ALGEMEEN NIEUWS- EH ADVERTENTIEBIAD VOOR ZEEUWSCH-VLAAHPEREN.
No. 8357
Vrijdag 5 April 1929
69e Jaargang
Eerste Blad.
Seu Oow-bey.
ABONNEMENTSPRIJS:
Hit de Eerste Kamer.
fgUHHTOi
Zorgt voor Uw Dieren
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN-
■"■III""
Steeds voorradig FLORA'S
Fa A. VAN OVERBEEKE-LEUNIS
kismmm
Binnen Ter Neuzen f 1 40 per 3 maanden - Buiten Ter Neuzen fr. per post f 1.80 per 3 maanden - Bij vooruitbetalmg fr. per post 6.60 per )aar
ft B£een Amerika f 2 25.overige landen f 2.60 per 3 maanden fr. per post - Abonnementen voor het bu.tenland alleen bij vooruitbetalmg.
Dit blad verschijnt iederen Maandacj-, Woensdag- en Vrijdagavond,
GRONDBELASTING.
De Burgemeester van TER NEUZEN,
Gelet op artikel 15 der Wet van 26 Met
1870 (Staatsblad no. 82) tot regeling der
Grondbelasting
Brengt ter kennis dat de door hem ont-
vangen staten der uitkomsten van de meting
en schatting enz. in bovengemeld artikel be-
doeld, gedurende 30 dagen op de Secretarie
der gemeente ter inzage zijn nedergelegd en
dat aan ieder wiens eigendommen in die
■taten vermeld zijn een kennisgeving zal
worden toegezonden.
Ter Neuzen, 3 April 1929.
De Burgemeester voomoemd,
J. HUIZINGA.
DIENSTPLICHT.
De Burgemeester van TER NEUZEN brengt
ter kennis van belanghebbenden, dat de Com-
misearis der Koningin bij beschikking van 27
Maart 1929 uitspraak heeft gedaan omtrent
aanvragen om vrijstelling van den Dienstphcht
wegens broederdienst.
Tegen deze u.tspraak kan uiterlijk den tien-
den dag na den dag, waarop de uitspraak bij
openbare kennisgevmg is bekend gemaakt, be-
roep worden ingesteld door:
a. den ingeschrevene wien de uitspraak
geldt, of diens wettigen vertegenwoor-
diger;
t>. elk der overige voor deze gemeente in-
geschreven personen of diens wettigen
vertegenwoordiger.
Het verzoekschrift. waarbij beroep wordt in
gesteld', moet met redenen o.nkleed zijn. Het
behoeft niet gazegeld te zijn. Het moet worden
ingediend bij den Burgemeester, ter secretarie
van deze gemeente. De Burgemeester zorgt
voor de doorzending van het verzoekschrift
aan de Koningin, die op het bercep beslist, na
advies van den Raad van State, afdeeling voor
de geschillen van bestuur.
Indien de ingeschrevene, wien de uitspraak
geldt, in het buitenland woonplaats heeft, kan
voor zoover het door dezen in te stellen heroep
betreft, met overschrijding van den termijn
van 10 dagen genoegen worden genomen. Zco-
lang omtrent zoodanige overschrijding geen
beslissing is genomen, wordt de uitspraak na
het verloop van den termijn van 10 dagen als
onherroepelijk beschouwd.
Ter Neuzen, 4 April 1929.
De Burgemeester voornosmd,
J. HUIZINGA.
Bij de behandeling der begrooting van
Buitenlandsche Zaken sprak de Minister van
Buitenlandsche Zaken, de heer Beelaerts van
Blokland, in antwoord op met betrekking
tot de onderhandelingen met Belgie gesteldo
vragen als volgt:
Wanneer ik thans een eakel woord vvensch
te wijden aan de onderhandelingen met Bel-
gig, zie ik mij, al ware het alleen ter wille
van den heer Briet, verplicht de Kamer uit
te noodigen, zich wederom voor den geest te
stellen, welke de omstandigheden zijn ge
weest, welke, wat Nederland betreft, het
politiek beleid ten opzichte van Belgie sedert
den werldoorlog hebben beheerscht.
Als gevolg van dien oorlog bleek reetft
spoedig, dat het politieke statuut van Belgie,
zooals het in 1839 was vastgesteld, niet onge-
wijzigd gehandhaafd zou blijven. De bepar-
king van Belgie's souvereiniteit, welke in de
verplichte neuitraliteit gelegen was, stond te
worden opgeheven. In hoeverre dit voor Bel
gie dat, die opheffing wenschte, In alle op-
zichten ails een voordeel moest worden be
schouwd, is een punt, dat hier geheel ter zljde
door
B. M. BOWER.
51) (Vervolq.)
„U wect zelf, dat hij nog niet vccl meer
dan een kind is", zeide Bud, ,,en als u
■hem nu inpikt, wordt hij een misdadiger,
voor zijn leven. Ik gdoof, dat ik wel een
fatsoenllijk man van hem zal kunnen ma-
ken. In ieder geval wil ik het probeeren.
Laat mij dus dit politie-insigne behouden
en stel mij voorgoed aan, dan zal ik hem
in het oog houden. Geef mij voor hem
een bevel tot voorioopige inhechtenisne-
ming, dan kan ik hem inleveren, zoodra er
termen voor zijn. Ik blijf aansprakelijk
voor hem.'
,,Maar, vcor den duivel, wie ben je
eigenlijk?" vroeg de schout, die door een
glimilachje zijn achterdocht wilde verber-
gen. „Je naam kwam me bekend voor."
„Bud Birnie van de Tomahawh, bij
Laramie. Telegrapheer naar Laramie, als
u wilt, om inilichtingen over mij in te win-
nen."
„Goede hemel, man. Ik ken de Toma
hawk als mijn eigen zaak!" riep de schout.
„Ben jij de zoon van Bob Birnie! Herin-
ner je je nog, hoe je eens in een mijnwer-
kerskamp kwam binnengestrompeld, als
een jongen van een jaar of twaalf, toen
je je zelf drie dagen voor de Indianen ver-
oorgen had aehouden? Zeq eens. weet ie
wel, dat ik de man ben, die je toen in de
kan blijven. Wij hebben alleen te rekenen
met het feit, dat het uit den oorlog te voor-
schijn gekomen nieuwe Europa geen ver
plichte en door andere Mogendheden gega-
randeerde neutraliteit van Belgie meer
wenschte. Voor Nederland was dit een na-
deel, in zooverre, dat die uit het initiatief der
groote Mogendheden geboren neutraliteit
voor Nederland een element van veiligheid
opleverde, welk element thans wegviel. Juri-
dische eiscih voor dat wegvallen was natuur-
lijk de medewerking van Nederland. Maar
er was destijds en er is vermoedelijk ook
thans niemand in Nederland met gevoel
voor reeele mogelijkheden, die zou willen
volhouden, dat Nederland die medewerking
kon verbieden. Nederland kon en kan, wat
dat betreft, in feite bezwaarlijk sunders dan
den nieuwen toestand homologeeren. Maar
tevens had het zich op dien nieuwen toestand
in te stellen en te bepalen, wat in overeen-
stemming daarmede zijn buitenlandsche poli
tiek moest zijn. In de eerste plaats, en dat
is thans aan de orde, zijn politiek ten op
zichte van het nu vrij geworden Belgie.
Bij de gewijzigde verhoudingen kan en mag
Nederland niet anders nastreven dan een
duurzame verhouding van vriendschap en
vertrouwen met het nabuurland. Een zoo
danige verhouding is niet alleen elsch van
Nederlands eigenbelang, dat In die verhou
ding, naast den Volkenbond, een vergoeding
vindt voor de weggevallen gegarandeerde
neutraliteit, zij wordt ook gevorderd in het
algemeen Europeesch belang, Immers, zij
onderstelt, dat en is alleen mogelijk, wan-
i neer Belgie, evenals Nederland, werkelijk
volkomen vrij en zelfstandig is.
Dat Belgie zijn toekomstige verhouding
tot Nederland reeds van den aanvang af op
gelijke wijze heeft ingezien, is niet gebleken.
Het heeft er zeker niet onfcbroken aan per-
soonlijk'heden, die het wel aldus inzagen,
maar na de zware beproevingen van den oor-
lcg is het niet te verwonderen, dat er eenige
tijd noodig is g owe est alvorens de openbare
meenirg daar te lande zich van de door die
beproevingen gekweekte stemming kon vrij-
maken.
De in 1919 aangevangen onderhandelingen,
tusschen de beide landen hebben daaronder
geleden. Nederlands tegemoetkomende hou
ding werd in Belgie niet algemeen begrepen
en tegenover het dezerzijdsche streven, om
hangende quaesties op te lossen op zoodanige
wijze, dat daaruit voor de toekomst geen
wrijving te duchten zou zijn, bleek van Bel-
gischen kant somtijds de neiging te bestaan
het laken onredelijk naar zich toe te halen en
er geen rekening mede te houden, dat door
een regeling op zoodanigen voet juist de
goede verstandhouding tusschen de beide
landen ook op den duur schade zou moeten
lijden.
lie wensch thans allermin3t in de geschie-
denis terug te treden. Ik moest alleen deze
paar punten in herinnering brengen en het
standpunt, door de Regeering ingenocnen na
de verwerping van hot Tractaat van 1925,
nog eens duidelijk te maken aan de Kamer.
Dat standpunt werd bepaald eenerzijds door
de onverzwakte overtuiging van de wensche-
lijkheid van het zoo spoedig mogelijk tot
stand brengen van een oprecht vriendschap-
pelijike verhouding met den zuidelijken na-
buur, anderzijds door de noodzakelijkheid,
rekening te houden met de ernstige bezwa-
ren, waarop het Tractaat hier te lande in
1927 schipbreuk had geleden.
Onder die omstandigheden lag het voor de
hand, dat die bezwaren nog eens aan een
degelijk onderzoek werden onderworpen en
dat werd nagsgaan op welke wijze zij, zoo
mogelijk, zouden kunnen worden ondervan-
gen. Zoodra dat onderzoek, dat in verband
mot veelvuldig cn veelzijdig overleg onver-
mijdelijk tijd vorderde, was afgeloopen, was
het ccgenhlik gekomen voor nieuwe bespre-
kirgca met Belgie. De opvatting, dat na de
verwerping van het Tractaat Nederland rus-
tig had moeten afwachten, totdat Belgie
weder zou komen aarukloppen, gaat uit van
tent heeft qedraqen en je te eten qeqeven
toen je bij was gekomeni1"
De schout had Buds hand geqrepen en
hieid d'.e in de zijne om schudde haar, om
meer madruk op zijn wcorden te leggen.
„Ze noemden je toen Buddie. Ik zie
nc.g in gedachte, hoe je je moeder hielp
met koken en borden omwasschen. Ik had
toen zoo n gevoel, dat je geieeltelijk aan
mij toebehcorde, Buddie".
,,Nu heriuner ik mij allies. Jij bent [ess
Cunnings. Ik had je dadelijk moeten her-
kennen, want jij en je metgezel hebben
mij mijn leven gered. Toen je mij beee-
digde, dacht ik al, dat ik je eeder gezien
had. Maar nu moeten we eens even op
den jongen terugkomen. Wil je hem aan
mij overleveren? Lewis Morris, die hem
op het slechte pad heeft gebracht, is dood;
dat heb ik den dokter tenminste hooren
zeggen. Jimmy cahoot hem teqen den
grand, toen hij zijn revolver trok."
„Als ik de stad niet tegen me krijg, om-
dat ik hem loslaat, kan je hem, wat mij
betreft, wel mee krijgen. Hij nam geen
deel aan den overval, is 't wel, Buddy
,,Hij stond aan den lessenaar, toen Le
wis ^en kassier te lijf wilde gaan."
,,Nu, ik heb er genoeq gevangen ge
nomen; ik zou niet denken, dat men hem
zal missen. Maar jij past op, dat je hem
onopgemerkt de stad uit krijgt. Je doet
het beste, om tot vanavond te wachten.
Ik zou wel willen, dat hij een goede kans
kreeg. Die twee Colliers hebben nog
nooit een goede kans gehad in hun leven,
zoover als ik pehoord heb. Jongen, wees
voorzichtig. Ik zou qraaq herkozen wil
len worden. als 't kon. Breng me niet in
moeilijkheden."
„I.k beJoof het je", zeide Bud en hij
een voorstelling van zaken, welke, naar mijn
stellige overtuiging, niet juist is. Ik zie
daarin een volstrekte miskenning van den
aard en den omvang van het probleem, waar-
voor Nederland na den wereldoorlog gesteld
was. Een passieve houding zou Nederlands
Internationale positie ongetwijfeld hebben ge-
schaad. Afgescheiden van het overwegende
politieke element zou een dergelijke houding
ook weinig logisch zijn geweest. Zij zou dat
alleen zijn geweest, indien de verwerping van
het Tractaat het gevolg ware geweest van
een veroordeeling door de Staten-Generaa!
van de politiek om toenadering tot Belgie te
zoeken.
Hier in deze Kamer behoef ik zeker niet
uitdrukkelijk te constateeren, dat van zooda
nige veroordeeling geen sprake is geweest.
De bezwaren gingen voor een deel tegen den
geest, waarin, naar men meende, de onder
handelingen van Belgische zijde waren ge-
voerd, en verder tegen verschillende onder-
deelen van de gesloten overeenkomst, bij wel-
ke bezwaren het accent geenszins bij alle
ledem op dezelfde plaats lag. Maar vrijwel j
algemeen toonde men een goede verstand- j
houding met Belgie op hoogen prijs te stellen,
en in verband daarmede bereid te zijn met
gebleken economische behoeften van Belgie
rekening te houden.
Maar die bereidheid moest voorkomen uit
vrijen wil, en met beslistheid werd, zoowel
door voor- als door tegenstanders van het j
verdraig, de stelling verworpen, dat Belgie
aan de scheidingsregeling van 1839 aanspraak
zou kunnen cratleenen op politieke of econo
mische concessies ten koste van Nederland,
Het is der Kamer bekend maar na de mij
gestelde vragen wil ik het nog eens herhalen
dat dit ook mijn opvatting is. Wanneer
Belgische wenschen worden aangediend als
„revendicanions legitimes", gebaseerd op juri-
dische beschouwingen, die wij niet als juist
kunnen erkennen, is er op overeenstemming
weinig kans. De Kamer kan hleruit de noo-
dige conclusie trekken met betrekking tot
mijn zienswijze ten opzichte van het rechts-
standpunt waarop het jongste rapport van
den Belgischen Senaat steunt.
De nieuwe besprekingen met Belgie zijn,
zooals ik in de Memorie van Antwoord heb
medegedeeld, ingeleid door de vriendsehap-
pelijke gedachtenwisseling, welke ik in Sep
tember te Geneve mooht hebben met den Bel
gischen Minister van Buitenlandsche Zaken
den heer Hymans. Als gevolg van die ge
dachtenwisseling heeft in October een overleg
plaats gehad tusschen wederzijds aangewezen
deskundigen over de waterverbinding Ant-
werpen-Rijn. Voorstellen zijn daarbij noch
van de eene noch van de andere zijde ge
daan; het is gebleven bij een tecimische be-
spreking van eventueele mogelijkheden.
De vraag, door den heer De Savornin Loh-
man gesteld: of vanwege de Nederlandsche
Regeering bij die bespreking de aanvaard-
baarheid is erkend van een oplossing van het
vraagstuk der verbindingen tusschen de
Schelde en den Rijn, die gelegen zou zpn
buiten het kader van de scheidingsregeling
van 1839
De heer DE SAVORNIN LOHMANDat heb
ik niet gevraagd. Ik heb gevraagd, wat om
trent dat z.g. tweede plan door de Regeering
zou zijn verklaard. Want men kan misschien
verschillend denken over de grenzen van de
scheidingsregeling. Zoo hob ik het geformu-
leerd.
De iheer BEELAERTS VAN BLOKLAND,
Minister van Buitenlandsche Zaken: Het zal
wel aan mij liggen, maar ik vat niet het ver-
schil.
De heer DE SAVORNIN LOHMAN: Het is
gcJoof ik, heel duidelijk, Excellentie U spreekt
alleen over de grons van de scheidingsrege
ling, ik hob gesproken over het trac6, dat in
het kaartje, gevoegd bij het rapport-Segers
is goteekend. Mijn vraag is dus alleen
dat is, dunkt mij, veel preciezer of de
mededeelingen van de Regeering omtrent de
bevaarbaarheid betrekking hebben op het
in rapport-Segers opgenomen kanaalproject.
De heer BEELAERTS VAN BLOKLAND,
Minister van Buitenlandsche Zaken: Ik zal
den heer De Savornin Bohman ook daarop
antwoorden. Ik.heb zoo juist gezegd: voor- j
stellen izijn niet gedaan. Daarmede staat
vanzelf reeds vast, dat er niet een bepaald
trace is voorgesteld, of in overweging ge-
geven. Er zijn alleen technische besprekin
gen gevoerd van eventueele mogelijkheden
binnen de grenzen van de scheidingsregeling.
Als mogelijk is erkend: geschiktmaking
voor de modeme scheepvaart van de kortste
natuurlijke waterverbinding tusschen Schel
de en Volkerak, waarop Belgie bij de schei
dingsregeling een recht van varen heeft ver-
worven, te weten: Kreekrak, Ooster-Schelde,
Eendracht, Slaak.
Daanbij viel echter te rekenen met de om-
standigheid, dat de Ooster-Sohelde en de
Eendracht tot de belangrijkste plaatsen be-
hooren, waar hier te lande de oester- en
mosselcultuur wordt uitgeoefend. Een ver-
binding van een punt bij Bath in rechte lijn
naar Tholen en verder door Eendracht en
Slaak, zou die cultuur aldaar vemietigen,
terwijl de invloed van zoodanig werk op
westelijker in de Ooster-Schelde gelegen
kweekplaatsen niet kon worden voorzien.
Bovendien zou een dergelijke verbinding
de Bergsche ansjovisvisscherij, die in het
oostelrjk deel der Ooster-Schelde wordt uit
geoefend, bijna geheel vernietigen.
Te Tholen alleen vinden, volgens inlichtin-
gen van het Departement van Financien,
ruim 150 gezinnen een bestaan in de visscherij
of schelpdierencultuur.
Voonts was er een technische factor, waar-
mede rekening moest worden gehouden.
Door den Rijkswaterstaat werd geoordeeld,
dat heropening met geschiktmaking als
bruikbare scheepvaartweg van het Slaak zeer
bedenkelijk zou kunnen blijken.
Daarom moest bij de voorioopige bespre
kingen het standpunt worden ingenomen,
dat, volstrekt va.sthou.dend aan het kader der
scheidingsregeling, daarvan, met behoud dus
van het beginsel, zoo weinig als mogelijk was,
diende te worden afgeweken, daar, waar
Nederlandsche belangen of technische over-
wegingen zulks geboden. Door den heer
Colijn is trouwens reeds opgemerkt, dat men
bij den aanleg van een modemen scheepvaart
weg niet elke kronkeling van een bestaand
riviertje kan volgen. Een en ander bracht
mede, dat, als voor Nederland aanvaardbaar
is erkend een waterweg door het Kreekrak,
het alleroostelijkst deel der Ooster-Schelde en
vlak langs de Eendracht, om vandaar op de
meest geschikte wijze, ter vervanging van
het afgedamde Slaak, het meest westelijk
gelegen punt te bereiken, waar de vaargeul
van het Volkerak de Brabantsche kust raakt,
n.l. Dintelsas.
Een plan dienaangaande is van Nederland
sche zijde ik stel er prijs op dit nogmaals
uitdrukkelijk te verklaren niet ontwikkeld.
Dat ligt niet op den weg van Nederland.
Slechts is de aanvaardbaarheid van een zoo
danig trace erkend.
Enkele dagen later had te Brussel een
konte bespreking plaats. Daarbij vormden de
overige economische quaesties, die opgelost
moeten worden, den hoofdschotel. In het bij-
zonder kwamen daarbij verschillende Neder
landsche desiderata ter sprake. De heer De
Savornin Lohman heeft gewezen op de on-
gewenschtheid van het eerst oplossen van
j economische en daarna wellicht van politieke
quaesties. Ik ben het daarmede eens. Een
dergelijke werkwijze heeft dan ook nooit in
de voornemens der Regeering gelegen en zij
zou daarvoor niet te vinden zijn. Te Brussel
zijn, in de bespreking, die ik daareven noem-
de, inderdaad politieke punten ter sprake
gekomen, .en wel de beide eenige ten aanzien
waarvan Nederland de Belgische desiderata
kan vervullen, n 1. het vervallen van de artt.
7 en 14 van het Tractaat van 1839.
De Belgisohe regeering heeft daarna de
zaak eenigen tijd overwogen en mij in Janu-
ari een uitvoerig memorandum doen toe-
komen, waarin zij haar standpunt heeft uit-
spcedde zich teruq naar het huis van juf-
frouw Hanton. Deze waardiqe vrouw
was beziq boter te kloppen in een houten
kom, toen Bud binnentrad. Zij zap om,
streek zich met den arm een qrijze vlok
haar uit het qezicht en beduide hem om
zachtjes te loopen, terwi.'ll ze hem naar de
andere kamer wees. Bud liep er op zijn
teenen naar toe en zaq hce Ed Collier, in
een deken qewikkeld, rustiq lag te alapen,
waarop hij haar qoedkeurend toeknikte.
Hij verzekerde er zich van, dat de slaap
echt was en dat de deken doeltreffend om
hem heen was gedraaid. Daarenboven
ontdekte hij, dat juffrouw Hanson heel
vcorzichtiq een dunnen draad onder aan
de deken had gebonden en dien door een
kleine opening in een kast, die tusschen
de beide kamers stond, had geleid en aan
een schaaps-bel bevestigd had. waarvan
ze zonder twijfel verwachtte, dat die zou
bellen bij de minste beweging, zooals bij-
voorbeeld een poging van den gevangene
om zijn voeten terug te trekken, uit een
qriize deken, die met heel vedl groote vei-
ligheidsspelden cm hem been was beves-
tigd.
,,Hij is dadelijk ingeslapen, nadat ik hem
te eten had qeqeven en toen heb ik hem
stevig ingepakt" fluisterde juffrouw Han
son. ,,Het is een r.orsch heer. ik kon qeen
behoorlijk woord uit hem krijgen, voordat
hij zijn maaq pevuld had. En naar de ma-
nier te oordeelen, waarop hij in mijn ham
en eieren heeft huisgehouden, zou ik zeg
gen, dat hij in langen tijd aeen flink maal
op zijn weg ontmoet heeft."
Ed Collier sc'heen ook in langen ti'd
geen gelegenheid om te slapen ,,op zijn
wen ontmoet te hebbm", want Bud was
onderwij] tegenwoordig geweest bij het
eengezet. Onlangs is een tweede Nota ge-
volgd met betrekking tot den toestand in het
Hellegat.
Tot voor korten tijd placht noch in Neder
land, noch in Belgie in de dagbladen te wor
den geschreven over het Hellegat. Plotseling
echter heeft de Belgische pers in den laatsten
tijd een ongekende belangstelling getoond
voor dat vaarwater. Be/weerd werd, dat de
scheepvaart daar aan buitengewone gevaren
zou zijn blootgesteld.
Indien dit waar was, is het wel zeer
vreemd, dat die klachten esrst thans en
niet reeds jaren goleden zijn geuit. Want
hoewel het Hellegat een vaarwater is, waar
voortdurend een zekere verandering der geu-
len plaats grijpt, waarmede de Nederlandsche
betonningsdienst steeds de meest nauwkeu-
HONDENBROOD
KATTENVOEDER
DUIVENVOEDER
HOENDERBESCHUIT
KUIKENVOEDER
TER NEUZEN
rige rekening houdt, is de toestand van dat
water, in aanmerking genomen de tijdslijke
wisselingen, waaraan het onderhevig is, nog
volkomen dezelfde als gedurende een lange
reeks van jaren het geval was.
In Belgie is groote ophef gemaakt van elf
gevallen van ,,Echouement" (men moet dat
in hot Nederlandsch niet vertalen met schip
breuk, want elk vastzitten van een schip,
ook al komt het onmiddellijk daarna weer
los, wordt met dat woord aangeduid). Er
zouden dus in het Hellegat op 23 Januari van
dit jaar elf echouements zijn voorgekomen.
Het is aannemelijk, dat op dien bepaalden
dag een elftal vaartuigen aan den grond zijn
geloopen. Dat dit kon gebeuren, was te
wijten aan een zeer abnormaal lagen water-
stand, die op dien dag werd aamgetroffen.
Het laag water viel toen te WillemstaxI tot
8,2 decimeter beneden den middelbaren eb-
stand. Dat is een zoo lage stand als gemid-
deld nog niet 6<5nmaal per jaar voorkomt.
Wegens dozen lagen waterstand moesten
diengaande vaartuigen toen meer rekening
houden met het getij dan gewoonlijk. Blijk-
baar hebben zij dit niet of niet in vol-
doende mate gedaan. Intusschen zal het
vastzitten slechts zeer korten tijd geduurd
hebben, waama de schepcn weer hobben kun
nen doorvaren.
Wat geconken vaartuigen betreft, beschikt
de Regeering over vaststaande gegevens.
Daaruit blijkt, dat in de ongunct'ge periode
van 16 November 1928 tot midden Februari
1929 niet meer dan twee vaartuigen in het
Hellegat zijn gozonken, en een vaartuig in
de nabijheid daarvan. Wanneer men daar
mede vergelijkt de orgelukken, die in die
periode in onze groote rivieren hebben plaats
gehad, kan men zeker niet zeggen, dat het
Hellegat een bijzonder slecht figuur maakt.
Ten einde echter te zorgsn voor grootere
diepte ook bij lagen waterstand, een natuur-
verschijnsel, waarvoor de Nederlandsche Re
geering overigens moeiliik kan worden ver-
antwoordelijk gesteld, zijn maatregelen ge
nomen om in het Hellegat te doen baggeren,
waarmede reeds een aanvang is gemaakt. De
Regeering doet dit onverpticht en geeft aldus
een nieuw bewijs van haar voortdurenden
emstigen wil om de wateren tusschen de
Schelde en den Rijn volkomen aan hun be-
otemming te doen beantwoorden.
Ik had vurig gohcopt, en het Kabinet zou
het zich tot een eer hebben gerekend, han-
schouwen van Lewis Morris en was daar
na naar schout Cumminqs qeqaan, die al-
les, wat hij zich noq eeniqszins kon her-
inneren uit den tijd, dat zij buren waren
geweest en hoogstens een veertig mijlen
van elkander woonden. met Bud wilde od-
halen. De schout bood Bud een qeaadelH
paard aan, dat hij beloofde, naar het erf
van de weduwe te brengen, als de bewo-
<ners van Crater zouden s'apen. En om-
dat hij niet zeide. dat dit paard vcor Ed
was, vermoedde Bud juist, dat d't het ge
val zou zijn. Daarna maakte Eud voor
zichtig de veering van zijn laars los. stopte
zijn geld en zijn cheques er tusschen en
naaide de openr'ng weer netjes dicht.
Al1 d'en t'id bleef Ed CoKier slapen. en
eerst toen Bud voor het avondeten terua-
keerde, bleek het, dat Ed juist ontwaakt
was: hij lag daar op zijn ruq. beet zich op
de lippen en tuurde naar den. draad. die
vanszijn voeten tot aan de openinq in de
katoenen pordijnen liep. Hij kon Bud met
zien, die door een spleet in de deur. bij
het hoofdeinde van zijn leger, naar hem
stond te ki'ken. Het was duideliik te zien.
dat hij zich verwonderde over dien draad
en er eeiv'gszins beleediqd door was. Hij
lichtte zii.n beide voeten op. zoodat de
draad geheel slap kwam te hanoen; den
oogenblik bleef hij 7co liooen en bet toen
zijn voeten zoo hard hij kon op den grond
neerkomen.
Het gevolg voldeed qeheel aan zijn
verwachtingen. Er klonk een heftiq ge-
rinkei!; een nan rate.'de on den grc-d, wat
weer gevolgd werd door het gc-oep van
een .naderend vrouwspersoon. Bud qin.q
terug naar de keuken, om de verwoesiinq
in ooqenschouw te nemen; daar ontdekte
hij, dat een niet al te schoone schaapsbel
van een spijker was afgevallen en eerst in
een, toen door een tweede pan met melk
was getrokken, waarin zij heen en weer
rolie qn de room, die naar boven was ge
komen in hevige beroering bracht.
Toen juffrouw Hanson naar binnen
stcof. g'rig Eud naar het bed van den diep
beleedigden gevangene.
Allies is in orde", kalmeerde hij. ..Het
was maar een nachtmerrie, juffrouw Han
son. Dat ontbijt wat u hem qeqeven hebt,
was misschien wat al te stevio voor hem.
Ik zal nu wel op hem letten. In ieder ge
val zulJen we het u niet lan-g meer iastig
maken."
Juffrouw Hanson sprak in zich zo'f, toen
ze naar haar melknannen teruq g'nq en
Bud verloste Ed Collier, cmdat hij be-
greep, hoe vernederend het moest zijn
voor eon. jongen man, om met ve digheids-
spelden in een deken qewikkeld te zijn en
omdnt hij wist, dat vernederir.q even goed
moeilijkheden kan teweeqbrengen, als
iedere andere gemoedsbeweqinq.
Eddie ging recht-op zitten en staarde
Brd aan. In vorm en U'eur kwiame.n zijn
roaen met die van Marianne overeen.
doch de uiHrukking die er in lag, sprak
van achterdocht en verzet, en op dit
ocgenblik bovenal "an anast. Dat was
het ten m: rote, wat Bud in die oog en las
hii had znlk een verscheidenheid van die
ren in zijn vrllen gevanqen, van het
ooaenbilk af dat hij de „hco~oad" be-
macht'gd bad en heel, heel dikwifls had
hij die uitdrukkinq in de oogen van zijn
gevangenen gezien.
(Wordt vervolgd.)