ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN.
o 8309
Maandag 10 December 1938
69' Jaargang-
A3d<HE*IENTSPRIJS:
@ew-l§7.
Uw KEEL
ABDU5/R00P
BXNSEKLANP.
FBTrilLSTOir.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEK
Pa.5 op
AKKER'S
VoordeBorst
*\1
TER NEUZENSCHE COURANT
Binnen Ter Neuzen f 1.40 per 3 maanden Buiten Ter Neuzen fr. per post f 1,80 per 3 maanden Bij vooruitbetaling fr. per post f 6.60 per jaar
Voor Belgie en Amenka f 2.25 overiqe landen ,f2.60 per 3 maanden fr. per post Abonnementen voor het buitenland alleen bij vooruitbetaling
Dit blad verschijnt iederen Maandaq- Wcensdag- en Vrijdaqavond.
TWEEDE KAMER.
Vergadering van Vrijdag.
Bij de voortzetting van de behandeling
va> de ondervvijsbegroating is aan de orde de
afdeeling nijverheidsonderwijs.
#e heer Hiemstra (s.d.a.p.) dringt aan op
subsidie voor de nijverheidsschool voor jon-
g«n3 en de industrie- en huishoudscbool te
Be Bildt.
Ek? heer Gerhardt (s.d.a.p.) pleit voor ge
meentelijk nijverheidsonderwijs en betere
wUarieering van leeraren.
Be heer Zijlstra (a. r.) vraagt subsidie voor
or- christelijke industrie- en huishoudschool
te Groningen.
Mej. Meyer (r. k.) bepleit betere salariee-
ri*g van de leerkrachten bij het nrjverheids-
o»derwijs.
Mej. Westerman (lib.) begrrjpt, dat de stop-
wet nog niet wordt ingetrokken, aangeizien
aaders de stroom van aanvragen niet te stui-
tcn waren. Spreekster acht het billijk, dat
«te huishoudschool te Enschede gesubsidieerd
wordt daar deze bestond v66r de totstand-
leoming der stopwet.
De heer Dr. Vos (lib.) verheugt zich over
«ie toegezegde medewerking voor de uitbrei-
«ng der Hoogere Textielschool te EnschedA
De heer Van der Waerden (s.d.a.p.) vraagt
mjichtingen over de textielschool te Tilburg
w» acht het ongewenscbt, dat naast Ensched6
•ok Tilburg een Hoogere Textielschool
l«*jgt.
De Minister wijst er op, dat vele wenschen
oavervuld moeten blijven door gebrek aan
gold.
Gngedaanmaking van de stopwet is van
■^reker niet te verwachten. De salariskwes-
tle zal onder de aandacht gebracht worden
van het Centraal Bureau voor Ambtenaars-
saken. De aangevraagde subsidies voor scho-
)e® zal spreker overwegen.
Inzake het nijverheidsonderwijs moest het
garticulier initiatief voorgaan en de overheid
■teunen, waar dit mogelijk is. De uitbrei-
«fing van de Hoogere Textielschool te EnschedA
■al de Minister bezien. De school te Tilburg
Mqft een lagere school, maar heeft alleen een
»i»uw gebouw gekregen, dat zeer noodzake-
Urik was.
De heer Schaper (s.d.a.p.) vraagt subsidie
v»or het vakonderwijs aan straatmakers.
De Minister zegt, dat men hier is aangewe-
Mn op het leerlingenstelsel.
Aan de orde is de afdeeling lager onderwijs.
De heer Zijlstra (a.r.) komt op tegen het
geven van lager onderwijs per radio, dat te
▼eel mechaniseert.
De heer Van Zadelhoff (s.d.a.p.) betoogt,
dat een goede salarieering der onderwijzers
het peil van het onderwijs doet stijgen.
Spreker vraagt een onderzoek naar het
leit, dat de schoolbesturen hooger salaris uit-
betalen dan het bezoldigingsbesluit vaststelt.
Mevr. van Itallie van Embden (v.d.)
wenscht meer pacifistische geschiedenisboeken
•n onderwijs in de volkenbondsidee.
De heer Gerhardt (s.-d.) spreekt zich uit
kegen radio als leermiddel. Spreker sluit zich
■an bij mevr. Van Itallie van Embden en is
tegen histoire de bataille.
fFNANCIEELE VERHOUDING TUSSCHEN
HET RIJK EN DE GEMEENTEN.
De Commissie inzake de fiaancieele ver-
houding tusschen het rijk en de gemeenten,
in Januari 1927 ingesteld door de Vereeniging
van Leden van Gemeentebesturen in den
Vrijheidsbond, heeft haar verslag uilgebracht.
De samenstellmg der Commissie was als
volgt: Mr. P. Droogleever Fortuyn, voorzitter,
Jfhr. Mr. Dr. E. A. van Beresteyn, E. H. Ebeis,
P. J. de Kanter, A. R. Veenstra, A. W. Udo,
leden en Wt. J. Bastiaan, Secretaris. in ver-
band met zijn benoeming tot nurgemeester
van Rotterdam, trad Mr. Doogleever Fortuyn
in September 1928 uit de Commissie en werd
toen als nieuw lid toegevoegd Mr. M H. de
Boer.
De Commissie ving haar taak aan met het
door
B. M. BOWER.
4) Vervolg.
Buddy", vroeg hij streng, ,,waar heb
je gezeten?"
„Daar, ver weg. Heb een slang dood-
gemaaikt, heb ,een mieren-kudde gezien,
neb ook een hoorpad gevangen en heb
honger."
,,Je weet heel goed, jongetje, dat je
niet uit den wagen mocht komen. Be-
greep je dan niet, dat wij overal heen
moesten gaan om je te zoeken en dat moe-
der bang was, dat de wolven je zouden
opeten? Heb je ons niet hooren roepen?
Waarom gaf je geen antwoord?"
Buddy hief zijn babyigezichtje op naar
zijn vader, die hem heel groot en heel ver-
schrikkelijik toeleek. Maar zijn bloote
voetje raakte de doode slang aan en hij
vatte moed. ,,Ik kwam al", zeide hij, ,,ik
was niet verdwaald, ik heb een slang en
een hoorpad meegebracht; en daar
waren geen wolven!" Dit laatste woord
kwam er heel gedemipt uit, want zijn
hoofdje was verstopt in zijn moeders
■okken.
HOOFDSTUK II.
De trekkende kudde.
Dag aan dag trok de stoet moeizaam
noordwaarts. het buffelspoor volgend, dat
stellig naar het water zou leiden en ver-
der zich richtend naar een ruwgeschetste
ontwerpen van een stel vraagpunten, welke
zouden kunnen dienen tot de vorming van een
concreet werkprogram, waarbij de gedachte
van de instelling van een z.g. vereveningsfonds
bij voorbaat werd uitgeschakeld, en erkend
werd dat herziening der financieele verhou-
ding tevens een verhooging van de uitkeerin-
gen van het rijk aan de gemeenten mocht be-
teekenen. Na uitgebreide onderzoekingen is
de Commissie tot de gevolgtrekking gekomen,
dat de voorgestelde regeling niet de gewensch-
te oplossing zou brengen. Otntrent de volgen-
de uitgangspunten was in de Commissie een-
stemmigheid verkregen:
ten eerste, dat men er niet in zal slagen
een regeling te treffen, die alle moeilijkheden
voor de gemeenten oplost; eenige gemeenten
verkeeren in zulke ongunstige omstandig-
heden, dat zij door geen enkele regeling wor
den geholpen, zoodat voor deze gemeenten een
afzonderlijke noodregeling moet worden ge-
troffen;
ten tweede, dat, naarmate de hulp die het
rijk aan de gemeenten verleent een blijvende
steun zal worden, dit zal verlangen een zekere
controle op de gemeentefinancien niet alleen,
maar op het bestuursbeleid van de gemeenten
in algemeenen zin (inboeting van autonomie).
Deze beide uitgangspunten hadden de Com
missie tot de volgende gevolgtrekkingen ge-
leid: a. dat hij het hoofdgeld of bij de bij-
drage van het rijk meer rekening dient te wor
den gehouden met de draagkracht van de ge
meenten dan tot nu toe het geval is; b. dat
bij de uitkeeringen van het rijk aan de ge
meenten naast de draagkracht ook rekening
zal dienen te worden gehouden met de be-
hoefte zooals deze zich uit; c. dat de bij-
drage op zichzelf in verbeterden vorm dient
te worden gegeven.
Ter uitwerking van deze punten zette de
Commissie zich aan een hemieuwd onder
zoek van verschillende stelsels. Dit onderzoek
had nog niet tot overeenstemming kunnen lei
den, toen in September 1928 bij de Staten-
Generaal werd ingediend een wetsontwerp tot
herziening van de financieele verhouding tus
schen het rijk en de gemeenten en wijziging
van eenige bepalingen der Gemeentewet.
De Commissie heeft het wetsontwerp, wat
zjjn algemeene strekking betreft, allereerst
g.°toetst aan het liberale beginsel en is tot de
overtuiging gekomen, dat het daarmede zeer
wel vereenigbaar is. Het liberalisme is er op
gericht, op staatkundig gebied mede te wer-
ken tot een maatschappelijke verordening,
waarbij door zoo groot mogelijke vrijheid de
werkzaamheid van het individu ten bate van
het algemeen wordt geprikkeld. Nog altijd
gelden de woorden van Thorbecke, die als
lcenmerk van een liberaal gouvemement
noemde, dat het de ontwikkeling van zelf-
standige kracht bevordert, zelfstandige kracht
in provincie, gemeente, vereeniging en indi
vidu. Wat voor de vrijheid van het individu
tegenover de overheid geldt, geldt evenzeer
voor de vrijheid van de gemeente tegenover
het Rijk; het liberale beginsel brengt mede,
dat al wat aan het plaatselijk initiatief kan
worden overgelaten niet van Rijkswege wordt
geregeld. De verwezenlijking van dit begin
sel is in Grondwet en Gemeentewet tot uiting
gebracht door het instituut der autonomie,
verreweg het belangrijkste en tevens het
meest principled liberale element in onze ge-
meentelijke organisatie. Een noodzakelijk
gevolg der autonomie in de bevoegdheid tot
heffing van plaatselijke belastingen; de zelf
standige „bedrijvige" ontwikkeling der afzon
derlijke gemeenten is onmogelijk als de mate-
rieele middelen tot bevordering dier ontwikke
ling worden onthouden. „Belastingheffing"
is voor de plaatselijke gemeenten aldus
Oppenheim de noodzakelijke voorwaarde
voor haar zelfstandig bestaan. ,,Hieruit
volgt, dat de regeling van de financieele ver
houding tusschen het Rijk en de gemeenten
en van het gemeentelijk belastingstelsel alleen
dan aan het liberale beginsel beantwoordt,
wanneer de gemeenten en de burgerij niet zoo
zwaar worden belast, dat de vrije ontwikke
ling wordt belemmerd.
kaart van iemand die een kudde naar het
noorden had gebracht en terug was ge-
keerd met verhalen over groote uitge-
streiktheden, waar nog niemand zich ge-
vestigd had. Boven de ruggen van het
vee hing den geheelen dag een wol'k van
stof, dat zich verder drong in de kleeren
van hen die vo'lgden en de rose schortjes
van Buddy en zijn zusje Dulcie zoo zwart
maakten, dat het geen rose schortjes meer
waren. Kwam men aan een riviertje, dan
zocht moeder geduldig naar een plaats
waar het water helder en waar de grond
nog niet omgewoeld was om het huis-
houdgoed en de kleeren te wasschen, ter-
wijl zij de kinderen aan Ezra's zorg over
bed Toch bleven het stof en de moeilijk
heden van de reis haar zorgizamen geest
kwellen.
In Buddy's geheugen bleef deze reis le-
vendiger voortbestaan dan de herinne-
ring aan zijn eerste levensjaren in het ge-
zellige huis op de ranclh. Later scheen het
hem toe dat zijn leven was begonnen
met dezen tocht met de kudde. Hij wist
precies hoe laag de zon aan den hemel
moest staan als het oogenblik daar was,
waarop de kudde halt zou maken voor
den nacfht, zoodra zij een plaats gevonden
had, waar maar een handvo! gras groeide.
Hielden de kuddedrijvers stil, dan ver-
spreidde zich het vee en beqon te qrazen.
Was er water, dan verdrongen de dieren
zich op de oevers van rivier of plas, el-
kander duwend en stootend met hun
groote scherpe horens. Nog later, als de
zon geiheel was weggezakt, en de sche-
mering van alle zijden kwam aankruipen,
reden de cow-boys langzaam om de kudde
heen, om de dieren dichter bij elkander te
Dat de tegenwoordige toestand niet geheel
aan dezen eisch beantwoordt, mag als bekend
worden verondersteld. Ook de Memorie van
Toelichting op het wetsontwerp wijst eener-
zijds op den zwaren beiastingdruk in vele ge
meenten, anderzijds op het gemak, waarmede
een doel der contribuabelen zich daaraan ont-4
trekken. i
Het wetsontwerp daarentegen tracht den te
zwaren belastingdruk van de contribuabelen
af te nemen en door de afschaffing der foren-
senbeiasting belastingvlucht tegen te gaan;
het laat aan de gemeenten een, z(j het ook
practisch beperkt, belastinggebied. Wat de
burgerij betreft, behoeft in dit verband slechts
de vraag gesteld te worden of het ontwerp
moet leiden tot zwaarderen algemeenen be
lastingdruk. Deze vraag dient ontkennend te
worden beantwoord; immers het tarief der
gemeentefondsbelasting en der opcenten is
veel beperkter dan dat der tegenwoordige in-
komstenbelasting. D? verteringsbelasting
biedt practisch geen mogelijkheid tot een
eenigszins beteekenende vermeerdering van
die grondslagen, die thans voor de personeele
belasting gelden, terwjj] het tarief der ver
teringsbelasting evenmin beperkt is als dat der
personeele belasting met opcenten. Met be-
trekkiDg tot den algemeenen belastingdruk
moet slechts gewezen worden op de onzeker-
heid omtrent de wijze, waarop de door het
Rijk te dragen in 5 der Memorie van Toe
lichting becijferde last van 18 millioen zal
worden gedekt. De Commissie meent, dat
zekerheid moet worden verkregen, dat dit
bedrag niet uit nieuwe of verhoogde Rijksbe-
lastingen zal worden gevonden.
Het komt der Commissie voor, dat ook het
aan de gemeenten overgelaten belastinggebied
haar voldoende ontwikkelingsmogelijkheid
laat. Weliswaar wordt door de beperking
van het aantal opcenten op de fondsbelasting
het gemeentelijk belastinggebied aanzienlijk
ingekrompen, maar de Commissie is niet van
oordeel, dat de gemeenten hierdoor in moei
lijkheden zullen komen. Immers bliiven zoo
goed als alle gemeenten met de tegenwoor
dige opbrengst harer gemeentelijke inkomsten-
belasting of harer opcenten op de Rijksin-
komstenbelasting ver achter bij de opbrengst
der fondsbelasting met maximum-opcenten.
Waar intusschen de opbrengst der Fondsbe
lasting niet ten bate der heffingsgemeente
komt, kan i te dezen vianzien eerst eet) meer
positieve conclusie worden getrokken, wanneer
de verdeeling van het gemeentefonds berekend
is. De Commissie is van meening, dat eenige
beperking in het gemeentelijk belastinggebied
zonder bezwaar kan gesechieden, nu door de
snelle ontwikkeling van het verkeer centrale
regeling van verschillende zaken, die vroeger
slechts plaatselijk geregeld konden worden,
economisoher en doelmatiger is.
Indie* de berekening van den verdeelings-
factor voor de verschillende gemeenten niet
tot andere uitkomsten leidt, volgt uit het bo-
venstaande, dat het wetsontwerp niet te veel
de gemeentelijke autonomie zal aantasten.
Trouwens hoezeer ook Thorbecke, de liberale
schepper van de Gemeentewet. de gemeente
lijke autonomie tot richtsnoer heeft gekozen,
volkomen vrijheid, en zeker op het stuk der
belastingheffing, hebben de gemeenten nim-
mer gehad. De omstandigheden hebben er
nu eenmaal toe geleid, dat deze vrijheid meer
aan banden moest worden gelegd. In hoofd-
zaak is dit het gevolg van de sterke uitbrei-
ding der bemoeii'ngen waarvan de overheid
de verzorging tot zich getrokken heeft en van
de daaruit voortvloeiende belangrijke ontwik
keling der betrekkingen tusschen den Staat
en de gemeenten, betrekkingen, die veelal
neerkomen op de gezamenlijke behartiging
drijven. En als Buddy niet al te slaperig
was, dan keek hij er naar hoe het vee zich
ter ruste legde en tevreden herkauwde,
totdat het indominelde. Het deed Buddy
vaag denken aan den tijd, lang geleden,
toen moeder maiskorrels op een rooster-
ijizer pofte, lang voordat zij in den wagen
woonden en met de kudde voorttrokken.
Eerst een, toen twee dan volgden er
drie, vier, vijf, zoover als Buddy tellen
kon en eindelijk legde de geheele kud
de zich neer.
Buddy hield heel veel van de kampvu-
ren. De cow-boys zaten dan om het vuur,
waaromheen ook vader en moeder zaten
moeder met Dulcie op haar schoot
en dan rookten ze en vertelden verhalen,
totdat moeder zeide, dat het kinderbedtijd
was. Buddy vroeg altijd wat zij zeiden,
nadat hij in den grooten wagen was ge-
klommen, waar zijn moeder een bedje voor
hem gespreid had, maar dat kwam hij
nooit te weten. Hij herinnerde zich hoe hij
daar soons kon liggen luisteren naar het
gezang van de negers, die om hun eigen
kampvuur zaten, dicht bij het hunne; Ez
ra's stem klontk dan altijd boven alles uit
net als een stier, wiens geluid ook al
tijd boven dat van de koeien uit te hooren
was.
Dit zingen van Ezra en het eentonig
geloei der kudde, deden Buddy later
steeds terugdenken aan een geheimzinni-
gen, angstigen tijd, toen zij geen rivieren
of plassen of iets van dien aard op hun
weg tegenkwamen en zij zuinig moesten
zijn met het water en hij en Dulcie niet
meer geroepen werden om hun gezichtjes
te wasschen. Ik geloof, dat voornamelijk
„dat wonder" heeft medegewerkt om deze
van zekere belangen en het gezamenlijk dra
gen der kosten.
De grondgedachte, welke de nieuw voorge
stelde regeling beheerscht: den belastingdruk,
welke in sommige gemeenten thans zeer
zwaar is, te verzachten door aan de gemeen-
ten het recht te ontnemen een eigen inkom-
stenbelasting te heffen en daarvoor in de
plaats te doen treden een geiinificeerde, door
het Rijk over het geheele land te heffen ge
meentefondsbelasting, waarvan de opbrengst
naar billijkheid over de gemeenten zal wor
den verdeeld, heeft naar het oordeel der Com
missie veel aantrekkelijks. Deze grondge
dachte, in de Memorie van Toelichting om- j
schreven, is echter niet volledig in het wets
ontwerp tot uitwerking gekomen, zoodat
eenige correctie noodzakelijk schijnt.
Heeft het dus de instemming der Commis- i
sie, dat dit wetsontwerp een einde wil maken
aan de te groote verschillen in belastingdruk
tusschen burgers, die in hetzelfde staatsver- j
band leven en mitsdien zeer eng aan elkander
verbonden zijn, alsmede aan den willekeur
van de bestaande forensenbelastingen, welker
verbetering technisch zeer moeilijk zou zijn,
anderzijds ontveinst zij zich niet, dat de nieuwe
regeling alleen dkn aan haar doel: verlichting
van druk voor de contribuabelen in gemeenten
met zeer zware belastingen, zal beantwoor-
den, indien de gemeenten, die als gevolg van
de nieuwe regeling hoogere inkomsten zouden
Krijgen, nu ook inderdaad tot vermindering
van belastingen overgaan en niet verder dan
onvermijdelijk is, opcenten op de gemeente
fondsbelasting, of wel een verteringsbelasting
of andere belastingen gaan heffen.
De Commissie gevoelt het als een emstig
bezwaar, dat bij het wetsontwerp ook niet is
voorzien in de behoefte aan een betere rege
ling betreffende de verhouding tusschen het
Rijk en de gemeenten voor wat betreft de be
voegdheid van het Rijk om nieuw werk aan de
gemeenten op te dragen. Hiertegen bestaat
op zichzelf geen bezwaar, integendeel, maar de
gemeenten moeten de zekerheid erlangen, dat
bij zoodanige opdracht niet willekeurig nieuwe
lasten op de gemeenten kunnen worden ge
legd. Het wetsontwerp bevat geen waarborg,
zooals de StaatscommissieVan Lijnden van
Sandenburg wenschte, dat geen zoodanige
nieuwe lasten aan de gemeenten zullen worden
opgelegd zonder behoorlrjke vergoeding.
Het verdere gedeelte van het Verslag is ge-
wijd aan een uitvoerige bespreking van de ar-
tikelen van het wetsontwerp.
MINDERWAARDIG PAPIER EN
SLECHTE INKT.
De Minister van Binnenl. Zaken heeft een
circulaire gericht tot de gemeentebesturen in
welke hij schrijft, dat het gebruik van min-
derwaardig papier en slechte inktsoorten de
laatste jaren in bedenkelflke mate is toege-
nomen, tot schade van de groote historische
waarde van de gemeente-archieven. De Ar-
chiefcommissie, ingesteld door de Vereeniging
van Ned. Gemeenten, heeft daarom gemeend
de vraag onder de oogen te moeten zien, welke
eischen moeten worden gesteld aan papier en
inkt om eenigen waarborg te verkrijgen voor
de duurzaamheid van de geschriften, bestemd
voor de gemeente-archieven. De beschouwin-
gen dier Archiefcommissie, op een enkel punt
aangevuld als door den algemeen Rijksarchi-
varis in overweging gegeven, zijn in de cir
culaire opgenomen. De commissie geeft in die
beschouwingen een uiteenzetting van de ge-
vallen waarin zij gebruikmaking van de ver
schillende papiersoorten aanbeveelt. Het ge
bruik van inkt rnaakt nog een punt van on
derzoek uit in de Commissie.
VORSTELIJK BEZOEK AAN INDIe.
,,Neerlandia" schrijft:'
De kroonprins van Belgie is met zijn ge-
malin op reis naar Ned.-Indie.
Het is geen officieel bezoek. De kroonprins
die eenmaal waarschijnlijk ook over de Bel-
gische Congo zal regeeren, wenscht zijn ken-
nis van het besturen van kolonien uit te brei-
den en heeft daarvoor Ned.-Indie uitgekozen.
Dit is een uitenst sympathiek gebaar.
vooral in de tegenwoordige omstandigheden
dingen onuitwiscihbaar in Buddy's geheu
gen te griffen; dat en het geloei van het
vee. Het kwam Buddy voor, aisof d'it wei
een maand lang geduurd had, maar toen
hij ouder werd, hoorde hij, dat zij maar
drie dagen zonder water waren geweest.
Van den eersten dag herinnerde hij zich
niet veel meer, alleen dat moeder's avonds
over schoone schortjes gesproken had en
dat zij ze tooh niet hadden geikregen. De
tweede dag stond hem heel verder voor
den geest. Vader kwam in den nacht naar
den wagen toe, om te zien of moeder
sliep. Hun fluisterend gesprek wekte Bud
dy en hij hoorde vader zeggen: ,,wij zul
len het best klaarspelen, vrouwtje. En
water moet er komen. Het staat op de
kaart. Maak je maar niet ongerust ik
blijf op om de jongens te helpen. Het vee
is onrustig -maar wij houden het wel in
bedwang."
Den derden dag zou Buddy nooit ver-
geten. Dat was de dag, dat moeder ver-
gait dat de q quagga beteekende en dat zij
Buddy niet venbeterde toen hij het een p
noemde, alleen maar voor de aardigheid,
omdat het zoo op een p leek. En toen hij
zei: „w, dat is water", toen maakte moe
der een vreemd geluid en zei: „o, God
help ons!" en zij zei tot Buddy, dat hij nu
weg kon gaan om wat met zusje te spe-
len en zusje, die nog wel sliep en er
waren nog de letters x, ij en z, die hij nog
moest opzeggen, en dan nog dat geheim-
zinnige eind, dat zoo heel gewichtig leek
en toch nooit gebruikt werd om een
woord te spellen. Nog nooit, van zijn eer
ste les af, had moeder ooit een letter over-
geslagen, of het lesuur ook maar een mi-
nuutje verkort.
INGEZONDEN MEDEDEELINGFN
Jkriebel",
heid enz.
In de keel beginnen enkele
der pijnlijkste en, om haar
ergere gevolgen, gevaarlijk-
ste aandoenirfgen. Grijp dan
ook bij de geringste klacht
pijn, heeschheid, gez Aoilen-
dadelijk naar de flesch
ook een zeer gelukkig gebaar.
De Nederlander lijdt niet aan zelfoverschat-
ting het vreemde is in zijn oogen zoo
gauw beter dan het eigene weet zeer goed,
dat aan het bestuur van het schitterende tro-
pische Nederland gebreken kleven, vooral
ook dat er fouten gemaakt zijn, maar hij weet
niet minder goed, dat Nederland in Indib
prachtig werk heeft gedadn en nog doet, en
zulks niet alleen om het gebied tot economi-
schen bloei te brengen waarbij immers
naast de inlandsche ook de Nederlandsche be
langen in groote mate betrokken zijn maar
ook voor de lichamelijke verzorging der in
landsche volken.
Dat de kroonprins dit alles weet en erkent,
maakt in Nederland een bijzonder gunstigen
indruk, die een krachtig tegenwicht vormt
voor het aanhoudend gestook uit sommige
Belgische kringen tegen Nederland.
Men mag verwachten, dat het gevolg ervan
zal zijn: een mildere stemming in Nederland,
onontbeerlijk bij de moeilijke onderhandelin-
gen over een nieuw verdrag, evenzeer als har-
telijke tegemoetkoming van Belgische zijde.
In Indie zal men zich beijveren het ver
langen van den Hertog van Brabant, om veel
te zien en veel te leeren, te bevredigen. Maar
laten dan toch die alien, hooger en lager ge-
plaatsten, ambtelijke en niet-ambtelijke per-
sonen, zich altijd bewust zijn .van het feit.
dat de gasten van Indie ditmaal zijn de kroon
prins en de kroonprinses van 'n land, voor
meer dan de helft bewoond door stamgenooten
van het Nederlandsche volk, wier taal de
Nederlandsche is en, naast de Fransche, de
ambtelijke landstaal. De kroonprins is er zich
ten voile van bewust, dat daarom van hem
verlangd mag worden de Nederlandsche taal
volkomen te beheerschen, wat Z. K. H. dan
ook doet. Het is mitsdien geenszins noodig uit
beleefdheid Fransch te spreken. De kroon
prins zal integendeel zeer natuurlrjk vinden en
waardqeren, dat de omgangstaal met hem in
Nederlandsch-Indie het Nederlandsch is.
Men voorkomt daardoor bovendien zich be-
lachelijk te makeh en draagt het zijne bij tot
hooghouding onzer taal.
DE A.V.R.O. EN DE V.A.R.A.
Op vragen van het Tweede Kamerlid L. L..
H. de Visser:
1. Is het den Minister bekend, dat de direc-
teur van den post-, telegraaf- en telefoon-
dienst zich gemengd heeft in het geschil tus
schen de A.V.R.O. en de V.A.R.A. en daarbij
partij kiest voor de A.V.R.O.
2. Heeft de Minister daartoe opdracht
gegeven en zoo ja, op grond waarvan; zoo
neen, is hg dan bereid maatregelen te tref
fen, dat dit niet meer voorkomt?
3. Is de Minister bereid er zijn medewer
king toe te verleenen, dat de V.A.R.A. in het
overleg omtrent de juiste verdeeling van den
zendtrjd wordt gekend?
Heeft de Minister van Waterstaat geant-
woord:
ad 1. De directeur-generaal der posterijen
en telegrafie heeft zich op 12 November j.l.
telegrafisch tot de V.A.R.A. gewend in ver-
Er was iets, dat Buddy bang maakte,
maar wat het was, dat wist hij niet. Hij
begon met ernst over water na te denken
en angstig luisterde hij naar het onophou-
delijik geloei der kudde. Het toenemend
geschreeuw van de negers, die de achter-
blijvers voortdreven, had een bijzondere
beteekenis. Hij zag, dat de negers het
heel druk hadden en 't leek of zij nog
nooit zulk een trage kudde hadden gehad
om voort te drijven. En dan was het ook
veel warmer dan anders, tot tweemaal toe
hadden zij halt gehouden om andere os-«
sen voor te spannen.
Ezra had gebluft en gezegd, dat de oude
Bawley het wel zou uithouden tot Wyo-
ming toe. Maar de oude Bawley stond
ieder oogeniblik stil en moest ten laatste
j tooh uitgespannen worden. Toen begon
Buddy te verlangen, dat zij wat voort
zouden maken en maar gauw bij een ri
vier zouden komen.
Geen van de cow-boys wilde hem dien
dag voor zich in het zadel nemen en hem
laten rijden. Zij zagen er zoo afgewerkt
uit Buddy noemde het boos als zij
naar den wagen kwamen om hun paarden
een paar teugjes water te geven uit het
vaatje. Hinke-been kon geen druppel meer
missen, vertelden zij aan moeder. Om
twaalf uur had hij verklaard, dat hij alles
wat hij nog had, voor het koken noodig
had en er geen bordje zou afgewasschen
worden. Weer wat later had moeder de
kaart bestudeerd en had daarna lang met
j een b'leek gezicht over de ossenruggen
i heen zitben staren. Zou moeder misschien
j ziek zijn, dacht Buddy.
(Wordt vervolgd.)