VABIl ti gehoord een voorstel van burgemeester en ^Avethouders; tbesluit a. De vergoeding bedoeld bij artikel 101 *er Lager Onderwijswet 1920 voor de bijzon- ere lagere school voor Christelijk Volkson- erwijs alhier, voor het tijdvak 1924 tot en let 1926 vast te stellen op 6373,55y2 b. Het verschil met hetgeen waarop het oestuur van genoemde school recht zou heb- Dben volgens de jaarlijks vastgestelde vergoe ding voor de jaren 1924, 1925 en 1926, bedra- gende 6921,47 f 6373,55V2 547,91%, in te houden op de nog uit te betalen ver- goeding over 1926. Met algemeene stemmen wordt aldus be- sloten. 6. Vergunning voor distrlbueering van radio-uitzendingen. In Uwe vergadering van den 14 Juni j.l. werd schrijven burgemeester en wethou- ders in onze handen gesteld, om nader advies, ons voorstel om aan de Zuid-Neder- landsche Radio Distributie Maatschappij te Vlissingen vergunning te verleenen boven de openbare straten, wegen en gemeente-eigen- dommen draden te spannen, te hebben en te onderhouden, ten behoeve van het distribuee- ren van radio-uitzendingen. Ter verstrekking van de gegevens waar- over Uwe raad wenschte te beschikken alvo- rens eene gunstige beslissing in overweging te willen nemen, deed genoemde Maatschap pij ons toekomen een exemplaar der voor- waarden, welke door het Rijk aan door hem te verleenen machtigingen worden verbon- den. Van deze voorwaarden alsmede van het begeleidend schrijven gaat een afschrift hierbij. Uit een en ander kan U blijken, dat door de onder 1 genoemde voorwaarde, alle door U gemaakte bedenkingen worden on- dervangen. Intusschen komt het ons na nadere over weging wel gewenscht voor, in de voorge- stelde voorwaarden eene kleine wijziging aan te brengen. Wij wenschen de onder 7 genoemde voorwaarde te doen vervallen, eene nieuwe voorwaarde te stellen luidende als volgt ,,6°. Wanneer de vergunning wordt inge- ,,trokken, zal de Maatschappij geen recht ,,kunnen doen gelden op eenige schade- .vergoeding hoe ook genaamd", tenge- „volge waarvan de onder 6 voorgestelde voorwaarde de 7e wordt. Met inachtneming van deze voorwaarde stellen wij U voor, ons voorstel d.d. 21 Mei 1928, no. 1040/453 overigens ongewijzigd aan te nemen. 1°. Een schrijven van den directeur der Zuid-Nederlandsche Radiodistributie Maat schappij aan burgemeester en wethouders van Ter Neuzen, luidende als volgt: Van bevriende zijde ontvingen wij een exemplaar van de Ter Neuzensche Courant van Vrijdag 22 Juni 1928, waarin wij aan- treffen een verslag van de raadsvergadering van Donderdag 14 Jun 1928, waarin als punt 6 aan de orde kwam: Vergunning voor aan- leg van geleidingen ten behoeve van het distribueeren van radio-uitzendingen. Naar aanleiding van de in dat verslag opgenomen opmerkingen en door de leden van Uwen raad gevraagde inlichtingen moch- ten wij op ons verzoek door den edelacht- baren heer burgemeester op Maandag 25 Juni j.l. worden toegelaten tot een onderhoud te dezer zake. Als eindresultaat van dit on derhoud verzocht Z.E.A. ons Uw college de gestelde vragen en aangevoerde bezwaren schriftelijk te beantwoorden, welk verzoek wij gaarne het gewenschte gevolg geven in het nu volgende: In de raadszitting van 14 Juni kwamen de volgende punten voor beantwoording of toe- lichting naar voren: 1. Bezwaar tegen uitzending op Zondag; 2. Welke stations voor distributie in aan- merking zullen komen; 3. Toelaten tot de distributie van alle richtingen; 4. Welke tarieven worden geheven; 5. Het spannen van draden over de stra ten- te beperken tot het noodzakelijke; 6. Storing van radio-ontvangers van par- ticulieren door inductie van het distributie- net; 7. Opruiming van het net bij liquidatie van het bedrijf en eventueel waarborg daar- voor; 8. Het kapitaal der Maatschappij. Hierbij gelieve U aan te treffen een af schrift van de Voorwaarden bij de Rijksmach- tiging. Bij de beantwoording van verschillen- de der bovenstaande vraagpunten mogen wg naar deze voorwaarden verwijzen. Hoewel het niet op onzen weg ligt in te gaan op po- litieke of religieuse bezwaren, zij het ons toch vergund naar aanleiding van het hier- boven onder 1 aangevoerde, te mogen opmer- ken, dat voor velen welke door ziekte of in- validiteit niet in staat zijn tegenwoordig te zijn bij godsdienstoefeningen, etc. de radio- uitzendingen welke op Zondag worden gedis- tribueerd waarbij kerkdiensten van onder- scheiden richting, een ware uitkomst zijn. Ten aanzien van het gevraagde onder punt 2 mogen wij verwijzen naar Art. B 1 en 2 van de voorwaarden, alsmede naar Art. E. In antwoord op het aangehaalde onder punt 3 zij verwezen naar Art. K 1 en 2 van de voorwaarden. Ter inlichting op hetgeen onder punt 4 is gevraagd, zij het ons vergund te verwijzen naar Art. J 1 van de voorwaarden. Gevolg van het daarin bepaalde is geweest, dat vrij- wel over het geheele land uniforme tarieven zijn verkregen. In de voorwaarden van aan- sluiting en de bijbehoorende tarieven van on ze Mij. is o.m. bepaald, dat de aansluitkosten f 16,— en de wekelijksche abonnementsprijs 0,50 bedraagt. Betaling per maand en per jaar is toege- staan. Voor betaling per jaar wordt 2% reductie toegestaan. In antwoord op het aan gevoerde onder punt 5 zij het ons vergund te mogen verwijzen naar Art. G 1 tot en met 19, waaruit U moge blijken, dat deze materie door de Regeering aan een nauwgezette stu- die werd onderworpen en daardoor alle voor- schriften inzake behoorlijke technische aan- leg, veiligheid e.d. zijn vastgesteld, terwijl het geheele bedrijf onder voortdurende con- trole staat van den Districts-Ingenieur der Rijks-Telegrafie te Vlissingen. (Zie ook Art. 6 en D van de voorwaarden.) Betreffende het bezwaar geapperd in punt 6 deelen wij U mede, dat inderdaad wel eens storingen zijn veroorzaakt door een distri- butie-geleiding op antenne's. Deze storingen werden veroorzaakt door inductie (bei'nvloe- ding) met het gevolg, dat het op de distribu- tie-draad doorgegeven programma ook te hooren was op de betreffende antenne. Dit is echter een geval dateerende uit de eerste proefperiode van de radio-distributie. Des- tijds werd slechts een station doorgezonden langs een draad terwijl de aarde als retour- geleiding dienst deed. Wij verwijzen naar Art. G 5, van de voorwaarden. Door het daar voorgeschreven gebruik van dubbeldraads- geleidingen is inductie uitgesloten, zoodat storingen op antenne's niet kunnen voor- komen. Het antwoord op punt 7 is .reeds door Z. E. A. de Voorzitter van Uw college in de raadsvergadering gegeven. Inderdaad zou een niet opruimen van geleidingen, isolato- ren. palen, enz. den Mij. een financieel na- deel opleveren, gezien het feit, dat dit ma- teriaal ook in gebruikte toestand een han- deiswaarde vertegenwoordigt welfye beiang- rijk grooter is, dan de kosten voor oprui ming. Ten overvloede moge worden medege- deeld, dat bovendien ook een z.g. liquidatie- reserve wordt gereserveerd welke voor dat doel beschikbaar blijft. Ten aanzien van het aangevoerde onder punt 8 mogen wij er op wijzen, dat men een Naamlooze Vennootsehap kan oprichten met een vijfde gedeelte van het vastgestelde maatschappelijk kapitaal. Dit laatste is in dit geval zoodanig vastgesteld. dat daarmede de aangevraagde objecten ook ruimschoots kunnen worden gefinancieerd. Echter is het een daad van financieel beleid niet over te gaan tot volstorting van de overige aandee- len, alvorens dat meerdere kapitaal ook in derdaad noodig is. Het is n.l. niet zeker dat alle aangevraagde concession ook inderdaad zullen worden verleend. Een financieel top- zware onderneming is o.i. niet in het belang van een goede exploitatie der betreffende gemeenten. Mocht in den loop des tijds uit- breiding van het maatschappelijk kapitaal noodig blijken, dan is een statutenwijziging voldoende om daartoe te kunnen overgaan. Het zij ons vergund nog mede te deelen, dat de voor distributie in aanmerking komen- de Nederlandsche stations in de eerste plaats Hilversum en Huizen zullen zijn. Het ont- vangen en doorgeven van buitenlandsche stations in/de vrijkomende tijden zal binnen afzienbare tijd ook worden toegestaan, zoo- dra de desbetreffende regeling in verband met het auteursrecht welke ook weder voor het geheele land zal gelden tot stand zal zijn gekomen. Hoogstwaarschijnlijk zullen de distributeurs hiervoor een financieele bijdrage moeten opbrengen. Ten slotte nemen wij de vrijheid U er op te wijzen, dat wij zeer gaarne nog in den komenden winter met de exploitatie zouden willen beginnen. Waar het na de beslissing van de raad uwer gemeente nog eenige maanden duurt alvorens ons de rijksmachti- ging wordt toegezonden en de voorbereiding ook enkele maanden in beslag neemt, zouden wij het ten zeerste op prijs stellen, als uw raad in de eerstvolgende vergadering thans een definitieve beslissing zouden willen nemen. Hiermede meenen wij uw geacht college naar beste weten te hebben ingelicht, terwijl wij ons gaarne bereid verklaren, U met alle verder gewenschte inlichtingen te zullen dienen. 2°. Bij dit voorstel zijn gevoegd de vol gende bijlagen: Regelen, als bedoeld in het schrijven van den Directeur.-Generaal der Posterijen en Telegrafie d.d. 30 November 1927, Nr. 9023 S, Afdeeling 3, geldende voor den aanleg en het gebruik van eene radio-distributie- inrichting op tijdelijken voet en in afwach- ting van eene definitieve regeling, met de alsdan daarin te stellen voorwaarden. Aan de Zuid-Nederlandsche-Radio-Distri- butie-Maatschappij vertegenwoordigd door den heer P. C. Oorschot, Kasteelstraat 61b, Vlissingen, wordt behoudens de rechten van derden, machtiging verleend voor den aanleg en het gebruiK van eene inrichting, bestemd tot het ontvangen van radiotelegrafische- en radiotelefonische seinen, welke inrichting tevens wordt gebruikt tot het langs geleidin gen en lijnen doorgeven van deze seinen naar andere perceelen of woningen dan die, waar in de ontvanginrichting is geplaatst, binnen het gebied der gemeente Axel een en ander onder de volgende voorwaarden: a. 1. Van deze machtiging mag geen ge bruik worden gemaakt, tenkij de machtiging- houder voor of op den 1 Januari 1928 aan den Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie eene schriftelijke verklaring heeft gezonden, waarbij hij de machtiging op de gestelde voorwaarden aanvaardt. 2. De machtiginghouder is verplicht, om binnen zes maanden na den dag, waarop de machtiging is verleend, de inrichtingen, ge leidingen en lijnen ten gebruike gereed te hebben. Van den datum, waarop met het gebruik van de inrichtingen, geleidingen en lijnen een aanvang is gemaakt, geeft de machtiginghouder kennis aan den Directeur- Generaal der Posterijen en Telegrafie. b. 1. De machtiging geeft den houder het recht tot het ontvangen en doorgeven langs de geleidingen en lijnen, waardoor de aangesloten perceelen of woningen met de inrichting verbonden zijn, van mededeelingen van woord- en tooninhoud van ontspannen- den, leerzamen, politieken, aesthetischen, ethischen en religieuzen aard, uitgezonden door Nederlandsche omroepstations. 2. Het ontvangen en doorgeven van bui tenlandsche omroepprogramma's is verbo- den, alsmede het in de geleidingen en lijnen inschakelen van een microfoon, door middel waarvan mededeelingen aan de op de inrich ting aangesloten geabonneerden kunnen wor den gedaan. c. De machtiginghouder is verplicht de door den Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie aan te wijzen ambtenaren, voorzien van een legimitatiebewijs in de ge- legenheid te stellen de inrichtingen te onder- zoeken en kennis te nemen van alles wat daarmede verband houdt, alsmede bij de voorwaarden bedoeld in punt j te voorzien, dat deze ambtenaren de omschreven werk- zaamheden eveneens ten opzichte van de lij nen en geleidingen tot de inrichtingen be- hoorende, kunnen verrichten. d. Ter controle op eene richtige naleving van de in deze machtiging gestelde voorwaar den worden door en voor rekening van den houder van de machtiging en ten genoegen van den Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie controle-toestellen op de in richting aangesloten, waar en wanneer zulks door den Directeur-Generaal wordt noodig geoordeeld. e. De machtiginghouder is verplicht, in- dien de uitzendingen der omroepstations zulks mogelijk maken, ten minste twee pro- gramma's van Nederlandsche omroepsta tions gelijktijdig door te geven naar alle aan gesloten perceelen, zoodat de aangeslotenen uit die programma's een keuze kunnen doen. De machtiginghouder moet met deze verplich- ting bij den aanleg van de inrichtingen, ge leidingen, lijnen en aansluitingen rekening houden. f. 1. Het is verboden door den aanleg of het gebruik van inrichtingen, geleidingen en lijnen als in den aanhef dezer machtiging bedoeld te belemmeren den aanleg, de in- standhouding of de exploitatie respectieve- lijk het gebruik van voor het openbaar ver- keer bestemde telegrafen en telefonen, van telegrafen en telefonen als bedoeld in artikel 13 der Telegraaf en Telefoonwet 1904 (Stbl. I nr. 7) of van inrichtingen als bedoeld in den aanhef dezer machtiging, indien de aanleg en het gebruik van Rijkswege geschiedt. 2. Voorzieningen ter opheffing of ter voorkoming van hetgeen in punt 1 van dit artikel is verboden, geschieden op kosten van den houder van de machtiging. g. 1. In dit artikel wordt verstaan onder: ..bevoegden ambtenaar", den ingenieur der Telegrafie te Vlissingen; sterkstroomlijnen met hooje spanning", sterkstroomlijnen waarbij de middelbare spanning tussehen een der geleidingen en de aarfle 300 volt te boven gaat; ..sterkstroomlijnen met lage spanning", sterkstroomlijnen, waarbij de middelbare spanning tussehen een der geleidingen en de aarde 300 volt niet te boven gaat; telegraaf- en telefoonlijnen" ook die, welke niet voor het openbaar verkeer zijn bestemd. 2. Behoudens het bepaalde in punt 9 van dit artikel moet de machtiginghouder ten minste acht dagen voordat met de uitvoering der werken wordt aangevangen, van het voornemen daartoe schriftelijk kennis geven aan den bevoegden ambtenaar. 3. Alvorens met den aanleg der werken aan te vangen, is de machtiginghouder ver plicht aan den bevoegden ambtenaar te doen toekomen a. een nauwkeurige omschrijving der uit te voeren werken met vermelding van de te bezigen materialen; b. een plattegrondteekening op schaal 1 2500. waarop zijn aangegeven de aan te brengen hoofdlijnen en steunpunten; c. een constructie-teekening op een vol doende schaal als 1 10 van de te bezigen steunpunten met daaraan bevestigde deelen. 4. Omtrent de wijze van aanleg, waar- onder begrepen de sterkte der draden en steunpunten, moet overeenstemming bestaan met den bevoegden ambtenaar. Wordt deze overeenstemming niet verkregen, dan beslist de Directeur-Generaal der Posterijen en Tele grafie. 5. De geleidingen worden ter voorkoming van inductie, dubbeldraads aangelegd en van kruisingen voorzien; de bevoegde ambtenaar kan hiervan in brjzondere omstandigheden ontheffing verleenen. 6. Aan de wijze van aanleg wordt de eisch gesteld, dat deze overeenkomt met die welke voor bovengrondsche telefoonnetten gebrui- kelijk is. 7De uitvoering en het onderhoud der werken moeten geschieden ten genoegen van den bevoegden ambtenaar, bij gebreke waar van deze de bevoegdheid heeft het nagela- tene te doen verrichten of het in strijd met de voorschriften verrichte te doen verwijde- ren of wijzigingen op kosten van den mach tiginghouder. 8. De Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie is bevoegd de storting eener waarborgsom te vorderen, wanneer hem dit ter verzekering van de betaling der in punt 7 bedoelde kosten raadzaam voorkomt. 9. Van het maken van nieuwe perceels- aansluitingen, het uitvoeren van onderhouds- herstellingen en het uitvoeren van werken in verband met storingen en andere onverwijld ingrijpen vorderende voorvallen moet de machtiginghouder zoodra mogelijk kennis geven aan den bevoegden ambtenaar. 10. Bovengrondsche kruisingen van de tot de inrichting behoorende lijnen met sterk stroomlijnen met hooge spanning zijn ver boden. 11. De bovengrondsche distributiegeleidin- gen moeten op zoodanigen afstand van bo vengrondsche sterkstroomgeleidingen met hoo ge spanning verwijderd blijven, dat aanraking der wederzijdsche geleidingen, ook bij het breken der distributiegeleidingen buitenge- sloten is. 12. Bij bovengrondsche kruisingen van distributie-geleidingen met sterkstroomlijnen met lage spanning, kan, indien de bevoegde ambtenaar zulks noodig oordeelt, worden voorgeschreven, dat in de distributie-gelei dingen ter weerszijden van de kruising of in de aangesloten perceelen een veiligheid voor een stroomsterkte van ten hoogste 2 Ampere wordt geschakeld. De afstand tussehen de el- kander kruisende geleidingen moet ten min ste 1 meter bedragen. 13. Bij het samenloopen van bovengrond sche distributiegeleidingen met bovengrond sche sterkstroomlijnen met lage spanning op zoodanigen afstand, dat bij het breken van distributie-geleidingen aanraking der weder zijdsche geleidingen mogelijk is, kan indien de bevoegde ambtenaar zulks noodig oordeelt worden voorgeschreven, dat in de distribu tie-geleidingen ter weerszijden van de plaats waar aanraking mogelijk is, of in de aange sloten perceelen een veiligheid voor een stroomsterkte van ten hoogste 2 Ampere wordt geschakeld. 14. Indien de bevoegde ambtenaar zulks noodig oordeelt, kan worden voorgeschreven, dat op de plaatsen waar de bovengrondsche distributie-geleidingen in de aangesloten per ceelen worden gevoerd, spanningsveiligheden worden aangebraeht, die ook na herhaalde ontladingen werkwaardig blijven. Deze wor den voorbij de smeltveiligheid aangebraeht. 15. Bij bovengrondsche kruisingen van distributie-geleidingen met telegraaf- of tele- foongeleidingen moeten de distributie-gelei dingen bestaan uit geisoleerd draad, volgens aanwijzing van den bevoegden ambtenaar, tenzij voor de telegraaf- of telefoongeleidin- gen geisoleerd draad is gebruikt. De afstand tussehen de elkander kruisende geleidingen moet tenminste 1 meter bedragen. 16. Het bovengrondsch samenloopen van hoofd-distributie-geleidingen met telegraaf- en telefoongeleidingen op minder dan 3 meter onderling gemeten afstand is verboden. Voor de geleidingen, waardoor de aangesloten per ceelen met de hoofdgeleiding zijn verbonden, wordt deze afstand bepaald op 1 meter. 17. Wanneer bij het breken van eene dis- tributie-geleiding, aanraking met eene tele graaf- of telefoongeleiding mogelijk is, moet voldaan zijn aan het bepaalde in de eerste zinsnede van punt 15. 18. De voor de distributie-inrichting te bezigen radio-ontvangtoegtellen en verster- kers moeten zoodanig zijn geconstrueerd, dat muziek en het gesproken woord onvervormd en met voldoende sterkte bij de aangeslote nen hoorbaar wordt gemaakt. Zij moeten daartoe aan de na volgende eischen voldoen: a. Toonhoogten tussehen 100 en 5000 pe- rioden per seconde moeten met gelijkmatige sterkte worden weergegeven. (Toelichting: Alle tonen van een piano moeten als zoo danig even sterk kunnen worden waarge- nomen.) b. De eindversterker moet zoodanig zijn samengesteld, dat bij volbelasten toestand van de secundaire wikkeling van den uit- gangstransformator, tenminste 10 milliwatt per aangesloten luidspreker en 0,25 milliwatt per aangesloten hoofdtelefoon aan nuttige wisselstroom-energie wordt geleverd, met in achtneming van de verliezen, welke ingevolge het bepaalde in punt 19 in de hoofdgeleiding optreden. c. de spanningsdaling aan de secundaire wikkeling van den uitgangstransformator, welke optreedt wanneer van den onbelasten op den volbelasten toestand wordt overge- gaan, mag niet meer dan 30 bedragen. !9- BU gelijkmatige verdeeling der aange sloten luidsprekers of telefonen mag de to- talc weerstand van eene hoofd-distributie- geleiding niet grooter zijn dan drie maal den wisselstroomweerstand (gemeten bij eene frequentie van 800 perioden per secunde) van de parallel geschakelde luidsprekers of telefonen. h. 1. De machtiginghouder is verplicht in het perceel waarin de inrichting is gevestigd aanwezig te hebben: a. een register, bevattende de namen en adressen der op de inrichting aangesloten geabonneerden alsmede den datum waarop de aansluiting is tot stand gebracht c. q. op- geheven b. een plattegrondteekening op schaal 1 2500 waarop zijn aangegeven de hoofd- lgnen met de daarbij behoorende steunpunten en de aangesloten perceelen. 2. De onder a en b van het eerste lid be doelde bescheiden, die dagelijks behooren te worden bijgewerkt, moeten op eerste aan- vrage aan de in punt c bedoelde ambtenaren ter inzage gegeven worden. 3. De machtiginghouder is verplicht op den eersten dag van iedere maand aan den Directeur-Generaal der Posterijen en Tele grafie (door tusschenkomst van den Direc teur van het Post- en Telegraafkantoor te Neuzen) een opgaaf te verstrekken van het aantal alsdan aanwezige aansluitingen. i. 1. De machtiginghouder vrijwaart het Rijk voor alle aanspraken welke derden of geabonneerden uit hoofde van de in den aan hef bedoelde inrichtingen of de werking daarvan tegen het Rijk zouden doen gelden. 2. De machtiginghouder is verantwoorde- lijk voor alle handelingen, strijdig met de be- palingen dezer machtiging, welke uit het ge bruik der aansluitingen op de in den aanhef bedoelde inrichtingen kunnen voortvloeien. j. 1. De voorwaarden van het gebruik, alsmede de door den machtigingshouder te heffen vergoedingen, moeten voordat met de distributie een aanvang wordt gemaakt de goedkeuring van den Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie hebben verkregen. 2. In de in punt 1 van dit artikel bedoelde voorwaarden mag niet worden bepaald, dat de voor de aansluitingen benoodigde appara- ten door den machtiginghouder of door be paalde personen of firma's moeten worden geleverd. k. 1. De machtiginghouder is verplicht om binnen het hem in den aanhef toege- wezen gebied aan elke aanvraag om aan sluiting aan zijne inrichting, binnen een re- delijken termijn, ingeval van geschil te beoor- deelen door den Directeur-Generaal der Pos terijen en Telegrafie, te voldoen, indien de belanghebbende bereid is te voldoen aan de voor een ieder gestelde voorwaarden voor het verkrijgen van zoodanige aansluiting. 2. De Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie kan den machtiginghouder in brjzondere gevallen, te zijner beoordeeling van de in punt 1 van dit artikel bedoelde verplichting ontslaan. 1. Het gebruik van de inrichtingen, gelei dingen en lijnen wordt, zoodra dit door de Koningin in het algemeen belang wordt noo dig geacht, geheel of ten deele gestaakt. m. De machtiging vervalt: 1. Indien zij niet op het in het eerste lid van punt a bepaalde tijdstip is aanvaard; 2. indien de inrichtingen, geleidingen en lijnen niet binnen den in het tweede lid van punt a bedoelden termijn ten gebruike gereed zijn. n. De machtiging kan door den Directeur- Generaal der Posterijen en Telegrafie worden ingetrokken bij niet nakoming der voor waarden waaronder zij is verleend. o. Deze machtiging geeft den houder niet het recht tot het gebruik maken van Rijks- werken, Rijkseigendommen of Spoorwegwer- ken; zoodanig gebruik is slechts geoorloofd na afzonderlijk verkregen vergunning en met inachtneming van de aan die vergunning ver bonden voorwaarden. p. De machtiginghouder onderwerpt zich bij voorbaat aan de na de tot standkoming van de wettelijke regeling in eene alsdan eventueel te verleenen definitieve machtiging nog nader te stellen voorwaarden. q. Deze machtiging mag niet aan een ander worden overgedragen. (Zie verder het Tweede Blad.) bePANTALON VAN PRINS GEORGE. Zooals men weet maakt prins George, de vijfde zoon van den Koning van Engeland, thans een reis door Amerika. De reiservarin- gen des prinsen hebben echter niet steeds de onvoorwaardelijke instemming van zijn ko- ninklijke ouders, die het zelfs noodig oordeel- den den prins telegrafisch te verbieden met een aardig filmactricetje per vliegtuig in Hol lywood te landen. De prins heeft evenwel nog meer tegenspoed gehad. Want toen „luitenant Windsor", zoo als zijn schuilnaam luidt, tijdens een danspar- tijtje ten huize van Mary Pickford en Douglas Fairbanks zich vermaakte, bleef hij ergens aan haken en scheurde zijn broek op dus- danige wijze, dat hg onder het escorte zijner kameraden, die hem tegen spottende blikken beveiligden, naar een zijkamer werd geloodst, waar het euvel werd hersteld. 't Is niet het eerste incident met genoemd kleedingstuk, dat den prins overkomt. Een van de eerste keeren, dat hij in het openbaar een functie moest verrichten het was in Harwich kwam zijn trein aan, doch de prins trad niet naar buiten. Verbazing bij de ter begroeting aanwezige autoriteiten. Een hof- dienaar trad naar buiten, vroeg naar den Mayor. De Mayor was in dit geval een dame; toen hij haar zag, verdween de dienaar haas- tig. Het bleek, dat men den pantalon van het marine-uniform, dat de prins zou aantrekken, vergeten had in te pakken. Toen hrj zich in den trein wilde verkleeden, had men het be- merkt. Gelukkig had een jong marine-officier nog een ter beschikking. Binnen een kwartier stond de prins onberispelijk gekleed op het perron, en bogen de autoriteiten hoffelijk. WAT MOET NOG WORDEN UITGEVONDEN? Hoe vaak komt het niet voor, dat iemand, die van een nieuwe uitvinding hoort, van mee- ning is, dat ook hrj die uitvinding hoort, van meening is, dat ook hij die uitvinding wel had kunnen doen, wanneer hij maar op het idee was gekomen, dat er behoefte aan was! schrijft het Octrooi- en Merkenblad. In een zijner vorige jaargangen heeft het daarom al eens een uitgebreide lijst gegeven van vin- dingen die nog gedaan moesten worden en on~ getwijfeid in een bestaande behoefte zouden voorzien; sedert dien zijn reeds verschillende dezer suggesties werkelijlcheid geworden. Het British Institute of Patentees" pub'.A- ceerde onlanga onder hat opschrift ,,Wath's wanted" een opsomming van uitvindingen waaraan behoefte is, waaruit het Octrooi- em. Merkenblad de volgende overneemt: Een motor, waarin zich geen verbrandings- resten afzetten. Een ger uischiooze grasmaaimachine. Een inrichting aan een schrijfmachine, die het gesproken woord automatisch in leesbaar schrift overbrengt. Een verfkwast voor bovenhandsch werk met automatischen toevoer, zoodat zij niet steeds ingedoopt behoeft te worden. Een inrichting voor het opwekken van elec- trische energie, op een andere manier dan door mechanische beweging. Een photografisch negatief, dat bij dagliciit kan worden ontwikkeld. lets om pluizen onder bedden te voorkomen Een luchtband, die niet lek kan worden. Een hamer, die telkens wanneer de kop het hout raakt, een draadnagel toevoert, die met denzelfden slag in zijn geheel wordt ingedre- ven en die slechts met een hand behoeft te worden bediend. Overbrenging van het gesproken woord door middel van licht. Een toestel om uien schoon te maken, zon- der dat de gebruiker tranende oogen krijgt. Misschien brengt het bovenstaande een on- zers lezers op een idee, dat de oplossing van een dezer vraagstukken tot gevolg heefto. HOEVEEL MENSCHEN ZIJN ER OP DE GEHEELE WERELD. Terwijl men vroeger over het aantal der bewoners der aarde op zeer onzekere taxaties was aangewezen, is het thans mogelijk nauw keurige cijfers te geven en tamelijk juist vast te stellen, hoeveel menschen er op de aarde leven en hoe de bevolking over de verschillen de rassen en volkeren is verdeeld. In een rapport over de bevolking der aarde onderscheidt Alois Muller in het Tijdschrift voor Geopolitiek 18 volksgroepen, die hrj naar het aantal van hen, die tot de groep behooren, heeft gerangschikt. Op de eerste plaats staan de Europeesch- Amerikaansche volkengroep met 658 millioen menschen, dan volgt de Oost-Aziatische groep met 576 millioen, de Indische met 317, de Oosterlingen met 100 en de Maleiers met 67 millioen. De andere gioepen zijn minder ta.1- rijk. Zoo hebben de Indianen 14 millioen, de Joden 13.2 millioen, de Toengeezen 12, de Mongolen 3.5, de Armeniers 2.9 millioen. Aan de spits der Europeesch-Amerikaansche groep, die weder in 12 ondergroepen is verdeeld, staan, wat het aantal betreft, de Germanen met 250 millioen, dan volgen de Romanen met 207 millioen en de Slaven met 165 millioen. Tot de kleine ondergroepen behooren de Ieren met 12 millioen, de Magryaren met 10 mil lioen, de Georgiers met 6.9 millioen en de Ftn- nen met 4.7 millioen. De meest talrijke stam der Germanen zijn de Angelsaksers met 133 millioen, dan komen de Duitschers met 99 millioen, van wie er 60.2 millioen in Duitsch- land, 8 millioen in de Vereenigde Staten. 6.7 millioen in Oostenrijk, 3.1 millioen in Tsjecho-Slowakije, 1 millioen in Polen wonen. De derde plaats in de Europeesch-Amerikaan sche bevolkingsgroep nemen de Spanjaarden in, van wie er 22 millioen in Spanje en 43 mil lioen in Zuid-Amerika leven. Dan volgen de Italianen met 46 en de Franschen met 44 mil lioen. Van de laatste leven er 35.2 in Frank- rijk en 3.25 in Belgie. Onder de Oost-Aziaten zijn de Chineezen met 430 millioen de verre- weg grootste groep, de Japaneezen en Korea- nen kunnen samen op 80 millioen wijzen. 3 millioen Joden wonen in Polen, 2.8 in Sovjet- Rusland, 2 millioen in de Vereenigde Staten, 820.000 in Roemenie en 600.000 in Duitschland en in Palestina 120.000 Joden. De bevolking op aarde is in de laatste 1% eeuw geweldig toegenomen. Terwijl men in 1800 het aantal menschen als bewoners van de geheele aarde schatte op ongeveer 775 mil lioen, waren er in 1900 1564 millioen en in 1925 1864 millioen. Het is wel merkwaardig, dat onder alle vol keren der aarde de Maleiers het meest in aan tal zijn toegenomen. Het aantal steeg in bo- vengenoemd tijdperk van 11 millioen tot 67 millioen. De Europeesch-Amerikaansche groep is in het tijdvak 3V2 maal grooter geworden, n.l. van 185 tot 685 millioen, Procent sgewijze is deze groep toegenomen van 23.9 der geheele bevolking tot 35.3 Daarbij is het aantal eigenlijke Europeanen het welk nog in 1800 9/10 bedroeg, in 1925 teruggeloopen tot 2/3 MINISTER CHURCHILL ALS METSELAAR. Winston Churchill, de Engelsche minister van Financien, is een veelzgdig man. Als soldaat, als journalist, als staatsman, als schilder en als historicus heeft hij talenten ontvouwd, die in ieder geval boven de middelmaat uitgingen. Thans heeft de minister een nieuwe liefhebberij gevonden in handenarbeid en wel in metsel- werk. Zijn keizers en koningen geen beroemde houtzagers geweest? Waarom zou Winston Churchill dan geen metselaar zijn De heer Churchill kreeg plotseling 't plan een huis te bouwen op zijn landgoed Westerham. Hij wil de zijn vacantie besteden aan het werken er aan, doch daar hij geen kans zag het werk in e6n vacantie af te bouwen en hij niet zoo ge- duldig en gedurig is als de Italiaansche pastoor, die heel alleen en steen voor steen zijn eigen kerk bouwde, riep hij de hulp in van een metselaar-aannemertje uit zijn buurt, die met zijn drie zoons kwam om Churchill het hand- werk te leeren en mee te bouwen. Benjamin Barnes, zoo heet het metselaars- baasje, vond Churchill een vluggen leerling. „Hij verbaasde mij", zei Ben, „in minder dan geen tijd lei hij al een steen per minuut, en dat is al heel aardig voor een beginner". De minis ter is niet ,,grootsch" ook. „Hij is, als ik het zoo eens zeggen mag, net e£n van ons, als hg op het werk is. Ik zei tegen hem: „Dat is vandaag jou werk, mijnheer", en hg zei „Goed, Ben", en ging aan den slag".' De minister werkt geregeld door, meestal van 's ochtends tien tot's middags een en van 's namiddags twee tot half zes of zes uur. Hrj draagt op het werk een oud blauw pak, waar nu al heel wat kalkspatten op zitten, een ouden deukhoed hij is beroemd om de veelheid en veelsoortigheid van zijn hoofddeksels, naar men weet en handschoenen. Twee paar dun- ne handschoenen heeft hij al versleten, doch thans heeft hij een dikker paar, leeren hand schoenen genomen. Onder het werk rookt de minister een sigaar, maar die laat hij in zijn ijver vaak uitgaan. Men vraagt zich in het dorp af, waarvoor het nieuwe huis een huis van acht kamers voor dienen moet. Toen men het Churchill vroeg, zei hij: „Wie weet of ik er zelf nog niet eens in kom te wonen; men weet nooit hoe men soms achterop komt in de wereld". Een minister van financien kan het weten. Als hij nu maar niet te hard gaat metselen; dan kan hij wel eens last krijgen met den bond van metselaars, want, Punch heeft er ons vaak genoeg op gewezen, er is niets wat een Engelsche metselaar erger schuwt dan werken en een steen in de minuut is al rrjke- lijk veel!

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1928 | | pagina 4