nien weg te werken. Er gaan veel kinderen xaar de school van werkloozen De heer VAN HOEVE: Die categorie be- joelen wij niet. De heer HAAK antwoordt, dat dan de druk van het verhoogde schoolgeld op nog minder personen zou moeten worden verhaald en aonder meer subsidie zal het tekort niet weg te werken zijn. Het voorstel van Burgemeester en Wet- houders in stemming gebracht, wordt aan- genomen met 9 tegen 2 stemmen. Voor stemmen de heeren De Regt, Wisse, De Koeijer, D. Dees, Dekker, A. Dees, Jan- sen en Van Hoeve. Tegen stemmen de hee ren Haak en Bakker. 10. Voorstel van Burgemeester en Wet- houders ter voorziening in de vacature van verloskundige (vroedvrouw). Met ingang van 1 Januari a.s. is door mej. G. Alberts eervol ontslag gevraagd en ver- kregen als vroedvrouw. Ingevolge de verordening betreffende de genees-, heel- en verloskundige dienst in de gemeente zai dus moeten worden overgegaan •tot de benoeming van een opvolgster. Waar het geboortecijfer in deze gemeente echter steeds dalende is (in 1927 werden 56, in 1926 werden 81 en in 1925 87 kinderen geboren, terwijl in dit jaar tot 1 October nog slechts 44 kinderen zijn geboren), hebben wij overwogen of het aanstellen van een vroed vrouw nog wel noodzakelijk is. Hierover geconfereerd met den gemeente geneesheer deelde deze mede, dat door heeren medici's voor die gemeenten waar een ver- ioskundige werkzaam is, is bepaald een mi nimum tarief, om zoodoende de vroedvrou- •wen aan een bestaan te helpen. Is er dus in een gemeente geen vroedvrouw dan vervalt natuurlijk die bepaling en zal de geneesheer natuurlijk rekening houden met de financieele draagkracht van den patient. Waar nu het aantal geboorten in deze ge- ring is en het percentage dat door vroed vrouw werd behandeld bovendien nog niet groot is, zijn wij tot de overtuiging gekomen, mede in verband met de jaarwedde die aan een verloskundige zal moeten worden be- taald, dat het gewenscht is, bij wjjze van proef voor een jaar, geen vroedvrouw aan te stellen en voor dat tijdvak aan den gemeente- geneesheer eene verhooging toe te kennen van 300. Burgemeester en Wethouders stellen voor dien overeenkomstig te besluiten. De heer JANSEN kan zich hiermede niet vereenigen want in de eerste plaats is het geboortecijfer dit jaar wel bijzonder laag, doch Burgemeester en Wethouders kunnen toch onmogelijk op een briefje geven, dat dit crjfer in de toekomst niet hooger zal worden. In de tweede plaats als Burgemeester en Wet houders de arts de verplichting opleggen om ook de verloskundige hulp waar te nemen, kan alhier geen verloskundige een bestaan vinden en men zal toch toegeven, dat men met een arts en een vroedvrouw veel verder sal komen. De heer HAAK moet toestemmen, dat het geboortecijfer zich in dalende richting be- geeft, maar dat kan spoedig veranderen en zou de raad dan wel verantwoord zijn als men nu die vacature onvervuld laat. Er kun nen zich 2 gevallen tegelijk voordoen, en men heeft dan direct de bezwaren. De arts kan niet op twee plaatsen tegelijk zijn en slechts 66n geval behandelen. Wat moet er dan ge- daan worden? De heer JANSEN merkt op, dat men wel beweert, dat er weinig gebruik gemaakt wordt van de hulp der vroedvrouw, maar hij zou hierover wel meer kunnen zeggen, doch zou dit dan wenschen te doen in een geheime vergadering. De VOORZITTER zegt, dat Burgemeester en Wethouders uit den aard der zaak alles hebben overwogen en alle bezwaren onder de oogen hebben gezien nadat eerst een confe- rentie met den dokter heeft plaats gehad om na te gaan op welke wijze deze zaak het best zou kunnen worden opgelost. Wij had- den ook gedacht, dat het voor menschen met kleine inkomens een bezwaar zou zijn om dat een geneesheer voor verloskundigen bijstand meer vraagt, maar naar de dokter mededeel- de zijn de geneesheeren in deze omgeving overeengekomen om voor een verlossing 25 te vragen daar zij hierdoor dezen arbeid niet geheel aan de vroedvrouwen ontnemen. Toen er gewezen werd, dat het mogelijk zou zijn, dat zijn hulp zou worden ingeroepen terwijl hi) uitstedig was, antwoordde de dokter, dat dit wel nimmer zou voorkomen, daar hij wel ongeveer weet wanneer de tijd daar is en hij hiermede natuurlijk rekening houdt. Men moet ook niet vergeten, dat dokters uit de omgeving ook verlossingen verrichten in deze gemeente, zoodat er werkelijk een zeer klein aantal gevallen per jaar te behandelen is en daarom zouden Burgemeester en Wethouders, nu er een vacature is, bij wijze van proef een overeenkomst willen aangaan met den ge- de zonnestralen. die den dampkring ver- lichten, welke zich boven de plaatsen uit- strekt. die nog in duisternis liggen, langs den donkeren rand een zekere fielderheid verspreiden, die tot aan de verlichte helft steeds zou toenemen. Vanaf de aarde ge zien zou de maan aan de grenslijn 'n lang- zamen overgang van licht naar donk'er moeten vertoonen. Van een zoodanigen overgang nu blijkt niets; het verlichte en het donkere gedeelte zijn gescheiden door een scherp begrensden rand. Die lijn is door het groote verschil in terreinhoogte, dat, veroorzaakt wordt door de groote hoe- veelheid hooge bergen, op vele plaatsen wel onregelmatig en gekronkeld, maar zij vertoont geen spoor van een langzame lichtvermindering. Ook hieruit kan men weer de afwezigheid van een waarneem- baren dampkring afleiden. Een derde manier nog, om dit met zeker- heid te kunnen vaststellen, is het waar- nemen van sterren, waar de maan voor iangs gaat. Daar men den afstand en de voortbewegingssnelheid der maan nauw- keurig kent, kan men precies berekenen, hoe lang het zal moeten duren, voordat een of andere ster, die achter de maan ver- dwijnt aan de andere zijde weder te voor- schijn komt. Was de maan nu door lucht- lagen omgeven, dan zou daardoor een bre wing optreden der stralen, die ons vanuit de geobserveerde ster bereiken, waardoor deze ster nog eenigen tijd zichtbaar zou blijven, nadat zij reeds achter de maan- schijf verdwenen was, en reeds weer eeni gen tijd zichtbaar zijn, voordat de bedek- king had opgehouden. Hierdoor zou het waargenomen tijdsverloop korter moeten zijn dan dat, waartoe men door berekening was gekomen. Ook dit weer wordt door de werkelijkheid geloochenstraft; waarne- mingstijd en oerekeningstijd kloppen steeds volkomen. Ook wanneer de maan i>ij een zonsverduistering de zon passeert, vertoont zich nooit een spoor van bij - schaduw. neesheer om zoodoende de uitgaven voor het benoemen van een vroedvrouw te besparen. Toen werd gevraagd wat de geneesheer hier- voor zou moeten hebben en dit bedrag viel Burgemeester en Wethouders mede, daar de dokter f 300 vroeg. De vorige vroedvrouw had een salaris van f 600 en als wij er nu een zouden moeten benoemen zou het bedrag nog hooger zijn. De heer JANSEN wil opmerken, dat de arts wel reductie toezegt in daarvoor in aan- merking komende gevallen, doch van particu- liere zijde bekeken weet men toch niet wat hij hiervoor zal vragen. De VOORZITTER antwoordt, dat wanneer de gemeente een overeenkomst met den ge neesheer sluit voor het verleenen van verlos kundige hulp, er in ligt opgesloten, dat dan ook de menschen met kleine inkomens hier- van zullen profiteeren. De heer HAAK wil niet zeggen, dat het bedrag, dat de dokter hiervoor verlangt, te hoog is, maar, waar Burgemeester en Wet houders zelf zeggen, dat het aantal verlossin gen niet groot is, is het bedrag van 300 ook niet gering te noemen. De heer VAN HOEVE zegt, dat Burge meester en Wethouders al hetgeen hier ter sprake is gebracht, ook onder de oogen hebben gezien en gezien de omstandigheden moest er een beslissing komen, hetzjj door een over eenkomst met den geneesheer, hetzij door het benoemen van een vroedvrouw. Nu kan er toch niets tegen zijn wanneer wij bij wijze van proef eens een jaar de verloskundige hulp opdragen aan den dokter. Mocht het tegenvallen, dan komt natuurlijk het volgend jaar een voorstel tot het benoemen van een vroedvrouw. Natuurlijk kunnen er zich moeilijkheden voordoen, daarover valt niet te redeneeren, maar daarmee is nog niet ge- zegd, dat deze onoverkomelijk zijn. Door het aannemen van een proefjaar is men toch niet voor altijd gebonden aan dit besluit en kan men, wanneer de practijk uitwijst, dat het beter is een vroedvrouw op te roepen, dit dan alsnog doen, De heer Jansen heeft gezegd, dat hij gaame iets in besloten vergadering over deze zaak zou mededeelen, wellicht dat men dan een andere kijk op deze quaestie krijgt en daarom zou hij aan dit verzoek wil len voldoen. De VOORZITTER geeft in overweging deze besloten vergadering aan het einde der ver gadering te houden. De heer VAN HOEVE acht het beter dit thans reeds te doen, dan kan deze zaak ineens worden afgehandeld. De VOORZITTER sluit de openbare ver gadering, die overgaat in eene met gesloten deuren. Na het weder openbaar worden der verga dering brengt de VOORZITTER het voorstel van Burgemeester en Wethouders om voor den tijd van een jaar een overeenkomst aan te gaan met den geneesheer voor het verlee nen van verloskundige hulp. Dit voorstel wordt aangenomen met alge- meene stemmen. 11. Verhooging van het bedrag der werken, die zonder aanbesteding kunnen wor den uitgevoerd. Op voorstel van den VOOORZITTER wordt, zonder hoofdelijke stemming, besloten te be- palen, dat werken een bedrag van 100 te boven gaande, moeten worden aanbesteed. Voorheen was dit bedrag f 50. 12. Behandeling schrijven van Gedeputeer- de Staten in zake den vleeschkeurings- dienst. Ingekomen is het navolgende schrijven: In zake de hiernevensvermelde aangelegen- heid ontvingen wij van Zijne Excellentie den Minister van Arbeid, Handel en Nijverheid het in afschrift hierbij gevoegde schrijven. Wij zullen het op prijs stellen 's raads mee- ning hierover te vernemen. Het schrijven van gemelden Minister luidt: Bij nevenvermeld schrijven deelt Uw Col lege mede, van meening te blijven, dat af- scheiding van Zaamslag en vorming van een afzonderlijke kring voor die gemeente ge wenscht is. Ik mag veronderstellen, dat Uw college bekend is met de bezwaren, welke bij mij be staan tegen het verbrokkelen van keurings- kringen, welke bezwaren ook hier gelden. Zij zijn ook reeds samengevat in het. Koninklijk besluit van 15 Maart 1926, no. 15, betreffen de een beroep van den gemeenteraad van Zaamslag ter zelfder zake. Ik overweeg dan ook toepassing van arti- kel 23a van de Vleeschkeuringswet. Wellicht zou in het onderwerpelijke geval echter een bevredigende oplossing kunnen worden gevonden in dier voege, dat de be- staande kring behouden blijft en de heer Dees als hulpkeurmeester wordt aangesteld. Gaarne verneem ik of Uw college zich met oplossing in dien zin zou kunnen vereenigen. Blijkens dit schrijven bestaat er dus veel Als laatste, meer wetenschappelijk be- wijs dient nog de waarneming der spec tra van zon- en maanlicht. Zooals we we^ ten kunnen we het zonlicht ontleden in een spectrum van zeven kleuren, die wij in het dagelijksch leven de kleuren van den regenboog noemen, n.l. rood, oranje, geel, groen, blauw, indigo en violet. Het maan licht nu is ook eenvoudig zonlicht, dat door de maan wordt teruggekaatst. Had nu de maan een dampkring, dan zou het zonlicht daardoor twee malen gebroken worden, eerst bij het invallen, daarna bij het uittreden der zonnestralen, hetgeen natuurlijk het maanspectrum een wijziging zou doen ondergaan. Bij nauwkeurige be- schouwing en onderzoeking van het maanlicht nu is ons gebleken, dat het maanspectrum volkomen met dat van het zonlicht overeenkomt, waardoor dus de veronderstelling, dat het zonlicht eerst gebroken wordt, is uitgesloten. Ondanks al deze waarnemingen kunnen we toch niet met zekerheid zeggen, dat op de maan noch lucht, noch water aanwe- zig is. Dit staat echter vast: ontbreekt een dezer twee middenstoffen, dan moet de andere ook ontbreken, het is onmogelijk, dat b.v. op de maan wel water, maar geen lucht zou bestaan, daar ons water alleen onder den invloed van de drukking van de lucht vloeibaar blijft, en in het luchtle- dige dadelijk zou verdampen. Is dus de maan, ondanks alle waarnemingen, toch nog door een gordel van zeer ijle en smalle luchtlagen omgeven, dan is ook de mogelijkheid niet uitgesloten, dat zich in de ontzaglijk diepe inzinkingen der maan- oippervlakte hier en daar water bevindt. Ook zou het dan best kunnen, dat de voor ons altijd onzichtbare helft der maan meer water bevat dan de naar ons toege- keerde zijde, iets waaromtrent echter niets met zekerheid kan worden gezegd. Wij zien dus. dat, hoe betrekkelijk ge ring de afstand tusscihen de aarde en de kans, dat door den Minister voornoemd, ge bruik zal worden gemaakt van art. 23a der Vleeschkeuringswet, dat zegt: ,,Wij kunnen gemeenten aanwijzen, die den keuringsdienst geaamenlijk moeten regelen, enz." Waar en Burgemeester en Wethouders en de raad steeds het standpunt innam, dat de beste oplossing was de heer Dees tot hulp keurmeester aan te stellen, stellen wij Uwe vergadering voor ook thans weer in dien geest daarvan mededeeling te doen aan hee ren Gedeputeerde Staten. De heer HAAK kan niet nalaten zijn af- keuring uit te spreken over het schrijven van den Minister. Het door den raad destijds genomen besluit geschiedde met voile mede- werking van de gemeente Axel en had de goedkeuring van Gedeputeerde Staten ver- worven. De VOORZITTER is het hiermede geheel eens, daar ook de Hooge Raad volkomen be kend is met de belangen die voor Zaamslag op het spel staan. Het is te hopen, dat deze zaak in der minne geschikt zal kunnen wor den. Met algemeene stemmen wordt het voorstel van Burgemeester en Wethouders aange nomen. 13. Voorstel van Burgemeester en Wet houders tot vaststelling steunregelin- gen voor het jaar 1929. Waar helaas te voorzien is dat ook in het jaar 1929 nog steun dient te worden ver- leend aan werkloozen en de ondervinding heeft geleerd, dat het gewenscht is deze over een langer tijdvak te verleenen, stellen wij voor de in Uwe vergadering van 2 December 1927 vastgestelde steunregelingen ook voor 1929 geldig te verklaren met dit verschil, dat het tijdvak vermeld onder sub 1 der eerst- gemelde verordening worden gelezen: 14 Januari 27 April 1929 en dat in art. 5 der regeling B vermeld tijdvak worde gelezen 14 Januari27 April. Om echter voor het geval ook steun in 1930 noodzakelijk mocht blijken, den aanvra- ger financieel beter te kunnen beoordeelen, stellen wij U voor te bepalen, dat werk- nemers die voor steun in aanmerking den- ken te komen te beginnen met het jaar 1929 verplicht zijn een van gemeentewege beschik- baar te stellen loonboekje te doen bijhouden. De VOORZITTER deelt mede, dat, zooals de leden zullen gezien hebben, een kleine ver- andering is aangebracht in het tijdvak van de ondersteuning. Het weinige werk, dat er in begin van Mei nog is, heeft ons aanleiding gegeven om het tijdvak van de ondersteuning te verlengen tot 27 April. Blijkt het dan, dat er dan nog te weinig werkzaamheden zijn, dan kunnen wij de daarvoor in aanmerking komenden ondersteunen. De heer JANSEN moet opmerken, dat het hem nog altijd spijt, dat de ongeorganiseerden er buiten vallen. De VOORZITTER merkt op, dat er dit jaar toch veel georganiseerden zijn bijgekomen. De heer DE REGT vraagt of Burgemeester en Wethouders ook kunnen zeggen welke resultaten te Axel met deze loonboekjes zijn bereikt. De VOORZITTER moet erkennen, dat men te Axel hierover niet erg tevreden was. Dit behoeft daarom voor Zaamslag geen reden te zijn om die boekjes niet in te voeren, want als men met eerlijke wapens strijdt, dan kun nen deze boekjes zeer veel nut stichten, juist ten behoeve van de werknemers. De heer DE REGT zegt, dat hij de boekjes zelve wel zeer gewenscht acht, doch ziet er weinig heil in als de werknemers zelve hier voor moeten zorgen. Beter zou hij het vin den, dat de werkgevers deze boekjes zouden moeten bijhouden telkens wanneer een werk- nemer bij hem gewerkt had. De VOORZITTER antwoordt, dat de werk- nemer des Zaterdags zijn in die week ver- diend loon moet invullen voor de beoordeeling van de ondersteuning. Eventueele fraude hierbij zou men kunnen controleeren. De heer DE REGT blijft erbij, het beter te vinden als de werkgevers een lijst zouden moeten bijhouden van de in zijn dienst zijnde of geweest zijnde arbeiders. De VOORZITTER stemt toe, dat als de werknemers zelve niet medewerken men na tuurlijk machteloos staat, doch men kan dan ook niet om ondersteuning komen of hierop recht doen uitoefenen als men zelf in verzuim is om zijn mededeelingen door bewijzen te staven. De heer DE REGT vindt deze wijze van werken zeer omslachtig en als nu de werk gevers ieder jaar een lijst van de uitbetaalde loonen inleverden, kan men het direct zien. De VOORZITTER voert hiertegen aan, dat dit wel te regelen zou-zijn voor de werkgevers in de gemeente zelf, doch als men buiten de gemeente heeft gearbeid? De heer JANSEN zegt, dat de loonboekjes zouden moeten dienen om te zien hoeveel een arbeider heeft verdiend, maar wanneer zullen maan ook is, er toch opmerkelijk onder- scheid bestaat in de voorwaarden van haar bewoonbaarheid. De afwezigheid van een dampkring of de aanwezigheid van een slechts zeer ijlen dampkring oefe- nen daarop een machtigen invloed. Hoe- wel licht en warmte van de zon op de maan zoowat de zelfde kracht hebben als op de aarde, maakt de dampkring hier- van voor ons bruikhare elementen. Het invallende licht der zon ontmoet geen en- kele middenstof, die het een weinig kan temperen. In de voile zon is het licht schel en vermoeiend, in de schaduw heeft men geen ander licht dan hetgeen door mogelijk omliggende rotsen wordt terug gekaatst. In de voile zon is de warmte on- dragelijk, in de schaduw heerscht een ijzige koude. Ook 's nachts heerscht op de maan diezelfde koude, want, terwijl onze beschermende dampkring de over- dag door de zon uitgestraalde warmte 's nachts in zich vasthoudt, en de aarde dan dus a. h. w. door een warme laag is omgeven, straalt de maan daarentegen alle warmte, des daags opgenomen, we der uit zoodra de zon is ondergegaan. Eventueele maanbewoners zullen dus al leen dan kunnen blijven bestaan, als hun organen zijn ingericht op het verdragen van die verbazende temperatuursver- schillen, waaraan ons lichaam geen weer- stand zou kunnen bieden. Een lichaam, op de maan aan zonnewarmte blootge- steld, zou daar een temperatuur verkrij- gen, gelijk aan die van kokend water, terwijl het tevens 's nachts aan een tem peratuur van 50 gr. is blootgesteld, een temperatuur dus, waarbij zelfs kwik be- vriest Daarbij komt nog de ontzettend lange duur van dag en nacht op de maan. Wij hebben gezien hoe steeds dezelfde zijde van de maan naar de aarde is toegekeerd. Hieruit volgt dus onmiddellijik, dat de maan niet, evenals de aarde, in 24 uur om Burgemeester en Wethouders nu zeggen, dat een arbeider voldoende verdiend heeft? Als nu iemand een loonboekje heeft bijgehouden, en men ziet daaruit, dat hij b.v. 1000 heeft verdiend, doch deze arbeider zegt, dat zijn geld op is en ondersteuning wenscht. Wat dan? Burgemeester en Wethouders zouden toch zeker een basis moeten trekken tot welk bedrag verdiend moet worden om buiten de regeling te vallen. De VOORZITTER merkt op, dat Burge meester en Wethouders ieder geval afzonder- lijk zouden beoordeelen. Het is best moge lijk, dat iemand, die f 800 heeft verdiend, niet voor steun in aanmerking zou komen, terwijl een ander met een verdiend loon van f 1100 wel steun zou verkrijgen, indien het bleek, dat hij tekort had. De heer HAAK zegt, dat nu alle menschen des Zaterdags hun verdiend loon moeten in vullen, willen zij eventueel later voor steun in aanmerking komen, maar hij zou er dan toch bij willen laten zetten waar zij dit be drag hebben verdiend en bij welken werk- gever. Feitelijk zouden de werkgevers zelf een boekje van uitbetaalde loonen moeten bijhou den en zou dit dan ingeleverd kunnen worden. De heer WISSE deelt mede, dat, als de werknemers zoo'n loonboekje inleveren, dit steeds te controleeren zal zijn, daar de werk gevers reeds verplicht worden hun loonlijsten bij te houden, waardoor men kan nagaan welk loon is uitbetaald geworden. Het voorstel van Burgemeester en Wethou ders in stemming gebracht, wordt aange nomen met algemeene stemmen. 14. Voorstel van Burgemeester en Wet houders tot vaststelling der voorwaar den der grasverpachting. Burgemeester en Wethouders leggen over het hier volgende concept-contract: Perceel 1. Van het der gemeente behoo- rend eind zeedijk van den Kleinen-Huissens- polder met het eind dijk, genaamd „De Nol". Perceel 2. Van de oude burgerlijke be- graafplaats. Perceel 3. Van de in 1872 aangelegde bur gerlijke begraafplaats. Perceel 4. Van de nieuwe burgerlijke be graafplaats. Perceel 5. Van den Reuzenhoekschen weg. Perceel 6. Van den Neuzenschen weg het gedeelte tusschen de hoofdkom en het kruis- punt met de Groenstraat, alle perceelen ge- legen in de gemeente Zaamslag. Onder de perceelen 2, 3 en 4 zijn niet be- grepen de gedeelten bezet met steenen paal- tjes, noch later de gedeelten waarin later ge- durende den loop van het pachttermijn be- graven wordt. Voorwaarden van deze verpachting. Artikel 1. De gronden in deze verpach ting begrepen, worden alleen voor de gras- zetting verpacht en in hunnen tegenwoordi- gen staat, ligging en uitgestrektheid, voorts met in achtneming van hetgeen hiervoren is bepaald ten opzichte van de perceelen 2, 3 en 4. Het beweiden met vee is alleen geoorloofd op perceel 1 en dan nog alleen na bekoming vergunning van het bevoegd gezag. De pachters worden geacht, den aard, lig ging en uitgestrektheid der in deze verpach ting begrepen gronden goed te kennen en kunnen dus uit dien hoofde geen aanspraak maken op eenige vergoeding of vermindering van pachtprijs wegens mindere maat, waarde of iets dergelijks. Artikel 2. De verpachting geschiedt voor den tijd van zeven achtereenvolgende jaren, ingaande 3 Mei 1929 en zullende mitsdien eindigen den 3den Mei 1936. Artikel 3. De pachter van perceel 1 moet ten genoege van de verpachters, stellen twee gegoede borgen, welke borgen zich hoofd voor hoofd, onder afstand van de voorrech- ten en uitwinning en schuldplichting, door onderteekening dezes, verbinden door de richtige betaling der pachtpenningen en de behoorlijke nakoming der voorwaarden van verpachting, een en ander zooveel aangaat perceel 1 en de pachter daarvan. Artikel 4. De verpachting geschiedt in het openbaar, bij opbod, het bod moet ge- daan worden in Nederlandsch geld en voor een jaar pacht en zal als de pachtprijs voor ieder jaar van den verpachtingstermijn wor den aangemerkt. Artikel 5. Binnen veertien dagen na de gunning der verpachting, zullen de pachters bij den gemeente-ontvanger betalen ieder in evenredigheid van zijn pachtsom alle op de verpachting gevallen onkosten van zegel- en registratierechten, advertentiekosten alsmede voor hen die het verlangt, de kosten van een afschrift van het proces-verbaal en voor waarden van verpachting. Artikel 6. De jaarlijksche pachtsommen moeten worden betaald in eens voor een-en- dertig December van ieder pachtjaar en ten kantore van den gemeente-ontvanger. een as draait. Juist dit draaien om een as regelt bij ons de verdeeling van een et- maal in dag en nacht, hetgeen dan dus op de maan niet kan voorkomen. Daarente gen draait de maan weer om de aarde in ruim 29 dagen, waarvan natuurlijk ook een aswenteling in denzelfden tijd het ge- volg is. Een etmaal op de maan duurt on geveer 709 uren, dus de gemiddelde duur van dagen en- nachten is 354 uur. In het geheele heelal hebben wij nog geen twee- den keer met zulke lange dagen kennis gemaakt. Als wij bij die lange tijden weer de ontzaglijke hitte van den dag en de overweldigende koude van den nacht in aanmerking nemen, blijkt daaruit voldoen de de onbewoonbaarheid van de maan voor aardsche wezens. De ijl'heid van den dampkring is tevens oorzaak, dat men het uitsipanse] vanaf de maan steeds kan waarnemen als een groote donkere ruimte, waarin zoowel overdag als s nachts sterren aan den he- mel staan. In verband met het draaien van de maan om de aarde is het maanjaar kor ter dan het jaar der aarde; n.l. 346 dagen. Eigenaardig dat een maanbewoner. naar aanleiding van de buitengewoon lange etmalen, zou kunnen zeggen: Een jaar heeft 11.5 dagen. Diezelfde ijlheid van den dampkring is, in verband met de geringe aantrekkings- kracht, oorzaak, dat iemand, die zich op de maan zou voortbewegen. zich zeer licht zou gevoelen, heel hard zou kunnen loopen, reusachtige sprongen zou kunnen maken, zeer zware steenen zeer ver zou kunnen wegwerpen, enz. Op de opper- vlakte der zon zou met het oog op de groote aantrekkingskracht, juist het te- gendeel plaats hebben. Terwijl op de op- pervlakte der zon ons krachtigst geschut een kogel nauwelijks eenige meters ver zou kunnen wegwerpen, omdat deze da delijk met groote kracht naar de zon zou Artikel 7. Wanneer een pachter in den loop van den pachttermijn mocht overlijden, zal het aan het gemeentebestuur vrij staan de weduwe of een of meer kinderen of recht- verkrijgenden van den overledene pachter, van den nog overigen tijd van den pacht termijn, als pachtster, of pachter aan te hou den, ofwel de pacht met het einde van het alsdan loopende of daaraan volgende pacht jaar als ontbonden te beschouwen mits hier- van aanzegging doende aan wie het behoort. Artikel 8. Geen der pachters zal onder eenig voorwendsel hoegenaamd zijn gepachte geheel of ten deele aan anderen in gebruik mogen laten of aan anderen overdoen dan met schriftelijke toestemming van het ge meentebestuur. In ieder geval blijft de pach ter in alle opzichten, zoo wat de betaling der jaarlijksche pachtsom als wat de behoorlijke nakoming der voorwaarden betreft, aan- sprakelijk. Artikel 9. Alle lusten en belastingen blij ven voor rekening der gemeente. Artikel 10. De pachters kunnen geen aanspraak op vergoeding, kwijtschelding of vermindering van pachtpenningen doen gel den, wegens nadeelen teweeggebracht door alle gewone, onvoorziene toevallen, als daar zijn: hagel, bliksem, vorst, storm enz., welke het gepachte gedurende den pachttermijn mocht overkomen, evenmin wat perceel 1 be treft wegens de werken, die op de gronden in deze verpachting begrepen, in het belang der waterkeering worden gemaakt of voor- bereid. Artikel 11. De pachters mogen in geen geval uit de onderwerpelijke gronden aarde, derrie, zand of zoden steken, veel minder die naar andere landen of eigendommen over- brengen. Artikel 12. De gemeente behoudt het recht om op perceel 1 zoodanige werken ten behoeve der haven of kaai aan te leggen als het gemeentebestuur zal goedvinden. De pachter van dat perceel moet voorts gedoo- gen alle nederlagen en plaatsing van goede- ren op het verpachte, als door den haven- meester worden noodig geoordeeld, een en ander zonder recht op vermindering van pachtsom of schadevergoeding. De pachter van perceel 1 is voorts gehou- den tot naleving van het provinciaal regle- ment van politie voor de polders in Zeeland. Artikel 13. De pachters van de perceelen 2, 3 en 4 zullen zonder aanspraak op vermin dering van pachtprijs of schadevergoeding moeten gedoogen, dat de begraafplaatsen ge- bruikt worden tot het doel, waartoe zij be- stemd zijn. Zij zijn verplicht om langs weers- zijden der paden over een breedte van een halven meter het gras ten genoege van den Burgemeester, het geheele jaar kort te hou den. Zij mogen met paard en voertuig alleen op de paden der begraafplaats komen. Artikel 14. De pachters van de perceelen 5 en 6 moeten gedoogen, dat de materialen voor het onderhoud der wegen op hun ge- pachte worden nedergelegd en voorts, dat de verpachters met het verpachte zoodanig handelen, als zij het in het belang van een goed onderhoud van den weg zullen raad- zaam achten, een en ander zonder dat de pachters daarvoor aanspraak op verminde ring van pachtprijs of schadevergoeding kun nen vorderen. Artikel 15. De pachters zullen hun ge pachte, ieder het zijne, moeten zuiveren en zuiver houden van alle onkruid als distels, dorens, stekels, enz. en dit onkruid bij nat weder doen uittrekken en opruimen, bij na- latigheid waarvan een en ander ten koste van den nalatige vanwege het gemeente bestuur zal worden verricht. De pachter van perceel 1 moet voorts ten minste twee malen in het jaar, al de molshoopen, die zich op de dijken bevinden over het verpachte doen ver spreiden. Bij nalatigheid geldt hetgeen te dien aanzien in dit artikel is omschreven. Artikel 16. Voor alle gevolgen en de uit- voering dezes worden bieders, pachters en borgen geacht domicilie te hebben gekozen ten raadhuize der gemeente Zaamslag. De heer HAAK zegt, dat de opmerking ge maakt is, dat er met de wagens op de be graafplaats buiten de paden werd gereden en dit natuurlijk voor de nabestaanden zeer onaangenaam was. Het is hem evenwel ge bleken, dat dit niet geschiedt, wel heeft dit wel eens plaats op het eind van een pad waar nog niet begraven is, doch hiertegen kan geen bezwaar gemaakt worden, en men moet toch met den wagen op de begraafplaats komen om het gras hiervan weg te halen. Afdragen zou moeilijk gaan en als er dan wat wind was, zou het gras overal verspreid liggen. De VOORZITTER gelooft, dat als het ver pacht mocht worden onder voorwaarde, dat er niet met paard en wagen op mag gereden worden, wij er zelf nog geld aan toe zouden moeten dragen. De heer WISSE heeft een geheel ander idee, en zou er voor zijn, dat het gras eens geheel weggereden werd, dan zouden de na bestaanden in de gelegenheid zijn hun dooden te gedenken en als er dan eens behoorlijk - n-mar worden toegetrokken, zou een flinke straatjongen op de maan een steen zon der veel moeite over een berg kunnen heengooien! In verband met dit verschil in aantrek kingskracht, dat ook, hoewel niet in die sterke mate, tusschen maan en aarde aan- wezig is, werd een toekomstbeeld opge- hangen van den toestand op aarde, wan neer na duizenden jaren alle Staten van Europa, Azie, Afrika en Amerika tot een groote Republiek zullen vereenigd zijn, en geen veldslagen meer op aarde zullen ge- leverd worden. Dan nog zullen de over- winnaars hun krachten op de maan gaan beproeven; indien men slechts hun eer- zucht weet te prikkelen, zullen zij zeker de maan den oorlog verklaren. Maar wee dan de arme aardebewoners. Alle bom- men en granaten vanuit de maan gescho- ten, zullen de aarde bereiken, terwijl het grootste deel van onze eigen projectielen op ons eigen hoofd zal neerkomen Nu hebben we erover gesproken, of de maan voor aardsche wezens bewoonbaar is of niet, en wij zijn tot de slotsom ge komen, dat zij dat niet is. Een andere vraag is echter: Zou de maan, al is zij niet voor aardsche organismen bewoon baar, soms ook door anders georganiseer- de wezens bewoond kunnen zijn? Dit is natuurlijk een punt, dat nooit zal kunnen worden opgelost, hoeveel gissingen daar- omtrent ook reeds gedaan zijn en nog ge- daan zullen worden, tenzij de wetenschap en de techniek tezamen kijkers weten uit te denken en te construeeren, zoo sterk, dat men daarmede zelfs zulke fijne bij- zonderheden op de oppervlakte der maan zou kunnen onderscheiden. Thans is daar- omtrent echter nog niets met zekerheid vastigesteld, maar wellicht is dat voor ons nageslacht weggelegd!

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1928 | | pagina 7