BURQERLUKEN 8TAND. Dam- en 8chaakrnbriek. DAM MEN. SCHAKEN. INGEZONDEN MEDEDEEL1N (jEJN. Toen in de vergadering van den gemeente- raad van Axel, gehouden op Donderdag 25 Augustus 1927, het verzoek van leden van den gemeenteraad van Ter Neuzen tot ontbinding Ser N.V. Zeeuwsch-Vlaamsche Waterleiding- maatschappij aan de orde kwam, is na lange en breede bespreking een voorstel van Burge meester en Wethouders van Axel met 82 atemmen aangenomen. Alleen de heeren Kruijsse en Van Dixhoom stemden tegen. Het kan zijn nut hebben, mijnheer de Voor- aitter, nog even het voorstel van Burgemees ter en Wethouders met de toelichting in her- tanering te brengen. Het luidt aidus: „Burgemeester en Wethouders stellen voor ,aan ontbinding dier Maatschappij mede te [werken. Het college doet zulks niet direct !,op grond van de te hooge tarieven, doch .voomamelijk omdat het plan voor de 20 gemeenten te duur komt, omdat slechts ,enkele gemeenten in Westelijk Zeeuwsch -Vlaanderen tot aansluiting hebben besloten, .waardoor de gemeente Axel en het overige ,deel van dit gewest, tijdens de steeds meer [en meer tot uiting komende malaise en [slechten financieelen toestand, te zwaar ,wordt belast, terwille van de gemeenten in .,het Westen. Het college is niet tegen water- .leiding, doch de tyd is thans minder ge- ..schikt." Op dat standpunt stond destijds het college aan Burgemeester en Wethouders en een zeer groote raadsmeerderheid. Ook ik, mijnheer de Voorzitter, heb in die •elfde vergadering even als anderen mijn be- awaren breed naar voren gebracht. Zie de •otulen van 25 Augustus 1927, en thans, mijn heer de Voorzitter, sta ik nog op het stand punt, dat de noodzakelijkheid eener waterlei ding in Zeeuwsch-Vlaanderen noch uit hygie- nisch oogpunt, noch uit industrieel oogpunt ■och uit het oogpunt van watemood niet te bewijzen valt, zelfs niet aanwezig is. Maar ik heb mij voorgenomen, mijnheer de Voorzitter, om mij thans over die zijde van het waterleidingvraagstuk niet verder uit te laten, aangezien anderen van mijn collega's deze taak wel op zich zullen nemen. En op gevaar af van te worden beschuldigd van achterlijkheid, wil ik toch wel meedeelen, dat de verplichte aansluiting mijn allergrootste grief is waar voor van mij gerust dit water- leidingsplan mee mag vallen. Alleen de hloote mededeeling van den Raad van Com- saissarissen, dat om financieele redenen de serplichte aansluiting niet kan vervallen, be- vgst duidelijk, hoe weinig populair deze waterleiding is. Ze leeft alleen in het brein van menschen meestal van buiten Zeeuwsch- Vlaanderen, die met het Zeeuwsch-Vlaamsch Volkskarakter niet op de hoogte zijn en die sich niet ontzien om terwille van den enkeling een heele streek te dwingen tot aansluiting. Want, mijnheer de Voorzitter, de Overheid Must ten eenenmale het recht om dwingend op te treden in het algemeen, want naar de Ordeningen die de Souvereine Schepper zelf •an het leven stelt, weten we toch, dat de Overheid er is om der zonde wil, dat ze er is om het leven der onderdanen te beschermen en het samenleven onderling mogelijk te uaken, of wilt ge, mijnheer de Voorzitter, op dat we een stil en gerust leven zouden leiden (Art. 36 Ned. Geloofsbelijdenis) en omdat de menschen door den haat elkander niet zouden vemietigen. Er zijn mijnheer de Voorzitter nu eenmaal sfeeren en kringen in het leven, sraar een souvereiniteit heerscht die niet aan de overheid haar ontstaan dankt, maar die anmiddellijk van God is afgeleid. Men denkt slecht aan het gezin. De overheid is er dus am het gezin, en niet het gezin om de over heid en wij handhaven de pretentie, dat de overheid van het gezin af blyve tenzrj dan wanneer er van geen gezin meer sprake zijn kan. Derhalve niet dwingend maar bescher- ■nend zal de overheid optreden. Zorg nu voor de gezondheid, is ons dus niet vreemd. Wij vervallen echter niet tot de ■enuwachtige vrees en overdreven zorg, die velen hebben getoond, ten opzichte van de tendeiykheid, de bekende bacillenvrees en andere hygienische excessen. In verstandige verzorging en reinheid gaan we mee voorop an we hebben daarin niet alleen een eigen roeping, maar ook de overheid heeft een roeping om te zqrgen, dat ze goede maat- segelen treft in zake de hygienie. Die roeping der overheid grond zich hierop, dat de bur gers met elkander in aanraking komen en dat de handelingen van den eenen burger, zijn (jnredelijkheid, zijn roekeloosheid enz., geen gevaar kunnen zijn voor de gezondheid en het leven van den anderen burger. De overheid wake dus alleen op het groote publieke terrein, waar het onderlinge verkeer plaats heeft, hier tegen, dat de een den ander door tejn spotten met alle gezondheidswetten niet benadeelt. Zonder noodzaak dwinge de over heid echter niemand tot aansluiting bjj de Waterleiding en zij meene werkelrjk niet, dat ■e niets heeft te ontzien, want dan leert de hlstorie ons, dat het verantwoordelijkheids- besef bedenkelijk gaat verslappen en worden we gedreven naar de moderne Staatsidee, die tozonderheid op het Christelijk volksdeel fuenest werkt. En onomwonden, mijnheer de Voorzitter, durf ik het hier uitspreken: dat tk in de verplichte aansluiting zonder Hood wink zie een openbaring van de revolutionaire Staatsgedachte, waar ik als Christen toe geroepen ben tegen te strijden, met alle mij ten dienste staande geoorloofde middelen. De overheid toch, mijnheer de Voorzitter, wioet voor haar handelen een rechtsgrond hebben en juist die mist zij ten eenenmale. Indien vaststond, dat het drink- en spoel- water hier schadelijk was voor de gezond heid, en de statistieken en de medici onom- stootelijk aantoonden, dat het sterftecijfer als gevolg daarvan hooger was dan elders, waar men waterleiding heeft, dan had de overheid het recht en tevens rechtsgrond om tot goede grinkwatervoorziening over te gaan. Maar miinheer de Voorzitter, nu de overheid dat •lies mist en er geen enkelen grond (dan alleen financieele) aanwezig is, ja zelfs door medici gezegd wordt, dat Zeeuwsch-Vlaan deren gunstig afsteekt bij andere deelen van ons vaderland, waar de waterleiding wel is, haar is het voor mij onverklaarbaar, dat een Christen, die zijn roeping verstaat, mee kan werken aan de dwingelandij van de verplichte aansluiting. Bovendien, mijnheer de Voorzitter, de con- sequentie van dit optreden der overheid leidt «r noodwendig toe, dat de overheid steeds meer naar zich toe trekt en de dwang nog steeds grootere afmetingen gaat aannemen. Wat is er op haar standpunt tegen om in Zeeuwsch-Vlaanderen een groote centrale bakkerij te plaatsen en ons te dwingen daar ons brood te koopen, evenzoo met onze kleederen en al onze levensbehoeften En als Be dan nog niet in Rusland zijn aangeland sijn we er toch zeker niet ver meer vandaan. Daarom, mijnheer de Voorzitter, hoop ik van heeler harte, dat het Zeeuwsch-Vlaamsche volk verschoond mag blijven voor deze dwin gelandij evenals 't Zuid-Bevelandsche, want «e verplichte aansluiting ligt op hetzelfde lerrem als de vaccinedwang en de leerplicht- •wang waartegen onze vooraanstaande man- nen altijd te velde zijn getrokken, en dit nog doen. waar het hun te pas komt. En wij, hunne volgelingen, mogen en kunnen niet •nders dan in hunne voetsporen wandelen en zoo tjjdig trachten te voorkomen, dat de burgerij van Axel in haar geheel (behalve diegenen die 40 Meter van de buisleiding af- wonen), verplicht worden hunne regenbakken en pompen te plaatsen in het museum van oudheid en mee te helpen dragen de nieuwe lasten dezer waterleiding, die louter en alleen om financieele redenen ons worden opgelegd en waar misschien 80 van de bevolking niet van gediend is. En daarom, mijnheer de Voorzitter, zou ik willen voorstellen, dat de raad zijn besluit van 25 Augustus 1927 hand- haaft. De heer 't GILDE begint met zich in velerlei opzicht aan te sluiten bij den heer Dieleman, om er vervolgens op te wijzen, dat het rapport, toen het hem bereikte, verge- zeld ging van een schrijven waarin gevraagd werd het document te beschouwen als van strikt vertrouwelijken aard, totdat het te zijner tijd zou zijn gepubliceerd. Hieraan is getrouw voldaan, zoodat aan de opposanten in dit opzicht geen indiscretie te verwijten is. Als leden der oppositie voelden zij zich echter thans niet langer verplicht, langer in deze houding te volharden, daar dit groot on- heil en de meest fueneste gevolgen na zich zou kunnen slepen. Met het oog daarop, en gehoord de algemeene vergadering van raads- leden-opposanten te Hulst, is door hen be sloten geen dag en geen nacht langer te wachten dan strikt noodzakelijk is, temeer waar zij zich van een meerderheid verzekerd weten in niet minder dan 9 gemeenten, ter- wijl ook Westelijk Zeeuwsch-Vlaanderen be- werkt wordt. Dat men het van de zijde van de voorstan- ders van een waterleiding door dik en dim slecht kan billijken, dat zij handelend gaan optreden, is te begrijpen, doch het college van Burgemeester en Wethouders begrijpe goed, dat zij als opposant-commissieleden in een zeer bijzondere verhouding staan tot deze zaak. Ik zeg dit opzettelijk, omdat de com- missie thans ontbonden is en ook daarom, wijl de Temeuzensche Courant het rapport gedeeltelijk heeft gepubliceerd en o.a. te ken- nen heeft gegeven de door mij ingezonden be- denkingen (bijlage van het rapport, en daar dus deel van uitmakende) niet zullen worden gepubliceerd. Daar deze gegevens betrouw- baar en van zeer deskundige zijde zijn zal hierover later nog wel wat naders volgen. Het zou thans zeer gevaarlijk zijn voor de zaak van de oppositie het prea-advies van Burgemeester en Wethouders op te volgen, omdat men, blijkens uitlatingen in de pers, voornemens is aan het gemeentebestuur van Ter Neuzen het verzoek te rich ten tot intrek- king van het vroegere raadsbesluit tot ont binding, waardoor men misschien de adhaesie- betuigingen automatisch zou doen vervallen. In vogelvlucht zou spreker de voornaamste jiunten van het rapport, de verschillende conclusion" en de ,,kantteekeningen" willen bespreken, zulks om aan de argumenten tegen het prae-advies van Burgemeester en Wethouders kracht bij te zetten. De VOORZITTER merkt op, dat het rap port der commissie thans niet aan de orde is; het gaat nu alleen over het verzoek der 4 raadsleden, om een besluit te nemen over het ingekomen adres in zake de waterleiding. De heer 't GILDE meent, toch zijn argu menten, die voor aanneming van het verzoek pleiten te mogen ontvouwen. De VOORZITTER heeft daartegen geen bezwaar, maar herhaalt, dat het thans niet de gelegenheid is voor bespreking van het rapport; dat zal te zijner tijd aan de orde worden gesteld. De heer 't GILDE: Maar als ik nu de kracht van mijn argumenten uit dat rapport moet putten? De VOORZITTER kan alleen herhalen, dat het rapport en dus de bespreking daar van nu niet aan de orde is. De heer 't GILDE vraagt, of deze houding van den voorzitter misschien een gevolg is van de gehouden pers-conferentie. Dit zai hem niet weerhouden op andere wijze zijn a.r- gumenten naar voren te brengen. Hij pro- testeert tegen die houding. De heer OGGEL zou er geen bezwaar tegen hebben, dat de heer 't Gilde, als hij dit voor motiveering van het voorstel noodig acht, een en ander uit het rapport aanhaalde. Maar hij begrijpt echter niet, hoe deze thans roeping gevoelt, om tegen dat rapport be- zwaren in te brengen. Hij was ook lid der commissie en dus in de gelegenheid daar zijn bezwaren in te brengen en op de samenstel- ling van het rapport invloed uit te oefenen. Zooals uit dat rapport blijkt, heeft hij echter nooit de vergaderingen bijgewoond en heeft hy ook niet voldaan aan een uitnoodiging van het Moderamen van de commissie om zijne bezwaren in een zijner vergaderingen nader toe te lichten. In het rapport staat ook, dat de commis sie,- indien dit gewenscht geacht wordt, ook iemand wil zenden om het nader toe te lich ten. Het zal, als het rapport behandeld wordt, zeker gewenscht zijn, dat er iemand gevraagd wordt, want nu is de inlichting van de opposanten eenzijdig. Spreker zou, in af- wachting van de te houden besprekingen, eene beslissing willen aanhouden. Er behoeft geen haast gemaakt te worden. Er wordt op de eerstvolgende te Ter Neuzen te houden vergadering van aandeelhoudsters niets be- slist. Indien in de raadszitting de zaak van beide zijden wordt belicht, krijgt de raad het juiste inzicht. De raad kan z.i. thans geen beslissing nemen. De heer 't GILDE merkt naar aanleiding der woorden van den heer Oggel op, dat hij wel degelijk de begin- en de eindvergadering der Commissie heeft bijgewoond, Hij heeft er maar 2 gemist en zich principieel daarvan teruggetrokken. De methode van werken be- viel hem niet, hij heeft daartegen van meet af aan bezwaar gehad aangezien men geheel zonder deskundige voorlichting werkte. Be- houdens dan de heer Van Niftrik bestond de commissie uit ondeskundigen. Door hem zijn stukken gevraagd, die hij niet kon krijgen. Dat door hem een paar vergaderingen zijn gemist, kan toch geen aanleiding zgn, dat hij over het rapport geen aanmerkingen zou mogen maken. In de laatste vergadering wenschte hij nog bezwaren naar voren j brengen, doch toen werd het spreken geheel beknot. Aanvankelijk scheen het zelfs, dat hij niet eens het woord zou kunnen krijgen. Ook de heer Claessens heeft in dat opzicht grieven. De heer OGGEL wijst er op, dat dit feitehjk alles zaken betreft, die hier thans niet behan deld worden. Het gaat niet over de behande- ling die de leden der commissie hebben onder- gaan. Als er van de zijde der commissie eveneens inlichtingen kunnen gegeven wor den, zal dat den goeden gang van zaken be- vorderen. De heer 't GILDE beweert, dat het rapport thans eenzijdig is. De VOORZITTER meent, dat, als de heeren het er niet mede eens waren, zg had- den moeten vragen er een minderheidsrapport by te voegen. De heer DIELEMAN weet niet, of het voor stel van Burgemeester en Wethouders in deze wel vfirstandig is; hij meent, dat men niet met de knoet er de waterleiding moet willen brengen. Hij ziet niet in, dat er met het nemen van een besluit moet gewacht worden tot na de vergadering van aandeelhouders. Hij gelooft, dat het een zeer groot belang is, waar het om gaat. De raad had reeds in Juli 1927 een besluit genomen, om de N.V. te ont- binden en nu zit men nog in de modder. Hy acht het daarom gewenscht, thans een nieuw besluit te nemen. Hij meent ook, dat het verstandig zou zijn, de oppositie aan te hoo- ren, want dat deze niet ongegrond is. De heer OGGEL verklaart, dat het hem zeer spijt, dat de heeren Claessens, en't Gilde indien ze tegen het rapport bezwaar hadden, geen minderheidsrapport hebben ingeddend. Van den heer Dieleman was het bekend, dat deze tegen de verplichte aansluiting ge- kant is. Ze hadden daarin hun bezwaar tegen de waterwinning te St. Jansteen kun nen uiteenzetten. De vergadering van aan deelhouders had daarvan dan ook kennis kunnen nemen. Het rapport kan nu echter niet behandeld worden. De VOORZITTER is het daarmede eens. De heer 't GILDE vraagt, of hij dan zijn indrukken daaromtrent en die omtrent de situatie die daardoor ontstaat niet mag weer- geven. De heer KRUIJSSE wijst er op, dat deze raad nu eenmaal staat voor een by'zonder feit. Hy heeft de twijfelachtige eer, dat juist de drie personen, die niet mee wilden gaan met het rapport, toevallig deelmaken van dezen gemeenteraad. Hij betoogt, dat de heeren motiveering voor hun afwgkende meening hadden moeten geven, en hadden moeten verzoeken hunne meening in een minderheidsrapport uiteen te mogen zetten. De gemeenteraden moeten nu toch van dat rapport kunnen uitgaan. Het gaat toch niet aan, dat nu van dezen ge meenteraad een tweede rapport zou uitgaan. De heer CLAESSENS deelt mede, dat hy in iedere sectievergadering naar voren heeft gebracht de kwestie, dat de kosten te veel gedrukt zouden worden door de aansluiting van het Land van Cadsand, waar maar enkele aansluitingen zijn. Dan werd hem echter van wege het bestuur geantwoord, dat dit niet ter zake deed. Dat het z66 is, kunnen ande ren getuigen. Dan heeft spreker ook gegevens gevraagd over het waterverlies, in verband met de ervaringen in Zuid-Beveland. Daarop gaf de voorzitter te kennen: die waterleiding is verrot. In de slotvergadering is daar ijs- koud niet meer op teruggekomen. Er hebben ook een massa leden die nimmer een vergade ring hebben bijgewoond het rapport onder- teekend. De VOORZITTER antwoordt, dat dit een kwestie is, die de commissie betreft. De heer KRUIJSSE noemt het onjuist, dat geen notitie zou genomen zijn van de bemer- kingen van den heer Claessens, betreffende de aansluiting van het Land van Cadsand. Daaraan is wel degelijk gedacht, en schrijft de commissie het onbillijk te achten, dat de kosten te maken voor de niet aangesloten gemeenten ten laste der vennootschap zouden komen, doch dat die ten laste van het ryk en/of de provincie zullen komen. De heer CLAESSENS: Dat doen zij niet. De heer KRUIJSSE merkt op, dat daar- over toch nog niet beslist is. Indien besloten wordt door te werken, zullen naar zijn mee ning het rijk en de provincie die risiso wel op zich willen nemen. Er biykt echter uit, dat er wel degelijk notitie van genomen is. De heer CLAESSENS blijft er by, dat ze dat nooit zullen doen en zegt, dat, als de ge meente Axel in een kleine groepswaterleiding betrokken werd, men het de helft goedkooper zou kunnen doen. De heer KRUIJSSE wijst er hem op, dat het dhhr thans niet over gaat, doch wel dat de heer Claessens gezegd had, dat van zijn opmerking geen notitie was genomen, terwijl uit het rapport blijkt, dat dit wel degelijk het geval is, dat staat er duidelijk in, door het voorstel dat het rijk en/of de provincie een deel der kosten voor hun rekening zullen nemen. De heer CLAESSENS is van gedacht, dat daarop niet zal worden ingegaan; er zijn reeds duizenden wegens voorloopige kosten uitgegeven, dat zal spoedig een ton worden en als we zoo nog een paar jaren met de voorbereiding bezig blijven komt er nog wel een ton bij. Daarom is hij er voor maar ter- stond de zaak te ontbinden. (Wordt vervolgd.) GRAAUW. Huwelijks-aangiften. 17 Jan. Eugene Francies de Block, oud 25 j., jm. en Josephina Maria d'Haens, oud 22 j., jd. Geboorten. 3 Jan. Franciscus Johannes, z. van Josephus Johannes Stevens en van Paulina Maria Bogaert. 13 Jan. Maria Cor nelia, d. van Vitales de Roeck en van Augusta Cecilia van Overmeeren. 26 Jan. Joseph Judocus, z. van Cyrillus Alphonsus van Heese en van Maria Magdalena de Bakker. 29 Jan. Elza Apolonia, d. van Gilles Ver- schuren en van Mathilda Philippina Ver- schelden. Overlijden. 12 Jan. Alphonsus Oostdijk, weduwn. van Dorothea van Bunderen.. 19 Jan. Georgetta Maria de Smaele, d. van Jospehus en van Maria Philomena Stevens. 22 Jan. Maria Jetta Paulina de Smaele, d. van Josephus en van Maria Philomena Ste vens. ST. JANSTEEN. Huwelijks-aangiften. 2 Jan. Franciscus Leo- nardus Strobbe, oud 24 j., jm. en Justine de Vos, oud 23 j., jd. 4 Jan. Franciscus Ludovi- cus Baert, oud 22 j., jm. en Margaretha Adam, oud 20 j., jd. 7 Jan. Cerillus van Dorsselaer, oud 27 j., jm. en Christina Isabella Verspee- ten, oud 24 j., jd. 9 Jan. Theodorus Eugenius Pluijm, oud 27 j., jm. en Maria Florentina In- ghels, oud 21 j., jd. 14 Jan. Petrus Johannes Hillaert, oud 25 j., jm. en Marie Selephie Al- phonsina Janssens, oud 19 j., jd. 18 Jan.. Pe trus Verstraeten, oud 26. j., jm. en Norberta Maria van Remortel, oud 20 j., jd. Huweiyks-voltrekkingen. 4 Jan. Camillus Beulaert, oud 38 j., jm. en Anna Maria de Smet, oud 23 j., jd. 18 Jan. Emile Petrus Buy'srogge, oud 30 j., jm. en Nathalia Mathil da de Smit, oud 25 j., jd. 25 Jan. Franciscus Ludovicus Baert, oud 22 j., jm. en Margaretha Adam, oud 20 j., jd. Franciscus Leonardus Strobbe, oud 24 j., jm. en Justine de Vos, oud 24 j., jd. Theodorus Eugenius Pluym, oud 27 j., jm. en Maria Florentina Inghels, oud 21 j., jd. Geboorten. 8 Jan. George Eduard, z. van Cijrilius Vlassenroot en van Delina Augusta Maria Herman. 16 Jan. Petrus Augustinus, z. van Franciscus Treophilus Allefs en van Co- leta Petronella Everaard. 23 Jan. Honore, z. van Petrus de Meester en van Anna de Rijcke. 28 Jan. Lucia Louisa Francisca, d. van Fran ciscus Desiderius de Potter en van Anna Maria van Dorsselaer. 31 Jan. Petrus Gerardus, z. van Emilius Franciscus van Daele en van Ra- chelle Elvira Maria Apers. Overiyden. 3 Jan. Emelia Maria Strooband, oud 42 j., echtg. van Camile Savoije. 9 Jan. Petrus Gomarus Neefs, oud 67 j., echtg. van Maria Philomena de Weert. 19 Jan. Anna Maria Amelia Nachtegael, oud 19 j., d. van Jan Frans en van Maria Lud'ovica Aerts. CXI. Het volgende partijtje is uit den loopenden wedstrijd om het kampioenschap van Zeeuwsch-Vlaanderen. Hollandsche opening, onregelm. voortgezet. Wit. Zwart. A. Kotvis, Zuidzande. J, J. K. 1. 33—28 18—23 2. 3933 1218 3. 44—39 7—12 4. 31—27 17—21 5. 37—31 23—29 In deze opening een ongewone, maar zeer kansryke voortzetting. 6. 33X24 20X29 7. 34X23 18X29 8. 39—33 14—20 9. 33X24 20X29 10. 41—37 10—14 11. 47-41 5—10 12. 50—44 1—7 13. 43—39 10—15 14. 39—34 13—18 15. 34X23 18X29 De zwarte schijf op 29 staat onaantastbaar. Wit had deze aanstonds moeten afruilen. Thans ontstaan moeilijkheden. Wel sterk in dit spel is, dat Wit nog geen enkele maal 3126 heeft kunnen spelen. 16. 44—39 9—13 17. 40—34 29X40 18. 35X44 21—26 Wit heeft nu een nadeeligen stand aan den langen vleugel. 19. 4440 12—18 20. 27—22 18X27 21. 31X22 7—12 22. 37—31 26X37 23. 42X31 12—17 Dreigt omsingeling van de kerkhof-schyf. 24. 41—37 17—21 Dwingt Wit tot 3127, daar op 31-26 zou volgen 13—18, 20X29 en 11X35. 25. 31—27 8—12 26. 4943 4—9 Wit ziet het gevaar niet en speelt 27. 37—31 11—17 28. 22X11 16X7 29. 27X16 7—11 30. 16X18 13X35 Zwart heeft nu een schijf gewonnen. Na nog een tiental zetten gaf Wit op. In de eerste party Verhagev. d. Heuvel kwam het ongeveer tot den volgenden stand: Zwart: 12, 13, 14, 17, 18, 19, 24. Wit: 28, 30, 32, 33, 35, 37, 42. Zwart (v. d. Heuvel) aan zet meende hier een schijf te kunnen winnen door 1420. Wit kan n.l. niet 3025 spelen wegens 1721 (25X23) en 28X47 dam. Na 1420 ver- volgde Wit echter met 4238 Zwart nu 2025, waama Zwart in plaats van een schijf te winnen op slag verloor door Wit 2823 (Zwart meerslag 19X39); 30X8 (12X3); 3833 (39X28); en 32X21. Hoogst een- voudig, maar in een partij wel interessant. Kampioenschap van Zeeuwsch-Vlaanderen. De verrassingen zijn ook den tweeden wed- strijddag niet uitgebleven, zoodat thans hal- verwege reeds meer teekening in den. strijd te constateeren valt dan bij normale uitslagen het geval zou zijn geweest. De grootste ver- rassing van het gansche tomooi heeft tot dusver de heer I. Verhage te Nieuwvliet be- zorgt, door uit 7 partijen niet minder dan 11 punten in de wacht te sleepen. Maarer wachten hem nog 7 zeer zware party en! Niettemin is zijn prestatie tot hiertoe meer dan keurig. Behalve schrijver dezes hebben alle deel- nemers nu e6n of meer verliespartijen te boeken gehad. De titelhouder, de heer J. A. Risseeuw te Zuidzande stelde in de eerste helft van den strijd wel wat teleur. Van 8 gespeelde partijen won hij er slechts twee, maakte er 5 remise en verloor 6€n partij van A. Kotvis. Hij bezit overigens de capaciteiten om zijn achterstand in te loopen, vooral wanneer daar nog een „pietsie" geluk bij komt! Na een aanvankeiyk uitstekend begin waren de verliespartijen van Geensen tegen Verhage eenigszins onbegrijpeiyk. Ook hier zijn echter de kansen om in te halen, nog zeer groot! De stand is thans: Verhage 11 punten uit 7 partijen; Kaan 10 uit 6; Boogaart 10 uit 8; Risseeuw 9 uit 8; Kotvis 8 uit 8; Geensen 7 uit 7; v. d. Heuvel 5 uit 6; P. Lutein 2 uit 11. Oplossers wedstrijd. Na tweemaal achtereen wegens plaats- gebrek gedwongen te zyn geweest, de wed- strijdproblemen te doen overstaan, geven wij thans twee vraagstukken ter oplossing, die vooral de beginnelingen onder de oplossers zwaar op de proef zullen stellen. Wedstrydprobleem No. 21. ZWART 1 2 3 4 5 WIT De stand in cijfers behoort te zijn: Zwart: 4, 7, 12, 14, 15, 17, 18, 19, 20, 22, 23, 25, 35. Wit: 26, 27. 29, 31, 33, 34, 38, 39, 40, 41, 47, 50. Wedstrijdprobleem No. 22. Zwart: 7, 11, 13, 14, 19, 20, 21, 29, 30, 34, 39. Wit: 16, 22, 27, 28„ 31, 38, 41, 42, 43, 45, 48. Voor beide problemen: Wit speelt en wint! Oplossingen v66r 1 Maart aan J. J. Kaan te Sluiskil. Correspondentie: J. L. te Groede. Eindspel No. 1 is niet volledig. Aan de betrokkenen: De wedstrijd om het Zeeuwsch-Vlaamsche kampioenschap wordt 17 Februari voortgezet te Zuidzande. J. J. K. BogoljoebofEuwe. (Zevende party uit de revanchematch.) 1. d2d4 Pg8f6 2. c2c4 e7e6 3. Pblc3 Rf8—b4 Door de modemen wordt deze speelwijze wel eens toegepast. Zij beantwoordt niet aan gezonde principes, daar deze looper, om tempoverlies te ontgaan, meestal geruild WAAKSCHUYYTNGbSiGNALEN. Als uw organiisme zelf u door pijn en kwa- len, een duizelig gevoel, oorsuizingen en andere stoormssen waarschuwt, dat de aieren het urinezuur en andere vergiftige stoffen met behoorlijk uit het bloed filtreeren, dient gij u in acht te nemen. Gij kunt het spoedig ge nu eg zelf uitmaken: Let er op of gij last hebt van rugpijn, rheo- matisehe pijnen, ischias of spit, een prikkel- baar, zenuwachtig, afgemat gevoel, een gevoel, of uw ooren suizen of gonzen, te vaak of te weinig aandrang tot urineeren, troebel, te dan ker of te lichit gekleurd water. Brandend en pynlijk by de loozing. Zanderig, gruisachtig of draderig bezinksel. Elk dezer verschijnselen kan beteekenen, dat uw nieren hulp behoeven. Gebruik dan onmvid- deliyk Foster's Rugpyn Nieren Pillen. Zij wor den aanbevolen als het middel, dat de ver- zwakte nieren opwekt, de urineloozing regelt en u bevrijdt van rugpy'n, rheurr.atiek en die andere eLlendige verschynselen van nieraan- doening. Verkrijgbaar (in glasverpakking met geei etiket let hier vooral op) bij apotheken en drogisten a f 1,75 per flacon. 30 Te Ter Neuzen bij Firma A. van Overbeeke Leunis, Axelsohest.raat en Westkolkstraat. moet worden tegen het paard. Er komt dan een torenlijn open, terwijl het voordeel der beide raadsheeren groot is, doordat zy open terrein beschikbaar vinden. De dubbele pion is daarentegen een nadeel, dat tenslotte ver- dwijnt, omdat meestal opmarsch en gebruik voor een aanvalsdoel mogelijk wordt. 4. Pgl—f3 b7—b6 5. e2e3 0—0 6. Rfl—d3 d7d5 7. 00 Rc8b7 8. c4Xd5 e6Xd5 9. a2a3 Rb4e7 Euwe trekt zijn looper liever terug, nu rul niet eens meer een dubbelen pion aan Wit zou bezorgen. Uit een en ander volgt echter, dat Rb4 een zet zonder veel inhoud is. 10. b2—b4 Pb8d7 11. Talbl Valt den looper op b7 aan, indien c7c5, dXc5 zou gebeuren. 11a7a6 12. Pf3e5 Pd7 X e5 Dit zgn stereotype zetten. Pe5 in dit soort stellingen is meestal sterk, terwyi PXe5 meestal niet geoorloofd is. Niet ruilen laat echter een vrij benauwde stelling voor Zwart bestaan. 13. d4Xe5 Pf6d7 14. f2f4 (hoort er byTf 8e8 15. Pc3e2 Ta8b8 16. Pe2d4! c7c5 17. Pd4—f3 Pd7—f8 Wit heeft zijn Damepaard sieriyk tn de aanvalspositie ingeiyfd. Want men begint te overzien, dat het hem slechts om den bouv van een krachtige positie te doen is. Hoe langer de noodzakeiykheid tot den aanval uit biyft, des te beter voor Wit, die den tyd be- nut om z'n troepen met de maximale doeY- matigheid te rangschikken. Zwart moet de tegenmaatregelen reeds in de eigen achter- linies treffen (Pd7f8). 18. f4f5 dreigt, na f7f6, met e6 voort te gaan. De aanval is nu begonnen. Zwart insceneert een tegenactie: 18d5d4 19. e3X d4 Rb7Xf3 20. Ddl Xf3 Dd8Xd4t 21. Kgl—hi c5c4 22. Rd3c2 Tb8c8 Zwart heeft het nogal ver in z'n afweer gebracht, doch het is duidelgk, dat doorzetting dezer actie veel tyd in beslag zal nemen en voor Wit minder onaangenaam is dan de op touw zgnde rokadeaanval dit voor Zwart is. b6b5 Dd4b6 23. Rcl—f4 24. Tbl—dl 25. Df3g3 dreigt f5f6 25Tc8d8 26. Tdlcl Bogoljoebof speelt hier, zooals steeds, ,,auf's ganze", d.w.z. op het mat of den alga- heelen verliesstand van den tegenstander. Vandaar versmaadt hy stukwinst. 26. 27. Tfl- 28. Tcl- 29. -f3 -fl Kg8h8 f7—f6 Pf8d7 Pd7e5 f6Xe5 e5e6 30. Rf4Xe5 31. f5f6! beslissend! In het slot vooral toont zich Bogoljoebof in z'n waren styi: de executi* geschiedt met toenemende scherpte. 31Rc7Xf6 32. Dg3—h3 Td8d3 33. Tf3Xd3 Zwart geeft op. Zie c4xd3, Rc2Xd3, h6, Df5 enz. Een verboden zetje. Dat is Rg5 in het orthodoxe Damegambiet zoolang nog niet Pc3 is gespeeld. B.v. 1. d4, d5, 2. c4, e6, 3. Pf3, Pf6, 4. Rg5... of zooals in den laatsten tyd wel eens gebeurt: 7. d4, Pf6, 2. c4, e6, 3. Pf3, d5, 4. Rg5... Het sterkste antwoord van Zwart is hO. Dan moet Wit ruilen met RXf6 en Zwart, dis met de Dame terugneemt, behoudt het voor deel der beide loopers bij minstens even ge- makkelijk spel als in de gewone vaiianten van het orthodoxe damegambiet. Ruilt Wit echter niet, dan beschikt Zwart over mooi aanvalsspel, dat voor hem steeds tot winst diende te leiden. Deze aanval is gebaseerd op het feit, dat met g7g5 de penning" van het Paard f6 ophoudt en dit. paard beschikbaar wordt om via e5 het punt c3 te bestrijken. Op dit punt echter kan het witte paard onmiddellyk gepend worden. Voegt men hieraan toe, dat parallel tot deze mogelijkheden nog de pion op c4 instaat, dan begrijpt men, dat Wit met Rg5 en Rh4 zgn vingers in een wespennest gestoken heeft. Absoluut catastrophaal wordt de witte speelwijze, wanneer Wit zijn toestand niet be- seft en argeloos aanvalsplannen maakt, hier toe gelokt door Zwart's schijnbare vrijheden. Zooiets gebeurd dikwijls en het volgend voor- beeld, dat een en ander verduidelijkt, kan dan ook tot waarschuwing strekken aan den met deze val nog onbekenden lezer. Wit Ebstein, Zwart: Delvaux. 1. d4, d5, 2. Pf3, Pf6, S. c4, eti, 4. UgST (eerst moet dus Pc3 gespeeld worden) h6!, 5. Rh4? 6. Pc8, dXp4 (dezen pion kan Wit niet Rb4f, 6. Pc3, dXc4 (deze pion kan Wit niet heroveren, want hij wordt door b7b5 af- doende verdedigd, gesteund door de actie g7 g5, Pe4, eventueel RXc3, en op tyd c7^c5), 7. Da4f (Wit meent evenveel initiatief te be- zitten als Zwart.) Pc6, 8. Pe5, (Wit gaat voort en de kwestie, wie het initiatief eigen- lijk heeft, wordt nu uitgevochtenDXd4, 9. PXc6, RXc3+, 10. bXcS (na Pe5 zgn Wit's zetten gedwongen) D)<c3+, U- Kdl, DXal+> 12. Kc2, Rd7 (wint een figuur), 13. DX<A. RXe6, 14. RXf6, gXf6, (de Dame staat op al veel te sterk om haar te verplaatsen), 15. h4, 000. Wit geeft op: hij heeft geen t plausibele zet en direct verlies is onvermi}- delijk.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1929 | | pagina 3