ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN. N.V. Stoomwasscherij TRIO No. 8322. Vrijdag 11 Januari 1929 69 Jaargang1 Eerste Blad. Strandvonderij. ESea Cow-boy, ASOTiEHIENTSPRIJS: Verval en wederopbouw der Cultuur. is toch goedkooper. FRPILLITOW, Schrale huid BINNE.NL AND* een houten Roeiboot, VLISSINGENJ INGEZONDEN MEDEDEELINGEN. NEUZENSCHE COURAN Binnen Ter Neuzen f 1,40 per 3 maandei Buiten Ter Neuzen fr. per post f 1.80 per 3 maanden Bij vooruitbeialing tr per post 6.60 per jaai Voor Belgie en Amerika f 2,25. overiqe landen 2,60 per 3 maanden fr. per post Abonnementen voor het buitenland a!leen bit vooruitbet.ilihq Oit blad verschijnt iederen Maandaq-, Woensdaq- en Vrijdaqavond. De Burgemeester-Strandvonder van TER NEUZEN maakt bekend, dat in die gemeente U aangebracht en opgeborgen van binnen en van buiten geteerd, voor en achterin is gele verf zichtbaar, twee losse niet geschilderde of geteerde doften waarvan er een stuk is; in den kop is door twee gaten een staaldraad bevestigd en door een derde gat een stuk touw; de kop is beschadigd. De boot is opgevischt in de Wester- Schelde ter hoogte van Baarland. Vermeende gerechtigden worden opgeroe- pen zich, tot terugkrijging van hun eigen- dom. te vervoegen bij den Burgemeester- Strandvonder voomoemd. De Burgemeester-Strandvonder voomoemd, J. HUIZINGA. Ter Neuzen, 10 Januari 1929. II. Wederopbouw Er zijn twee redenen, waarom wij ach- ter het woordje Wederopbouw", boven dit artikel qeplaatst, een vraaqteeken hebben gezet. De eerste oorzaak is deze, dat wij, na lezinq van het eerste deel van Prof. Schweitzers nieuwe boek, nog niet in staat zijn afdoende te beoordeelen, of werkelijk de door hem aangeprezen en aangewezen middelen zullen leiden tot wederopbouw der cultuur, en de tweede oorzaak is deze, dat wij eenigszins scep- tisch staan, reeds nu, tegenover het re- •ultaat van zijn streven, omdat wij mee- *en, dat Prof. Schweitzer door een haast opzettelijk terzijde laten van alle geloof en godsdienst, de allerbeste, en onzes in- ziens eenig afdoende middelen niet heeft te baat genomen. Het zij verre van ons, om te beweren, dat Prof. Schweitzer aan den godsdienst geen plaats toestaat in zijn denken en trachten (wij weten uit zijn boeken en werk wel beter), maar - al- thans in het eerste deel van zijn boek over Verval en wederopbouw der Cultuur" heeft hij haast opzettelijk den godsdienst ter zijde gelaten, zooals ook uit het ver- dere gedeelte van dit artikel blijken zal. Schweitzer ziet veel, zoo niet alle ellende voortspruiten uit een qemis van iedere wereldbeschouwing, die oo volledigheid of vastheid aanspraak maken kon. Aan philosophic doet men niet meer, meent en zegt hij. Van een kloek arbeider aan het wekken van een algemeen cultuurinzicht in de philisophie een rentenier geworden. die zich verre van de wereld bezighield met het kapitaal, dat hij had weten te redden. De scheppende geest is uit haar gevaren. Schweitzer noemt bij al deze dingen niet en nooit den godsdienst. Wij hebben in ons eerste artikel reeds geschetst, hoe groot geestelijk gevaar Schweitzer ziet in de specialiseering, zoodat de leeraren, die de jeugd onder- wijzen, niet meer universeel genoen ziin om hun het verband der verschillende wetenschappen bewust te maken. In be- stuur, in onderwijs en in allerlei bedrijven door B. M. BOWER. 17) Vervolg. „Goed land voor het vee, naar die kudde vee te oordeelen," merkte hij bij zichzelf op. ,,En acht man is niet veel om een kudde van die grootte te bewaken. Ik wed dat er hier voor mij wel werk zal zijn. Misschien krijg je vanmiddag nog een kansje, Stopper, om een koe op te drij- ven." Dat hij zoo gauw daartoe in de gele- genheid zou komen, had Bud niet beseft. Hij was de kudde juist zoo dicht genaderd dat hij ze kon beroepen, toen een zware, uitgelaten stier uit het midden van het kalm rondzwervend vee losbrak, plotse- ling langs hem heen schoot en het als een ree op een loopen zette. Stopper, hefaamd voor zijn durf in dergelijke omstandiqhe- den, keerde zich om en sloeg in oalop. ,,Houd hem!" werd er achter Bud ge- schreeuwd. ,,En ,.pak hem en bind hem vast!" riep een andere stem. Als antwoord wuifde Bud met ziin hand en zocht in ziin zak naar een mes. Stopper draaide handig om den stier heen, hem dwingend naar de kudde terug te keeren en een honderd ellen verder zou Bud de lasso moeten werpen. Hii sneed een der zadeltouwen af en nam dat tusschen de tanden, rukte toen de lasso Ios, en maakte wordt de natuurlijke speelruimte der werkzaamheden door toezicht en verorde- ning zooveel mogelijk ingeperkt. Ook de normale verhouding van mensch tot mensch is moeilijker voor ons geworden. Door ons haastige leven, door het drukker verkeer en door het werken en wonen met velen samen in enge ruim- ten, komen wij voortdurend als vreemden met vreemden samen. De verhoudingen laten het niet meer toe, dat we ons onder elkander a's mensch tegenover mensch gedragen. En deze verhoudingen be- invloeden den stedeling ook op dit punt het allerongunstigst. Langzamerhand heeft zich in de samen- levinq een mentaliteit ontwikkeld, die den enkelinq van alle humaniteit afvoert. Hoffelijkheid verdwijnt, en een soort ab solute onverschilligheid treedt daarvoor in de plaats. Verschillende deelen der menschheid zijn voor ons menschenmate- riaai en menschelijke voorwerpen gewor den. Schweitzer vertelt ter kenschetsing. hoe een twintigtal jaren geleden in een parlement van Europa het getolereerd werd, dat men met betrekking tot gede- porteerde negers, die men aan honqer en pest had laten omkomen, vanaf de tribune hoorde roepen: wij zijn ..gecrepeerd", precies alsof het om beesten ging. En i vermoedelijk zouden er nog heel wat sterker staaltjes van inhumaniteit zijn aan te voeren. Aardig is en fijn, zooals Schweitzer er op wijst, dat in het bekende boek over Robinson Crusoe de schrijver De Foe over humaniteit peinst. Hij voelt er zich zoo verantwoordelijk tegenover, dat hij zelfs bij eigen groot levensgevaar er nog steeds over tobt en peinst, hoe hij de minste menschenlevens zal opofferen. In den oorlog ging het helaas overal precies andersom Dan speelt zich - en deze opmerking van den kundigen schrijver is ongetwijfeld vol- komen juist het heele geestelijke leven van onzen tijd af in de organisaties. Van der jeugd af wordt de moderne mensch zoo met de gedachte aan discipline ver- vuld en vertrouwd gemaakt, dat hij zijn zelfstandigheid inboet, en slechts nog schijnt te kunnen denken in den geest van een gemeenschap. Inwerking van ideeen op ideeen, en van menschen op menschen, wat de grootheid der acht- tiende eeuw uitmaakte, heeft thans niet meer plaats. Men spreekt dan nog( wel van eerbied voor elkanders overtuiging, maar men onderwerpt zich intusschen heel gemakkelijk aan de meening van groep of partij. Ons geslacht schijnt dus te hebben af- gezien van de oerrechten der individuali- teit, en kan dan ook geen nieuwe ge- dachten meer voortbrenqen of de be- staande nog op doelmatige wijze ver- nieuwen. Ziehier dan een van de midde len, die Schweitzer aanprijst: Wij zullen (meent hij) pas weer qeestelijke vrijheid verkrijgen, als de vele enkelingen op- nieuw geestelijk zelfstandig zijn gewor den, en tegenover de organisaties, waarin zij zich gevangen hadden gegeven, hun waardige en natuurlijke houding weten te herwinnen. Ook ten deze heeft de groote oorlog onnoemelijk veel kwaad gedaan. Toen toch is alles, ook het denken, onder dwin- gende macht gebracht. De propaganda i zegt Schweitzer zoo typeerend is toen definitief in de plaats getreden van de lus open toen Stopper naast den stier rende; handig wierp hij de lus en greep j de lijn vast; Stopper zette zich schrap en bereidde zich voor op den schok. Bud had zijn rechterbeen over den za- delbok geslagen en steunde met zijn ge- heele gewicht op den linker stijgbeugel, toen de schok kwam en de stier met een bons tegen den grond viel. Het was geluk zoo beweerde Bud later dat hij afgestegen was en den stier had gebonden voordat deze genoeg op adem was gekomen om overeind te scharrelen. Hij steeg weer op, trok de lasso naar zich toe en rolde haar op, tcr- wijl hij op een klein drafje een ruiter te- gemoet ging, die op hem toereed. Verwachtte hij dank voor wat hij ge daan had, dan moest hij teleurstelling gc- voeld hebben. Andere ruiters hadden hun posten verlaten en kwamen naderbij om te hooren wat er gebeurde en Bud hield zijn paard in, in groote verwondering over de vreemdste opeenvolging van onwel- voegelijkheden die hij ooit gehoord had. Het begon met: ,,Wat deed je dat beest te binden?" dit is nog op zijn netst weergegeven en het eindigde met een tusschen de tanden gemompelden zin, die een man een ander niet in het gezicht kan zeggen zonder moeilijkheden te verwach- ten. Bud gespte zijn qeweer los. hing het met den riem aan het zadel en steeg af. ,,Kom van je paard, dan zal ik je voor die woorden den ongemakkelijksten opstop- per geven, dien je ooit in je leven gehad hebt", zoo noodiqde hij den man wraak- lustig uit. ,Je zeit me dat ik dien stier bin den moest en ik heb hem gebomden. Te hebt geen reden om oo te soelen en er is geen mensch op de wereld waar ik die de waarheid. Langzamerhand zijn wij zoodoende gekomen tot een soort orqa- nisatie van de gedachteloosheid Dichter nadert Schweitzer tot den godsdienst, als hij er op wijst, dat onze tijd, gedachtenloos als hij werd, tot de meening schijnt te zijn gekomen, dat cul tuur voornamelijk bestaat in wetenschap- pelijke, technische of artistieke prestaties Zonder zedelijkheid, of dan met een mi nimum zedelijkheid toegerust. Zoo de ethische opvatting der cultuur prijs- gevend, lijken de menschen van onzen tijd maar al te veel op knapen, die bij een fietstocht den berg afsuisen en zich vroo- lijk overgeven aan de natuurlijk werken- de krachten, fonder zich af te vragen, of zij het voertuig bij den naasten bocht of bij de eerstvolgende hindernis nog wel voldoende zullen kunnen meester blijven en sturen. De schrijver heeft volkomen gelijk, als hij opmerkte, dat slechts de gezindheid, waarin de ethisch-redelijke idealen werkzaam zijn, in staat is, om een vrij, dat is: een wel overdacht, doelmatig handelen te wekken, eri dat het opgeven der zedelijk-redelijke idealen niet leidt tot bevordering van onze objectiviteit, maar die vermindert. Een groote oorzaak. die tot de uiter- lijke catastrophe gevoerd heeft, is naar Schweitzers meening ook het nationa- lisme. Wat is nationalisme? Wij hebben daaronder te verstaan het onedele en tot in het onzinnige verhoogde patriottisme, dat de oorzaak werd voor de moderne staten om tot betwisting van millioenen zich te bezwaren met toerustingen, die milliarden kostten. Een belangrijke vraag, die nu gedaan behoort te worden, is deze: hebben wij recht en reden om optimist te zijn? Hegel, de groote wijsgeer, heeft nog in een on- ophoudelijken geestelijken vooruitgang geloofd. En velen met hem en na hem deden hetzelfde, het voortschrijden der geschiedenis aanziende voor vooruitgang der cultuur, ofschoon de uitkomst tegen dit optimisme getuigde. Waarlijk kan men er op aan, dat d~ vooruitgang, door de cultuur geeischt, niet vanzelf voor den dag zal komen. Onze tijd schijnt dat te denken; zij meent immers niet zelden. dat een kostbaar geestelijk iets de uitwerking zou kunnen zijn van iets materieels. Zon der ethiek, zonder zedelijke idealen, zich omzettend in praktijk, komen wij er niet. De ethische geest doet, volgens Schweitzer, niet mede aan dit spel tus schen optimisme en pessimisme. Huive- rend vragen wij ons af. wat er toch van de wereld worden zal, als deze dingen zoo doorgaan. Nog hopen wij op cultuur vernieuwing, zegt onze schrijver. In tusschen weten wij maar al te goed, dat de aarde niet meer (zooals vroeger) onver- bruikte en begaafde volkeren in reserve heeft. Wij kennen nu alle volkeren, waar- over de wereld beschikt. En al die vol- tNGEZONDEN MEDEDEELINGEN Regelmatige en franco afhaling en bezorglng. Nette bediening. woorden van verwacht. Er af, zeg ik je, met je papegaaiensnuit en hang je geweer aan het zadel." De man bleef waar hij was en zag Bud onzeker aan. „Wie ben je en waar kom je vandaan?" vroeg hij kalmer. ,.Ik heb je nooit eerder gezien." ,,Nou, ik ben evenmin opgearoeid met jou gezicht voor me!" beet Bud terug. Maar dan was ik nu waarschijnlijk ook scheel geweest. Je hebt me uitgescholden. Kom van je paard of ik trek je er af. ,,0, maar daar moet je niet op letten begon een lange -magere man op vreed- zamen toon; maar de man met den hoo- gen toon bracht hem met een beweging van zijn hand tot zwijgen, terwijl hij met zijn oogen, 't gelaat, de houding en den vechtlust mat van een zekeren Bud Bir- nie, die in zijn hemdsmouwen, trillend van woede tegenover hem stond. „Ik wil toe- geven, dat ik ongelijk heb, jonqe man; ik heb geroepen: „bind hem vast". Maar als je oo't meer hier was qeweest, zou je be- grepen hebben, dat ik dat niet letterlijk meende". Hij hield op en beqon opeens te lachen. ,,A1 meer dan twee jaren heb ik „bind hem" geschreeuwd als een bul uit de kudde losbrak en nooit is er iemand gek genoeg geweest om het te doen. Dat is maar zoo'n uitdrukkinn die we ons aanoewend hebben, man. Wij..." ,,En die woorden dan. die je me naar mijn hoofd gooide?" Bud kwam noa steeds nader bij, nog niet tot kalmte gebracht door die li'tleming. ,,Tk oaf geen draad om den stier. Je zei ,,bind hem" en dat heb ik gedaan. Maar als je me beleedigt." ,Dat was ee" veroiss;nq, ionoe man Als ik opoewonden b<»n. W ik zoo nauw niet op mijn woorden". Hij zag Bud op- keren zijn ziek met ons en kunnen slechts met ons gezond worden. Moet de wereld dan als verloren be- schouwd worden? Schweitzer meent van niet. Zoo'dra men het ethische maakt tot den grondslag van de cultuur, verandert volgens hem het verval in een opgang. Een zwak punt in het betoog van dezen geleerde lijkt ons echter beslist deze uiting (die wij aantroffen op biz. 75 van de door ons hier besproken vertaling) ,,Als de geschiedenis bewijst, dat nog nimmer dezelfde volkeren een verval der cultuur en een weder-vernieuwing er van beleefd hebben, dan weten wij meteen, dat, wat nog nooit voorkwam, bij ons heeft te gebeuren." Het is dus nog nooit gebeurd, erkent Schweitzer zelf. Wat nog nooit elders geschiedde, zal hier moeten gebeuren. Wat zal dan wel het middel zijn Een inwendig middel. Dit stelt ook onze schrijver beslist voorop. Tusschen wetenschap en denken mag geen schei- ding meer worden gemaakt. Intusschen is dit werk heel zwaar. Het lijkt er veel op, alsof de beschadigde fundamenten van een kathedraal zouden moeten worden vernieuwd onder den last van het ontzag- gelijke gebouw. Een ontzaglijke revolutie is noodig zonder revolutionaire daden. Dichter naderen Schweitzers ideaal en het onze elkander, als hij er aan herin- nert, dat cultuur slechts alleen daardoor weer zal kunnen ontstaan, dat in de vele enkelingen een nieuwe gezindheid op- bloeit. Het wezenlijk ethische komt slechts in den enkelinq tot stand, terwijl de laat- beslissing over de toekomst van deze maatschappij niet ligt in de grootere of geringere volmaking harer organisatie, doch in de grootere of geringere waarde harer individuen. Zoo moeten dan de enkelingen komen tot een dieper bewust- zijn van hun taak, en moeten wij zien uit te komen onder de greep der organisaties. Misschien nadert Schweitzer zonder dit bepaald te zeggen nog het dichtst tot den godsdienst, als hij er aan her- innert, dat het ten einde gedachte den ken op de een of andere wijze voert tot een levende mystiek. Zoo komt dan toch het hoogere in ons leven aan de orde. Terwijl wij voort durend als werden vastgehouden in een arbeidsroes, zoodat er geen gelegenheid is tot zelfbezinning te komen en ons af te vragen, wat deze rustelooze overgave aan al die doeleinden ons eigenlijk schenkt, trekken wij maar voort als vaderlandlooze dronken soldeniers in het toenemende duister. Daartegenover staan de Ooster- lingen, die zoeken naar den zin van het leven, doch intusschen minder ethische prestaties kunnen aanwijzen dan wij, bij wie instincten en werkdrift de plaats in- nemen van een wereldbeschouwing. Deden wij zegt Schweitzer al vast maar dit, dat wij alien slechts iederen avond drie minuten lang opblikten tot de oneindige werelden van de sterren des hemels en bij deelneming aan een begra- fenis ons wijdden aan het raadsel van dood en leven. Rabbijnen uit den ouden tijd leerden, dat het Godsrijk komen zou, als gansch Israel slechts een enkele maal werkelijk een Sabbat hield. Schweitzers conclusie is deze, die wij noch als het middel durven verwerpen noch als zoodanig zouden durven aan- vaarden, maar die toch in ieder geval een groote schrede voorwaarts ons brengen merkzaam aan. Je bent allemachtig gauw in 't opvolgen van bevelen", voegde hij er onderzoekend aan toe. ,,Ik heb altijd geleerd te doen wat mij gezegd werd", antwoordde Bud stijfjes. ..Heb je hier iets op te zeggen?" ,,Geen woord. Ik wou dat er meer van zulke menschen waren. Je bent nog niet lang hier in den omtrek?" Zijn toon maak te een vraag van deze onderstelling. „Hier in den omtrek, neen." Op zijn boosheid na, had Bud qeen enkele reden om verdere inlichtingen te verzwijgen, maar Bart Nelson, onder welken naam Bud hem later leerde kennen, ging verder hem te ondervragen alsof hij een duister verleden vermoedde. „Zoo, en is dat jou paard?" ,,Ik heb t eigendomsbewijs in mijn zak." ,.Moet je soms een baantje hebben?" „Ik zou 't niet afslaan, als ik er een kriiqen kon." Toen kwam weer het lachje in Buds oogen, want opeens beqon hij het grappiae van zijn geheelen toestand in te zien. ,,Maar ik zou een baas willen heb ben, die verwacht dat zijn bevelen wor den opgevolgd. Verbeeldinq heb ik niet en ik heb nooit peorobeerd iemands qe- dachten te lezen. Wat hij zeat, dat moet hij maar meenen ook als hij tegen mij spreekt." Bart Nelson lachte even, wendde zich om en zond zijn menschen met een paar vloeken terug naar hun werk. Bud be- greep dat dat zijn gewone manier van spreken was. ,,Maak den stier los en dan zal ik je aan het werk zetten", zeide hij even later fot Bud. „Dat is een noed Iacso-oaard waar je oo rijdt. Als ie hem wilt oebrui- ken en er mee wilt werken zooals je ons kan: Tezamen hebb_! wij over den zi* van het leven na te .Lnk n, te zamea hebben wij te strijden om te »o; :?a tot een wereld- en leven <,.nv-tardrnde wereldbeschouwing, v/aarin onze werk- drang rechtvaardiging vincit. Gelnkkig, wie een taak ziet en n d'r- taak als levens- taak gelooft TTSTGRZONDEN MEDEDEELINGEN. en gesprongen handen genezen direct en blijven heerlijk zacht en lenig met j AKKER's KL00STERBALSEM bijt niet! Geen gou* zoo goed,* DE ItONINGIN-MOEDER 50 JAAR NEDERLANDSCHE STAATSBURGERES. Deze week herdenkt de Koningin-Moeder, dat zij vijftig jaren geleden Nederlandsche werd. Hare Majesteit stelt er prijs op, deze herinnering meer nog dan haar onlangs be- reikten zeventigsten verjaardag, als feest- dag te vieren. En daarvoor is alle aanleiding. Het Is aldus „Neerlandia" een tijd van rijken zegen geweest; van trouw vervulde plichten; van voorbeeldig gevolgde roeping. Hartelijk werd de jonge gemalin van den grrjzen koning hier ingehaald. 's Volks hart won zjj terstond door haar eenvoud. Koningin Emma was reeds drie maanden na haar komst het Nederlandsch voldoende meester, om toespra- ken te beantwoorden. Nederlandsche was zij terstond met hart en ziel; volkomen en zon der voorbehoud gaf zij zich aan haar nieuw vaderland, waar een zoo groote taak haar wachtte. Aanstonds was zij geheel en ten voile Nederlands eerste burgeres, ging zij voor in alles waarin zij voor kon gaan, toon- de belangstelling in elke uiting van het Nederlandsch leven. De grootste tegenstanders van den monar- chalen regeerlngsvorm hebben moeten erken- nen, dat onder het regentschap van Koningin Emma en daama onder het koningschap van hare, in alle vorstelijke plichten zoo voor- treffelijk ingewijde dochter, Nederland ge- stegen is in aanzien onder de volken. Met nooit verflauwend plichtbesef heeft Koningin Emma de moeilijke en grootsche taak der opvoeding van Koningin Wil- helmina voltooid. Ook hier is elk woord over hetgeen heel het volk weet en waardeert, overbodig. Toen het regent schap ten einde was en, na de inhuldiging der jonge Koningin, de Koningin-Moeder de Nieuwe Kerk verliet, bracht de brjeenverza- melde menigte haar een uit het hart opge- welde hulde. Onlangs weder, op 2 Augustus, juichten duizenden voor het paleis in Den Haag verzameld, haar toe met een warme genegenheid, die geen twijfel liet aan haar er nu een staaltje van gegeven hebt, dan zal ik je zestig per maand betalen. Dat zal ook zijn voor het uitvoeren van de bevelen, die je krijgt", voegde hij er bij. Bud met een scherpen blik aanziende. ,Je hebt me nog niet gezegd waar je van daan komt." „Ik ben geboren en opgevoed in de vee- streken en niemand zoekt naar me", was alles wat Bud hem vertelde, terwijl hij te paard steeg. Van het Zuiden van Wv> ming tot Idaho was te ver, dacht hij, om de moeite te nemen, den naam van zijn woonplaats nauwkeurig op te geven. Als ze nog nooit van de ,,Tomahawk"-hoeve gehoord hadden, zou t nergens toe die- nen om het te zeggen. Hadden ze er wel van gehoord, dan zou het hen verwonde- ren dat de zoon van een zoo rijk veehou- der als Bob Birnie, zich zoo ver van huis, als een gewone veedrijver zou verhuren. Hij had er onderweg over nagedacht en hij was tot het besluit gekomen de men schen hun eigen meening maar te laten vormen. Als hij, zonder den naam Bob Birnie, achter zich, niet vooruit zou kun nen komen, dan was het maar beter dat hij dat zoo gauw mogelijk wist. Hij maakte den stier los, dreef hem te rug naar de kudde en reed weer terug naar de plaats waar de man, die zoo uit de hoogte had gesproken, een gedeelte van het vee bewaakte. ,,Kan je de merken onderscheiden? We zijn bezig de A.J.'s en de A.J. met een streep te scheiden. A.J. staat op de linker- ooren, A.J. met een streep onder de ho- rens." (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1929 | | pagina 1