moet gericht worden aan den rijkswaterstaat
of elders, maar hij wenscht zoo spoedig mo
gelijk een degelijk onderzoek.
Ook heeft hij met instemming gehoord het-
geen de heer Hamelink heeft gezegd over te
weinig vergaderingen. Het is nu twee maan-
den geleden, dat een vergadering werd gehou
den en dat komt ook naar sprekers meening
hiet te pas. Dikwijls zitten er menschen op
te wachten. Dat is niet in orde, hij heeft
vborts dezelfde klacht als de heer Hamelink,
dat vrienden van het college er meer van
den gang van zaken weten dan de buiten-
staanders
De heer HAMELINK: Daar heb ik geen
grief tegen!
De heer VAN AKEN meent, dat, als er iets
mee te deelen is, de geheele raad dat behoort
te weten.
De heer SCHEELE is van meening, dat de
toestand der gemeente, in verband met het
ruime overschot van den dienst 1927, wel tot
eenige tevredenhei'd kan stemmen, maar er
is nog allerminst reden tot juichen. Van die
70.000 is er al heel wat afgegaan, voor het
bestrijden der kosten van aanleg van nieuwe
bestratingen. En daarvoor waren reden, om-
dat er tijdens den oorlog niets aan de straten
is gedaan en dit dus als een soort nabetaling
door de belastingbetalende burgers kan wor
den beschouwd.
Ongeveer 40.000 is overgebracht naar de
nieuwe begrooting, en niettegenstaande dat,
moet men nog ongeveer dezelfde som stellen
als opbrengst van de gemeentelijke inkom-
stenbelasting, en daaruit blijkt dus, dat het er
nog niet te rooskleurig uitziet, want om die
som op te brengen, zal men met de factor
niet veel lager kunnen gaan dan 1,25,
terwijl spreker toch in verband met dat mooie
overschot dacht dat we zeker terug zouden
kunnen gaan tot een. En daar moet het heen!
Nademaal er nog verschillende nieuwe
voorstellen te wachten zijn, die uitgaven zul-
len vorderen, wil spreker er voor waarschu-
wen. dat de raad met voorzichtigheid zal
moeten te werk gaan en dat, als er op een
post bezuinigd kan worden, dit met beide
handen zal moeten worden aangegrepen, en
ook geschrapt zullen moeten worden posten
die we niet noodig achten, terwijl het ook
geen aanbeveling verdient thans weer terug
te komen met voorstellen tot het voteeren
van posten die reeds verworpen zijn. Hij weet
niet. of men dat voldoende heeft overwogen.
De toestand der gemeente is nog niet zoo
rooskleurig. Bij het voteeren van nieuwe
uitgaven moet men bedenken, dat het de
vraag is of we een volgend jaar weer zoo'n
groot overschot hebben, en, is dat dan niet
het geval, dan moeten we met het vermenig-
vuldigingscijfer weer terug naar 1,50 of mis-
schien weer wel 1,65. De toestand is nog op
geen stukken na waar we zijn moeten; dat
zal heelemaal niet meevallen.
Door den heer Hamelink is de veronder-
stelling uitgesproken en de heer Van Aken
is hem daarin bijgevallen dat er mannen
in onzen raad zijn, die door de wethouders
in het bijzonder omtrent den gang van zaken
worden ingelicht. Indien sommige leden over
een of ander eens worden ingelicht, is het de
vraag of dit niet een gevolg is van him mee-
leven en onderzoek. Spreker is overtuigd,
dat. indien de heer Hamelink en zijn fractie
of de heer Van Aken zich tot een der wet
houders wenden met verzoek om inlichtingen
over een of ander, deze zich niet zullen ont-
trekken en de gewenschte inlichtingen zullen
geven.
Den heer Hamelink merkt hij op evenwel
voorzichtig te zijn in het aanhalen van voor-
beelden. Deze bouwde zijn opmerking op de
omstandigheid, dat de heer Scheele in de
afdeelingsvergadering reeds op de hoogte
was van de steenen die voor de nieuwe be-
strating der Noordstraat zouden gebezigd
worden. Spreker kan echter verklaren, dat
hij hierover heelemaal niet door den met hem
bevrienden wethouder was ingelicht, en dat
ook de heer Hamelink daarvan voor de af
deelingsvergadering evengoed op de hoogte
had kunnen zijn, want die wetenschap heeft
hij geput op bladzijde 38 van de memorie
van toelichting der begrooting, waar post 299
is omschreven als te zijn voor het uitbreken
van de keibestrating in de Noordstraat en het
daar voor leggen van eene bestrating van le
soort vlamovenklinkers, f 6350.
Misschien dat spreker van den heer De
Jager wel eens iets weet, als hij er naar
vraagt, maar als de andere heeren dezen er
naar vragen zullen zij ook naar genoegen
worden behandeld.
Waar de heer Hamelink klaagt over te
weinig contact met burgemeester en wethou
ders. meent spreker, dat in het college eenige
terughoudendheid is te waardeeren, waar dit
betreft door hen aanhangig te maken voor
stellen.
Dat er te weinig vergaderingen worden ge-
houden, gelooft spreker, dat men niet mag
zeggen. Indien er vergadering wordt gehou-
den ziet het college de leden liefst alien zoo-
veel mogelijk bijeen. Dit valt z.i. ook te
waardeeren.
Verdere opmerkingen wenscht spreker te
maken bij verschillende posten.
De heer COLSEN acht de algemeene be-
schouwingen wel nuttig; men ziet daarin het
verleden en behandelt ook de toekomst. Hij
is, behoudens enkele uitzonderingen, over het
college van burgemeester en wethouders nog-
al tevreden.
Evenwel, als de raad besluiten heeft aan-
genomen, dienen die ook te worden uitge-
voerd. In dat verband wijst hij er op, dat
verleden jaar door hem het voorstel is ge
daan tot invoering van vrije artsenkeuze.
Natuurlijk was hij toen niet geprepareerd
voor het indienen eener volledige regeling,
maar indien burgemeester en wethouders hem
dat hadden gevraagd, zou hy ondertusschen
wel voor de inzending eener regeling hebben
gezorgd, zij het dan ook, dat hij die niet zelf
kan samenstellen, dan toch een regeling uit
een gemeente waar deze goed werkt.
We zijn op dit oogenblik echter nog niets
verder gekomen en hetgeen spreker dienaan-
gaande leest in het antwoord van burgemees
ter en wethouders heeft hem ten zeerste ver-
wonderd. Ze geven daarin te kennen met
hun regeling nog niet klaar te zijn omdat de
geneesheeren nog niet klaar waren. Dit is een
vreemde manier van handelen. Moeten de
geneesheeren zelf die regeling vaststellen
Waar zou het heen, als al onze gemeente-
ambtenaren zelf hunne instructie gingen over-
leggen
Nu staan nog, even als het vorig jaar, de
900 voor den gemeentegeneesheer op de be
grooting, hetgeen naar sprekers meening den
schijn wekt, alsof burgemeester en wethou
ders het voorstel eenvoudig naast zich ge-
legd hebben. Hij zou toch zeker verwacht
hebben, dat bij de indiening dezer begroo
ting een reglement of instructie zou zijn over-
gelegd, niet een van de geneesheeren zelf.
Dat noemt hij werken van achter naar voren.
Spreker noemt dit klein en acht dat een ge
volg van de omstandigheid, dat burgemeester
en wethouders tegen zijn voorstel waren. Als
ze er voor waren geweest, dan zouden ze in
de volgende vergadering wel met een rege
ling voor den dag zijn gekomen.
Ook heeft het spreker verwonderd, dat,
nadat de voorzitter bij vroegere algemeene
beschouwingen de welvaartspolitiek van Ter
Neuzen behandelde er nog niets te bemerken
is van uitbreiding van havens en opslag-
plaatsen, waarover hij het toen had. Dit
spijt hem.
Voorts zou spreker wat meer vrijdom wen-
schen voor het maken van muziek op Zondag
en keurt het af, dat een raadslid hier pro-
testeerde tegen den optocht met muziek op
Zondag van de vereeniging van spoorweg-
mannen ,,St. Raphael". Hij meent, dat men
in dit opzicht meer broederlijk moest samen-
gaan. Er behoorde meer gelegenheid te zijn
voor gepaste ontspanning op Zondag. Daar-
aan is behoefte. Dat ziet men ook daaraan,
dat er zijn die 's Zaterdags hun automobiel
naar Hoek brengen om vandaar des Zondags
naar Ostende te rijden om zich te ontspan-
nen, maar op deze wijze willen voorkomen,
dat men hen daarheen ziet rijden. Men zou
ook plaatselijk meer vrijheid moeten geven
in het belang van de middenstanders. Ook
onze middenstanders willen wat verdienen.
Hij verwijst naar andere plaatsen, waar men
feestelijkheden en winkelweken organiseert,
met subsidie der gemeente, in het belang
van den middenstand.
Omdat spreker in de vorige vergadering
niet tijdig aanwezig was, heeft hij niet kun
nen spreken over het antwoord dat het bur-
gerlijk armbestuur op zijn vraag aan burge
meester en wethouders heeft gezonden.
De heer HAMELINK: Zoudt u dat niet
doen bij de begrooting van het armbestuur?
De heer COLSEN wil zich wel naar dezen
wenk richten, doch reeds thans den heer
Bedet verzoeken wat meer toegevencjheid te
willen betrachten tegenover de Roomsch-
Katholieken en niet zoo anti-Paapsch, niet
zoo Lingbeek-achtig op te treden. Hij moest
dat achterwege laten.
Ten slotte verzoekt hij, bij uitbreiding van
het gemeente-personeel ook eens wat meer te
letten op zijn partijgenooten, want het aan-
tal daarvan onder de gemeente-ambtenaren
is belachelijk klein.
De heer VAN CADSAND wenscht thans
een enkel woord te zeggen, omdat hij geen
deel heeft kunnen nemen aan het afdeelings-
onderzoek, daar dit op een niet voor hem
geschikten tijd viel. Hij zal niet becritiseeren
het werk van burgemeester en wethouders,
al is het ook, dat de begrooting hem niet kan
bevredigen. Er wordt in het algemeen be-
sproken over het zooveel mogelijk bezuinigen,
doch dan is het daarmede toch niet in over-
eenstemming dat on-noodzakelijke subsidies
niet van de begrooting worden afgevoerd of
verminderd. Integendeel, er worden weer
nieuwe voorgesteld, o.m. voor de Tuinbouw-
vereeniging.
De VOORZITTER: Dat is een oude, doch
onder een anderen naam.
De heer VAN CADSAND geeft te kennen,
dat er enkele posten zijn waarover hij het
vorig jaar reeds heeft gesproken, waar hy
zich weer tegen zal verklaren. Hij vermoedt
wel, dat hij geen gehoor zal krijgen, maar dat
kan hij dan niet helpen. Het betreffen sub
sidies voor zaken die naar zijn meening be-
hooren betaald te worden door hen die er ge-
bruik van maken.
De heer DE BAKKER begint met te vra
gen, of burgemeester en wethouders niet een
officieelen naam voor Ter Neuzen zouden
kunnen vaststellen, hetgeen hoogst gewenscht
is voor het intemationaal verkeer.
In de tweede plaats vraagt hij maatrege-
len te willen nemen, dat voor leveringen aan
de gemeente alle ingezetenen in aanmerking
zullen komen. Hij wijst in het bijzonder op
het leveren van brood aan het burgerlijk
armbestuur. Hij zou wenschen dat alle bak-
kers daarvoor in aanmerking kwamen en de
prijzen werden vastgesteld door het burger
lijk armbestuur in overleg met de organisatie
der bakkers. Voorts zou hij wenschen dat
ook het vervoer voor de gemeente met de
voerlui aldus geregeld werd.
Verder beveelt hij aan, voor hetgeen aan
de gemeente bij inschrijving geleverd moet
worden, de eischen niet al te hoog te willen
stellen, en daarvan dan nader af te wijken,
zooals bij de levering der keien is geschied,
want dat kan men dan tegenover de andere
inschrijvers, die misschien wegens die voor-
waarden hooger hebben ingeschreven, of niet
hebben ingeschreven, omdat ze niet aan de
eischen konden voldoen, niet verantwoorden.
Ook zou hij wenschen, dat er voor levering
meer notitie genomen werd van de ingezete
nen, om die in aanmerking te doen komen.
In de vergadering van 14 Juni 1.1. is er ge
sproken over uitbreiding van de los- en laad-
plaatsen. Hij hoopt, dat burgemeester en
wethouders voeling zullen houden met de
personen en colleges die zich daarvoor in-
teresseeren.
Aan den heer Bedet, die in de vergadering
van den gemeenteraad beweerde dat de
Roomsch-Katholieken bij de bedeelingen van
het burgerlijk armbestuur met het leeuwen-
deel gingen strijken merkt hij op, dat de be
grooting dit anders leert. Hij neemt het hem
ook kwalijk, dat hij het burgerlijk armbe
stuur bewerkt heeft, om geen cijfers te ver-
strekken, teneinde de door hem te berde ge-
brachte bedragen te kunnen controleeren. Hij
verzoekt dezen heer wat meer de christelijke
naastenliefde van toepassing te willen bren
gen bij de bedeelingen.
En al is dit reeds door zijn mede-lid,
den heer Colsen gedaan, wil hij ook vragen
wat meer rekening te willen houden met de
Roomsch-Katholieken, die in Ter Neuzen met
2600 personen vertegenwoordigd zijn, bij het
vergeven van gemeentebetrekkingen.
Aan de pers verzoekt hij zooveel mogelijk
neutraal te willen zijn.
De heer De Bakker drukt zich hier zeer
vaag uit. Aangezien het echter niet aan te
nemen is, dat hij zich richtte tot de 2 in de
zaal aanwezige verslaggevers van
Roomsch-Katholieke bladen, moeten we
wel aannemen, dat zijn verzoek tot ons ge
richt was. Aan zijh vraag zouden we moe
ten veronderstellen, dat er naar zijn mee
ning aan de objectiviteit onzer verslagen
iets hapert. Het lykt ons twijfelachtig of,
indien de heer De Bakker meent zich over
ons verslag te moeten beklagen, zulks op
deze wijze moet doen, aangezien ,,de pers"
zich niet, evenals burgemeester en wethou
ders in de raadszitting kan verdedigen of
nadere verklaring vragen. Wij meenen er
thans recht op te hebben, dat hij zich na
der verklaart en willen hem daarvoor in
de kolommen van ons blad gelegenheid
geven. Wij zullen de eersten zijn om te er-
kennen, dat ook aan onze verslagen, on-
danks de meeste zorg die daaraan besteed
wordt, nog „fouten" kunnen kleven, maar
wij kunnen niet toelaten, dat men op deze
wijze de objectiviteit van onze verslagen
in verdenking brengt. Indien de heer De
Bakker dus in gebreke blijft motieven by
te brengen voor zijn woorden, zullen we
die zonder meer naast ons moeten leggen,
en voortgaan zooals we dat nu reeds 36
jaar tot tevredenheid van tal van raads-
leden en anderen hebben gedaan.
Verslaggever.
De heer DE JAGER wijst er op, dat de heer
Hamelink hem een te donkeren kyk op den
financieelen toestand heeft verweten. Hij
verklaart, dat hij dien zwarten kijk nog niet
wil loslaten. De tegenwoordige tijd waarin
we leven, is, moge die voor sommigen
nog niet zoo slecht lijken, een tijd van schijn-
weelde, en we zijn nog lang niet terug aan
den tijd van voor Augustus 1914. Er moet
dus nog steeds een voorzichtig en wijs beleid
gevoerd worden, want de toestand waarin we
nu leven zou nog wel eens een keer kunnen
nemen, waardoor men weer genoodzaakt zou
kunnen worden met het vermenigvuldigings-
cijfer tot 1,50 of 1,65 te gaan, terwijl, wan-
neer zulks kon gevonden worden zonder dat
dit te veel schade zou doen aan sommige
zaken er naar zou willen streven om terug
te gaan tot 1.
Hij wijst op besluiten in de laatste zittingen
genomen. Er is van het saldo over 1927 ad
f 69.000 een gedeelte afgenomen voor de
nieuwe bestrating van de Nieuwstraat en
verbetering van de Grenulaan. Feitelijk zijn
dat gelden, die door de belastingbetalende
burgerij te veel zijn betaald, omdat de be-
lasting meer opbracht dan was geraamd en
daardoor te hoog was gesteld. Ook betreft
dit nieuw werk, dat niet uit de loopende re
kening moet worden bestreden doch waar-
voor mag worden geleend, opdat ook het na-
geslacht, dat van dit werk profiteert, voor
een deel ook in de kosten bijdraagt. Was dat
geld niet voor die nieuwe werken genomen,
dan zou de belasting lager kunnen worden
gesteld.
En welk bezwaar zou er tegen geweest
zijn, dit geld op langen termijn te leenen. Uit
het antwoord, dat van gedeputeerde staten
naar aanleiding van dit raadsbesluit is ge
komen blijkt, dat het zeer de vraag is, of zij
in het vervolg besluiten waarbij voor zooda-
nige werken op de loopende rekening wordt
beschikt, nog zullen goedkeuren. Zij gaven
te kennen, dat besluit voor het oogenblik nog
te zullen goedkeuren, maar dat in de naaste
toekomst alle dergelijke overschotten moesten
worden overgebracht naar de volgende reke
ning. Het zou ook naar sprekers meening
onjuist zijn, alle overschotten op die wijze op
te maken, want dan zit men later, bij den
minsten tegenslag, terstond aan den armen.
Door den heer Hamelink is aangedrongen
op tijdige indiening der begrooting. Spreker
kan verklaren zelfs niets liever te wenschen
en dat ook al het mogelijke is gedaan om de
indiening der begrooting te bespoedigen, doch
een betrekkelijk force majeure, die spreker
niet mag, doch ook niet zou willen noemen,
heeft dit belemmerd. Zijn streven is er ech
ter ten eerste op gericht, dat het in de toe
komst tijdig zal kunnen geschieden, opdat de
raadsleden er tijdig en voldoende kennis van
kunnen nemen.
De heer Hamelink heeft er voorts aanmer
king gemaakt, dat sommige raadsleden, ver-
bonden met een fractie die vertegenwoordigd
is in het dagelijksch bestuur, meer te weten
zouden komen dan de anderen. Sprekers per-
soonlijke meening is, dat, wanneer alle leden
van den raad, van welke fiactie ook, hem
iets willen vragen, hij hen ten alien tijde alle
mogelijke imichtingen zal willen verstrekken.
Wat betreft de gemaakte opmerking over
de salarisverlaging van een politieagent
merkt spreker op, dat die is voorgedragen
krachtens de bestaande verordening, terwijl
ue voorstellen tot het verleenen van gratifi-
caties geschieden voor gepresteerde diensten.
De heer GEELHOEDT moet protesteeren
tegen den indruk dien de heer Hamelink
zegt te hebben gekregen, dat de wethouder
onder zekeren invloed zouden staan die buiten
schot blijft. Spreker althans kan verklaren
niet onder eenigen invloed te staan, doch
zelfstandig te oordeelen. Wanneer by burge
meester en wethouders zaken besproken
worden houdt spreker zich daarbij aan zijn
eigen meening, tenzij hij gevoelt, dat anderen
het beter voor hebben dan hij.
Wat betreft de gemaakte opmerkingen
over slabakken bij publieke werken, moet hij
de heeren zeggen weest daarmede voorzich
tig, want dit moge oogenschijnlijk het geval
zijn, maar dan is het toch buiten de schuld
van burgemeester en wethouders, aangezien
de verschillende werken tijdig zijn aanbesteed.
De stagnatie is echter ontstaan door de om-
standigheden van de aannemers. In Juli zijn
b.v. de trottoirbanden van de Nieuwstraat
aanbesteed en nu zijn ze pas gearriveerd.
Er is steeds over geschreven, getelefoneerd
en getelegrafeerd, maar daarmede waren ze
er niet. Er is z.i. geen aanleiding om aan
den wethouder voor publieke werken of het
college daarvoor een verwijt te maken. Het
heeft aan spreker zelf bijzonder gespeten,
dat die vertraging is ontstaan.
Evenzoo is het met het werk in de Roeiers-
gang. Er is nu pas bericht van den leveran-
cier van de buizen, welke ook niet eerder kon
leveren. Er is nu inderdaad weer te veel
water naar binnen gekomen. Er mankeert
wat aan de schuif, doch dit is juist de aan
leiding, dat er niet met het werk kan begon-
nen worden, want reeds v66r die hooge water-
stand voorkwam is de gemeentebouwmeester
bij spreker gekomen met de mededeeling, dat
de schuif, zooals het plan nu was gemaakt,
niet zou voldoen, doch nu moet omgewerkt
worden met nog een reserve-schuif welke, of
de eerste schuif al of niet gesloten wordt,
toch ook dicht gaat. De heeren zullen dus
voor de uitvoering van dit werk nog eenig
geduld moeten hebben.
Wat de bemerking van den heer De Bakker
betreft, om bij de leveringen aan de gemeente
met de ingezetenen rekening te houden, dit
doen burgemeester en wethouders. Hij bracht
ook nog de keien ter sprake en de eischen
die aan de levering waren gesteld. Spreker
heeft reeds in de afdeelingsvergadering ge
zegd, dat de eischen zwaarder moesten ge
steld worden, dan in andere omstandigheden
zou geschied zijn, omdat het vooruitzicht was
dat het werk voor een deel zou moeten wor
den uitgevoerd in samenwerking met den
rijkswaterstaat en deze nu eenmaal het stel
len dier voorwaarden eisch stelde. Er moest
geleverd worden volgens keur door het rijk.
De heer SCHEELE: En is er geleverd vol
gens de voorwaarden?
De heer GEELHOEDT: Er is geleverd
overeenkomstig de voorwaarden. Alleen zijn
de keien niet door den rijkswaterstaat ge-
keurd, maar ze voldoen aan de voorwaarden.
De heer VERLINDE: Behalve de ver-
bandkeien.
De heer GEELHOEDT: Behalve de verband-
keien, welke 2 c.M. tekort waren, omdat de
leverancier de voorgeschreven lengte niet
had. Dit doet echter niets af aan de kwali-
teit of is geen belemmering voor het werk.
Wel heeft er in verband daarmede een ver-
rekening plaats gehad en zijn den aannemer
drie honderd keien afgetrokken.
Men ziet dus, dat een en ander niet ligt
aan burgemeester en wethouders, doch aan
de omstandigheden. Bovendien is hij van
oordeel, dat er in het loopende jaar van wege
publieke werken toch al heel wat is tot stand
gebracht. Er is niet minder dan 9350 M2.
bestrating verlegd, hetgeen voor een groot
deel noodig geworden Is door het aanleggen
der gasbuizen. Er is echter gemiddeld met 4
straatmakers gewerkt.
De heer VERLINDE merkt op, dat de heer
oeelhoedt van een tweede schuif spreekt,
maar hij meent, dat het euvel daarmede nog
niet verholpen zal kunnen worden. Hij heeft
ook toevallig den hoogen waterstand bemerkt
en heeft gesproken met den man die belast
is met de bediening van de schuif. Deze
heeft er hem op gewezen, dat de schuif wel
neer was, maar niet voldoende functioneeren
kon, wegens al het vuil dat, buiten water,
door de riolen wordt afgevoerd. Er komt
aan de uitmonding niet alleen rioolwater
doch ook oude schoenen, bezems, stukken
hout enz. enz.
Hij trekt hieruit de conclusie, dat het be-
slist noodig is, dat er controle wordt gehou-
den op de inrichting der zinkputten van de
woningen. Deze moeten volgens de verorde
ning alle zijn voorzien van een rooster of een
stankscherm. Dat zal ook zoo gemaakt wor
den als ze nieuw zijn, maar kort daarop ver-
dwijnen de roosters en worden de stank-
schermen er uit geslagen, omdat men het
gemakkelijker acht langs dien weg verschil
lende zaken te laten verdwijnen. Naar hij
vernam komt er uit de rioleering in de West-
haven ook slagers-afval. Dat bewijst dan
toch voldoende, dat de zinkput bij een af
anderen slager niet in orde is, want dan
zou dit niet kunnen voorkomen.
Dringend zou het noodig zijn inspectie te
houden over die zinkputten, b.v. de eene
maand in die straat, de volgende keer weer
in een andere.
Spreker heeft ook nog aan den man ge
vraagd, of het niet zou kunnen helpen als in
het riool een rooster gemaakt werd, opdat al
'dat vuil de schuif niet zou kunnen bereiken,
maar deze was van oordeel, dat men dan wel
iederen dag de vuilniskar zou moeten laten
komen om het vuil van voor het rooster te
halen, daar er anders geen water meer zou
kunnen uitstroomen. Hij beveelt dan zijn
denkbeeld ter overweging aan.
De heer BEDET kan zich goed vereenigen
met de regeerkunst van burgemeester en
wethouders. Al moge het ook zijn, dat hij
wel eens een van die van burgemeester en
wethouders afwijkende meening heeft, zoo
komt het hem toch voor, dat deze combinatie
een goede is. Zij heeft naar sprekers meening
als resultaat goede gevolgen.
Dat wil daarom niet zeggen, dat hij zou
nalaten hieraan toe te voegen, dat er op de
begrooting nog posten voorkomen, die z.i.
niet gemotiveerd zijn. Zoolang men niet heeft
bereikt, dat het vermenigvuldigingscijfer op
een kan worden gesteld, moet naar bezuini-
ging worden gestreefd
Naar aanleiding van hetgeen aan spreker
gezegd is wegens zijn optreden tegen het hou
den van een demonstratie op Zondag moet hij
te kennen geven, dat hij steeds zal moeten
blijven protesteeren tegen demonstraties op
Zondag, al of niet voorafgegaan door geeste-
lijken, aangezien dit ligt op den weg zijner
geestelijke beginselen.
De heer Hamelink is erg nieuwsgierig naar
sprekers richting. Hij heeft hem een twee-
slachtig dier genoemd. Bij zijn binnentreden
in de raadszaal heeft spreker gezegd zich te
kunnen vereenigen met de christelijk-histori-
sche- en de anti-revolutionaire beginselen.
Nu heeft de heer Hamelink gevraagd: is u
dan voor 75 christelijk-historisch en voor
25 anti-revolutionair Ja, daar kan spre
ker niets aan doen. Hij zou den heer Hame
link dan moeten aanraden studie te maken
van de programma's van beide party en. Hij
zal dan bemerken dat artikel 1 van het
christelijk-historisch program geheel overeen-
komt met art. 3 van het anti-revolutionair
program. Spreker kon alzoo hier gerust
zeggen hetgeen hij gezegd heeft.
Men heeft hem ook verweten anti-papisme
en aanbevolen meer naastenliefde tegenover
de Roomsch-Katholieken. Dit verbaasd hem.
De heer BAKKER: Meer naastenliefde bij
de bedeelingen.
De heer BEDET begrijpt die beschuldiging
niet en men zal hem dat nader moeten aan-
toonen. Toen spreker hier naar voren kwam
met de cijfers van 't Burgerlijk Armbestuur,
geschfedde dit volstrekt niet uit anti-papisme
om te ageeren tegen de Roomsche kerk, doch
het ging toen tegen een brief die door het
R. K. armbestuur en de St. Vincentiusveree-
niging gezonden was aan alle leden van den
gemeenteraad, welke inging tegen de voor-
dracht van het Burgerlijk Armbestuur, het
geen spreker ongemotiveerd achtte.
Wat de heer De Bakker bedoelde met meer
chistelijke naastenliefde bij de bedeelingen
tegenover de Roomsch-Katholieken is spre
ker heelemaal onverklaarbaar. Ik weet er
niet van, dat spreker in zake bedeelingen aan
iemand ooit heeft gevraagd of hij Roomsch-
Katholiek was dan wel iets anders, behoudens
dan de noodzakelijke vraag of iemand tot een
kerk behoorde, om na te gaan of hij bij zijn
kerkbestuur niet geholpen kon worden. Bij
spreker is het trouwens allerminst de ge-
woonte de Roomsch-Katholieken uit te scha-
kelen.
En indien men van de zijde van den heer
De Bakker op deze wijze wil trachten zijn
naam te dupeeren tegenover eenvoudige
Roomsch-Katholieke menschen, die van den
werkelijken gang van zaken niet op de hoogte
zijn, dan moet hij daartegen ten sterkste pro
testeeren, met geheel zijn ziel. Dit beteekent
dan, dat men overtuigd geworden is spreker
niet te kunnen treffen, maar het dan thans
beproeft langs den weg hem een kwaden
naam te geven.
De heer HAMELINK wil beginnen te er-
kennen, dat zijn opvatting omtrent de bron
der wetenschap van den heer Scheele over de
bestrating der Noordstraat onjuist is ge
weest. Hij voegt daaraan echter toe, dat het
volstrekt zijn bedoeling niet geweest is, om
het kwalijk te nemen, dat een wethouder
partijgenooten op de hoogte houdt van den
loop der zaken, maar alleen er op heeft wil
len wijzen, dat dit in den aard der zaak ligt
en dat de leden die niet bij de party behooren
achterstaan by de anderen, en dus meer tijd
van voorbereiding voor de vergaderingen
noodig hebben. Hij kan wel zeggen, dat, in
dien er een wethouder van zijn partij zat, deze
wel degelijk verplicht zou zijn voeling te hou
den met de partij. Dan kan men zich beter
op de behandeling der agenda prepareeren.
Hij is het niet eens met den heer Scheele,
dat er voldoende vergaderingen worden ge-
houden. Er worden er althans gehouden op
tijdstippen die te veel uiteenloopen. We zijn
nu in de tiende maand en we hebben nog
maar de achtste vergadering, zoodat we er
twee minder hebben dan behoorlijk zou zijn.
Eenmaal 's maands vergaderen is geen weel-
de. Spreker wijst er op, dat de heer Scheele,
de vorige maal toch ook er op aandrong om
niet te lang met vergaderen te wachten, on
der het motief, dat er ook nog andere zaken
waren die op beslissing wachtten. Misschien
was de heer Scheele daarbij toen zelf betrok-
ken. Hij hoopt, dat burgemeester en wet
houders met zijn bemerking ter zake reke
ning zullen houden.
Naar aanleiding van het antwoord van den
heer Geelhoedt, dat deze ontkent onder zekere
sfeer te staan, moet spreker opmerken, dat
deze dan toch zeker de memorie van ant
woord van burgemeester en wethouders niet
goed gelezen heeft voor hij daar zijn naam
onder zette, want indien hij dit vergelijkt met
het antwoord op de begrooting voor 1928
spreekt deze zich daarin tegen.
In het antwoord op het voorstel van spre
kers fractie om 13,000 uit de begrooting
voor het Burgerlijk Armbestuur te nemen en
die te bestemmen voor Maatschappelijk
Hulpbetoon" wordt n.l. verwezen naar het
antwoord gegeven op een voorstel van dezelf
de strekking bij de behandeling der begroo
ting voor 1928. Dit klopt echter niet, want
in hun antwoord over de begrooting voor 1928
verklaarden burgemeester en wethouders
geen steun te kunnen verleenen aan het voor
stel om de werkloozen aan de zorg van het
Burgerlijk Armbestuur te onttrekken, op
grond dat, wegens de verwerping van het
Belgisch tractaat er thans wel geen sprake
meer van was, dat de steunregeling van ty-
delijken aard zou zijn, doch dat die als blij-
vend zoude moeten worden beschouwd en er
geen enkel motief aanwezig was, om het vast
stellen der uitkeeringen aan een tijdelyke
eommissie op te dragen.''
En thans, in de begrooting voor 1929, be-
roepen burgemeester en wethouders zich nog
op hun advies van het vorig jaar, dat de
steun „blijvend" zal zijn, terwijl zij te voren
met betrekking tot de gratificatie van den
voorzitter van het Burgerlijk Armbestuur
schrijven
,,Wat de opmerking betreft, dat hier niet
„van een gratificatie kan gesproken worden,
omdat deze som nu al een paar jaren op de
„begrooting staat, dat die post daardoor
,,jaarwedde" zou moeten zijn, en dat alsdan
,,het benoemingsrecht van den voorzitter bij
,,den raad zou behooren; ook deze opmerking
achten wij niet juist. De uitkeering aan den
.voorzitter moet blijven een vergoeding voor
,,buitengewone diensten en mag niet worden
„een jaarwedde. Wanneer jaarwedde werd
„gegeven, dan zou dat zijn voor gewone
„diensten, en dat is nooit de bedoeling van
,,den post geweest. Breekt de tijd nog eens
,,aan, dat steun aan de werklooze arbeiders
„voor het grootste deel kan ophouden, dan
,,moet o.i. ook de gratificatie vervallen".
Dat is naar spreker meent toch wel ter
deeg inconsequent, want daarin opperen bur
gemeester en wethouders de veronderstelling
weer, dat de uitkeering aan werkloozen van
tijdelijken aard kan zijn. Dit is wel ter deeg
een bewijs van tweeslachtigheid en de be
schuldiging is door spreker dus niet op lossen
grond uitgesproken.
Spreker betoogt voorts, dat de heer Geel
hoedt niet kan goed praten, dat het by pu
blieke werken geen slakkengang zou gaan,
en hij kan dat vooral niet met betrekking
tot het werk in de Roeiersgang. Het werk
stond reeds op de begrooting voor het jaar
1928. Men wist het dus reeds v6<5r een jaar.
Als de buizen dan nu nog niet geleverd zyn,
spruit dat wel dSAruit voort, dat verzuimd is
in de leveringsvoorwaarden een tijd te bepa-
len waarop ze klaar moesten zijn.
Op zijn opmerking, dat verschillende voor
stellen niet voldoende zijn voorbereid heeft
spreker geen antwoord gehad, maar uit het
geen de heer Geelhoedt meedeelt omtrent het
plan voor de rioleering in de Roeiersgang
blijkt, dat het daarmede ook weer zoo is, an
ders zou er nog niet te elfder ure een wijzi-
ging in gebracht moeten worden.
Aan den heer De Jager antwoordt spreker,
dat er tusschen hen verschil kan zyn van in-
zicht omtrent den toestand Ook hij zal niet
beweren, dat het nu alles al rozengeur is,
maar hij voorziet niet, dat men den toestand
van vdor 1914 nog terugkrijgt. We leven
thans in een maatschappelijk omvorming van
het productieproces, en men heeft hier plaat
selijk te doen met bijzondere omstandigheden.
De belastingopbrengst hangt af van hetgeen
zich in het maatschappelijk leven afspeelt.
Men moet zich naar spreker meent niet zoo
vastklampen aan de vaststelling van het ver
menigvuldigingscijfer op 1, want dit zegt toch
eigenlijk niets, dat is eenmaal op een bepaald
bedrag vastgesteld om een maatstaf aan te
geven voor het aandeel dat ieder betalen zal
en dat bedrag zou ook hooger of lager kun
nen genomen zijn. Voor hem is van meer
beteekenis de opbrengst van het belasting-
cijfer en daaraan houdt hij zich. Hij is ook
niet tegen omlaag brengen der belastingen,
indien het bezuiniging betreft van onnoodige
uitgaven en wanneer het maar niet strekt tot
het achterwege laten van dringend noodige
of sociale maatregelen.
Hij wijst er op, dat de heer De Jager met
zijn pessimisme door de uitkomsten in het
ongelijk gesteld wordt. Toen voor het belas-
tingjaar '26/27 het vermenigvuldigingscijfer
moest vastgesteld worden hield deze een be-
toog alsof de gemeente aan den rand van den
afgrond stond. Toch heeft de belasting toen
vrij wat opgebracht. Was dat toen misschien
met de bedoeling om de steunregeling voor
uitgetrokken werkloozen weg te krijgen?
Spreker moet er daarom ook tegen op
komen, dat de rekening over 1927 een goed
slot van 70.000 heeft opgeleverd, want dat
resultaat heeft men alleen kunnen verkry-
gen omdat de begrooting voor dat jaar te
laag was gehouden.
De heer DE JAGER: Dat is verschil van
inzicht.
De heer HAMELINK bespreekt thans de
stelling van den heer De Jager, dat gedepu
teerde staten er op tegen zouden komen, dat
goede sloten van vorige dienstjaren zouden
worden aangewend voor bestrijden der kos
ten van nieuwe werken. Spreker meent, dat
de raad zich niet steeds door gedeputeerde
staten moet laten ringelooren. Verschillende
gemeentebesturen, die zich tegen gedepu
teerde staten hebben verzet zijn in hoogste
instantie in het gelijk gesteld. Hij zou dit
ook hier willen doen.
Dankbaar is spreker voor de toezegging
van den heer De Jager nopens de indiening
der begrooting. Zijn fractie wenscht de pos
ten goed te kunnen beoordeelen en heeft
daarvoor tijd noodig. Misschien kan de heer
De Jager met zijn breeden kijk op zaken dit
vlugger, maar sprekers fractie bestaat
slechts uit gewone jongens, die er hun tijd
voor moeten nemen. Ook komt het voor, dat
eens inlichtingen moeten ingewonnen by hoo
ger hand.
Ondertusschen wil spreker ook waarschu-
wen, dat, indien een volgend jaar de begroo
ting niet tijdig, d.i. v66r 1 Augustus, zal zijn
ingediend, zijn fractie zich tot hooger hand
zal wenden om tusschenkomst. Zooals het
dit jaar gegaan is trekt dit op niets.
De heer Bedet draait om sprekers vraag
heen. Hij heeft alleen gevraagd: is u chris
telijk-historisch of anti-revolutionair? Daar
op is hij het antwoord schuldig gebleven.
De heer SCHEELE wil, nu de heer Colsen
ter sprake heeft gebracht de demonstratie
van St. Raphael op Zondag, waartegen door
den heer Bedet een protest is uitgesproken
in een raadszitting waarin spreker niet tegen-
woordig was, daaraan ook nog iets toevoegen,
daar anders de indruk zou kunnen worden
gevestigd, dat de heer Bedet daarin alleen
stond.
De heer HAMELINK: Dat weten we toch
wel!
De heer SCHEELE wil verklaren ten voile
te onderschrijven hetgeen de heer Bedet
heeft gezegd ten opzichte van dien optocht
der Roomsch-Katholieken op Zondag. Hij acht
het zijn plicht en roeping om tegen die ont-
heiliging van den Zondag op den openbaren
weg ten emstigste te protesteeren, aangezien
dit in strrjd is met de beginselen, neergelegd