wen woningen moesten voldoen, terwijl be-
paaid werd, dat daarin geen Drankwetver-
gunningen mochten worden gevestigd of in-
richtingen waarvoor een vergunning over-
eenkomstig de Hinderwet noodig is, en alzoo
in beginsei besloten werd daar bedrijven te
weren.
Men kan die, naar de meening van burge-
meester en wethouders, ook niet overal toe-
staan; dat dit hier aldus is bepaald, is niets
buitengewoons, doch geschiedt ook elders.
Burgemeester en wethouders hebben in hun
voorstel gewezen op de belangen van hen die
daar reeds grond gekocht en woningen ge-
bouwd hebben. Als het vandaag aan den heer
Scheele gegeven wordt, vraagt morgen een
ander het ook. Hij gelooft niet dat de raad
op den verkeerden weg is, als hij het voorstel
van burgemeester en wethouders aanneemt.
De heer COLSEN zou tegelijk ook willen
beslissen over dat stukje grond aan de kop-
school.
De VOORZITTER merkt op, dat, als het
voorstel van burgemeester en wethouders
wordt aangenomen, het college de zaak ver-
der zal voorbereiden. Dan moet echter eerst
het verzoek van den heer Scheele zijn afge-
wezen. Er zal ook worden uitgezien om
adressant te helpen.
De heer SCHEELE wijst er op, dat dit dan
niet te ver daar vandaan zou mogen zijn.
De VOORZITTER wijst er op, dat de ge-
meente de beschikking krijgt over de affuit-
loods en daar ook nog een dwarsweg komt.
Naar sprekers meening zullen daar wel pak-
huizen mogen staan.
De heer SCHEELE zou dat kunnen aan-
vaarden; hij acht het geen bezwaar, dat er
op een der hoeken een pakhuis wordt ge-
bouwd.
De VOORZITTER: Maar niet aan de Bur
gemeester Geillstraat.
Het voorstel van burgemeester en wethou
ders wordt aangenomen met 8 tegen 4 stem-
men.
Voor stemmen de heeren Bedet, De Jager,
Geelhoedt, Verlinde, De Bakker, Hamelink,
Van Driel en Van den Bulck; tegen stemmen
de heeren Van Aken, Van Cadsand, De
Bruijne en Colsen. De heer Scheele onthoudt
zich van stemmen.
De VOORZITTER zegt toe, dat burge
meester en wethouders thans met den heer
Scheele zullen onderhandelen om hem een
stukje te verkoopen van de Affuitloods. Hij
is overtuigd. dat men wel tot accoord zal
"kunnen komen.
4. Vaststelling gemeentebegrooting.
In behandeling komt de vaststelling der
gemeentebegrooting voor 1929.
Overeenkomstig de gewoonte is de begroo
ting besproken in 2 afdeelingen van den
raad. Daaromtrent is uitgebracht het vol-
gende
VERSLAG van het verhandelde in de af
deelingen van den raad tot onderzoek
der gemeentebegrooting voor 1929, en
verantwoording van burgemeester en
wethouders naar aanleiding daarvan.
Hoofdstuk II. Leden der eerste en der
tweede afdeeling stellen voor den post volgn.
1 (batig slot dienst 1927) te verminderen
met 20.000 ten einde dit bedrag te reservee-
ren voor eventueele slechtere jaren, en in
verband daarmee den post ,,inkomstenbelas-
ting" met een gelijk bedrag te verhoogen.
Dit voorstel kan bij ons geen instemming
vinden. Wat toch is het geval? Het batig
saldo van den dienst 1927, oorspronkelijk
groot f 69.360,25, is voornamelijk ontstaan
doordat over het belastingjaar 1926/27 een
factor is vastgesteld van 1.65, die achteraf
gebleken is te hoog te zijn geweest. Regel-
matig zou het dus geweest zijn, het voile
bedrag in de begrooting voor 1929 te bren-
gen, ten einde de belasting daardoor voor
1929 belangrijk te verlagen en de ingeze-
tenen dus daarmee terug te geven wat zij
over 1926/27 te veel betaald hebben. Bij
ons college is daarom geen bezwaar ge-
maakt om die gelden voor een groot deel
aan te wenden voor werken, die anders de
uitgaven weer belangrijk verhoogd zouden
hebbenzoo is gebruikt f 5100, om het
tekort van het woningbedrrjf te Sluiskil
te dekken en f 22.000 voor verbetering der
straten, terwijl nu nog 6000 wordt aan-
gewend voor vernieuwing van de Noord-
straat. Extra wordt dus nog in den ge-
wonen dienst voor 1929 16.000 meer
gebracht dan in de begrooting voor 1928.
Dit kleine bedrag uit de begrooting houden
tot reserveering voor slechtere jaren heeft
o.i. geen zin. Mocht de financieele toestand
dezer gemeente zoo ongunstig worden, dan
kan ook 16.000 niet van invloed zijn om
financieele moeilijkheden te voorkomen.
Door het bedrag in de begrooting te bren-
gen wordt in elk geval voorkomen, dat het
belastingbedrag niettegenstaande de hoo-
gere uitgaven op sommige posten, wordt
verhoogd. Hierdoor wordt de kans groo-
ter, dat het vermenigvuldigingscijfer nog
iets verlaagd zal kunnen worden, iets waar-
op de ingezetenen recht hebben, gezien
dat te veel betaald is over 1926/27.
In beide afdeelingen werd de wensch naar
voren gebracht om bij verordening eene rege-
ling te treffen, opdat alle ambtenaren op
65-jarigen leeftijd den dienst zullen moeten
verlaten.
Waar de burgemeester voor de politie
eene dergelijke regeling reeds heeft getrof-
fen, daar bestaat er ook bij ons geen be
zwaar dit ook voor de andere ambtenaren
te doen. Wij zullen in de loop van 1929
met een voorstel ter zake komen.
Enkele leden vragen inlichtingen over den
post verfwerk gemeentehuis.
Medegedeeld kan worden, dat de ver-
schillende vertrekken van het gemeentehuis
en de secretarie in 1929 geverfd zullen
worden.
In de eerste afdeeling wordt gevraagd de
kiezerslijsten in ruimere mate beschikbaar te
stellen.
Overwogen zal worden om de kiezerslijs
ten te cyclostylen waardoor de kostprijs
verlaagd zal worden.
Andere leden vragen invoering van pre-
sentiegeld voor de stembureaux.
Waar de Kieswet den leden van den raad
de verplichting niet oplegt eene eventueele
benoeming tot lid van een stembureau aan
te nemen en de vervuiling van eene derge
lijke functie geheele vrijwillig is, achten wg
geen termen aanwezig tot invoering van
presentiegeld voor leden van de stem-
bureaux. Hierbij komt nog, dat alsdan de
ververschingen, die thans worden aange-
boden, zouden moeten vervallen, wat tot
gevolg zou hebben meer plaatsvervanging,
gedurende de middaguren, wat weer niet
bevorderlijk is te achten voor de werkzaam-
heden op de stembureaux.
Enkele leden maken bezwaar tegen den
post „jaarwedde bevolkingsagent". Deze leden
staan op het standpunt, dat alle agenten van
politie die werkzaamheden moeten doen
krachtens hun ambt in hun diensttijd. Moe
ten deze werkzaamheden gedaan worden
buiten diensttijd, dan wordt daardoor den
8-urigen arbeidsdag weer uitgebreid, wat dien
leden niet gewenscht voorkomt.
In het algemeen is het juist, dat alle
agenten van politie krachtens de voor-
schriften hebben te letten op de goede
naleving der bevolkingsvoorschriften, doch
de practijk brengt mede, dat wanneer een
man van het korps de bevolkingszaken
speciaal regelt, deze veel beter tot hun
recht komen. De agent, die nu het speciale
werk reeds jaren doet, verdient alle lof en
daarom oordeelen burgemeester en wet
houders het billijk, hem daarvoor eene
kleine vergoeding te geven.
Hoofdstuk III. In de eerste afdeeling wor
den de volgende vragen gesteld: ,,Kan het
toezicht der agenten van politie gemist wor
den bij aankomst en vertrek der Provinciale
booten, en kan de agent-rechercheur niet
meer nachtdienst doen?"
Naar aanleiding dezer vragen is door
den burgemeester een onderzoek ingesteld.
Wat de eerste vraag betreft kan worden
medegedeeld, dat de bootdienst wordt
waargenomen door den agent die dienst
doet ,,aan den Westkant" en dus en-passant
bij aankomst en vertrek der booten aan
wezig is Hieruit volgt dus reeds dat niet
een agent speciaal met den bootdienst be-
last wordt en dat deze dienst ook niet van
invloed is op den gang van zaken bij de
politie.
Op de vraag, of de rechercheur Van
Doorn in den nachtdienst kan komen en
wel zooals de overige agenten, moet ont-
kennend geantwoord worden. Het is ab-
soluut af te raden Van Doorn, zooals de an-
deren, geregeld nachtdienst te laten doen,
daar men daardoor verschuiving van het
kwaad bereikt, d.w.z. het eene gebrek (aan
personeel) met het andere te dekken, daar,
wanneer Van Doorn in den nachtdienst
moet komen, hij dan ook geregeld overdag
gemist wordt. Dit is onmogelijk, omdat hij
de aangewezen man is met den inspecteur
de loopende zaken te behandelen, en het
belangrijk onderdeel der politie, de recher-
chedienst, daardoor zou moeten vervallen.
Burgemeester en wethouders gaan met
het vorenstaande accoord. Zij wenschen
hieraan nog toe te voegen, dat de sluiting
van het politiebureau na het vertrek van
Witte algemeen als een ongerief wordt ge-
voeld. Men moet hierbij ook denken aan
telefoonoproepen door politiebureaux uit
andere gemeenten, in geval van diefstal,
als anderszins, wanneer onmiddellijk on
derzoek gevraagd wordt. Maar ook voor
onze ingezetenen is de doorloopende open-
stelling van het bureau over dag een groot
gemak, indien zij voorlichting of hulp van
de politie noodig hebben. Bij onderzoek
is ook gebleken, dat de dienst, vooral de
nachtdienst, aanmerkelijk verzwaard is.
Wij achten dit niet in het belang van eene
goede dienstvervulling door de politie.
Burgemeester en wethouders staan dan
ook op het standpunt dat die agent niet
gemist kan worden, in verband waarmee
dan ook voorgesteld wordt den post „jaar-
wedden der politie" met f 1610 te verhoo
gen, zijnde de minimum-jaarwedde van een
agent met politie-diploma.
In verband met de besprekingen in beide
afdeelingen naar aanleiding van een inge-
komen rapport betreffende reorganisatie der
brandweer stellen wij voor de allarmeering
bij brand te doen geschieden door een zoo-
genaamd wekkersysteem en daartoe 6 wek-
kers te doen plaatsen; en bovendien aan te
schaffen 5 handbluschapparaten, speciaal
voor de buitenwijken, om op die plaatsen een
begin van brand onmiddellijk te kunnen be-
strijden. Hierdoor blijft het thans reeds op
de begrooting uitgetrokken bedrag onver-
anderd, omdat nu ook de telefoonkosten en
enkele andere kleine uitgaven kunnen ver
vallen.
Hoofdstuk IV. Een lid der eerste afdee
ling vraagt of burgemeester en wethouders
maatregelen kunnen treffen het ophalen van
afval der slagerijen van gemeentewege te
doen geschieden.
Bij onderzoek is ons gebleken, dat de
reinigingsdienst reeds sedert ongeveer 9
maanden bij slagers, die daartoe den
wensch te kennen geven, den afval van de
slagerijen op gezette tijden ophaalt. Bij
een drietal slagers geschiedt dit al regel-
matig.
In de eerste afdeeling wordt gevraagd naar
de regeling van het patientenbezoek in het
ziekenhuis, alhier; speciaal voor de derde-
klasse patienten.
Wij hebben ter zake een onderzoek inge
steld bij de Vereeniging tot Ziekenverzor-
ging, die ons het volgende bericht: „De
regeling voor patientenbezoek is reglemen-
tair dezelfde als in bijna alle ziekenhuizen
en wel als volgt: Voor de le en 2e klasse-
patienten dagelijks van des namiddags drie
tot vijf uur, nooit meer dan twee bezoekers
tegelijk; voor 3e klasse-patienten des
Woensdags en des Zondags, ook van drie
tot vijf uur. Uit den aard der zaak is dit
voor laatstgenoemde patienten moeilijk
anders te regelen. Meestal toch liggen in
de derde klassezaal zes of meer patienten,
waarvan de een minder, de ander ernstiger
ongesteld is; kregen nu ook deze patien
ten elken dag bezoek dan zou dit, met het
oog op de ernstige zieken, te druk worden.
Wel wordt er steeds rekening gehouden met
die patienten, welke tusschen leven en
dood dobberen; dezulken mogen ook elken
dag, desgewenscht in den nacht bezocht
worden. Het bestuur hoopt overigens maat
regelen te nemen het voor de patienten zoo
gunstig mogelijk te maken."
Wij kunnen ons met het vorenstaande
volkomen vereenigen.
Hoofdstuk VI. Bij openbare werken ver-
zoekt een der leden der le afdeeling door-
trekking van de straat, welke de Burgemees
ter Geillstraat met de Scheldekade verbindt,
in verband met de omstandigheid, dat langs
die ontworpen straat thans gebouwd wordt.
Een ander lid dier afdeeling wenscht verbe
tering van den oprit te Sluiskil.
Burgemeester en wethouders zeggen toe,
wat de Burgemeester Geillstraat betreft.
daar voorloopige maatregelen te nemen,
omdat afdoening wacht op de overname
van de affuitloods en het aldaar projectee-
ren van eene nieuwe straat, terwijl de
kwestie verbetering oprit te Sluiskil nader
zal worden bekeken, als het Rijk maat
regelen zal hebben genomen.
In verband met het verzoek van enkele
leden om de urinoir bij het station te her-
plaatsen en een nieuwe te plaatsen nabij
de Axelsche brug aan den kant van de
Rosegracht, kunnen wij meedeelen, dat die
bij het station zal worden herplaatst. Bur
gemeester en wethouders zgn echter niet
overtuigd van de noodzakelijkheid tot
plaatsing van een tweede urinoir nabij de
Axelsche brug, waar aan de andere zijde
van de brug eene dergelijke inrichting
staat.
In de eerste afdeeling is gevraagd om de
beplantingen op de algemeene begraaf-
plaats te Sluiskil aan te vullen; die be-
graafplaats op Zondag voor het publiek
open te stellen; en tevens de begrafenis-
rechten te verhoogen.
Wij hebben den bouwmeester opdracht
gegeven een onderzoek in te stellen naar
het aantal boomen dat op de begraafplaats
moet worden bijgeplant.
Openstellen der begraafplaats op Zondag
ontmoet bij ons bezwaar, omdat het niet
aangaat den gemeentewerkman op Sluiskil
op Zondag dienst te bezorgen, terwijl den
agent van politie aldaar o.i. dit werk niet
kan worden opgedragen. Evenwel is in
overleg met den bouwmeester besloten de
begraafplaats te Sluiskil regelmatig op
Vrijaagmiddag voor het publiek open te
stellen.
Wat verhooging der begrafenisrechten
betreft, dienaangaande is van ons geen
voorstel te wachten.
In de eerste afdeeling is de vraag gesteld
welke wegbedekking in de Noordstraat zal
worden gebruikt en of er ook trottoirs gelegd
zullen worden.
Het doet ons genoegen dat beide afdee
lingen zich kunnen vereenigen met de ver
nieuwing der Noordstraat. Ons college
heeft daarbij gedacht aan klinkerbestra-
ting. Het is natuurlijk geen bezwaar nader
te onderzoeken of een andere wegbedek
king voor die straat deugdelijker is.
Wat het leggen van trottoirs betreft
merken wij op, dat in de eerste plaats de
grond, waarop de stoepen liggen geen ge-
meente-eigendom is, dus aangekocht zal
moeten worden; doch ook zal het o.i. zeer
moeilijk zijn het trottoir onder e£n peil te
brengen, omdat de ingangen der verschil-
lende woningen aldaar aanmerkelijk in
hoogte verschillen.
Hoofdstuk VIII. Een lid der eerste afdee
ling maakt de opmerking, dat bij sommige
windrichtingen een onaangename lucht in de
kdpschool hangt. Ook ons hebben over deze
aangelegenheid reeds meerdere klachten be
reikt. Meermalen is door ons reeds getracht
maatregelen te nemen. Wij gelooven echter,
dat dit euvel eerst afdoende zal weggenomen
kunnen worden, indien de waterleiding tot
stand zal zijn gekomen.
Een lid der eerste afdeeling vraagt of hier
ook herhalingsonderwijs gegeven kan worden,
daar dit wel in Clinge schijnt te gebeuren.
In Prov. Blad no. 101 van 1927 komen
verschillende beslissingen voor betreffende
het geven van buitenwettelijk vervolgon-
derwijs. In verband met de daarin aange-
haalde uitvoerige correspondent tusschen
gedeputeerde staten en den Minister van
Onderwgs, Kunsten en Wetenschappen heb
ben wij voor 1928 geen post voor het geven
van herhalingsonderwijs geraamd. Dit
geldt thans nog steeds. De opmerking, dat
de gemeente Clinge krachtens K. B. dit
onderwijs wel zou mogen geven is onjuist.
De Burgemeester van Clinge schrijft, dat
de gemeente ondanks het voren aange-
haalde Prov. Blad is door gegaan met het
geven van herhalingsonderwijs. De be
grooting 1928 moest voor Clinge reeds
goedgekeurd zijn voor het K. B. bedoeld in
het Prov. Blad no. 101 verscheen.
De vraag is nu gewettigd of gedeputeer
de staten geen bezwaar zullen maken bij
het vaststellen der rekening dier gemeen
te. Wanneer gedeputeerde staten toch aan
hun eerder genoemd Prov. Blad de hand
willen houden, brengt de consequentie mee,
dat die uitgaven niet in de rekening zullen
worden toegelaten.
Enkele leden maken bezwaar tegen de
hooge kosten der commissies tot wering van
schoolverzuim.
Wij hebben ter zake een onderzoek in
gesteld. De commissie voor de kom be
richt ons:
„Onze commissie is, evenals de door U
aangehaalde raadscommissies bezield met
het streven zooveel mogelijk te bezuinigen.
Bewijs daarvan is de voor 1929 door ons
ingediende begrooting, welke reeds eigener
beweging is teruggebracht tot f 400, ter
wijl ze voor het loopende jaar f 420 beliep.
Verder gaan op den weg der bezuiniging
is ons voortdurend streven, maar wij zien
niet in, dat het voor het oogenblik kan
zonder den goeden gang van zaken te scha-
den. Der reglementair vastgestelde verga-
deringen van twee per maand zijn niet al-
tijd voldoende om alle inkomende stukken
van de Onderwijsinspectie, met inacht-
neming van de wettelijk toegestane ter-
mijnen te beantwoorden, zonder nu en dan
eene tusschentijdsche bijeenkomst van het
college. De huisbezoeken volgens artt. 10
en 11 van ons reglement zijn voor een deel,
wat de kosten betreft, gelijk te stellen met
vergaderingen. Het nut ervan is proef-
ondervindelijk z66 groot. gebleken, dat wij
dit middel niet meenen te kunnen missen."
Deze mededeeling achten wij juist en
vinden dan ook geen termen aanwezig den
post te verlagen.
Hoofdstuk IX. Een lid der eerste afdee
ling heeft de vraag gedaan hoeveel geboorten
er in 1927 geweest zijn; in hoeveel gevallen
de vroedvrouwen geholpen hebben en hoe
veel kostelooze verlossingen door haar zijn
verricht. Verder is gevraagd hoe ver de ge
meente stond met de zoogenaamde vrije
artsenkeuze, terwijl in de 2e afdeeling nog
is aangedrongen om eindelijk eene regeling
te treffen, waarbij de vroedvrouwen verplicht
worden menschen beneden een zeker inkomen
kosteloos te helpen.
Wat de eerste vraag betreft kunnen wij
meedeelen, dat in 1927 181 geboorten
plaats hadden. Mej. v. Dijke heeft hiervan
78 en mej. Nijssen-v. d. Peijl 17 verlossin
gen behandeld. Door de eerste is in 2 ge
vallen kosteloos geholpen en door de twee
de in 1 geval.
Wat de vrije artsenkeuze betreft hebben
wij in verband met het raadsbesluit van
2 Febr. 1928 een reglement ontworpen in-
zake vrije geneeskundige behandeling der
armen. Wij hebben ter zake het oordeel
gevraagd van het burgerlijk armbestuur en
de belanghebbende doktoren.
Het burgerlijk armbestuur kan zich met
het ontwerp vereenigen, doch de genees-
heeren wenschten daarop niet in te gaan
maar zouden zelf met een voorstel komen.
Dit voorstel heeft ons tot heden niet be
reikt.
Wat betreft het honorarium van diens-
ten verleend door eene vroedvrouw buiten
de armenpraktijk merken wij op dat bij
K. B. van 7 Juli 1925 nog is uitgemaakt,
dat geen regelingen ter zake getroffen
mogen worden.
Een lid der eerste afdeeling maakt de op
merking, dat hij zich niet kan vereenigen
met de voorgestelde periodieke verhoogingen
van de jaarwedde van den secretaris-penning-
meester van het burgerlijk armbestuur; dat
hij zich ook niet kan vereenigen met eene
gratificatie aan den voorzitter van dat
college wordt verleend, daar hij van oordeel
is, dat die gratificatie jaarwedde moet zijn
en dat op dien grond de voorzitter zou be-
noemd moeten worden door den raad. Boven
dien stelt dat lid voor uit de begrooting van
het burgerlijk armbestuur f 13.000 te lichten
om die over te brengen naar een post ,,maat-
schappelijk hulpbetoon".
Betreffende deze vragen moet in het al
gemeen de opmerking gemaakt worden,
dat posten lichten uit de begrooting van
het burgerlijk armbestuur niet bestaat.
Wanneer de raad zich met de begrooting
niet kan vereenigen dan kan hij de begroo
ting afkeuren en dan zal verder het arm
bestuur te beoordeelen hebben of het als-
nog wijzigingen in zijn begrooting zal aan-
brengen of daartegen ingevolge art. 27 der
Armenwet in beroep zal gaan bij gedepu- I
teerde staten.
Wat nu betreft de post .jaarwedde se-
cretaris-penningmeester" hebben wij ons op
het standpunt gesteld, dat het armbestuur
beter dan wij kan beoordeelen wat de
werkzaamheden van dien ambtenaar zijn
en of in verband daarmee de voorgestelde
verhoogingen billijk zijn. Wij hebben aan J
die billijkheid niet getwijfeld en stellen dan j
ook voor de voorgestelde regeling te accep-
teeren.
Wat de opmerking betreft, dat hier niet
van gratificatie kan gesproken worden,
omdat deze som nu al een paar jaren op de
begrooting staat, dat die post daardoor
jaarwedde zou moeten zijn en dat alsdan
het benoemingsrecht van den voorzitter bij
den raad zou behooren; ook deze opmer
king achten wij niet juist. De uitkeering
aan den voorzitter moet blijven eene ver- I
goeding voor buitengewone diensten en j
mag niet worden eene jaarwedde. Wan- I
neer jaarwedde werd gegeven, dan zou dat
zijn voor gewone diensten, en dit is nooit
de bedoeling van den post geweest. Breekt
de tijd nog eens aan, dat steun aan de
werklooze arbeiders voor het grootste deel
kan ophouden, dan moet o.i. ook de gratifi
catie vervallen. Maar nog aannemende dat
de gratificatie in jaarwedde veranderen
moet, dan is de conclusie, die daaruit ge-
trokken wordt dat de voorzitter dan ook
door den raad benoemd zou moeten worden
toch zeker onjuist. Vele gevallen uit onze
directe omgeving zijn toch bekend, dat de
jaarweddenregeling bij den raad behoort,
terwijl het benoemingsrecht aan anderen
is opgedragen.
Het voorstel om f 13.000 te ramen op
een post ,,maatschappelijk hulpbetoon"
heeft onze verwondering gewekt, omdat
toch het vorig jaar vrijwel eenzelfde kwes
tie behandeld is. Men wilde toen den post
overbrengen naar het hoofdstuk steun
aan uitgetrokken werkloozen", maar in
wezen had dit voorstel natuurlijk dezelfde
bedoeling om de werkloozenzorg te ont-
trekken aan de regeling door het burger
lijk armbestuur. Wij meenen kortsheids-
halve te kunnen verwijzen naar hetgeen
opgemerkt is bij de behandeling der be
grooting voor 1928. Wij staan nog steeds
op het standpunt, dat die steun terecht is
ondergebracht bij het burgerlijk armbe
stuur en van ons is dan ook geen mede-
werking te wachten, om weer een nieuw
lichaam in het leven te roepen met een na-
sleep van ambtenaren en salarissen.
Hoofdstuk XI. Enkele leden der beide af
deelingen stellen voor den post kosten der
arbeidsbeurs" met 600 te verhoogen, ten
einde den tijdelijken klerk bij de arbeidsbeurs
te behouden.
Waar de gemeenteraad het vorig jaar
een besluit heeft genomen den klerk nog
een jaar te handhaven was door ons die
uitgaaf niet geraamd. Nu beide afdeelin
gen blijk geven er prijs op te stellen, dat
die tijdelijk ambtenaar gehandhaafd moet
worden stellen wij voor den post met f 600
te verhoogen.
De VOORZITTER opent de gelegenheid
tot het houden van
ALGEMEENE BESCHOUWINGEN.
De heer BEDET wil, als jongste lid van
den raad de vrijmoedigheid nemen het debat
te openen, doch dit heeft zijn bijzondere
reden. Toen hij voor de eerste maal in het
midden dezer vergadering kwam, heeft hij te
kennen gegeven zoo weinig mogelijk aan het
debat te zullen deelnemen, en zich zeker te
zullen onthouden van tribune-redevoeringen.
Nu heeft de historie geleerd, dat er bij de al
gemeene beschouwingen veel tijd zoek wordt
gemaakt, hoewel in die algemeene beschou
wingen weinig belangen der gemeente wor
den besproken en die zich meer bepalen tot
een strijd tusschen de verschillende fracties.
Hij zou daarom willen voorstellen een maat-
regel van orde, dat aan iedere spreker 15
minuten spreektijd zal worden toegestaan en
10 minuten voor repliek. Men komt dan in
veel beknopteren tijd klaar.
De heer SCHEELE merkt op, dat, moge de
bedoeling al goed zijn, het daarmede beoogde
doel toch wel niet bereikt zal worden, indien
de leden behoefte tot spreken gevoelen. In-
tegendeel, het zal dan nog erger worden. Vol
gens het voorstel zou iedere spreker 25 minu
ten krijgen. Als dan de Vrijheidsbond en de
S. D. A. P. die hier elk met 3 leden ver-
tegenwoordigd zijn daarvan ten voile gebruik
maken krijgen die ieder al 75 minuten. Dan
komen de andere fracties nog eens. Men
komt er dan heelemaal niet. Spreker zou als
naar gewoonte met zekere soepelheid aan
ieder het vrije woord willen laten, doch wel
den wensch willen uitspreken, dat ieder zich
een kleine bescheidenheid oplegt.
De heer HAMELINK merkt op, dat, als
men bij de algemeene beschouwingen het
woord vraagt en men doet dat met een be
doeling als de heer Bedet, blijkt, dat hij er
dan niets van weet.
De heer BEDET: Dat zit nog!
De heer HAMELINK kan het overigens
wel op een briefje geven, dat, als men er toe
overging een dergelijk besluit, tot beperking
der discussies te nemen, men er dan wel drie
dagen over zou doen, want dan zou hij bij
ieder punt het woord vragen. Als men ons
zegt hij in het vrije woord zou willen knot-
ten, dan zou ik me daartegen verzetten.
Spreker wil nu trachten iets in het alge
meen te zeggen. Hij zal de heeren gaame
ter wille zijn en zeer sober blijven.
De heer BEDET: Dat is goed!
De heer HAMELINK herinnert het vorig
jaar de verwachting te hebben uitgesproken,
dat de verandering van personen in burge
meester en wethouders weinig verandering in
den loop der zaken zou brengen en deze op
denzelfden voet zouden worden voortgezet.
En die verwachting is uitgekomen. Spreker
verschilt met de wethouders van opvatting
over verschillende maatschappelijke vraag-
stukken, maar toch meent hij, dat die opvat-
tingen niet zoover uiteenloopen als men uit
het antwoord van burgemeester en wethou
ders op het voorstel van sprekers fractie met
betrekking tot het instellen van Maatschap-
pelijk Hulpbetoon wel zou moeten veronder-
stellen. Men komt echter bij de bestudeering
van het antwoord van burgemeester en wet
houders tot de overtuiging, dat de wethou
ders handelen onder den invloed van eene
sfeer waarover de kiezers moeilijk kunnen
oordeelen. Het was daarom hoogst ge
wenscht, dat daar eens iemand zal komen,
die zich aan dien invloed zal kunnen onttrek-
ken. Dan zal er vruchtbaarder werk kunnen
gedaan worden en is het te verwachten, dat
in het antwoord niet zoo'n kleineerende hou-
ding tegen een zekere partij zou zijn vast-
gelegd.
Wat betreft het beleid van de heeren wil
hij beginnen met den wethouder van publieke
werken. V66r hij daar zat heeft deze zich
meermalen in den raad beklaagd over den
tragen gang bij publieke werken en aange
drongen op meer voortvarendheid, terwijl, nu
hij zelf het beheer in handen heeft, hetzelfde
sukkelgangetje nog voortduurt.
Spreker moet in de eerste plaats wgzen op
het nog niet uitgevoerde werk tot verbetering
der rioleering in den Roeiersgang. De ver-
loopen zomer was juist een bij uitstek ge-
schikt tijdperk geweest voor het uitvoeren
van zoo'n waterwerk, omdat er nu weinig
water in den grond zat, en het staat nog te
bezien of, wanneer nu aan dat werk wordt
begonnen, niet belangrijke schade zal worden
geleden
Niettegenstaande voor dit werk het vorig
jaar een post op de begrooting is uitgetrok
ken en het werk urgent moet worden ge
noemd, is dit zeer gunstige tijdperk voorbij-
gegaan zonder dat zelfs met de uitvoering
is aangevangen. Dit bewijst toch wel vol
doende, dat het nog hetzelfde sukkelgangetje
gaat.
En wat de wethouder van financien betreft,
deze is nog even somber gestemd dan voor-
heen. De wethouder moge van meening zgn,
dat het voorzichtige financieele politiek is,
om een zeker pessimisme naar voren te schui-
ven, doch dat heeft ook zijn schaduwzijde.
En de wethouder behoort er rekening mede
te houden, dat de raad weinig inzicht van
zaken kan krijgen, vooral met betrekking
tot de belastingen en daarom moet afgaan
op de adviezen van den wethouder.
Nu ziet men telkens en telkens, dat de wet
houder bij het vaststellen van het vermenig
vuldigingscijfer den toestand donker voor-
stelde, dat hij het telkens van den zwartsten
kant schilderde, terwijl het later bij de uit-
komst toch nog al bleek mee te vallen. Indien
de wethouder op dien weg voortgaat, zal de
raad er rekening mee moeten houden en een
zeker percentage voor het pessimisme van
den wethouder in rekening zullen moeten
brengen.
Dan is sprekers grief, dat het dit jaar met
het houden van vergaderingen al zeer beroerd
is geloopen. Hij meent, dat de raad er toch
recht op heeft om minstens eenmaal per
maand te vergaderen. De leden moeten zich
daamaar eenigszins kunnen regelen. Nu
wordt telkens en telkens de vergadering ver-
schoven, hij weet wel dat dit dikwijls ge
schiedt met het oog op afwezigen, maar het
gevolg is, dat de leden een uitgebreide agenda
ontvangen, die ze toch maar enkele dagen
voor de vergadering krtjgen, waardoor de
tijd ontbreekt, daarvan voldoende studie te
maken.
Bovendien hebben de ingezetenen er ook
recht op, dat op gezette tijden vergaderd
wordt, waardoor ze dan weten wanneer een
beslissing op een ingekomen verzoek kan
vallen. Meermalen moet er met het uitvoe
ren van bouwwerken worden gewacht, en
dikwijls is aan spreker geinformeerd wan
neer het toch raadszitting was, omdat men
niet voort kon, zoodat dit eigenlijk ook nog
werkloosheid in de hand werkt. Bovendien.
er is een Reglement van Orde vastgesteld,
waaraan men zich houden moet.
Een eisch dien de raad aan het college van
burgemeester en wethouders zeker mag stel
len is, dat de voorstellen die zij ter tafel bren
gen voldoende zijn voorbereid. En hij krijgt
niet den indruk, dat zulks het geval is. Hij
verwijst naar het gebeurde met de verande
ring van den weg aan de Moffenschans. Dui-
delijk bleek, dat de heeren de zaak niet onder
de knie hadden, want anders hadden ze de
volgende vergadering geen nieuw voorstel
moeten doen, onder mededeeling dat er nog
een leemte was.
Ook zou hy wenschen, dat de begrooting
tijdig werd toegezonden. De wijze waarop
de begrooting den raad dit jaar is aangebo-
den, is in strijd met alle voorschriften. Voor
al voor sprekers fractie, die niet behoort tot
de partijen die in het college van burgemees
ter en wethouders zijn vertegenwoordigd, en
die dus hij weet niet hoe het in dit opzicht
met de Katholieken staat niet in de gele
genheid is om door bevriende wethouders op
de hoogte te worden gehouden van den gang
van zaken, is dat zeker noodig.
Als voorbeeld hiervan haalt spreker aan,
dat het hem bij de afdeelingsvergadering op-
viel, dat, toen de bestrating der Noordstraat
aan de orde kwam, de heer Scheele reeds op
de hoogte was van de steenen die daarvoor
zouden gebruikt worden. Daaruit blijkt, dat
door de wethouders met bevriende raadsleden
wel eens over het een of ander gesproken
wordt.
Door den heer Bedet is bij zijn binnentreden
der raadszaal inderdaad te kennen gegeven,
dat door hem geen tribune-redevoeringen
zouden worden gehouden. Maar de kiezers
hebben toch zeker het recht te weten, hoe
de heer Bedet hier is gekomen, als lid der
Christelijk-Historische party of als anti-revo-
lutionair. Daarop heeft genoemde heer nog
geen antwoord gegeven. Hij heeft gezegd
hier te zgn overeenkomstig de christeiyk-
historische en anti-revolutionaire beginselen.
Maar dat kan toch niet? Hij is toch geen
tweeslachtig dier? Daarom heeft spreker
gevraagd voor welk deel is hij het eene of het
andere? Is hij voor 75 anti-revolutionnair
en voor de rest christelijk-historisch, of om-
gekeerd? Daarop zou spreker graag eens een
antwoord ontvangen.
Hij zal thans voorloopig eindigen en meent
z'n 15 minuten nog niet gebruikt te hebben.
De heer BEDET: Je valt me mee!
De heer VAN AKEN heeft met bevreem-
ding gezien, dat er aan de eene zijde werd
bezuinigd, n.l. op het salaris van den agent
van politie, aan de andere zijde kwistig werd
gegooid met toelage en gratificaties, n.l. voor
den waamemenden inspecteur van politie,
voor een bevolkings-agent van politie, voor
een teekenaar by den gemeente-bouwmeester
enz.
Door den heer Hamelink is reeds terecht
aanmerking gemaakt omtrent de wijze waar
op bij publieke werken de zaken worden aan-
gepakt. Het is met spgt, dat hij den heer
Hamelink in deze gelijk moet geven. In de
periode toen spreker wethouder van publieke
werken was, heeft hij zich meermalen afge-
vraagd: gaan de zaken wel goed. En spreker
is niet gauw tevreden, hg was het dan ook
allerminst. Na hem is de heer Geelhoedt ge
komen. Spreker heeft bij zichzelf overwogen,
dat het misschien lag aan zijn mindere erva-
ring. terwgl de heer Geelhoedt iemand was
met meer ervaring, wat ouder en ook be-
schikkende over meer vrijen tijd. Hij dacht,
dat deze de zaken wel beter zou aanpakken,
Maar nogmaals: er blijkt van aanpakken
geen sprake. Het plan voor de verbetering
der rioleering in den Roeiersgang lag het
vorig jaar al gereed en daaraan is nu nog
niets gedaan.
Dat het hard noodig is, is deze week weer
gebleken. Spreker kwam er toevallig des
avonds 10 uur voorbg en omdat er een stukje
hout tusschen het schuifje van de rioleering
zat, stroomde het zeewater weer stadwaarts,
en in het lage stadsgedeelte, stond weer heel
de zaak onder water.
Het blijkt dus wel duidelijk, dat daar een
fout schuilt, want dat mag niet kunnen voor
komen. Hij geeft daarom in overweging om
zonder dralen een onderzoek naar die kwestie
in te stellen. Hij is er niet gerust op en het
is hoog tijd in te grgpen. Met de schuiven
of kleppen hoe men die ook noemen wil, is
het niet in orde. Hg weet niet of de vraag