BURQERLUKEN 8TAND.
Dam- en 8chaakrnbriek.
DAM MEN.
SCHAKEN.
INGEZONDEN MEDEDEEL1N (jEJN.
Toen in de vergadering van den gemeente-
raad van Axel, gehouden op Donderdag 25
Augustus 1927, het verzoek van leden van den
gemeenteraad van Ter Neuzen tot ontbinding
Ser N.V. Zeeuwsch-Vlaamsche Waterleiding-
maatschappij aan de orde kwam, is na lange
en breede bespreking een voorstel van Burge
meester en Wethouders van Axel met 82
atemmen aangenomen. Alleen de heeren
Kruijsse en Van Dixhoom stemden tegen.
Het kan zijn nut hebben, mijnheer de Voor-
aitter, nog even het voorstel van Burgemees
ter en Wethouders met de toelichting in her-
tanering te brengen. Het luidt aidus:
„Burgemeester en Wethouders stellen voor
,aan ontbinding dier Maatschappij mede te
[werken. Het college doet zulks niet direct
!,op grond van de te hooge tarieven, doch
.voomamelijk omdat het plan voor de 20
gemeenten te duur komt, omdat slechts
,enkele gemeenten in Westelijk Zeeuwsch
-Vlaanderen tot aansluiting hebben besloten,
.waardoor de gemeente Axel en het overige
,deel van dit gewest, tijdens de steeds meer
[en meer tot uiting komende malaise en
[slechten financieelen toestand, te zwaar
,wordt belast, terwille van de gemeenten in
.,het Westen. Het college is niet tegen water-
.leiding, doch de tyd is thans minder ge-
..schikt."
Op dat standpunt stond destijds het college
aan Burgemeester en Wethouders en een zeer
groote raadsmeerderheid.
Ook ik, mijnheer de Voorzitter, heb in die
•elfde vergadering even als anderen mijn be-
awaren breed naar voren gebracht. Zie de
•otulen van 25 Augustus 1927, en thans, mijn
heer de Voorzitter, sta ik nog op het stand
punt, dat de noodzakelijkheid eener waterlei
ding in Zeeuwsch-Vlaanderen noch uit hygie-
nisch oogpunt, noch uit industrieel oogpunt
■och uit het oogpunt van watemood niet te
bewijzen valt, zelfs niet aanwezig is.
Maar ik heb mij voorgenomen, mijnheer de
Voorzitter, om mij thans over die zijde van
het waterleidingvraagstuk niet verder uit te
laten, aangezien anderen van mijn collega's
deze taak wel op zich zullen nemen. En op
gevaar af van te worden beschuldigd van
achterlijkheid, wil ik toch wel meedeelen, dat
de verplichte aansluiting mijn allergrootste
grief is waar voor van mij gerust dit water-
leidingsplan mee mag vallen. Alleen de
hloote mededeeling van den Raad van Com-
saissarissen, dat om financieele redenen de
serplichte aansluiting niet kan vervallen, be-
vgst duidelijk, hoe weinig populair deze
waterleiding is. Ze leeft alleen in het brein
van menschen meestal van buiten Zeeuwsch-
Vlaanderen, die met het Zeeuwsch-Vlaamsch
Volkskarakter niet op de hoogte zijn en die
sich niet ontzien om terwille van den enkeling
een heele streek te dwingen tot aansluiting.
Want, mijnheer de Voorzitter, de Overheid
Must ten eenenmale het recht om dwingend
op te treden in het algemeen, want naar de
Ordeningen die de Souvereine Schepper zelf
•an het leven stelt, weten we toch, dat de
Overheid er is om der zonde wil, dat ze er is
om het leven der onderdanen te beschermen
en het samenleven onderling mogelijk te
uaken, of wilt ge, mijnheer de Voorzitter, op
dat we een stil en gerust leven zouden leiden
(Art. 36 Ned. Geloofsbelijdenis) en omdat de
menschen door den haat elkander niet zouden
vemietigen. Er zijn mijnheer de Voorzitter
nu eenmaal sfeeren en kringen in het leven,
sraar een souvereiniteit heerscht die niet aan
de overheid haar ontstaan dankt, maar die
anmiddellijk van God is afgeleid. Men denkt
slecht aan het gezin. De overheid is er dus
am het gezin, en niet het gezin om de over
heid en wij handhaven de pretentie, dat de
overheid van het gezin af blyve tenzrj dan
wanneer er van geen gezin meer sprake zijn
kan. Derhalve niet dwingend maar bescher-
■nend zal de overheid optreden.
Zorg nu voor de gezondheid, is ons dus niet
vreemd. Wij vervallen echter niet tot de
■enuwachtige vrees en overdreven zorg, die
velen hebben getoond, ten opzichte van de
tendeiykheid, de bekende bacillenvrees en
andere hygienische excessen. In verstandige
verzorging en reinheid gaan we mee voorop
an we hebben daarin niet alleen een eigen
roeping, maar ook de overheid heeft een
roeping om te zqrgen, dat ze goede maat-
segelen treft in zake de hygienie. Die roeping
der overheid grond zich hierop, dat de bur
gers met elkander in aanraking komen en dat
de handelingen van den eenen burger, zijn
(jnredelijkheid, zijn roekeloosheid enz., geen
gevaar kunnen zijn voor de gezondheid en het
leven van den anderen burger. De overheid
wake dus alleen op het groote publieke
terrein, waar het onderlinge verkeer plaats
heeft, hier tegen, dat de een den ander door
tejn spotten met alle gezondheidswetten niet
benadeelt. Zonder noodzaak dwinge de over
heid echter niemand tot aansluiting bjj de
Waterleiding en zij meene werkelrjk niet, dat
■e niets heeft te ontzien, want dan leert de
hlstorie ons, dat het verantwoordelijkheids-
besef bedenkelijk gaat verslappen en worden
we gedreven naar de moderne Staatsidee, die
tozonderheid op het Christelijk volksdeel
fuenest werkt. En onomwonden, mijnheer de
Voorzitter, durf ik het hier uitspreken: dat
tk in de verplichte aansluiting zonder Hood
wink zie een openbaring van de revolutionaire
Staatsgedachte, waar ik als Christen toe
geroepen ben tegen te strijden, met alle mij
ten dienste staande geoorloofde middelen.
De overheid toch, mijnheer de Voorzitter,
wioet voor haar handelen een rechtsgrond
hebben en juist die mist zij ten eenenmale.
Indien vaststond, dat het drink- en spoel-
water hier schadelijk was voor de gezond
heid, en de statistieken en de medici onom-
stootelijk aantoonden, dat het sterftecijfer als
gevolg daarvan hooger was dan elders, waar
men waterleiding heeft, dan had de overheid
het recht en tevens rechtsgrond om tot goede
grinkwatervoorziening over te gaan. Maar
miinheer de Voorzitter, nu de overheid dat
•lies mist en er geen enkelen grond (dan
alleen financieele) aanwezig is, ja zelfs door
medici gezegd wordt, dat Zeeuwsch-Vlaan
deren gunstig afsteekt bij andere deelen van
ons vaderland, waar de waterleiding wel is,
haar is het voor mij onverklaarbaar, dat een
Christen, die zijn roeping verstaat, mee kan
werken aan de dwingelandij van de verplichte
aansluiting.
Bovendien, mijnheer de Voorzitter, de con-
sequentie van dit optreden der overheid leidt
«r noodwendig toe, dat de overheid steeds
meer naar zich toe trekt en de dwang nog
steeds grootere afmetingen gaat aannemen.
Wat is er op haar standpunt tegen om in
Zeeuwsch-Vlaanderen een groote centrale
bakkerij te plaatsen en ons te dwingen daar
ons brood te koopen, evenzoo met onze
kleederen en al onze levensbehoeften En als
Be dan nog niet in Rusland zijn aangeland
sijn we er toch zeker niet ver meer vandaan.
Daarom, mijnheer de Voorzitter, hoop ik van
heeler harte, dat het Zeeuwsch-Vlaamsche
volk verschoond mag blijven voor deze dwin
gelandij evenals 't Zuid-Bevelandsche, want
«e verplichte aansluiting ligt op hetzelfde
lerrem als de vaccinedwang en de leerplicht-
•wang waartegen onze vooraanstaande man-
nen altijd te velde zijn getrokken, en dit nog
doen. waar het hun te pas komt. En wij,
hunne volgelingen, mogen en kunnen niet
•nders dan in hunne voetsporen wandelen en
zoo tjjdig trachten te voorkomen, dat de
burgerij van Axel in haar geheel (behalve
diegenen die 40 Meter van de buisleiding af-
wonen), verplicht worden hunne regenbakken
en pompen te plaatsen in het museum van
oudheid en mee te helpen dragen de nieuwe
lasten dezer waterleiding, die louter en alleen
om financieele redenen ons worden opgelegd
en waar misschien 80 van de bevolking
niet van gediend is. En daarom, mijnheer de
Voorzitter, zou ik willen voorstellen, dat de
raad zijn besluit van 25 Augustus 1927 hand-
haaft.
De heer 't GILDE begint met zich in
velerlei opzicht aan te sluiten bij den heer
Dieleman, om er vervolgens op te wijzen, dat
het rapport, toen het hem bereikte, verge-
zeld ging van een schrijven waarin gevraagd
werd het document te beschouwen als van
strikt vertrouwelijken aard, totdat het te
zijner tijd zou zijn gepubliceerd. Hieraan is
getrouw voldaan, zoodat aan de opposanten
in dit opzicht geen indiscretie te verwijten
is. Als leden der oppositie voelden zij zich
echter thans niet langer verplicht, langer in
deze houding te volharden, daar dit groot on-
heil en de meest fueneste gevolgen na zich
zou kunnen slepen. Met het oog daarop, en
gehoord de algemeene vergadering van raads-
leden-opposanten te Hulst, is door hen be
sloten geen dag en geen nacht langer te
wachten dan strikt noodzakelijk is, temeer
waar zij zich van een meerderheid verzekerd
weten in niet minder dan 9 gemeenten, ter-
wijl ook Westelijk Zeeuwsch-Vlaanderen be-
werkt wordt.
Dat men het van de zijde van de voorstan-
ders van een waterleiding door dik en dim
slecht kan billijken, dat zij handelend gaan
optreden, is te begrijpen, doch het college van
Burgemeester en Wethouders begrijpe goed,
dat zij als opposant-commissieleden in een
zeer bijzondere verhouding staan tot deze
zaak. Ik zeg dit opzettelijk, omdat de com-
missie thans ontbonden is en ook daarom,
wijl de Temeuzensche Courant het rapport
gedeeltelijk heeft gepubliceerd en o.a. te ken-
nen heeft gegeven de door mij ingezonden be-
denkingen (bijlage van het rapport, en daar
dus deel van uitmakende) niet zullen worden
gepubliceerd. Daar deze gegevens betrouw-
baar en van zeer deskundige zijde zijn zal
hierover later nog wel wat naders volgen.
Het zou thans zeer gevaarlijk zijn voor de
zaak van de oppositie het prea-advies van
Burgemeester en Wethouders op te volgen,
omdat men, blijkens uitlatingen in de pers,
voornemens is aan het gemeentebestuur van
Ter Neuzen het verzoek te rich ten tot intrek-
king van het vroegere raadsbesluit tot ont
binding, waardoor men misschien de adhaesie-
betuigingen automatisch zou doen vervallen.
In vogelvlucht zou spreker de voornaamste
jiunten van het rapport, de verschillende
conclusion" en de ,,kantteekeningen" willen
bespreken, zulks om aan de argumenten
tegen het prae-advies van Burgemeester en
Wethouders kracht bij te zetten.
De VOORZITTER merkt op, dat het rap
port der commissie thans niet aan de orde
is; het gaat nu alleen over het verzoek der
4 raadsleden, om een besluit te nemen over
het ingekomen adres in zake de waterleiding.
De heer 't GILDE meent, toch zijn argu
menten, die voor aanneming van het verzoek
pleiten te mogen ontvouwen.
De VOORZITTER heeft daartegen geen
bezwaar, maar herhaalt, dat het thans niet
de gelegenheid is voor bespreking van het
rapport; dat zal te zijner tijd aan de orde
worden gesteld.
De heer 't GILDE: Maar als ik nu de
kracht van mijn argumenten uit dat rapport
moet putten?
De VOORZITTER kan alleen herhalen, dat
het rapport en dus de bespreking daar
van nu niet aan de orde is.
De heer 't GILDE vraagt, of deze houding
van den voorzitter misschien een gevolg is
van de gehouden pers-conferentie. Dit zai
hem niet weerhouden op andere wijze zijn a.r-
gumenten naar voren te brengen. Hij pro-
testeert tegen die houding.
De heer OGGEL zou er geen bezwaar
tegen hebben, dat de heer 't Gilde, als hij dit
voor motiveering van het voorstel noodig
acht, een en ander uit het rapport aanhaalde.
Maar hij begrijpt echter niet, hoe deze thans
roeping gevoelt, om tegen dat rapport be-
zwaren in te brengen. Hij was ook lid der
commissie en dus in de gelegenheid daar zijn
bezwaren in te brengen en op de samenstel-
ling van het rapport invloed uit te oefenen.
Zooals uit dat rapport blijkt, heeft hij echter
nooit de vergaderingen bijgewoond en heeft
hy ook niet voldaan aan een uitnoodiging van
het Moderamen van de commissie om zijne
bezwaren in een zijner vergaderingen nader
toe te lichten.
In het rapport staat ook, dat de commis
sie,- indien dit gewenscht geacht wordt, ook
iemand wil zenden om het nader toe te lich
ten. Het zal, als het rapport behandeld
wordt, zeker gewenscht zijn, dat er iemand
gevraagd wordt, want nu is de inlichting van
de opposanten eenzijdig. Spreker zou, in af-
wachting van de te houden besprekingen,
eene beslissing willen aanhouden. Er behoeft
geen haast gemaakt te worden. Er wordt op
de eerstvolgende te Ter Neuzen te houden
vergadering van aandeelhoudsters niets be-
slist. Indien in de raadszitting de zaak van
beide zijden wordt belicht, krijgt de raad het
juiste inzicht.
De raad kan z.i. thans geen beslissing
nemen.
De heer 't GILDE merkt naar aanleiding
der woorden van den heer Oggel op, dat hij
wel degelijk de begin- en de eindvergadering
der Commissie heeft bijgewoond, Hij heeft er
maar 2 gemist en zich principieel daarvan
teruggetrokken. De methode van werken be-
viel hem niet, hij heeft daartegen van meet
af aan bezwaar gehad aangezien men geheel
zonder deskundige voorlichting werkte. Be-
houdens dan de heer Van Niftrik bestond de
commissie uit ondeskundigen. Door hem zijn
stukken gevraagd, die hij niet kon krijgen.
Dat door hem een paar vergaderingen zijn
gemist, kan toch geen aanleiding zgn,
dat hij over het rapport geen aanmerkingen
zou mogen maken. In de laatste vergadering
wenschte hij nog bezwaren naar voren j
brengen, doch toen werd het spreken geheel
beknot. Aanvankelijk scheen het zelfs, dat
hij niet eens het woord zou kunnen krijgen.
Ook de heer Claessens heeft in dat opzicht
grieven.
De heer OGGEL wijst er op, dat dit feitehjk
alles zaken betreft, die hier thans niet behan
deld worden. Het gaat niet over de behande-
ling die de leden der commissie hebben onder-
gaan. Als er van de zijde der commissie
eveneens inlichtingen kunnen gegeven wor
den, zal dat den goeden gang van zaken be-
vorderen.
De heer 't GILDE beweert, dat het rapport
thans eenzijdig is.
De VOORZITTER meent, dat, als de
heeren het er niet mede eens waren, zg had-
den moeten vragen er een minderheidsrapport
by te voegen.
De heer DIELEMAN weet niet, of het voor
stel van Burgemeester en Wethouders in deze
wel vfirstandig is; hij meent, dat men niet
met de knoet er de waterleiding moet willen
brengen. Hij ziet niet in, dat er met het
nemen van een besluit moet gewacht worden
tot na de vergadering van aandeelhouders.
Hij gelooft, dat het een zeer groot belang is,
waar het om gaat. De raad had reeds in Juli
1927 een besluit genomen, om de N.V. te ont-
binden en nu zit men nog in de modder. Hy
acht het daarom gewenscht, thans een nieuw
besluit te nemen. Hij meent ook, dat het
verstandig zou zijn, de oppositie aan te hoo-
ren, want dat deze niet ongegrond is.
De heer OGGEL verklaart, dat het hem
zeer spijt, dat de heeren Claessens, en't Gilde
indien ze tegen het rapport bezwaar hadden,
geen minderheidsrapport hebben ingeddend.
Van den heer Dieleman was het bekend, dat
deze tegen de verplichte aansluiting ge-
kant is. Ze hadden daarin hun bezwaar
tegen de waterwinning te St. Jansteen kun
nen uiteenzetten. De vergadering van aan
deelhouders had daarvan dan ook kennis
kunnen nemen. Het rapport kan nu echter
niet behandeld worden.
De VOORZITTER is het daarmede eens.
De heer 't GILDE vraagt, of hij dan zijn
indrukken daaromtrent en die omtrent de
situatie die daardoor ontstaat niet mag weer-
geven.
De heer KRUIJSSE wijst er op, dat deze
raad nu eenmaal staat voor een by'zonder
feit. Hy heeft de twijfelachtige eer, dat juist
de drie personen, die niet mee wilden gaan
met het rapport, toevallig deelmaken van
dezen gemeenteraad.
Hij betoogt, dat de heeren motiveering voor
hun afwgkende meening hadden moeten
geven, en hadden moeten verzoeken hunne
meening in een minderheidsrapport uiteen te
mogen zetten. De gemeenteraden moeten nu
toch van dat rapport kunnen uitgaan. Het
gaat toch niet aan, dat nu van dezen ge
meenteraad een tweede rapport zou uitgaan.
De heer CLAESSENS deelt mede, dat hy
in iedere sectievergadering naar voren heeft
gebracht de kwestie, dat de kosten te veel
gedrukt zouden worden door de aansluiting
van het Land van Cadsand, waar maar enkele
aansluitingen zijn. Dan werd hem echter van
wege het bestuur geantwoord, dat dit niet
ter zake deed. Dat het z66 is, kunnen ande
ren getuigen. Dan heeft spreker ook gegevens
gevraagd over het waterverlies, in verband
met de ervaringen in Zuid-Beveland. Daarop
gaf de voorzitter te kennen: die waterleiding
is verrot. In de slotvergadering is daar ijs-
koud niet meer op teruggekomen. Er hebben
ook een massa leden die nimmer een vergade
ring hebben bijgewoond het rapport onder-
teekend.
De VOORZITTER antwoordt, dat dit een
kwestie is, die de commissie betreft.
De heer KRUIJSSE noemt het onjuist, dat
geen notitie zou genomen zijn van de bemer-
kingen van den heer Claessens, betreffende
de aansluiting van het Land van Cadsand.
Daaraan is wel degelijk gedacht, en schrijft
de commissie het onbillijk te achten, dat de
kosten te maken voor de niet aangesloten
gemeenten ten laste der vennootschap zouden
komen, doch dat die ten laste van het ryk
en/of de provincie zullen komen.
De heer CLAESSENS: Dat doen zij niet.
De heer KRUIJSSE merkt op, dat daar-
over toch nog niet beslist is. Indien besloten
wordt door te werken, zullen naar zijn mee
ning het rijk en de provincie die risiso wel
op zich willen nemen. Er biykt echter uit,
dat er wel degelijk notitie van genomen is.
De heer CLAESSENS blijft er by, dat ze
dat nooit zullen doen en zegt, dat, als de ge
meente Axel in een kleine groepswaterleiding
betrokken werd, men het de helft goedkooper
zou kunnen doen.
De heer KRUIJSSE wijst er hem op, dat
het dhhr thans niet over gaat, doch wel dat
de heer Claessens gezegd had, dat van zijn
opmerking geen notitie was genomen, terwijl
uit het rapport blijkt, dat dit wel degelijk het
geval is, dat staat er duidelijk in, door het
voorstel dat het rijk en/of de provincie een
deel der kosten voor hun rekening zullen
nemen.
De heer CLAESSENS is van gedacht, dat
daarop niet zal worden ingegaan; er zijn
reeds duizenden wegens voorloopige kosten
uitgegeven, dat zal spoedig een ton worden
en als we zoo nog een paar jaren met de
voorbereiding bezig blijven komt er nog wel
een ton bij. Daarom is hij er voor maar ter-
stond de zaak te ontbinden.
(Wordt vervolgd.)
GRAAUW.
Huwelijks-aangiften. 17 Jan. Eugene
Francies de Block, oud 25 j., jm. en Josephina
Maria d'Haens, oud 22 j., jd.
Geboorten. 3 Jan. Franciscus Johannes,
z. van Josephus Johannes Stevens en van
Paulina Maria Bogaert. 13 Jan. Maria Cor
nelia, d. van Vitales de Roeck en van Augusta
Cecilia van Overmeeren. 26 Jan. Joseph
Judocus, z. van Cyrillus Alphonsus van
Heese en van Maria Magdalena de Bakker.
29 Jan. Elza Apolonia, d. van Gilles Ver-
schuren en van Mathilda Philippina Ver-
schelden.
Overlijden. 12 Jan. Alphonsus Oostdijk,
weduwn. van Dorothea van Bunderen.. 19
Jan. Georgetta Maria de Smaele, d. van
Jospehus en van Maria Philomena Stevens.
22 Jan. Maria Jetta Paulina de Smaele, d.
van Josephus en van Maria Philomena Ste
vens.
ST. JANSTEEN.
Huwelijks-aangiften. 2 Jan. Franciscus Leo-
nardus Strobbe, oud 24 j., jm. en Justine de
Vos, oud 23 j., jd. 4 Jan. Franciscus Ludovi-
cus Baert, oud 22 j., jm. en Margaretha Adam,
oud 20 j., jd. 7 Jan. Cerillus van Dorsselaer,
oud 27 j., jm. en Christina Isabella Verspee-
ten, oud 24 j., jd. 9 Jan. Theodorus Eugenius
Pluijm, oud 27 j., jm. en Maria Florentina In-
ghels, oud 21 j., jd. 14 Jan. Petrus Johannes
Hillaert, oud 25 j., jm. en Marie Selephie Al-
phonsina Janssens, oud 19 j., jd. 18 Jan.. Pe
trus Verstraeten, oud 26. j., jm. en Norberta
Maria van Remortel, oud 20 j., jd.
Huweiyks-voltrekkingen. 4 Jan. Camillus
Beulaert, oud 38 j., jm. en Anna Maria de
Smet, oud 23 j., jd. 18 Jan. Emile Petrus
Buy'srogge, oud 30 j., jm. en Nathalia Mathil
da de Smit, oud 25 j., jd. 25 Jan. Franciscus
Ludovicus Baert, oud 22 j., jm. en Margaretha
Adam, oud 20 j., jd. Franciscus Leonardus
Strobbe, oud 24 j., jm. en Justine de Vos, oud
24 j., jd. Theodorus Eugenius Pluym, oud 27
j., jm. en Maria Florentina Inghels, oud 21
j., jd.
Geboorten. 8 Jan. George Eduard, z. van
Cijrilius Vlassenroot en van Delina Augusta
Maria Herman. 16 Jan. Petrus Augustinus,
z. van Franciscus Treophilus Allefs en van Co-
leta Petronella Everaard. 23 Jan. Honore, z.
van Petrus de Meester en van Anna de Rijcke.
28 Jan. Lucia Louisa Francisca, d. van Fran
ciscus Desiderius de Potter en van Anna Maria
van Dorsselaer. 31 Jan. Petrus Gerardus, z.
van Emilius Franciscus van Daele en van Ra-
chelle Elvira Maria Apers.
Overiyden. 3 Jan. Emelia Maria Strooband,
oud 42 j., echtg. van Camile Savoije. 9 Jan.
Petrus Gomarus Neefs, oud 67 j., echtg. van
Maria Philomena de Weert. 19 Jan. Anna
Maria Amelia Nachtegael, oud 19 j., d. van
Jan Frans en van Maria Lud'ovica Aerts.
CXI.
Het volgende partijtje is uit den loopenden
wedstrijd om het kampioenschap van
Zeeuwsch-Vlaanderen.
Hollandsche opening, onregelm. voortgezet.
Wit. Zwart.
A. Kotvis, Zuidzande. J, J. K.
1. 33—28 18—23
2. 3933 1218
3. 44—39 7—12
4. 31—27 17—21
5. 37—31 23—29
In deze opening een ongewone, maar zeer
kansryke voortzetting.
6. 33X24 20X29
7. 34X23 18X29
8. 39—33 14—20
9. 33X24 20X29
10. 41—37 10—14
11. 47-41 5—10
12. 50—44 1—7
13. 43—39 10—15
14. 39—34 13—18
15. 34X23 18X29
De zwarte schijf op 29 staat onaantastbaar.
Wit had deze aanstonds moeten afruilen.
Thans ontstaan moeilijkheden. Wel sterk
in dit spel is, dat Wit nog geen enkele maal
3126 heeft kunnen spelen.
16. 44—39 9—13
17. 40—34 29X40
18. 35X44 21—26
Wit heeft nu een nadeeligen stand aan den
langen vleugel.
19. 4440 12—18
20. 27—22 18X27
21. 31X22 7—12
22. 37—31 26X37
23. 42X31 12—17
Dreigt omsingeling van de kerkhof-schyf.
24. 41—37 17—21
Dwingt Wit tot 3127, daar op 31-26 zou
volgen 13—18, 20X29 en 11X35.
25. 31—27 8—12
26. 4943 4—9
Wit ziet het gevaar niet en speelt
27. 37—31 11—17
28. 22X11 16X7
29. 27X16 7—11
30. 16X18 13X35
Zwart heeft nu een schijf gewonnen. Na
nog een tiental zetten gaf Wit op.
In de eerste party Verhagev. d. Heuvel
kwam het ongeveer tot den volgenden stand:
Zwart: 12, 13, 14, 17, 18, 19, 24.
Wit: 28, 30, 32, 33, 35, 37, 42.
Zwart (v. d. Heuvel) aan zet meende hier
een schijf te kunnen winnen door 1420. Wit
kan n.l. niet 3025 spelen wegens 1721
(25X23) en 28X47 dam. Na 1420 ver-
volgde Wit echter met 4238 Zwart nu
2025, waama Zwart in plaats van een schijf
te winnen op slag verloor door Wit 2823
(Zwart meerslag 19X39); 30X8 (12X3);
3833 (39X28); en 32X21. Hoogst een-
voudig, maar in een partij wel interessant.
Kampioenschap van Zeeuwsch-Vlaanderen.
De verrassingen zijn ook den tweeden wed-
strijddag niet uitgebleven, zoodat thans hal-
verwege reeds meer teekening in den. strijd te
constateeren valt dan bij normale uitslagen
het geval zou zijn geweest. De grootste ver-
rassing van het gansche tomooi heeft tot
dusver de heer I. Verhage te Nieuwvliet be-
zorgt, door uit 7 partijen niet minder dan 11
punten in de wacht te sleepen. Maarer
wachten hem nog 7 zeer zware party en!
Niettemin is zijn prestatie tot hiertoe meer
dan keurig.
Behalve schrijver dezes hebben alle deel-
nemers nu e6n of meer verliespartijen te
boeken gehad. De titelhouder, de heer J. A.
Risseeuw te Zuidzande stelde in de eerste
helft van den strijd wel wat teleur.
Van 8 gespeelde partijen won hij er slechts
twee, maakte er 5 remise en verloor 6€n
partij van A. Kotvis. Hij bezit overigens de
capaciteiten om zijn achterstand in te loopen,
vooral wanneer daar nog een „pietsie" geluk
bij komt!
Na een aanvankeiyk uitstekend begin
waren de verliespartijen van Geensen tegen
Verhage eenigszins onbegrijpeiyk. Ook hier
zijn echter de kansen om in te halen, nog
zeer groot!
De stand is thans: Verhage 11 punten uit
7 partijen; Kaan 10 uit 6; Boogaart 10 uit 8;
Risseeuw 9 uit 8; Kotvis 8 uit 8; Geensen 7
uit 7; v. d. Heuvel 5 uit 6; P. Lutein 2 uit 11.
Oplossers wedstrijd.
Na tweemaal achtereen wegens plaats-
gebrek gedwongen te zyn geweest, de wed-
strijdproblemen te doen overstaan, geven wij
thans twee vraagstukken ter oplossing, die
vooral de beginnelingen onder de oplossers
zwaar op de proef zullen stellen.
Wedstrydprobleem No. 21.
ZWART 1 2 3 4 5
WIT
De stand in cijfers behoort te zijn:
Zwart: 4, 7, 12, 14, 15, 17, 18, 19, 20, 22, 23,
25, 35.
Wit: 26, 27. 29, 31, 33, 34, 38, 39, 40, 41,
47, 50.
Wedstrijdprobleem No. 22.
Zwart: 7, 11, 13, 14, 19, 20, 21, 29, 30, 34, 39.
Wit: 16, 22, 27, 28„ 31, 38, 41, 42, 43, 45, 48.
Voor beide problemen: Wit speelt en wint!
Oplossingen v66r 1 Maart aan J. J. Kaan
te Sluiskil.
Correspondentie: J. L. te Groede. Eindspel
No. 1 is niet volledig.
Aan de betrokkenen: De wedstrijd om het
Zeeuwsch-Vlaamsche kampioenschap wordt
17 Februari voortgezet te Zuidzande.
J. J. K.
BogoljoebofEuwe.
(Zevende party uit de revanchematch.)
1. d2d4 Pg8f6
2. c2c4 e7e6
3. Pblc3 Rf8—b4
Door de modemen wordt deze speelwijze
wel eens toegepast. Zij beantwoordt niet aan
gezonde principes, daar deze looper, om
tempoverlies te ontgaan, meestal geruild
WAAKSCHUYYTNGbSiGNALEN.
Als uw organiisme zelf u door pijn en kwa-
len, een duizelig gevoel, oorsuizingen en
andere stoormssen waarschuwt, dat de aieren
het urinezuur en andere vergiftige stoffen
met behoorlijk uit het bloed filtreeren, dient gij
u in acht te nemen. Gij kunt het spoedig ge
nu eg zelf uitmaken:
Let er op of gij last hebt van rugpijn, rheo-
matisehe pijnen, ischias of spit, een prikkel-
baar, zenuwachtig, afgemat gevoel, een gevoel,
of uw ooren suizen of gonzen, te vaak of te
weinig aandrang tot urineeren, troebel, te dan
ker of te lichit gekleurd water. Brandend en
pynlijk by de loozing. Zanderig, gruisachtig of
draderig bezinksel.
Elk dezer verschijnselen kan beteekenen, dat
uw nieren hulp behoeven. Gebruik dan onmvid-
deliyk Foster's Rugpyn Nieren Pillen. Zij wor
den aanbevolen als het middel, dat de ver-
zwakte nieren opwekt, de urineloozing regelt
en u bevrijdt van rugpy'n, rheurr.atiek en die
andere eLlendige verschynselen van nieraan-
doening.
Verkrijgbaar (in glasverpakking met geei
etiket let hier vooral op) bij apotheken en
drogisten a f 1,75 per flacon. 30
Te Ter Neuzen bij Firma A. van Overbeeke
Leunis, Axelsohest.raat en Westkolkstraat.
moet worden tegen het paard. Er komt dan
een torenlijn open, terwijl het voordeel der
beide raadsheeren groot is, doordat zy open
terrein beschikbaar vinden. De dubbele pion
is daarentegen een nadeel, dat tenslotte ver-
dwijnt, omdat meestal opmarsch en gebruik
voor een aanvalsdoel mogelijk wordt.
4. Pgl—f3 b7—b6
5. e2e3 0—0
6. Rfl—d3 d7d5
7. 00 Rc8b7
8. c4Xd5 e6Xd5
9. a2a3 Rb4e7
Euwe trekt zijn looper liever terug, nu rul
niet eens meer een dubbelen pion aan Wit zou
bezorgen. Uit een en ander volgt echter, dat
Rb4 een zet zonder veel inhoud is.
10. b2—b4 Pb8d7
11. Talbl
Valt den looper op b7 aan, indien c7c5,
dXc5 zou gebeuren.
11a7a6
12. Pf3e5 Pd7 X e5
Dit zgn stereotype zetten. Pe5 in dit soort
stellingen is meestal sterk, terwyi PXe5
meestal niet geoorloofd is. Niet ruilen laat
echter een vrij benauwde stelling voor Zwart
bestaan.
13. d4Xe5 Pf6d7
14. f2f4 (hoort er byTf 8e8
15. Pc3e2 Ta8b8
16. Pe2d4! c7c5
17. Pd4—f3 Pd7—f8
Wit heeft zijn Damepaard sieriyk tn
de aanvalspositie ingeiyfd. Want men begint
te overzien, dat het hem slechts om den bouv
van een krachtige positie te doen is. Hoe
langer de noodzakeiykheid tot den aanval uit
biyft, des te beter voor Wit, die den tyd be-
nut om z'n troepen met de maximale doeY-
matigheid te rangschikken. Zwart moet de
tegenmaatregelen reeds in de eigen achter-
linies treffen (Pd7f8).
18. f4f5
dreigt, na f7f6, met e6 voort te gaan.
De aanval is nu begonnen. Zwart insceneert
een tegenactie:
18d5d4
19. e3X d4 Rb7Xf3
20. Ddl Xf3 Dd8Xd4t
21. Kgl—hi c5c4
22. Rd3c2 Tb8c8
Zwart heeft het nogal ver in z'n
afweer gebracht, doch het is duidelgk, dat
doorzetting dezer actie veel tyd in beslag zal
nemen en voor Wit minder onaangenaam is
dan de op touw zgnde rokadeaanval dit
voor Zwart is.
b6b5
Dd4b6
23. Rcl—f4
24. Tbl—dl
25. Df3g3
dreigt f5f6
25Tc8d8
26. Tdlcl
Bogoljoebof speelt hier, zooals steeds,
,,auf's ganze", d.w.z. op het mat of den alga-
heelen verliesstand van den tegenstander.
Vandaar versmaadt hy stukwinst.
26.
27.
Tfl-
28. Tcl-
29.
-f3
-fl
Kg8h8
f7—f6
Pf8d7
Pd7e5
f6Xe5
e5e6
30. Rf4Xe5
31. f5f6!
beslissend! In het slot vooral toont zich
Bogoljoebof in z'n waren styi: de executi*
geschiedt met toenemende scherpte.
31Rc7Xf6
32. Dg3—h3 Td8d3
33. Tf3Xd3 Zwart geeft op.
Zie c4xd3, Rc2Xd3, h6, Df5 enz.
Een verboden zetje.
Dat is Rg5 in het orthodoxe Damegambiet
zoolang nog niet Pc3 is gespeeld. B.v. 1. d4,
d5, 2. c4, e6, 3. Pf3, Pf6, 4. Rg5... of zooals
in den laatsten tyd wel eens gebeurt: 7. d4,
Pf6, 2. c4, e6, 3. Pf3, d5, 4. Rg5...
Het sterkste antwoord van Zwart is hO.
Dan moet Wit ruilen met RXf6 en Zwart, dis
met de Dame terugneemt, behoudt het voor
deel der beide loopers bij minstens even ge-
makkelijk spel als in de gewone vaiianten
van het orthodoxe damegambiet.
Ruilt Wit echter niet, dan beschikt Zwart
over mooi aanvalsspel, dat voor hem steeds
tot winst diende te leiden. Deze aanval is
gebaseerd op het feit, dat met g7g5 de
penning" van het Paard f6 ophoudt en dit.
paard beschikbaar wordt om via e5 het punt
c3 te bestrijken. Op dit punt echter kan het
witte paard onmiddellyk gepend worden.
Voegt men hieraan toe, dat parallel tot deze
mogelijkheden nog de pion op c4 instaat, dan
begrijpt men, dat Wit met Rg5 en Rh4 zgn
vingers in een wespennest gestoken heeft.
Absoluut catastrophaal wordt de witte
speelwijze, wanneer Wit zijn toestand niet be-
seft en argeloos aanvalsplannen maakt, hier
toe gelokt door Zwart's schijnbare vrijheden.
Zooiets gebeurd dikwijls en het volgend voor-
beeld, dat een en ander verduidelijkt, kan dan
ook tot waarschuwing strekken aan den met
deze val nog onbekenden lezer.
Wit Ebstein, Zwart: Delvaux.
1. d4, d5, 2. Pf3, Pf6, S. c4, eti, 4. UgST
(eerst moet dus Pc3 gespeeld worden) h6!, 5.
Rh4? 6. Pc8, dXp4 (dezen pion kan Wit niet
Rb4f, 6. Pc3, dXc4 (deze pion kan Wit niet
heroveren, want hij wordt door b7b5 af-
doende verdedigd, gesteund door de actie g7
g5, Pe4, eventueel RXc3, en op tyd c7^c5),
7. Da4f (Wit meent evenveel initiatief te be-
zitten als Zwart.) Pc6, 8. Pe5, (Wit gaat
voort en de kwestie, wie het initiatief eigen-
lijk heeft, wordt nu uitgevochtenDXd4, 9.
PXc6, RXc3+, 10. bXcS (na Pe5 zgn Wit's
zetten gedwongen) D)<c3+, U- Kdl, DXal+>
12. Kc2, Rd7 (wint een figuur), 13. DX<A.
RXe6, 14. RXf6, gXf6, (de Dame staat op
al veel te sterk om haar te verplaatsen), 15.
h4, 000. Wit geeft op: hij heeft geen
t plausibele zet en direct verlies is onvermi}-
delijk.