dat ik over een van de meest ver- borgen episoden uit hun leven tot in alle details ingelicht ben, dan, waarde vriend, beleef ik een van de hoogste punten van mijn leven, dan voel ik me als iemand, die hun geheele bestaan in zijn hand heeft en er naar eigen verkiezing mee kan doen en laten wat hij wil." Door zijn kijkgaatje in den wand zag Bliss, dat de oogen van mr. Cockeril en- thousiast schitterden. Zelfs in. zijn manier van spreken klonlk zijn bedwongen op- winding door. ,,Dat kan alles w"el waar zijn", zeide de ander beslist, ,,maar ik ben hier nekomen om je te zeggen, dat je ermee op moet houden. Wat mij betreft, kan je morgen naar mijn compagnons gaan en ze precies de waarheid vertellen. Hoe eerder je het doet, hoe liever ik het heb. Schreeuw het voor mijn part van de daken, dat ik toen- N GEZONDEN MEDEDEELIN GEN. EEN DANKBETUIGING VAN DE KONINGIN AAN DE AMSTERDAMSCHE BURGERIJ. Bij het verlaten der hoofdstad heeft de Koningin aan den burgemeester de verzeke- ring gegeven, hoe diepe erkentelijkheid zoo wel zijzelve ,als ook Prins Hendrik en Prinses Juliana gevoelen, dat zij getuigen hebben mo- gen zijn van de grootsche en ontroerende wijze, waarop de burgerij van Amsterdam aan de Koningin-Moeder een in waarheid feeste- lijke ontvangst heeft bereid. MR. BOON VRAAGT BETERE MILITAIRE BEVEILIGING. Het Tweede Kamerlid de heer Boon heeft aan de Ministers van Kolonien en van Defen- sie gevraagd: le. Is het juist, dat de oud-commandant der troepen te Curagao herhaaldelijk te ver- geefs heeft aangedrongen op versterking der militaire bezetting, omdat hij slechts beschik- te over een 100-tal totaal ongeoefende man schappen, dat er op het Waterfort wel eenige kanonnen zijn, waarvoor scherpe patronen, om ze er mede te laden, ontbreken, hetgeen trou- wens geen doel zou hebben, omdat er niemand aanwezig is, die er mee om kan gaan, dat de eerste mitrailleuse nog moet worden ge'impor- teerd, kortom, dat ieder behoorlijk afweer- middel ontbreekt? 2e. Is de Regeering niet van oordeel, dat het gebeurde te Curagao aanleiding moet zijn om zoodanige maatregelen te treffen, dat het aantal en het gehalte der troepen .alsmede de bewapening zoodanig worde, dat de groote Nederlandsche belangen aldaar afdoende wor den beschermd, alsmede wordt voorkomen, tertijd mijn patroons voor een paar hon- derd pond bestolen heb. Toen heb je je mond gehouden en al die jaren heb ik voor dat zwijgen geboet. Maar ik zeg je, dat het nu uit is. Geen woord krijg je meer uit me. En wat mijn clienten betreft, die je al dien tijd: in spanning gehouden hebt... ik ben van plan naar hen toe te gaan en ze precies de waarheid te zeggen, dan weten ze meteen, dat ze niets te vreezen hebben." ,,Klaarblijikelijk is er vanmorgen weer niets met je te beginnen, beste Fenwklk," zuchtte Mr. Cocikeril. „Eerst de onge- steldheid van mijn lieve Tommy en nu jouw onredelijikheid... ik ben bang, dat mijn dag niet zonder zware hoofdpijn zal afloopen." ,,Het kan me geen steek schelen, hoe jouw dag aflocpt", barstte Mr. Fenwick Jos. ,,Ik zal je eens wat vertellen. Of je geeft me goedsohiiks de papieren, die je van me gestolen hebt, terug, of ik knijp je de keel dicht." Mr. Cockeril ging wat rechter in zijn stoel zitten en keek zijn bezoeker verbaasd aan. ,,Je bedreigingen zijn w'erkelijik onnoo- dig", zeide hij rustig. ,,Ga gerust je gang, waarde vriend. Ik geef je verlof om mijn schrijftafel en alles waarin je lust mocht hebben, na te zoeken. Fenwick begon onmiddellijk het ge heele kantoor overhoop te halen. Een voor een trok hij de laden open, haalde de papieren met armenvol tegelijk emit en begon ze nauwkeurig na te kijken. In een van de bovenste laden vond hij het keu- rig uitgewerkte manuscript van het voqeT- boek, blad voor blad nam hij uit de lade en wierp ze op den grond in de hoop iets te ont'dekken. Weer zuchtte Mr. Cockeril. Niets is er vanmorgen met je te be- dat wrijving ontstaat met mogendheden, wier belangen op emstige wijze kunnen worden •eschaad 3e. Is de Regeering door het gebeurde niet tot de conclusie gekomen, dat het dringeml noodig is, om in de Caraibische wateren blrj- vend een marinevaartuig met een landings- divisie te stationneeren, gelijk zulks vroeger het geval is geweest, en waarop uit Curagao herhaaldelijk te vergeefs is aangedrongen? EEN DETACHEMENT NAAR CURASAO. Op 18 dezer vertrekt per stoomschip Am sterdam naar Curagao een detachement van de koloniale reserve, sterk 40 man onder be vel van den lsten luitenant der infanterie van het Indische leger L. F. Weyerman. By het detachement zijn ingedeeld de adjudant-onder- officier-instructeur Spreeuw en de sergeanten Jurcka en Ooyen. NEDERL. DEELNEMING AAN DE ANTWERPSCHE WERELDTENTOON- STELLING. Naar de correspondent van de N. R. Crt- te Brussel schrijft, heeft de Nederlandsche regeering laten weten, dat zij op de in 1930 te Antwerpen te houden wereldtentoonstelHnu van kolonien, scheepvaart en Vlaamsche kunst gaame over een plaatsruimte zou beschiklcen dubbel zoo groot als eerst was voorzien. De stad Rotterdam zal o.m. met de reuzen- maquette van de Rotterdamsche haven uitko- men. Amsterdam zal van zijn kant meer speciaal de aandacht vestigen op zijn diamant- handel en industrie. De Nederlandsche firma's die aan deze ten- toonstelling deelnemen, zullen haar stands helbben in de intemationale hallen, waar ieder land een aparte afdeeling krijgt. GEEN AANLEIDING BUNSCHOTENS BURGEMEESTER TE BERISPEN. Het Eerste Kamerlid Hermans richtte kort- geleden eenige schriftelijke vragen tot den Minister van Binneniandsche Zaken en Land- bouw naar aanleiding v^n het feit, dat door den burgemeester van Bunschoten in het Gereformeerd weekblad een artikel zou zijn gepubliceerd, waarin de schrijver zijn spijt er over uitdrukt, dat destijds wel Borculo door een ohkaan verwoest werd maar Bunschoten niet. Minister Kan heeft hierop thans geant- woord, dat in het nummer van 11 Juni 1927 van het Gereformeerd Kerkblad voor de Gere- formeerde kerken van Bunschoten en Spaken- burg een door den burgemeester van Bun schoten onderteekende opwekking aan de burgerij voorkomt om giften af te staan in verband met de stormramp, die destijds den Achterhoek van Gelderland had getroffen. „Spijt", dat zijn gemeente niet is getroffen, wordt geenszins geuit. Wel wordt de vraag gesteld, waarom is zij gespaard, en het ant woord luidt: „Genade". De Minister meent, dat een en ander be- zwaarlijk een opmerking aan den burgemees ter wettigen kan. Dat door dit optreden van den burgemees ter groote onrust in de gemeente Bunschoten zou heerschen moet, volgens verkregen in- lichtingen van den Commissaris der Koningin ginnen", herhaalde hij. ,,Ik moet zeargen. dat je een verschrikkelijken rommel maakt." Mr. Fenwick ging weer zitten. ,,Ik ben van plan hier te blijven zitten," zeide hij, ,,totdat je me uit eigen beweging de papieren overhandigt." ,,Als je dat stellig van plan bent", ant- w'oordde Mr. Cockeril, terwijl hij zijn schrijifmachine naar zich toetrok. ,,dan zal ik zoo vrij zijn om met mijn werk door te gaan." Zoo zacht mogelijk liep Bliss de trap af; beneden geikemen riep hij een taxi aan en zeide den chauffeur zoo snel mogeliik naar de Acropolis Club te rijden. Daar aangekomen liet hij het kaartje van Mr. Cockeril zien, waarna de portier hem dcorliet zonder ook maar eenig bezwaar te opperen. Binnen een kwartier was hit weer op zijn post terug. Voorzichtiq keek hij door het kijikgaatje in de kamer. Mr. Cockeril zat met het kalmste gezicht ter wereld te typen. Op een afstand van een paar meter zat Mr. Fenwick met qekruiste armen achterover in zijn stoel geleund. Toen ging Bliss naar de deur, klopte even aan en ging naar binnen met een despatch box in zijn hand. ,,Ik heb u zooeven naar een paar docn- menten hooren vragen," zeide hij tegen Mr. Fenwick. ,.Hier in deze doos kunt u ze vinden." Voor het eerst van zijn leven raakte Mr. Cockeril zijn tegenwtoordiqheid van geest kwijt. Overbluft zat hij zijn portier aan te staren. Aan den anderen kant van Bliss zat Mr. Fenwick sprakeloos naar de doos te kijken. ,,Je bent een dief," bracht Mr. Cocke ril er op 't laatst met moeite uit. ,.Te bent naar mijn kamers geweest je hebt me bestolen." (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1929 | | pagina 1