v ROSSEM's ZEEPAARD I5cr PUR GL Pijnlijke Kloven INGEZONDEN MEDEDEELINGH INGEZONDEN MEDEDEELING. LICHTE MARYLAND BAAI IN PATENTVERPAKKINC4 NGEZONDEN mededeelingf» verzacht en ^eneest men met 8C Gewenscht is een nauwkeurige en scherpe omsciirijving der gevallen, waarin men op grond der hoeveelheid en hoedanigheid van het water waar men over beschikt, niet tot aansluiting verplicht zal zijn. „Verplichte aansluiting" is niet zonder belang voor de volksgezondheid. De ramingen van het waterverbruik, die het Rapport 1923 geeft, zijn niet over- dreven, mits met betrekking tot den loop der bevolking een wijziging aan- gabracht worde, zooals in het Aanvul- lend rapport is geschiedt. De mogelijkheid om toe te treden blijve voor alle gemeenten in Zeeuwsch-Vlaan- deren open. Het is gewenscbt, dat het Rijk en/of de Provincie Zeeland als voorschot het kapitaal verstrekken, noodig om de buizen en andere onder- deelen der technische inrichting waar- van de capaciteit practisch niet door bij- plaatsing van eenheden op te voeren is, reeds bij den bouw van het bedrijf van zoodanige afmetingen te maken, dat in de toekomst geheel Zeeuwsch-Vlaande- ren van leidingwater zal kunnen wor den voorzien. Het tarief-systeem zij duidelijk en sluite bij de toepassing twijfel uit. Een kamertarief verdient aanbeveling. Het tarief mag de draagkracht der be volking niet te boven gaan, noch meer bedragen dan elders onder overeenkom- stige omstandigheden. Een tarief voor huishoudelijk verbruik, volgens de door de Commissie aanvaar- de beginselen en varieerende van 7 tot 52 voldoet ruimschoots aan hooger ge- noemde eischen. De vroeger voorgestelde tarieven voor niet-huishoudelijk verbruik kunnen aan- vaard worden. De kostelooze aansluiting (binnen een afstand van 40 M.) worde onder over- eenkomstige voorwaarden als voor het huishoudelijk verbruik, tot den land- bouw en de nijverheid uitgebreid. Het bedrijf worde in alle opzichten sober opgezet. Op de posten „Dienstwoningen" en ..Bureau", kan, in overleg met het Rijksbureau, worden bezuinigd. Electrische drijfkracht worde toegepast. De rentabiliteit van het bedrijf is, ook als de door de Commissie voorgestelde tarieven worden toegepast, verzekerd. Het waterleidingbedrijf zal geenerlei be- lastingverhooging noodzakelijk maken, noch eenigen anderen nadeeligen in- vloed op de financien der toegetreden gemeenten uitoefenen. De leidende personen die aan de tot standkoming der Waterleidingmaat- schappij gearbeid hebben, verdienen uit dien hoofde, alle hulde. De Raad van Commissarissen en het Dagelijksch Bestuur der Maatschappij dienen kleiner en minder eenzijdig sa- mengesteld te zijn. Om dit te bereiken is het gewenscht, dat alle Commissarissen hun mandaat ter beschikking stellen. Van handelingen van bestuurszijde ge- pleegd, het benadeelen der vennoot- schap beoogende, is niets gebleken. De wijze van verkiezing van den Raad van Commissarissen heeft tot gerecht- vaardigde critiek aanleiding gegeven. Te betreuren zijn onvoorzichtigheden van leden van het Bestuur der maat schappij die, evenals onbillijke beoor- deelingen door het publiek, de zaak der waterleiding emstig geschaad hebben. Dit rapport worde gepubliceerd. De commissie spreekt aan het eind van haar rapport het vertrouwen uit, de werkelijke en groote bezwaren, die er tegen den aanvanke- Iijken opzet der ondememing bestonden, in het juiste licht te hebben geplaatst. Zij hoopt door haar voorstellen blijk te hebben gegeven, van den emst dier bezwaren door- drongen te zijn geweest, en vleit zich een op- lossing aangegeven te hebben voor het over- groote deel der moeilijkheden. Indien door aanvaarding der conclusien van dit rapport het waterleidingbedrijf beter aan de economische en sociale behoeften van Zeeuwsch-Vlaanderen zou beantwoorden, dan komt de eer van dit werk toe aan de opbou- wende critiek, die tijdig haar waarschuwende stem heeft doen hooren. Alvorens hare conclusien neer te schrijven betuigt de Commissie in een voorwoord dank aan den Directeur en den betrokken ingenieur van het Rijkswaterleidingbureau voor den zeer gewaardeerden steim bij het verrichten van haar arbeid ondervonden. Ook wordt dank gebracht aan de verschillende leden van den Raad van Commissarissen der Waterlei- ■dingmaatschappij en vele andere personen die met de meeste bereidwilligheid de gevraagde inlichtingen hebben verschaft en in het bij- Eon der geldt dat woord van dank den voor- zitter der maatschappij. De Commissie zegt haar opdracht niet te hebben beperkt tot een onderzoek zonder meer. doch ook de vrijheid te hebben geno- men concrete voorstellen te doen op alle pun- ten waar zij, als uitkomst van haar onder zoek, verbetering mogelijk achtte. In de inleiding wordt het verloop der zaak geschetst tot aan de installatie der Commis sie. Voorts blijkt, dat de commissie zich, aangezien een grondige behandeling der on- derwerpen in een vergadering met 40 perso nen uitgesloten moet worden geacht, in 3 secties heeft verdeeld, die ieder afzonderlijk hebben vergaderd. Rapporteurs dezer secties waren resp. de heeren J. C. le Bleu te Bres- kens, A. Salome te Breskens en B. I. Zonne- vrjlle te Ter Neuzen. Het resultaat der be- sprekingen werd telkens voor ieder onder- deel in conclusien vastgelegd. Deze conclu sien vormden den grondslag voor het rap port, dat door den secretaris, in samenwer- king met de rapporteurs, ontworpen is. Na in het Moderamen besproken te zijn, is het in eene algemeene vergadering definitief vastgesteld. Er werdem 10 sectievergaderingen gehou- den, terwijl het Moderamen 9 maal bijeen kwam. Aangezien 20 gemeenten door toetreding het nut eener waterleiding erkenden, heeft de commissie zich niet in het economisch en hygienisch belang eener waterleiding ver- diept. Zij heeft zich beperkt tot het bestu- deeren der vraagstukken die zich daar rond hebben gevormd. Het rapport 1923 diende tot leiddraad hoewel telkens wanneer daar- toe aanleiding bleek in den ruimsten zin ge legenheid werd gegeven zich ook daar buiten uit te spreken, indien het verband hield met het werk der commissie. 10* 11° 12' 13' 14' IS' 16e 17° 18° 19° 80' 21' 22° 23* 24 25 25* ii. De Commissie heeft, naar aanleiding van de meer dan normale critiek waaraan de waterwinplaats te St. Jansteen was blootge- steld, het dienstig geoordeeld het Rijksbureau uit te noodigen de verschillende geruchten die*, in omloop waren gebracht in een be- schouwing samen te vatten en zoo mogelijk te weerleggen, opdat de publieke opinie niet op een dwaalspoor gebracht worde. De Com missie beschouwt deze kwestie bovendien als een bij uitstek technisch onderwerp, waar- over alleen deskundigen gerechtigd zijn hun oordeel uit te spreken. I Uit de opmerkingen die als bijlage A aan het rapport zijn toegevoegd blijkt dan, dat de waterwinplaats te St. Jansteen, hoewel niet van onbeperkte capaciteit, Zeeuwsch- Vlaanderen tot in lengte van dagen een aan- zienlijke hoeveelheid water van uitstekende hoedanigheid zal kunnen verschaffen, zoodat er in dit opzicht geenerlei anleiding tot on- gerustheid bestaat. Niettemin werden ook andere oplossingen onderzoeht. Waterwinning op den Brabantschen wai, met een zinker door de Schelde komt om fi- nancieele en technische reden ongewenscht voor. Een breedvoerig onderzoek is ook inge- steld naar de mogelijkheid van het betrek- ken van water uit Belgie, door het doorleg- gen der leidingen van St. Nicolaas en Brug ge, welke steden thans van Ardennenwater worden voorzien. Het resultaat der studie van het Rijksbureau hieromtrent is aan het rapport toegevoegd als bijlage B. Er blijkt uit, dat waterlevering ten behoeve van de watervoorziening van Zeeuwsch- Vlaanderen door de „Tusschengemeentelijke Maatschappij der Vlaanderen voor Water- bedeeling" (de eenige maatschappij die daar- voor in aanmerking zou kunnen komen) althans gedurende een reeks van jaren technisch mogelijk is. Deze oplossing zou een aanleg-kapitaalsbesparing van f 1.000.000 tengevolge hebben, doch als gevolg van de kosten voor het inkoopen van water zouden de jaarlijksche exploitatiekosten toch nog 24.000 hooger komen, dan bij het stichten eener eigen waterwinplaats. Voorts leert de praktijk reeds, dat bedoelde maatschappij zeer weinig gevoelt voor uit- breiding van haar verzorgingsgebied, omdat de vrees bestaat, dat in de toekomst niet genoeg water te harer beschik king zal staan, aangezien de „Compagnie Intercommunale Bruxelloise des Eaux, ge- vestigd te Brussel, van welke zij haar water betrekt, slechts verplicht is tot het leveren van een bepaald maximum kwantum. Op grond daarvan heeft zij de Belgische gemeen ten Lokeren en Hamme slechts willen aan- sluiten op voorwaarde, dat tot afsluiten van den water-toevoer zou kunnen worden over- gegaan, zoodra de andere Vlaamsche gemeen ten watergebrek zouden krijgen. Van die ge vraagde aansluiting is dan ook niets ge komen. Het is daarom niet aan te nemen, dat de maatschappij bereid zou zijn Zeeuwsch-Vlaan deren een tienmaal grootere bevolking dan de zooeven genoemde Belgische gemeenten van water te voorzien, nog afgedacht van de vraag of de Belgische regeering daartoe toe- stemming zou verleenen, en verdere bezwa ren van staatkundigen aard. De Commissie acht de conclusien van het rijksbureau omtrent de waterwinplaats te St. Jansteen, geschetst in het „Rapport 1923" juist. Er zal voor de behoeften die in de eerste 30, 40 jaar te voorzien zijn, vol- doende water kunnen gewonnen worden. Stijgen de behoeften na verloop van dien tijd, dan zijn,•indien de capaciteit van deze water winplaats niet meer kan opgevoerd worden, nu reeds middelen bekend om aanvulling van het tekort mogelijk te maken (waterbetrek- king uit Brabant door een zinker of door tankschepen of uit Belgie). Ondertusschen behoeft men zich hierover binnen de eerste 30, 40 jaar niet het hoofd te breken. III. Met betrekking tot de grondslagen van het ontwerp constateert de commissie dat ver- plichte aansluiting, evenmin als andere ver- plichtingen die in het algemeen belang dik- wijls moeten worden opgelegd, door de be volking niet met sympathie is begroet. Na grondig onderzoek is zij echter tot de conelu- sie gekomen, dat deze streekwaterleiding zonder die verplichting practisch onbestaan- baar is. Niet alleen zouden de voorwaarden waaronder het benoodigde kapitaal kan op- genomen worden veel zwaarder moeten wor den gesteld, doch bovendien zouden, wegens het alsdan in den aanvang geringe aantal aansluitingen, buitengewoon hooge tarieven moeten worden vastgesteld. Wettelijke bezwaren bestaan tegen ver plichting tot aansluiten niet. Er kunnen wel practische bezwaren tegen bestaan, doch die moeilijkheid dient naar het oordeel der Com missie te worden ondervangen door een laag tarief. Zij constateert met voldoening er in te zijn geslaagd het daarheen te sturen, zon der dat de rentabiliteit der ondememing in gevaar is gebracht. Wel wenscht de Commissie een duidelijke omschrijving, welke personen niet tot aan sluiting zullen kunnen worden verplicht. De Commissie meent dat zij zouden moeten wor den vrijgesteld die over een regenbak of wel- put van in verband met de grootte van het gezin voldoende capaciteit beschikken en waaruit water gewonnen wordt dat door het Centraal Laboratorium voor de Volksgezond heid te Utrecht goedgekeurd moet zijn. In dien op dit punt geen zekerheid bestaat, zal de toepassing tot veel moeilijkheden aanlei ding geven. ,,Verplichte aansluiting" waarborgt een groot aantal aansluitingen van den aanvang af, zoodat onmiddellijk reeds vrij lage tarie ven kunnen worden toegepast, die het moge- ljjk maken dat ook de arbeidersbevolking in ruime mate van het nut eener waterleiding profiteeren kan. Omtrent het waterverbruik heeft de Com missie zich met berekeningen van het Rijks bureau vereenigd. Alleen heeft zij gemeend, dat er met een minder Snellen aanwas der bevolking rekening dient gehouden te wor den. De berekeningen voor industrien zijn geschied volgens opgaven van verschillende industrieelen zelf. Leidingwater verdient voor ketelvoeding verre de voorkeur boven het water tot welks gebruik men thans ge- dwongen is. Verschillende industrien en tramwegmaatschappijen hebben sinds 1923 toen die ramingen gemaakt werden be- langrijke uitbreidingen ondergaan. Ook voof vee-verbruik kan de raming aanvaard wor den. Zeer emstig heeft de Commissie den toe- stand onder de oog'en gezien die ontstaan is, nu 20 van de 35 gemeenten hebben besloten toe te treden. Het moet van een groot alge meen belang worden geacht dat "bok voor die andere 15 gemeenten de gelegenheid om later aan te sluiten open blijft., Daarvoor is het echter noodig dat verschillende werken 0.m. toevoerbuizen ineens op de voile ca paciteit worden gelegd, aangezien het later leggen van een tweede buisleiding wegens de te hooge kosten die verdere aansluitingen on- mogelijk zou maken. (Men zie de kwestie der gemeente Borssele op Zuid-Beveland.) Als gevolg daarvan zijn de aanlegkosten dan hooger, dan voor de voorziening van de aan- gesloten gemeenten noodig is. Nu gaat het naar de opvatting der Com missie niet aan, de 20 toegetreden gemeenten te belasten met de kosten die noodig zouden zijn om latere toetreding der zich thans af- zijdig houdende gemeenten mogelijk te ma ken. Uit overweging dat dit een algemeen belang der Volksgezondheid betreft meent de Commissie dat hiervoor de hulp van het rijk moet worden ingeroepen. De hoogere kosten die terstond zouden moeten .worden gemaakt om later ook de an dere 15 gemeenten te kunnen aansluiten wor den door het Rijksbureau geraamd op 210.000. Het Rijk stort die gelden als voor schot bij de Waterleidingmaatschappij. Dit voorschot wordt door de maatschappij aan het Rijk terugbetaald uit het door de later toetredende gemeenten te storten aandeelen- kapitaal, terwijl die gemeenten bovendien moeten betalen de rente van hun kapitaal (de samengestelde intrest van af den dag dat het voorschot is gestort tot dien der toetreding). De Commissie laat in het midden, in hoe- verre de prwvincie Zeeland haar medewer- king zou kunnen verleenen. Aangezien de ervaring nu eenmaal leert, dat, als een aan tal gemeenten een waterleiding of electriciteit hebben, naburige gemeenten deze ook alras wenschen, is het risico dat het Rijk en/of de provincie hierbij loopen niet zeer groot, ter wijl bovendien de ieder jaar oploopende in trest voor de gemeenten een prikkel is om spoedig toe te treden. IV. De tarieven. De Commissie had de over- tuiging dat de behandeling van de tarieven tot de neteligste en tevens allerbelangrijkste van haar taak zou behooren, aangezien van vele zijden aajjmerking is gemaakt op het in het rapport 1923 aangegeven tarief voor huis houdelijk gebruik, als zou dat de draagkracht der bevolking te boven gaan en bij de toe passing tot talrijke onjuistheden leiden. Het Rapport 1923 geeft een kamer-tarief als voorbeeld. Een ander stelsel komt der Commissie niet gewenscht voor. Een tarief volgens de verbruikte hoeveelheid eischt dure meters, is omslachtig en hygienisch verkeerd, omdat het leidt tot minder gebruik. Bij een huurwaarde-systeem doen zich weer andere moeilijkheden voor, terwijl voor een particu- liere maatschappij een tarief volgens het in- komen practisch niet uitvoerbaar is omdat men daarvoor de officieele gegevens mist. Een kamertarief is aldus samen te stellen dat het to met de draagkracht der bevolking en met het verbruik rekening houdt. Ten slotte ontveinst de Commissie zich niet, dat aan elk systeem gebreken zullen kleven. Ten opzichte van dit onderdeel wijkt het rapport af van de gedragslijn om niiet door 't noemen van namen te doen uitkomen wie harer leden meer bijzonderen arbeid op een bepaald punt hebben gepresteerd. Medege- deeld wordt, dat het lid van het Moderamen, de heer N. J. Harte te Ter Neuzen namelijk, overtuigd, dat bij talrijken de hoogte van het tarief het voomaamste bezwaar was, op eigen initatief door vergelijking met elders bestaande regelingen, met zeer veel ijver en nauwgezetheid deze zaak heeft onderzoeht en een kamer-tariefsysteem heeft ontworpen dat de Commissie met algemeene stemmen heeft aanvaard en dat zij dan ook ten sterk- ste aanibeveelt. De grondslagen van dit stelsel, door de Commissie „Systeem-Harte" genoemd, zijn de volgende Een kamer-tarief dient allereerst nauw- keurig te bepalen wat als kamer aangemerkt wordt en wat niet. Niet gerekend worden: 1. kelders, gangen en portalen. 2. vertrekken van minder dan 6 M2. opper- vlakte. 3. tot de woning behoorende bergplaatsen voor huishoudelijk gebruik (wasch- en schuurgerief, brandstoffen enz.) 4. zolders en zolderkamers (d.z. kamers waarvan een of meer wanden geheel of gedeeltelijk door het dak of het dakbe- schbt worden gevormd). De voor de zolderkamers gemaakte uitzon- deringen vereischt toelichting. In den laat- sten tijd heeft zich in den bouw, van arbei- derswoningen vooral, een groote verandering voltrokken. Bedsteden en alkoven vindt men in de nieuwe typen van huizen niet meer, terwijl ook het slapen van alle kinderen van het gezin op ton grooten zolder, steeds meer tot het verleden gaat behooren. Kleine kamertjes in de kap van het dak aange- bracht, hebben dit alles vervangen. Rekende men deze vertrekjes wel mede, dan zou een moderne arbeiderswoning in een zelfde tarief- klasse vallen als een klein heerenhuis, terwijl haar bewoners geen grootere economische draagkracht hebben, dan die eener arbeiders woning van ouder type, welke slechts 1 of 2 kamers telt. Worden evenwel op de zolder- verdieping tapkranen aangebracht, wil men daar ook profiteeren van het gemak der waterleiding, dan is het billijk, dat voor ieder dezer kranen een kamer meer gerekend wordt. Voor de berekening van het tarief komen de hierboven onder sub 1 tot en met 4 ge noemde ruimten w61 in aanmerking, indien er een bad in is geplaatst of indien zij als keu- ken gebruikt worden (z.g. „voorvloeren" van arbeiderswoningen, als woonkeuken gebruikt, tellen dus ook mede). Tenslotte moet ook de grootte der kamers eenigen invloed uitoefenen en wordt voor ten hoogste 2 kamers per woning, die een ge- ringere oppervlakte hebben dan 12 M3. een lager bedrag berekend, Voorts moet het tarief zekerheid verschaf fen omtrent het waterverbruik. De Com missie vereenigt zich met de cijfers van het rapport 1923: 1 kamer 40 M3., 2 50 M3., 3 60 M3., 4 70 M3„ 5 80 M3., 6 90 M3., 7 100 M3. en 8 of meer 120 M3. In tegenstelling met dat rapport meent de Commissie evenwel, dat het groote hygie- nische belang van waterspoeling in W. C.'s en van baden niet toelaat daarvoor extra te berekenen. Een waterleiding zal het gebruik van stortbaden ook brengen binnen het be- reik van arbeidersgezinnen. Voor gevel- en tuinbesproei'ing, hetgeen geen huishoudelijk verbruik in engeren zin te noemen is, kan zonder bezwaar een matig bedrag in rekening worden gebracht. De Commissie komt dus tot de slotsom, dat, be- houdens verspilling, alleen voor het gebruik buitenshuis boven het tarief nog iets gevor- derd mag worden. De Commissie heeft na bestudeering van verschillende gegevens op grond van de vroe- gere woning- en kamertelling en het tarief volgens het rapport 1923, dat op een gemid- deld bedrag van 21,84 kwam volgens het systeem-Harte een tarief opgebouwd van 7 voor een groote en 5 voor een kleine kamer. bij nadere overweging kwam dit voor arbei derswoningen nog te hoog voor en werd voor die typen van woningen het bedrag voor de 2 kleine kamers op 4 gebracht. Indien men aanneemt, dat in alle woningen met 3 of meer kamers 2 kleine kamers voor- komen, komt men dan tot het volgend tarief: 1 kamer f 7, 2 11,— 3 15,— 4 24,— 5 31,— 6 38,— 7 45,— 8 52,— Voorts is berekend dat per 1000 woningen tot voomoemde categorien behooren resp. 81, 314, 226, 179, 93, 52, 23, 32, welke zouden opbrengen 19.265, alzoo een gemiddelde van f 19,26. Het gemiddelde is dan 2,58 lager dan volgens het rapport 1923. Voor Schouwen en Duiveland is het gemid delde f 25, Zuid-Beveland f 20, Noord-Holland (ruim 100 gemeenten) 25, Noord-West- Brabant f 20,50. Het minimum dat hier f 7 zou zijn, be- draagt voor Zuid-Beveland 8, Noord-Hol- land 12, Noord-West-Brabant 9, Vlissin- gen 14, Middelburg 10,50. Etokamerwoningen, die in dat minimum- tarief vallen, komen er hier volgens bereke ning slechts 81 op de 1000 voor. Het tarief geldend voor Heinenoord (Z.-H.) zou komen op 19,93% gemiddeld en het minimum voor een arbeiderswoning f 9,60. Deze gemeente is voor vergelijking gekozen, omdat dit een bevolking is levende in hoofdzaak van vlascultuur, en dus heel wat minder welvarend dan die der Z.-Vlaam sche gemeenten. De Commissie acht de tarieven die het Rapport 1923 noemt voor het verbruik van water voor industrieele doeleinden en land- bouwbedrijven niet te hoog deze varieeren van af 40 cent voor de eerste 125 M3. per jaar tot 20 cent per M3. boven de 8000 M3. Thans mist men geschikt water voor ketel voeding en in de behoefte aan drinkwater voor het vee kan slechts in onvoldoende mate worden voorzien. Door coulante voorwaar den behoort de aansluiting van weilanden te worden in dehand gewerkt. V. Een aantal voorstellen der Commissie heb ben wijziging gebracht in de begrooting en de rentabiliteitsberekening. Zij acht niet noodig het stichten van een kantoorgebouw en dienstwoningen, waar deze gehuurd kun nen worden. Dienstwoningen komen over het algemeen zeer duur in onderhoud. Slechts ton woning, n.l. bij het pompstation, voor den machinist, zal niet gemist kunnen worden, Naar de meening der Commissie verdient het ook aanbeveling de mogelijkheid van elec trische drijfkracht onder de oogen te zien. Daarentegen is de „gratis-aansluiting" van 25 M. afstand verhoogd tot 40 M. van de hoofdleiding. Uit het aanvullend rapporj met rentabili teitsberekening, opgemaakt door het Rijks bureau, na kennisneming van de wenschen der Commissie blijkt, dat de verschillende voorstellen de rentabiliteit der ondememing niet in gevaar zullen brengen. Zelfs ziet dit er gunstiger uit, dan blijkens het Rapport 1923, en wordt in sommige' opzichten zelfs grooter waarborg gegeven dan het Rapport 1923 reeds gaf. Waar de rentabiliteit alzoo verzekerd is, acht de Commissie het practisch buitenge- sloten, dat de gemeenten als aandeel- houdsters ooit tekorten aan het bedrijf zouden moeten dekken. Bovendien beschikt de Maatschappij voor het onwaarschijnlijke geval, dat hare reserve zou zijn opgeteerd, nog renteloos over een half millioen risico- garantie van Rijk en Provincie. Die garan- tie is daarom van zoo groote waarde, omdat men anders slechts op uiterst bezwarende voorwaarden geld zou kunnen leenen. De Commissie spreekt als hare meening uit, dat het waterleidingbedntjf geen belas- tingverhooging. of eenigen anderen nadeeligen invloed op de gemeente-financien hebben zal. VI. Het Bestuur der Maatschappij. De Com missie is bij haar onderzoek sterk onder den indruk gekomen van de geweldige massa arbeid, die de voorbereiding eener centrale waterleiding voor dit gewest heeft gevorderd. In 1916 zijn' de besprekingen reeds begonnen, in 1923 verscheen het eerste rapport, er tra- den ten slotte 20 gemeenten toe en in 1926 werd de Maatschappij opgericht. Men kan niet anders dan bewondering koesteren voor de leidende personen, die met zooveel volhar- d(pg gewerkt hebben aan een zaak, die naar hun vaste overtuiging de schoonste vruchten voor Z.-Vlaanderen zou moeten af- werpen. De Commissie heeft echter moeten con- stateeren, dat ondanks dit alles een deel der bezwaren voortspruit uit gebrek aan vertrou wen in het bestuur der maatschappij. Daartoe hebben bijgedragen absoluut onge- gronde beschuldigingen, van den meest grie- venden aard voor de betrokkenen. Op zulke losse, zonder zweenri van bewijs geuite bewe- ringen, die slechts verontwaardiging konden opwekken, is de Commissie niet ingegaan. Zij heeft echter het algemeen beleid van het be stuur aan een onderzoek onderworpen en na- gegaan of de bestuurscolleges op meer doel- treffende wijze waren in te richten. Bij dit laatste beginnende, heeft het de Commissie vooral getroffen, dat het college van Commissarissen en het Dagelijksch Be- stur (Raad van Toezicht) niet zoo zijn samen- gesteld, als de geest des tijds dat eischt. Naar hare meening moeten eenerzijds stel- lig de gemeenten die tot de N.V. toegetreden zijn invloed op de leiding uitoefenen, doch kunnen anderzijds niet gemist worden de voortdurende voorlichting en medewerking van personen, bekend met verschillende be- drijven, maatschappelijke kringen of organi sation die belang hebben bij de wijze waarop het bedrijf geexploiteerd wordt. Nu is het duidelijk, dat de hoogste macht in de vennootschap in handen behoort te zijn van de gemeenten-aandeelhoudsters. Uit- sluitend de vertegenwoordigers der gemeen ten kunnen dan ook stemgerechtigd zijn in de Algemeene Vergadering van Aandeel- houdsters, aan wie het toezicht op het bestuur Pijnlijk Kloven der N.V. en het nemen van belangrijke be- slissingen opgedragen zijn. Hieruit volgt, dat burgemeesters, die toch op grond van wet en practijk, bij uitstek als vertegtowoordigers hunner gemeente aange merkt dienen te worden, veel eer in de Alge meene Vergadering van Aandeelhoudsters zitting moeten nemen, dan in den Raad va* Commissarissen, die aan deze vergadering verantwoording schuldig is. In den Raad van Commissarissen daaren tegen zal naar de vaste overtuiging der Commissie een zeer groote plaats inge- ruimd moeten worden aan andere elementen. Onder een veelzijdig samengesteld bestuur zal de maatschappij beter aan haar econo mische en hygienische doeleinden kunnen beantwoorden, dan indien de leiding uitslul- tend bij administratieve personen berust, hoe voortreffelij-k deze overigens ook in him ambt mogen zijn. Ten slotte is de Commissie de meening toegedaan, dat zoo Wel de Raad van Commis sarissen als het Dagelijksch Bestuur uit een te groot aantal personen bestaan. Groote colleges kunnen moeilijk voltallig vergaderen, brengen onnoodig hooge kosten met zich mede en werken in den regel stroef. Op grond van dit alles is de Commissie tot de conclusie gekomen, dat het zeer ge wenscht zou zijn, indien alle Commissarissen hun mandaat ter beschikking stelden. Raad van Commissarissen waren dan te beperken van 15 tot 9 en Raad van Toezicht van b tot 3. Bovendien beveelt de Commissie ten sterk- ste aan een Raad van Commissarissen te be- noemen, waarvan buiten het door Gede- puteerde Staten aan te wijzen lid deel uit zouden maken: 2 personen zitting hebbend in de Dage- lijksche Besturen der gemeenten (burge meesters, wethouders of secretarissen) en wel 1 uit het Oostelijk deel van Zeeuwsch- Vlaanderen en 1 uit het Westelijk, 2 industriSelen, 1 landbouwer (of persoon uit landbouw- kringen, 1 middenstander in den ruimsten zin des woords), 1 arbeider (of leider eener arbeidersorganl- satie), 1 hygienist (lid eener gezondheidscommls- sie, arts, apotheker enz.). De omstandigheid. dat een waterleiding een industrieel bedrijf is, brengt mede, dat technische voorlichting van personen uit nij- verheidskringen op hoogen prijs gesteld moet worden. Dientengevolge oordeelt de commis sie het zeer gewenscht, dat althans twee des kundigen op dit gebied in den Raad van Com missarissen zitting hebben. Personen, die vroeger tot een der hierboven genoemde groepen behoorden kunnen ook voor een benoeming in aanmerking komen, terwijl ook het Dagelijksch Bestuur niet een zijdig samengesteld dient te worden. Overigens meent de commissie niet nader te moeten aantoonen, dat aldus samengestel de colleges, bij de exploitatie ten voile reke ning zullen kunnen houden met de uiteen- loopende belangen van gemeente-financien en volksgezondheid, van groot- en kleinver- bruikers. Bij haar onderzoek naar het beleid van het bestuur der maatschappij heeft de Commissie met groote voldoening mogen constateeren, en zij rekent het tot haar zedelijken plicht dit uitdrukkelijk vast te stellen, dat haar is geen enkel opzicht gebleken is, dat, hetzjj door het Dagelijksch Bestuur, hetzij door den Raad van Commissarissen handelingen ge- pleegd zijn, die het benadeelen der Vennoot schap beoogden. Zij kan zich echter niet ont- veinzen, dat de verkiezing van den Raad van Commissarissen geschied is op een wijze die tot gerechtvaardigde critiek aanleiding ge- gegeven heeft, terwijl ook door leden van het bestuur individueel woorden gesproken en daden verricht zijn, die minstens als onvoor- ziohtig gekenmerkt moeten worden en bij velen, geheel te goeder trouw, tot minder juiste conclusies hebben geleid. Dat dit alles de zaak der waterleiding ernstig heeft ge schaad, behoeft geen betoog. Niet minder te betreuren is het aan den anderen kant, dat de publieke opinie even- eens ongunstig heeft geoordeeld over be- stuurshandelingen, die niet anders dan vol- komen juist kunnen genoemd worden. De Commissie meent niet te mogen na- laten, hare beweringen te staven, door het noemen van eenige voorbeelden, zoowel van het een als van het ander. In overleg met het Rijksbureau gaf de voorzitter der Maatschappij Mr. Dieleman, den heer Comegoor last om te trachten de gelden voor de leening (het aandeele*- kapitaal) te verkrijgen. De bemoeiingen van dezen makelaar werden echter onnoodig, toen de Rijksverzekeringsbank bereid bleek de geheele leening op zeer aannemelijke voor waarden en zonder tusschenpersonen te ver strekken. Op aandrang van het Rjjksbureau werden toen de werkzaamheden van den heer Comegoor beeindigd, en werd deze zaak met 2850 afgedaan. Allerlei fantastische ver- halen werden echter verspreid over de enor- me bedragen die onderscheidene personen waren ten goede gekomen. Evenzoo werden allerlei gevolgtrekkinge* gemaakt uit het feit, dat Mr. P. Dieleman de inschrijvingen voor de buizen aan zijn kan- toor deed bezorgen en niet aan het Rijks bureau, terwijl Mr. Dieleman die inschrijvin gen, na opening, het Rijksbureau onmiddellijk toezond, opdat door deskundige berekening blijken zou, wat de laagste aanbieding was. Veel stof heeft ook opgejaagd een reis der z.g. buizen-commissie uit het bestuur der Maatschappij, naar Parijs, om de Bonna- fabriek te bezoeken, die tegen het advies van het Rijksbureau ondemomen werd en In totaal ongeveer f 500 heeft gekost. Niet minder is er ook gesproken over den aankoop der gronden bij de waterwinplaats te St. Jansteen. De Commissie stelt voorop. dat de personen der schatters, de heeren Anthonissen, Truijman en Van Waes, boven alle verdenking verheven zijn. Indien dan wellicht sommige perceelen, per H.A. be rekend, hoog getaxeerd zijn, dan spruit dit voort uit bijzondere omstandigheden, die zoo danige schatting ten voile motiveeren. Zoe ligt het voor de hand, dat, als een geheel bedrijf aangekocht moet worden, de billijk- heid eischt, dat men het den eigenaar moge lijk maakt, zonder financieele schade elders een gelijkwaardig bedrijf op, te zetten. Verder stelt de Commissie vast, dat de voorloopige koopcontracten afgesloten zijn tegen prijzen, lager dan de schatting terwjjl haar ten slotte gebleken is, uit een, op haar verzoek, ter plaatse ingesteld onderzoek, dat niets op speculatieve grondaankoop wijst, er.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1929 | | pagina 2