wen woningen moesten voldoen, terwijl be- paaid werd, dat daarin geen Drankwetver- gunningen mochten worden gevestigd of in- richtingen waarvoor een vergunning over- eenkomstig de Hinderwet noodig is, en alzoo in beginsei besloten werd daar bedrijven te weren. Men kan die, naar de meening van burge- meester en wethouders, ook niet overal toe- staan; dat dit hier aldus is bepaald, is niets buitengewoons, doch geschiedt ook elders. Burgemeester en wethouders hebben in hun voorstel gewezen op de belangen van hen die daar reeds grond gekocht en woningen ge- bouwd hebben. Als het vandaag aan den heer Scheele gegeven wordt, vraagt morgen een ander het ook. Hij gelooft niet dat de raad op den verkeerden weg is, als hij het voorstel van burgemeester en wethouders aanneemt. De heer COLSEN zou tegelijk ook willen beslissen over dat stukje grond aan de kop- school. De VOORZITTER merkt op, dat, als het voorstel van burgemeester en wethouders wordt aangenomen, het college de zaak ver- der zal voorbereiden. Dan moet echter eerst het verzoek van den heer Scheele zijn afge- wezen. Er zal ook worden uitgezien om adressant te helpen. De heer SCHEELE wijst er op, dat dit dan niet te ver daar vandaan zou mogen zijn. De VOORZITTER wijst er op, dat de ge- meente de beschikking krijgt over de affuit- loods en daar ook nog een dwarsweg komt. Naar sprekers meening zullen daar wel pak- huizen mogen staan. De heer SCHEELE zou dat kunnen aan- vaarden; hij acht het geen bezwaar, dat er op een der hoeken een pakhuis wordt ge- bouwd. De VOORZITTER: Maar niet aan de Bur gemeester Geillstraat. Het voorstel van burgemeester en wethou ders wordt aangenomen met 8 tegen 4 stem- men. Voor stemmen de heeren Bedet, De Jager, Geelhoedt, Verlinde, De Bakker, Hamelink, Van Driel en Van den Bulck; tegen stemmen de heeren Van Aken, Van Cadsand, De Bruijne en Colsen. De heer Scheele onthoudt zich van stemmen. De VOORZITTER zegt toe, dat burge meester en wethouders thans met den heer Scheele zullen onderhandelen om hem een stukje te verkoopen van de Affuitloods. Hij is overtuigd. dat men wel tot accoord zal "kunnen komen. 4. Vaststelling gemeentebegrooting. In behandeling komt de vaststelling der gemeentebegrooting voor 1929. Overeenkomstig de gewoonte is de begroo ting besproken in 2 afdeelingen van den raad. Daaromtrent is uitgebracht het vol- gende VERSLAG van het verhandelde in de af deelingen van den raad tot onderzoek der gemeentebegrooting voor 1929, en verantwoording van burgemeester en wethouders naar aanleiding daarvan. Hoofdstuk II. Leden der eerste en der tweede afdeeling stellen voor den post volgn. 1 (batig slot dienst 1927) te verminderen met 20.000 ten einde dit bedrag te reservee- ren voor eventueele slechtere jaren, en in verband daarmee den post ,,inkomstenbelas- ting" met een gelijk bedrag te verhoogen. Dit voorstel kan bij ons geen instemming vinden. Wat toch is het geval? Het batig saldo van den dienst 1927, oorspronkelijk groot f 69.360,25, is voornamelijk ontstaan doordat over het belastingjaar 1926/27 een factor is vastgesteld van 1.65, die achteraf gebleken is te hoog te zijn geweest. Regel- matig zou het dus geweest zijn, het voile bedrag in de begrooting voor 1929 te bren- gen, ten einde de belasting daardoor voor 1929 belangrijk te verlagen en de ingeze- tenen dus daarmee terug te geven wat zij over 1926/27 te veel betaald hebben. Bij ons college is daarom geen bezwaar ge- maakt om die gelden voor een groot deel aan te wenden voor werken, die anders de uitgaven weer belangrijk verhoogd zouden hebbenzoo is gebruikt f 5100, om het tekort van het woningbedrrjf te Sluiskil te dekken en f 22.000 voor verbetering der straten, terwijl nu nog 6000 wordt aan- gewend voor vernieuwing van de Noord- straat. Extra wordt dus nog in den ge- wonen dienst voor 1929 16.000 meer gebracht dan in de begrooting voor 1928. Dit kleine bedrag uit de begrooting houden tot reserveering voor slechtere jaren heeft o.i. geen zin. Mocht de financieele toestand dezer gemeente zoo ongunstig worden, dan kan ook 16.000 niet van invloed zijn om financieele moeilijkheden te voorkomen. Door het bedrag in de begrooting te bren- gen wordt in elk geval voorkomen, dat het belastingbedrag niettegenstaande de hoo- gere uitgaven op sommige posten, wordt verhoogd. Hierdoor wordt de kans groo- ter, dat het vermenigvuldigingscijfer nog iets verlaagd zal kunnen worden, iets waar- op de ingezetenen recht hebben, gezien dat te veel betaald is over 1926/27. In beide afdeelingen werd de wensch naar voren gebracht om bij verordening eene rege- ling te treffen, opdat alle ambtenaren op 65-jarigen leeftijd den dienst zullen moeten verlaten. Waar de burgemeester voor de politie eene dergelijke regeling reeds heeft getrof- fen, daar bestaat er ook bij ons geen be zwaar dit ook voor de andere ambtenaren te doen. Wij zullen in de loop van 1929 met een voorstel ter zake komen. Enkele leden vragen inlichtingen over den post verfwerk gemeentehuis. Medegedeeld kan worden, dat de ver- schillende vertrekken van het gemeentehuis en de secretarie in 1929 geverfd zullen worden. In de eerste afdeeling wordt gevraagd de kiezerslijsten in ruimere mate beschikbaar te stellen. Overwogen zal worden om de kiezerslijs ten te cyclostylen waardoor de kostprijs verlaagd zal worden. Andere leden vragen invoering van pre- sentiegeld voor de stembureaux. Waar de Kieswet den leden van den raad de verplichting niet oplegt eene eventueele benoeming tot lid van een stembureau aan te nemen en de vervuiling van eene derge lijke functie geheele vrijwillig is, achten wg geen termen aanwezig tot invoering van presentiegeld voor leden van de stem- bureaux. Hierbij komt nog, dat alsdan de ververschingen, die thans worden aange- boden, zouden moeten vervallen, wat tot gevolg zou hebben meer plaatsvervanging, gedurende de middaguren, wat weer niet bevorderlijk is te achten voor de werkzaam- heden op de stembureaux. Enkele leden maken bezwaar tegen den post „jaarwedde bevolkingsagent". Deze leden staan op het standpunt, dat alle agenten van politie die werkzaamheden moeten doen krachtens hun ambt in hun diensttijd. Moe ten deze werkzaamheden gedaan worden buiten diensttijd, dan wordt daardoor den 8-urigen arbeidsdag weer uitgebreid, wat dien leden niet gewenscht voorkomt. In het algemeen is het juist, dat alle agenten van politie krachtens de voor- schriften hebben te letten op de goede naleving der bevolkingsvoorschriften, doch de practijk brengt mede, dat wanneer een man van het korps de bevolkingszaken speciaal regelt, deze veel beter tot hun recht komen. De agent, die nu het speciale werk reeds jaren doet, verdient alle lof en daarom oordeelen burgemeester en wet houders het billijk, hem daarvoor eene kleine vergoeding te geven. Hoofdstuk III. In de eerste afdeeling wor den de volgende vragen gesteld: ,,Kan het toezicht der agenten van politie gemist wor den bij aankomst en vertrek der Provinciale booten, en kan de agent-rechercheur niet meer nachtdienst doen?" Naar aanleiding dezer vragen is door den burgemeester een onderzoek ingesteld. Wat de eerste vraag betreft kan worden medegedeeld, dat de bootdienst wordt waargenomen door den agent die dienst doet ,,aan den Westkant" en dus en-passant bij aankomst en vertrek der booten aan wezig is Hieruit volgt dus reeds dat niet een agent speciaal met den bootdienst be- last wordt en dat deze dienst ook niet van invloed is op den gang van zaken bij de politie. Op de vraag, of de rechercheur Van Doorn in den nachtdienst kan komen en wel zooals de overige agenten, moet ont- kennend geantwoord worden. Het is ab- soluut af te raden Van Doorn, zooals de an- deren, geregeld nachtdienst te laten doen, daar men daardoor verschuiving van het kwaad bereikt, d.w.z. het eene gebrek (aan personeel) met het andere te dekken, daar, wanneer Van Doorn in den nachtdienst moet komen, hij dan ook geregeld overdag gemist wordt. Dit is onmogelijk, omdat hij de aangewezen man is met den inspecteur de loopende zaken te behandelen, en het belangrijk onderdeel der politie, de recher- chedienst, daardoor zou moeten vervallen. Burgemeester en wethouders gaan met het vorenstaande accoord. Zij wenschen hieraan nog toe te voegen, dat de sluiting van het politiebureau na het vertrek van Witte algemeen als een ongerief wordt ge- voeld. Men moet hierbij ook denken aan telefoonoproepen door politiebureaux uit andere gemeenten, in geval van diefstal, als anderszins, wanneer onmiddellijk on derzoek gevraagd wordt. Maar ook voor onze ingezetenen is de doorloopende open- stelling van het bureau over dag een groot gemak, indien zij voorlichting of hulp van de politie noodig hebben. Bij onderzoek is ook gebleken, dat de dienst, vooral de nachtdienst, aanmerkelijk verzwaard is. Wij achten dit niet in het belang van eene goede dienstvervulling door de politie. Burgemeester en wethouders staan dan ook op het standpunt dat die agent niet gemist kan worden, in verband waarmee dan ook voorgesteld wordt den post „jaar- wedden der politie" met f 1610 te verhoo gen, zijnde de minimum-jaarwedde van een agent met politie-diploma. In verband met de besprekingen in beide afdeelingen naar aanleiding van een inge- komen rapport betreffende reorganisatie der brandweer stellen wij voor de allarmeering bij brand te doen geschieden door een zoo- genaamd wekkersysteem en daartoe 6 wek- kers te doen plaatsen; en bovendien aan te schaffen 5 handbluschapparaten, speciaal voor de buitenwijken, om op die plaatsen een begin van brand onmiddellijk te kunnen be- strijden. Hierdoor blijft het thans reeds op de begrooting uitgetrokken bedrag onver- anderd, omdat nu ook de telefoonkosten en enkele andere kleine uitgaven kunnen ver vallen. Hoofdstuk IV. Een lid der eerste afdee ling vraagt of burgemeester en wethouders maatregelen kunnen treffen het ophalen van afval der slagerijen van gemeentewege te doen geschieden. Bij onderzoek is ons gebleken, dat de reinigingsdienst reeds sedert ongeveer 9 maanden bij slagers, die daartoe den wensch te kennen geven, den afval van de slagerijen op gezette tijden ophaalt. Bij een drietal slagers geschiedt dit al regel- matig. In de eerste afdeeling wordt gevraagd naar de regeling van het patientenbezoek in het ziekenhuis, alhier; speciaal voor de derde- klasse patienten. Wij hebben ter zake een onderzoek inge steld bij de Vereeniging tot Ziekenverzor- ging, die ons het volgende bericht: „De regeling voor patientenbezoek is reglemen- tair dezelfde als in bijna alle ziekenhuizen en wel als volgt: Voor de le en 2e klasse- patienten dagelijks van des namiddags drie tot vijf uur, nooit meer dan twee bezoekers tegelijk; voor 3e klasse-patienten des Woensdags en des Zondags, ook van drie tot vijf uur. Uit den aard der zaak is dit voor laatstgenoemde patienten moeilijk anders te regelen. Meestal toch liggen in de derde klassezaal zes of meer patienten, waarvan de een minder, de ander ernstiger ongesteld is; kregen nu ook deze patien ten elken dag bezoek dan zou dit, met het oog op de ernstige zieken, te druk worden. Wel wordt er steeds rekening gehouden met die patienten, welke tusschen leven en dood dobberen; dezulken mogen ook elken dag, desgewenscht in den nacht bezocht worden. Het bestuur hoopt overigens maat regelen te nemen het voor de patienten zoo gunstig mogelijk te maken." Wij kunnen ons met het vorenstaande volkomen vereenigen. Hoofdstuk VI. Bij openbare werken ver- zoekt een der leden der le afdeeling door- trekking van de straat, welke de Burgemees ter Geillstraat met de Scheldekade verbindt, in verband met de omstandigheid, dat langs die ontworpen straat thans gebouwd wordt. Een ander lid dier afdeeling wenscht verbe tering van den oprit te Sluiskil. Burgemeester en wethouders zeggen toe, wat de Burgemeester Geillstraat betreft. daar voorloopige maatregelen te nemen, omdat afdoening wacht op de overname van de affuitloods en het aldaar projectee- ren van eene nieuwe straat, terwijl de kwestie verbetering oprit te Sluiskil nader zal worden bekeken, als het Rijk maat regelen zal hebben genomen. In verband met het verzoek van enkele leden om de urinoir bij het station te her- plaatsen en een nieuwe te plaatsen nabij de Axelsche brug aan den kant van de Rosegracht, kunnen wij meedeelen, dat die bij het station zal worden herplaatst. Bur gemeester en wethouders zgn echter niet overtuigd van de noodzakelijkheid tot plaatsing van een tweede urinoir nabij de Axelsche brug, waar aan de andere zijde van de brug eene dergelijke inrichting staat. In de eerste afdeeling is gevraagd om de beplantingen op de algemeene begraaf- plaats te Sluiskil aan te vullen; die be- graafplaats op Zondag voor het publiek open te stellen; en tevens de begrafenis- rechten te verhoogen. Wij hebben den bouwmeester opdracht gegeven een onderzoek in te stellen naar het aantal boomen dat op de begraafplaats moet worden bijgeplant. Openstellen der begraafplaats op Zondag ontmoet bij ons bezwaar, omdat het niet aangaat den gemeentewerkman op Sluiskil op Zondag dienst te bezorgen, terwijl den agent van politie aldaar o.i. dit werk niet kan worden opgedragen. Evenwel is in overleg met den bouwmeester besloten de begraafplaats te Sluiskil regelmatig op Vrijaagmiddag voor het publiek open te stellen. Wat verhooging der begrafenisrechten betreft, dienaangaande is van ons geen voorstel te wachten. In de eerste afdeeling is de vraag gesteld welke wegbedekking in de Noordstraat zal worden gebruikt en of er ook trottoirs gelegd zullen worden. Het doet ons genoegen dat beide afdee lingen zich kunnen vereenigen met de ver nieuwing der Noordstraat. Ons college heeft daarbij gedacht aan klinkerbestra- ting. Het is natuurlijk geen bezwaar nader te onderzoeken of een andere wegbedek king voor die straat deugdelijker is. Wat het leggen van trottoirs betreft merken wij op, dat in de eerste plaats de grond, waarop de stoepen liggen geen ge- meente-eigendom is, dus aangekocht zal moeten worden; doch ook zal het o.i. zeer moeilijk zijn het trottoir onder e£n peil te brengen, omdat de ingangen der verschil- lende woningen aldaar aanmerkelijk in hoogte verschillen. Hoofdstuk VIII. Een lid der eerste afdee ling maakt de opmerking, dat bij sommige windrichtingen een onaangename lucht in de kdpschool hangt. Ook ons hebben over deze aangelegenheid reeds meerdere klachten be reikt. Meermalen is door ons reeds getracht maatregelen te nemen. Wij gelooven echter, dat dit euvel eerst afdoende zal weggenomen kunnen worden, indien de waterleiding tot stand zal zijn gekomen. Een lid der eerste afdeeling vraagt of hier ook herhalingsonderwijs gegeven kan worden, daar dit wel in Clinge schijnt te gebeuren. In Prov. Blad no. 101 van 1927 komen verschillende beslissingen voor betreffende het geven van buitenwettelijk vervolgon- derwijs. In verband met de daarin aange- haalde uitvoerige correspondent tusschen gedeputeerde staten en den Minister van Onderwgs, Kunsten en Wetenschappen heb ben wij voor 1928 geen post voor het geven van herhalingsonderwijs geraamd. Dit geldt thans nog steeds. De opmerking, dat de gemeente Clinge krachtens K. B. dit onderwijs wel zou mogen geven is onjuist. De Burgemeester van Clinge schrijft, dat de gemeente ondanks het voren aange- haalde Prov. Blad is door gegaan met het geven van herhalingsonderwijs. De be grooting 1928 moest voor Clinge reeds goedgekeurd zijn voor het K. B. bedoeld in het Prov. Blad no. 101 verscheen. De vraag is nu gewettigd of gedeputeer de staten geen bezwaar zullen maken bij het vaststellen der rekening dier gemeen te. Wanneer gedeputeerde staten toch aan hun eerder genoemd Prov. Blad de hand willen houden, brengt de consequentie mee, dat die uitgaven niet in de rekening zullen worden toegelaten. Enkele leden maken bezwaar tegen de hooge kosten der commissies tot wering van schoolverzuim. Wij hebben ter zake een onderzoek in gesteld. De commissie voor de kom be richt ons: „Onze commissie is, evenals de door U aangehaalde raadscommissies bezield met het streven zooveel mogelijk te bezuinigen. Bewijs daarvan is de voor 1929 door ons ingediende begrooting, welke reeds eigener beweging is teruggebracht tot f 400, ter wijl ze voor het loopende jaar f 420 beliep. Verder gaan op den weg der bezuiniging is ons voortdurend streven, maar wij zien niet in, dat het voor het oogenblik kan zonder den goeden gang van zaken te scha- den. Der reglementair vastgestelde verga- deringen van twee per maand zijn niet al- tijd voldoende om alle inkomende stukken van de Onderwijsinspectie, met inacht- neming van de wettelijk toegestane ter- mijnen te beantwoorden, zonder nu en dan eene tusschentijdsche bijeenkomst van het college. De huisbezoeken volgens artt. 10 en 11 van ons reglement zijn voor een deel, wat de kosten betreft, gelijk te stellen met vergaderingen. Het nut ervan is proef- ondervindelijk z66 groot. gebleken, dat wij dit middel niet meenen te kunnen missen." Deze mededeeling achten wij juist en vinden dan ook geen termen aanwezig den post te verlagen. Hoofdstuk IX. Een lid der eerste afdee ling heeft de vraag gedaan hoeveel geboorten er in 1927 geweest zijn; in hoeveel gevallen de vroedvrouwen geholpen hebben en hoe veel kostelooze verlossingen door haar zijn verricht. Verder is gevraagd hoe ver de ge meente stond met de zoogenaamde vrije artsenkeuze, terwijl in de 2e afdeeling nog is aangedrongen om eindelijk eene regeling te treffen, waarbij de vroedvrouwen verplicht worden menschen beneden een zeker inkomen kosteloos te helpen. Wat de eerste vraag betreft kunnen wij meedeelen, dat in 1927 181 geboorten plaats hadden. Mej. v. Dijke heeft hiervan 78 en mej. Nijssen-v. d. Peijl 17 verlossin gen behandeld. Door de eerste is in 2 ge vallen kosteloos geholpen en door de twee de in 1 geval. Wat de vrije artsenkeuze betreft hebben wij in verband met het raadsbesluit van 2 Febr. 1928 een reglement ontworpen in- zake vrije geneeskundige behandeling der armen. Wij hebben ter zake het oordeel gevraagd van het burgerlijk armbestuur en de belanghebbende doktoren. Het burgerlijk armbestuur kan zich met het ontwerp vereenigen, doch de genees- heeren wenschten daarop niet in te gaan maar zouden zelf met een voorstel komen. Dit voorstel heeft ons tot heden niet be reikt. Wat betreft het honorarium van diens- ten verleend door eene vroedvrouw buiten de armenpraktijk merken wij op dat bij K. B. van 7 Juli 1925 nog is uitgemaakt, dat geen regelingen ter zake getroffen mogen worden. Een lid der eerste afdeeling maakt de op merking, dat hij zich niet kan vereenigen met de voorgestelde periodieke verhoogingen van de jaarwedde van den secretaris-penning- meester van het burgerlijk armbestuur; dat hij zich ook niet kan vereenigen met eene gratificatie aan den voorzitter van dat college wordt verleend, daar hij van oordeel is, dat die gratificatie jaarwedde moet zijn en dat op dien grond de voorzitter zou be- noemd moeten worden door den raad. Boven dien stelt dat lid voor uit de begrooting van het burgerlijk armbestuur f 13.000 te lichten om die over te brengen naar een post ,,maat- schappelijk hulpbetoon". Betreffende deze vragen moet in het al gemeen de opmerking gemaakt worden, dat posten lichten uit de begrooting van het burgerlijk armbestuur niet bestaat. Wanneer de raad zich met de begrooting niet kan vereenigen dan kan hij de begroo ting afkeuren en dan zal verder het arm bestuur te beoordeelen hebben of het als- nog wijzigingen in zijn begrooting zal aan- brengen of daartegen ingevolge art. 27 der Armenwet in beroep zal gaan bij gedepu- I teerde staten. Wat nu betreft de post .jaarwedde se- cretaris-penningmeester" hebben wij ons op het standpunt gesteld, dat het armbestuur beter dan wij kan beoordeelen wat de werkzaamheden van dien ambtenaar zijn en of in verband daarmee de voorgestelde verhoogingen billijk zijn. Wij hebben aan J die billijkheid niet getwijfeld en stellen dan j ook voor de voorgestelde regeling te accep- teeren. Wat de opmerking betreft, dat hier niet van gratificatie kan gesproken worden, omdat deze som nu al een paar jaren op de begrooting staat, dat die post daardoor jaarwedde zou moeten zijn en dat alsdan het benoemingsrecht van den voorzitter bij den raad zou behooren; ook deze opmer king achten wij niet juist. De uitkeering aan den voorzitter moet blijven eene ver- I goeding voor buitengewone diensten en j mag niet worden eene jaarwedde. Wan- I neer jaarwedde werd gegeven, dan zou dat zijn voor gewone diensten, en dit is nooit de bedoeling van den post geweest. Breekt de tijd nog eens aan, dat steun aan de werklooze arbeiders voor het grootste deel kan ophouden, dan moet o.i. ook de gratifi catie vervallen. Maar nog aannemende dat de gratificatie in jaarwedde veranderen moet, dan is de conclusie, die daaruit ge- trokken wordt dat de voorzitter dan ook door den raad benoemd zou moeten worden toch zeker onjuist. Vele gevallen uit onze directe omgeving zijn toch bekend, dat de jaarweddenregeling bij den raad behoort, terwijl het benoemingsrecht aan anderen is opgedragen. Het voorstel om f 13.000 te ramen op een post ,,maatschappelijk hulpbetoon" heeft onze verwondering gewekt, omdat toch het vorig jaar vrijwel eenzelfde kwes tie behandeld is. Men wilde toen den post overbrengen naar het hoofdstuk steun aan uitgetrokken werkloozen", maar in wezen had dit voorstel natuurlijk dezelfde bedoeling om de werkloozenzorg te ont- trekken aan de regeling door het burger lijk armbestuur. Wij meenen kortsheids- halve te kunnen verwijzen naar hetgeen opgemerkt is bij de behandeling der be grooting voor 1928. Wij staan nog steeds op het standpunt, dat die steun terecht is ondergebracht bij het burgerlijk armbe stuur en van ons is dan ook geen mede- werking te wachten, om weer een nieuw lichaam in het leven te roepen met een na- sleep van ambtenaren en salarissen. Hoofdstuk XI. Enkele leden der beide af deelingen stellen voor den post kosten der arbeidsbeurs" met 600 te verhoogen, ten einde den tijdelijken klerk bij de arbeidsbeurs te behouden. Waar de gemeenteraad het vorig jaar een besluit heeft genomen den klerk nog een jaar te handhaven was door ons die uitgaaf niet geraamd. Nu beide afdeelin gen blijk geven er prijs op te stellen, dat die tijdelijk ambtenaar gehandhaafd moet worden stellen wij voor den post met f 600 te verhoogen. De VOORZITTER opent de gelegenheid tot het houden van ALGEMEENE BESCHOUWINGEN. De heer BEDET wil, als jongste lid van den raad de vrijmoedigheid nemen het debat te openen, doch dit heeft zijn bijzondere reden. Toen hij voor de eerste maal in het midden dezer vergadering kwam, heeft hij te kennen gegeven zoo weinig mogelijk aan het debat te zullen deelnemen, en zich zeker te zullen onthouden van tribune-redevoeringen. Nu heeft de historie geleerd, dat er bij de al gemeene beschouwingen veel tijd zoek wordt gemaakt, hoewel in die algemeene beschou wingen weinig belangen der gemeente wor den besproken en die zich meer bepalen tot een strijd tusschen de verschillende fracties. Hij zou daarom willen voorstellen een maat- regel van orde, dat aan iedere spreker 15 minuten spreektijd zal worden toegestaan en 10 minuten voor repliek. Men komt dan in veel beknopteren tijd klaar. De heer SCHEELE merkt op, dat, moge de bedoeling al goed zijn, het daarmede beoogde doel toch wel niet bereikt zal worden, indien de leden behoefte tot spreken gevoelen. In- tegendeel, het zal dan nog erger worden. Vol gens het voorstel zou iedere spreker 25 minu ten krijgen. Als dan de Vrijheidsbond en de S. D. A. P. die hier elk met 3 leden ver- tegenwoordigd zijn daarvan ten voile gebruik maken krijgen die ieder al 75 minuten. Dan komen de andere fracties nog eens. Men komt er dan heelemaal niet. Spreker zou als naar gewoonte met zekere soepelheid aan ieder het vrije woord willen laten, doch wel den wensch willen uitspreken, dat ieder zich een kleine bescheidenheid oplegt. De heer HAMELINK merkt op, dat, als men bij de algemeene beschouwingen het woord vraagt en men doet dat met een be doeling als de heer Bedet, blijkt, dat hij er dan niets van weet. De heer BEDET: Dat zit nog! De heer HAMELINK kan het overigens wel op een briefje geven, dat, als men er toe overging een dergelijk besluit, tot beperking der discussies te nemen, men er dan wel drie dagen over zou doen, want dan zou hij bij ieder punt het woord vragen. Als men ons zegt hij in het vrije woord zou willen knot- ten, dan zou ik me daartegen verzetten. Spreker wil nu trachten iets in het alge meen te zeggen. Hij zal de heeren gaame ter wille zijn en zeer sober blijven. De heer BEDET: Dat is goed! De heer HAMELINK herinnert het vorig jaar de verwachting te hebben uitgesproken, dat de verandering van personen in burge meester en wethouders weinig verandering in den loop der zaken zou brengen en deze op denzelfden voet zouden worden voortgezet. En die verwachting is uitgekomen. Spreker verschilt met de wethouders van opvatting over verschillende maatschappelijke vraag- stukken, maar toch meent hij, dat die opvat- tingen niet zoover uiteenloopen als men uit het antwoord van burgemeester en wethou ders op het voorstel van sprekers fractie met betrekking tot het instellen van Maatschap- pelijk Hulpbetoon wel zou moeten veronder- stellen. Men komt echter bij de bestudeering van het antwoord van burgemeester en wet houders tot de overtuiging, dat de wethou ders handelen onder den invloed van eene sfeer waarover de kiezers moeilijk kunnen oordeelen. Het was daarom hoogst ge wenscht, dat daar eens iemand zal komen, die zich aan dien invloed zal kunnen onttrek- ken. Dan zal er vruchtbaarder werk kunnen gedaan worden en is het te verwachten, dat in het antwoord niet zoo'n kleineerende hou- ding tegen een zekere partij zou zijn vast- gelegd. Wat betreft het beleid van de heeren wil hij beginnen met den wethouder van publieke werken. V66r hij daar zat heeft deze zich meermalen in den raad beklaagd over den tragen gang bij publieke werken en aange drongen op meer voortvarendheid, terwijl, nu hij zelf het beheer in handen heeft, hetzelfde sukkelgangetje nog voortduurt. Spreker moet in de eerste plaats wgzen op het nog niet uitgevoerde werk tot verbetering der rioleering in den Roeiersgang. De ver- loopen zomer was juist een bij uitstek ge- schikt tijdperk geweest voor het uitvoeren van zoo'n waterwerk, omdat er nu weinig water in den grond zat, en het staat nog te bezien of, wanneer nu aan dat werk wordt begonnen, niet belangrijke schade zal worden geleden Niettegenstaande voor dit werk het vorig jaar een post op de begrooting is uitgetrok ken en het werk urgent moet worden ge noemd, is dit zeer gunstige tijdperk voorbij- gegaan zonder dat zelfs met de uitvoering is aangevangen. Dit bewijst toch wel vol doende, dat het nog hetzelfde sukkelgangetje gaat. En wat de wethouder van financien betreft, deze is nog even somber gestemd dan voor- heen. De wethouder moge van meening zgn, dat het voorzichtige financieele politiek is, om een zeker pessimisme naar voren te schui- ven, doch dat heeft ook zijn schaduwzijde. En de wethouder behoort er rekening mede te houden, dat de raad weinig inzicht van zaken kan krijgen, vooral met betrekking tot de belastingen en daarom moet afgaan op de adviezen van den wethouder. Nu ziet men telkens en telkens, dat de wet houder bij het vaststellen van het vermenig vuldigingscijfer den toestand donker voor- stelde, dat hij het telkens van den zwartsten kant schilderde, terwijl het later bij de uit- komst toch nog al bleek mee te vallen. Indien de wethouder op dien weg voortgaat, zal de raad er rekening mee moeten houden en een zeker percentage voor het pessimisme van den wethouder in rekening zullen moeten brengen. Dan is sprekers grief, dat het dit jaar met het houden van vergaderingen al zeer beroerd is geloopen. Hij meent, dat de raad er toch recht op heeft om minstens eenmaal per maand te vergaderen. De leden moeten zich daamaar eenigszins kunnen regelen. Nu wordt telkens en telkens de vergadering ver- schoven, hij weet wel dat dit dikwijls ge schiedt met het oog op afwezigen, maar het gevolg is, dat de leden een uitgebreide agenda ontvangen, die ze toch maar enkele dagen voor de vergadering krtjgen, waardoor de tijd ontbreekt, daarvan voldoende studie te maken. Bovendien hebben de ingezetenen er ook recht op, dat op gezette tijden vergaderd wordt, waardoor ze dan weten wanneer een beslissing op een ingekomen verzoek kan vallen. Meermalen moet er met het uitvoe ren van bouwwerken worden gewacht, en dikwijls is aan spreker geinformeerd wan neer het toch raadszitting was, omdat men niet voort kon, zoodat dit eigenlijk ook nog werkloosheid in de hand werkt. Bovendien. er is een Reglement van Orde vastgesteld, waaraan men zich houden moet. Een eisch dien de raad aan het college van burgemeester en wethouders zeker mag stel len is, dat de voorstellen die zij ter tafel bren gen voldoende zijn voorbereid. En hij krijgt niet den indruk, dat zulks het geval is. Hij verwijst naar het gebeurde met de verande ring van den weg aan de Moffenschans. Dui- delijk bleek, dat de heeren de zaak niet onder de knie hadden, want anders hadden ze de volgende vergadering geen nieuw voorstel moeten doen, onder mededeeling dat er nog een leemte was. Ook zou hy wenschen, dat de begrooting tijdig werd toegezonden. De wijze waarop de begrooting den raad dit jaar is aangebo- den, is in strijd met alle voorschriften. Voor al voor sprekers fractie, die niet behoort tot de partijen die in het college van burgemees ter en wethouders zijn vertegenwoordigd, en die dus hij weet niet hoe het in dit opzicht met de Katholieken staat niet in de gele genheid is om door bevriende wethouders op de hoogte te worden gehouden van den gang van zaken, is dat zeker noodig. Als voorbeeld hiervan haalt spreker aan, dat het hem bij de afdeelingsvergadering op- viel, dat, toen de bestrating der Noordstraat aan de orde kwam, de heer Scheele reeds op de hoogte was van de steenen die daarvoor zouden gebruikt worden. Daaruit blijkt, dat door de wethouders met bevriende raadsleden wel eens over het een of ander gesproken wordt. Door den heer Bedet is bij zijn binnentreden der raadszaal inderdaad te kennen gegeven, dat door hem geen tribune-redevoeringen zouden worden gehouden. Maar de kiezers hebben toch zeker het recht te weten, hoe de heer Bedet hier is gekomen, als lid der Christelijk-Historische party of als anti-revo- lutionair. Daarop heeft genoemde heer nog geen antwoord gegeven. Hij heeft gezegd hier te zgn overeenkomstig de christeiyk- historische en anti-revolutionaire beginselen. Maar dat kan toch niet? Hij is toch geen tweeslachtig dier? Daarom heeft spreker gevraagd voor welk deel is hij het eene of het andere? Is hij voor 75 anti-revolutionnair en voor de rest christelijk-historisch, of om- gekeerd? Daarop zou spreker graag eens een antwoord ontvangen. Hij zal thans voorloopig eindigen en meent z'n 15 minuten nog niet gebruikt te hebben. De heer BEDET: Je valt me mee! De heer VAN AKEN heeft met bevreem- ding gezien, dat er aan de eene zijde werd bezuinigd, n.l. op het salaris van den agent van politie, aan de andere zijde kwistig werd gegooid met toelage en gratificaties, n.l. voor den waamemenden inspecteur van politie, voor een bevolkings-agent van politie, voor een teekenaar by den gemeente-bouwmeester enz. Door den heer Hamelink is reeds terecht aanmerking gemaakt omtrent de wijze waar op bij publieke werken de zaken worden aan- gepakt. Het is met spgt, dat hij den heer Hamelink in deze gelijk moet geven. In de periode toen spreker wethouder van publieke werken was, heeft hij zich meermalen afge- vraagd: gaan de zaken wel goed. En spreker is niet gauw tevreden, hg was het dan ook allerminst. Na hem is de heer Geelhoedt ge komen. Spreker heeft bij zichzelf overwogen, dat het misschien lag aan zijn mindere erva- ring. terwgl de heer Geelhoedt iemand was met meer ervaring, wat ouder en ook be- schikkende over meer vrijen tijd. Hij dacht, dat deze de zaken wel beter zou aanpakken, Maar nogmaals: er blijkt van aanpakken geen sprake. Het plan voor de verbetering der rioleering in den Roeiersgang lag het vorig jaar al gereed en daaraan is nu nog niets gedaan. Dat het hard noodig is, is deze week weer gebleken. Spreker kwam er toevallig des avonds 10 uur voorbg en omdat er een stukje hout tusschen het schuifje van de rioleering zat, stroomde het zeewater weer stadwaarts, en in het lage stadsgedeelte, stond weer heel de zaak onder water. Het blijkt dus wel duidelijk, dat daar een fout schuilt, want dat mag niet kunnen voor komen. Hij geeft daarom in overweging om zonder dralen een onderzoek naar die kwestie in te stellen. Hij is er niet gerust op en het is hoog tijd in te grgpen. Met de schuiven of kleppen hoe men die ook noemen wil, is het niet in orde. Hg weet niet of de vraag

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1928 | | pagina 8