ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAAHDEREN.
No. 8269
Vrij dag 7 September 1928.
68e JaargaDg
Eerste Blad.
De tegenwoordige jeugd
ABOKKEIENTSPRUS:
t ft TIX L l St T aw.
De innemende Landlooper
BINNENLAND.
Binnen Ter Neuzen f 1.40 per 3 maanden Buiten Ter Neuzen fr. per post f 1,80 per 3 maanden - Bij vooruitbetalinq fr. per post 6.60 p.
Voor Belqie en Amerika f 2.25. overiqe landen 2,60 per 3 maanden fr. per post Abonnementen voor het buitenland all. en bi) voorui beta p.
Dit btad verschijnt iederen Maandaq-, Woensdaq- en Vrijdaqavond.
jaar
Dit lijkt misschien een makkelijk onder
werp voor n artikel. Er wordt toch aan
alle kanten over de-jeugd-van-tegenwoor-
dig geklaagd, en... de jongelui zijn zoo
open als... een krant. Zij nemen geen blad
voor den mend, zij doen niet stiekum, zij
zitten niet achter gordijntjes verscholen,
zij laten zich kijken, zij laten zelfs heel wat
zien. Het schijnt dus gemakkelijk om zich
hier een meening te vormen en dan dat
(misschien reeds klaarliggende) oordeel
ook te publiceeren.
Toch is het niet zoo gemakkelijk als het
op het eerste gezicht lijkt. Vooreerst niet,
omdat zoo ergens dan zeker wel hier het
gevaar dreigt van overdrijvina en onbillijke
beoordeeling. In de tweeae plaats niet,
omdat zoodoende meer kwaad wordt ge-
daan dan goed; kloven, die toch reeds
gaapten, nog maar meer en meer worden
verwijd; misverstanden die toch reeds bij
de vleet aanwezig waren. nog maar wor
den vermeerderd; verschillen en geschillen
die toch reeds schrijnden, toch nog worden
verscherpt. En in de derde plaats is de
behandeling van dit onderwerp tamelijk
zwaar, omclat wij hier staan voor een ver-
schijnsel, dat niet zoo gemakkelijk kan
worden afgebakend.
In een aardia boekje, korten tijd geleden
over dit onderwerp verschenen van de
hand van den bekenden heer H. G. Can-
negieter, getiteld: „Moderne Jeugd". met
als ondertitel: „Na-oorlogsche bespiegelin-
gen van een voor-oorlogsch man wordt
onder meer er de aandacht op gevestigd,
dat volgens velen de jeugd van tegenwoor-
dig een kenmerk heeft, dat haar onder-
scneidt van het opgroeiend geslacht van
een kwart eeuw geleden, en dat zou dan
zijn, en zal ook wel wezen, dat zij, die
tegenwoordige jeugd. na-oorlogsch is en
modern. Maar en dat is zeker wel merk-
waardig, nu blijkt al dadelijk, dat na-oor-
logsch en modern lang niet hetzelfde is.
Beide uitdrukkingen worden wel door el-
kander gebruikt, maar zij dekken elkand.er
bij lange na niet. Naast de moderne letter-
kunde hebben wij bijvoorbeeld gekregen de
na-oorlogsche letterkunde, naast de mo
derne schilderkunst ook weer de na-oorlog
sche, en dat zelfde geldt van het tooneel-
spel, van de muziek, en van den dans.
na-oorlogsche is wel modern, maar het
moderne'is lang niet alles of altijd na-oor-
logsch. Als na-oorlogsch mogen wij alleen
datgene betitelen, wat voor den oorlog nog
niet bestond. Na-oorlogsch mogen wij ook
alleen datgene noemen, wat rechtstreeksch
onder den indruk van den oorlog is ont-
staan. Zoo kunnen wij als typisch na-
oorlogsch kenschetsen: het Communisme
ea Bolsjewisme, eenerzijds en het Fascisme
aan den anderen kant. De gemeenschap-
oelijke ontgoocheling bij den vrede, die
verlies bracht voor overwinnaars en over-
wonnenen beide, heeft een algemeene op-
standigheid gekweekt tegen alle traditio-
neele meeningen en geloof (waarlqk met
alleen op het gebied van den godsdienst),
opstandigheid ook tegen de geheele tradi-
tioneele maatschappij en conventie. Men
kreeq na al die soesah behoefte aan een
dood-eenvoudige, simpele, sterk simphs-
tische leer, men vond twee steenen tatelen
door
E. J. RATH.
26)
Vervolg.
veel te veel nog; een praktisch program,
met enkele punten slecnts, wenschte men.
Zoo kreeg men behoefte, en voelen velen
in onze dagen nop behoefte, aan ,,sterke
mannen", die zoo n eenvoudige leer pre-
diken en dan natuurlijk ook in toepassing
brenaen, mannen. die eenvoudig de knoo-
pen doorhakken, en die de vroegere alleen- j
heerschers vervangen; zoowel Lenin als
Mussolini zijn daarom typische na-oorlog-
sche figuren. En nu ligt het natuurlijk vol-
komen voor de hand, dat deze na-oorlog
sche mentaliteit zich het sterkst zou open-
baren en doen gelden bij dat gedeelte van
de menschheid. dat rechtstreeks bij den
oorlog betrokken is geweest. Jonge man
nen tijvoorbeeld, die al heel vroeg (vroe-
ger tenminste dan in gewone omstandig-
heden) voor vol werden aangezien, omdat
men hen noodig had in den oorlog, om
daar hun leven te offeren, bedankten er,
toen die oorlog maar een keer voorbij was,
stichtelijk voor om zich verder nog weer
als kinderen te laten behandelen of be-
voogden. Zij waren zelfstandig geweest,
en zij wenschten nu verder zelfstandig te
blijven.
Zoo is er verschil tusschen modern en
na-oorlogsch, maar moeten wij er even-
zeer voor op onze hoede zijn om niet alles
voor modern of na-oorlogsch uit te maken,
wat ons nu als eigenaaraig of bijzonder in
het oog springt. \Vij kunnen dit heel dui-
delijk laten zien aan een voorbeeld. de
kwestie der vroegrijpheid. Immers kan
men tegenwoordig zoo vaak hooren be-
weren, dat de kinderen in onze dagen al
zoo vroeg geen kinderen meer zijn. Zij
verbeelden zich al zoo spoedig, dat zij een
oordeel hebben en mogen hebben over de
meest ingewikkelde vragen en kwesties,
wordt er dan gezegd. Zij willen den toon
aangeven en zich bemoeien met dingen, die
zeker niet „des kinds" zijn.
De meerderjarigheidsgrens is al eens
verlaagd, zal die binnenkort niet nog eens
verlaagd dienen te worden, of was het
misschien maar beter deze grens geheel te
laten vervallen Op hun vijftiende jaar
zijn immers onze kinderen al groot
Toch is dit verschijnsel slechts in schijn
na-oorlogsch of modern. Dr. De Vletter
heeft korten tijd geleden in het Maandblad
,,Gezin en School" eenige aardige voor-
beelden gegeven van voor-oorlogsche
vroegrijpheid, die er ook mogen zijn:
Goethe schreef voor zijn achtste jaar
Duitsch, Fransch. Grieksch, Latijn en Ita-
liaansch; Rhijnvis Feith ging op zijn der-
tiende levensjaar al naar de universiteit:
Justus van Effen was op zijn vijftiende
jaar gouverneur bij en over andere kin
deren; Menno van Coehoorn leidde op zijn
zestiende jaar als kapitein een compagnie
infanterie van Groningen naar Maastricht.
Van elders wdten wij, dat de befaamde
schoolmeester Rijkens. de auteur van .,De
lieve Frederika" en „De beminnelijke Ger-
rit", op veertienjarigen leeftijd reeds hoofd
van een school was; dat Da Costa als der-
tienjarig jongmensch college liep in oud-
heia en letterkunde bij D. J. van Lennep,
dat Schiller als zesjarige broekeman, Latijn
leerde, en dat in 1810 het dichtlievend ge-
nootschap ,,Kunstliefde spaart geen vlijt"
(inspiratie scheen toen meer een kwestie
te zijn van tijd en inspanning dan van in-
tui'tie) aan de tienjarige dichteres Johanna
Constantia Cleve een eereprijs toekende,
en dat drie jaar later (van de toen dus
dertienjarige) een veelgeprezen verzen-
bundel verscheen, bijna alles meer dan
Ze wilde hem niet kinderachtig vinden.
Ze wilde alleen maar er aan denken, dat
ze de bruid was, maar ze kon niet.
..Waarom heb je het me niet ge-
vraagd?" herhaalde hij.
„Wees toch niet zoo bazig, Herbert
zei'ze met een poging om te lachen.
Plotseling boog hij zich voorover en
klopte Rawlins op den schouder.
,,Pas op, dat je je plaats niet weer ver-
qeet," zei hij. „Ik heb nog niet met je af-
gerekend. Het is niet mijn gewoonte,
chauffeurs te laten
..Herbert!"
Er klonk verwondering in Hilda s stem.
Rawlins keek niet om en verried niet dat
hij iets gehoord had. Hij reed kalm door,
de oogen gevesticjd op den weg. Hij be"
gon er plezier in te krijgen.
Nou wat is er?' vroeg Wheeler.
Hilda kreeg langzaam een kleur.
..Het lijkt 'me beter, dat je niet tegen
Rawlins spreekt", zei ze.
,Mij niet", antwoordde hq met een kor
ten lach. ..Als ik eenmaal begin ga ik
door. Ik zal hem aan het verstand bren-
fleilDat zal je niet", viel ze hem in rede.
Ze keek naar Rawlins schouders ter-
wijl ze sprak. Dat gaf haar een verklaar-
baar gevoel van veiligheid, maar ze
schaamde zich diep, als ze bedacht, dat
honderd jaar geleden. en dus toch zeker
noch modern noch na-oorlogsch
En dan is er nog een zaak, die wij bij
de beschouwing der tegenwoordige jeugd
vooral niet mogen vergeten, en die ons
zeker tot een ietwat zachter en billijker
oordeel zal aansporen. De emancipate, die
op dit punt plaats grijpt. is gepaard ge-
gaan met emancipate van de vrouw en
van de arbeidersklasse. De opstandigheid
heeft hoogtij gevierd in de arbeiders-
beweging. zij heeft gezegevierd bij de
vrouwenkwestie, zij wilde zich nu ook
laten gelden bij de jeugdbeweging. Deze
jongeren kwamen en was oat zoo erg
onbegrijpelijk in verzet tegen de on-
aandoenlijkheid van Kerk en godsdienst
bij het uitbreken van den arooten oorlog,
en zoo kwam er een losbreking van de
jeugd over de geheele linie. Men mag hier
natuurlijk niet zonder meer van degene
rate spreken. doch evenmin het aanstonds
als regeneratie zien. De fouten, die zich
hebben voorgedaan bij de andere, reeds
genoemde, emancipates, en die zich voor
een niet gering deel nog laten gelden, ver-
toonen zich nu ook bij de emancipatie van
onze teqenwoordiae jeugd: de vrouw bij
voorbeeld verbeeldde zien, dat zij pas dan
gelijk zou staan met den man, als zij in al
ien deele den man geleek: de vrouwen zijn
de mannen gaan nadoen in gebaren. Nee
ding, manieren. b'eroep en methoden. Wat
de jeugd betreft, er waren scholen en ge-
zinnen. die het kind als volwassen mensch
gingen behandelen, en die niet begrepen,
dat en hoe zij zich op die wijze aan het
kind vergrepen. Met de wijze versregels
van Heye werd geen rekening gehouden:
Kindren moeten kindren zijn,
zullen z' eenmaal menschen wezen!
Toch was het domste van alles en toen
was eigenlijk de slag verloren), dat veel
oude menschen voor jonge menschen wil-
den doorgaan. Eerst was het zoo: de
jonge menschen speelden voor oude men
schen, maar ny werd het nog dwazer: de
oude menschen ginger, jong doen. Na
tuurlijk is het een mc-li.k te beantwoorden
vraag: wanneer iemand oud is, d.w.z. wan-
neer iemand als oud gelden mag Men
geeft tegenwoordig een heel radicaal ant-
woord: men wordt niet meer oud. W3e
van ons kan het zich voorstellen, dat er
een tijd is geweest, toen vrouwen van nau-
welijks twintig jaar zich als echtgenoote
en moeder in een soort ambtsgewaad hul-
den, en op die wijze volkomen (althans in
schijn) afstand deden van al de genietin-
gen van de jeugd Zoodra een vrouw ge-
trouwd was, behoorde zij dit niet meer te
doen. liet zij dat, kwam zij daar niet meer,
ging zij daar niet meer heen. Een moeder
hoorde in de huiskamer. Tegenwoordig is
dat alles anders. De meeste echtgenooten
en moeders hebben zich uit en van dit alles
losgemaakt. Zij hebben een stofzuiger, en
daar weet ook een ander wel mee om te
gaan, enz. Er zijn haast geen echte huis-
moeders meer, en ook de grootmoeders
sterven uit.
Werd vroeger het kind in de kleeren
van de volwassenen gestoken, nu richten
de volwassenen zich naar de mode der kin
deren. Oude mannen dragen korte broe-
ken en er zat veel waarheid in die vraag,
die in de ..Fliegende Blatter" een dochter-
tje aan de moeder deed: ..Moes, wanneer
ben ik oud genoeg om ook korte rokken te
mogen gaan dragen Zoo is er dan een
althans uiterlijke vervloeiing der leeftijds-
hij niet anders doen kon dan luisteren.
,,OI En waarom niet?"
Omdat ik niet wil, dat je ruzie maakt
met mijn chauffeur zei Hilda. ,,Als hem
iets aan het verstand gebracht moet wor
den, zal ik het doen."
Niettegenstaande alle vernedering, her-
won ze haar zelfbeheersching. Ze wou.
dat er plotseling een eind aan alles kwam
hoe, kon haar niet schelen.
Alles was zoo ellendig kleingeestig en
toch scheen het zoo belangrijk. Rawlins
was van geen belang natuurlijk en Her
bert Wheeler ook niet en toch trok Hilda
zich alles zoo aan.
,,Kies je zijn partij?" vroeg Wheeler en
keek haar aan.
,,Mijn eigen partij"
„Tegen mij?"
„Tegen iedereen."
Wheeler haalde een sigaret uit den „ak
en klopte die op den rug van zijn hand.
,,En dat alles, ter wille van een chauf
feur!" zei ze.
Rawlins minderde plotseling zijn vaart.
XIV.
Rawlins reed voorzichtig naar den kant
van den weg, stopte den motor, zette de
handrem aan en keek of de versnelling
wel op den vrij loop stond. Daarna keer"
de hij zich om en keek Hilda aan.
,,Kan ik iets voor u doen, juffrouw?
Ze beantwoordde zijn blik zonder de
minste verwondering, wat hij beschouwde
als een compliment harerzijds.
„Ik geloof het wel, Rawlins," antwoord
de ze kalm.
Hij richtte den blik op Wheeler.
„Hier moet u uitstappen," zei hij. ,,lk
zal u helpen."
Hij lichte zijn koffer op en liet hem
grenzen. die zeker mag gelden als afspie-
gelinq van een innerlijk streven naar
levensgelijkheid. De volwassenen. zegt
Cannegieter in het reeds genoemde boekje,
laten zich de liefhebberijen der jeugd niet
ontgaan, zij sluiten zich aan bij de levens-
gewoonten en het taaleigen van de jeugd.
Zuigeling en grijsaard het mag dan een
beetje overdreven zijn deze overdrijving
schaa'dt niet zuigeling en grijsaard gaan
samen uit tuffen. zij tennissen samen, zij
dansen samen, en zoo wordt de wereld
een genoegelijke pele-mele. waarin men
geen leeftijd meer onderscheidt. Ouders
en kinderen zijn kameraden geworden en
deze kameraadschappelijke omgang gaat
natuurlijk ten koste van het ouderwetsche
gezag en de ouderwetsche onderworpen-
heid. De schuld is werkelijk niet alleen
aan de jeugd-van-tegenwoordig.
Men ziet uit dit alles wij hebben te
doen met een zeer gecompliceerd, zeg ge-
rustmet een uiterst verward verschijn
sel Deze eene zaak mag niet worden los
gemaakt van andere dingen. deze eene
emancipatie mag niet eenzijdig worden
belicht. De schuld mag ook zeker niet aan
een kant worden gezocht. Dit te beden-
ken kan en zal van grooten invloed zijn
op onze houding tegenover de tegen
woordige jeugd. Wij behoeven nu zeker
niet in alles naar haar pijpen te gaan dan-
sen. De jeugd van tegenwoordig behoeft
niet te worden vertroeteld of gevleid.
Aan den anderen kant is het even ge-
vaarlijk en dwaas om hier alleen maar
te critiseeren of wat misschien nog
erger is met een gebaar uit de hoogte
de jeugd te gaan behandelen. Beter ware
het (wat dan ook Cannegieter in zijn
boekje deed) te trachten haar te begrij-
pen, en het goede bij haar te zoeken. Wie
in iemand het goede zoekt, zoekt en vindt
tegelijkertijd het goede voor hem.
De jeugd van tegenwoordig heeft ge-
broken met alle ritueel, zij heeft daar geen
tijd voor over. Zij vraagt om alles is het
de moeite, is het de kosten waard Dan
ontbreekt bijna overal bij onze jeugd de
uitbundiqheid. Men is kalm, gelaten, men
toont zijn of haar aanhankelijkheid niet
meer, men idealiseert niet, ook in zijn ge-
voelens bezuinigt men, en vraagt men
allereerst naar doelmatigheid. De jonge
lui van tegenwoordig zijn nooit eens uit-
zinnig, zij geraken niet spoedig buiten
zichzelfwil en verstand beheerschen de
jeugd van thans, zooals vroeger het ge-
moeds- en gevoelsleven.
Ga daar nu maar tegen in Tracht u
daar nu maar eens tegen te verzetten
Verzet baat niets. Het zal alleen maar
zaak zijn hier te begrijpen, te waardeeren,
en aan te passen, al zal dan die accomo-
datie misschien gaan ten koste van heel
veel, dat lief en zeer dierbaar was. Wie
hier dient, wie ook hier dienen wil en de
minste zijn, zal straks heerschen en de
meeste blijken te wezen.
GEZONDHEIDSCOMMISSIES.
De Minister van Arbeid, Handel en
Nijve-heid heeft aan de Commissarissen
der Koningin in de provincies geschreven:
In verband met de omstandigheid, dat
onder de Gezondheidscommissies, die in-
gesteld zijn voor groepen van gemeenten.
ieden voorkomen, die in de hoedanigheid
neerploffen in den greppel langs den weg.
Daarna stapte hij uit en bleef eerbiedig
staan.
Wheeler was een oopenblik met stom-
heid geslagen. Hij was perplex, niet zoo
zeer door Rawlins' optreden. als wel door
Hilda Kilbourne's berusting. Eerst keek
hij naar den man op den weg, daarna
naar Hilda.
„En?" vroeg hij.
Maar Hilda had niets te zeggen. Ze
leunde achterover tegen de kussens, zucht-
te diep en voelde zich plotseling behage-
lijk. Dit gevoel was sterker dan de ver
nedering. Eindelijk werd de quaestie op-
gelost!
„Ik verzoek u uit te stappen, mijnheer.
Het was Rawlins' stem, kalm en eerbie
dig. Wheeler besefte eerst langzamerhand
wat er gebeurde. Hij keek nog steeds naar
het meisje.
..En wel zoo snel mogelijk,' voeqde
Rawlins er aan toe.
..Allemachtig stotterde Wheeler
maar hield zich plotseling in. ..Hilda, wat
heeft dit te beteekenen?"
Rawlins boog zich naar voren en klop
te hem op den arm.
,,U moogt geen woord^meer tegen iuf-
froiiw Kilbourne zeggen," zei hij. ,,Als u
iets te zeggen hebh wend u dan tot mii
maar stap eerst uit."
De man in de auto scheen langzaam
ontwaken en stond op.
..Bedoel je soms
,Ik zei, dat u niet meer met luffrouw
Kilbourne( ZOudt spreken. Maak voort
MaaHKilda keek hem niet aan. Ze keek
strak voor zich uit naar den weg alsof
ze niets merkte maar inwendig trilde ze
van nieuwsgierigheid om te zien w«.
Rawlins zou doen.
van burgemeester, wethouder of raads-
lid, deel uitmaken van de daarbij betrok
ken gemeentebesturen, is de vraag ge-
rezen, of bij een combinatie van de beide
functies, zoowel in beginsel als uit prac-
tisch oogpunt, bezwaar bestaat.
Ten aanzien van deze vraag neem ik
het standpunt in, dat, hoewel tegen een
vereeniging van beide functies geen over-
wegend bezwaar bestaat. het niettemin
beter is, dat, zoo een andere regeling
mogelijk is, d. w. z. zoo er voor de functie
van lid of secretaris eener Gezondheids-
commissie andere geschikte personen ge-
vonden kunnen worden, hieraan de voor-
keur wordt gegeven.
HET VERZOEK DER VERVENERS
AFGEWEZEN.
De Minister van Binnenlandsche Zaken
en Landbouw heeft aan de vervenersorga-
nisalies meegedeeld, op grond van de ern-
stige bezwaren, welke bij de besprekingen
met de verveners zijn te berde gebracht,
en in overeenstemming met het eenstem-
mige advies der betreffende commissie
voor versnelde veenafgraving, geen vrij-
heid te kunnen vinden, het verzoek, om
het z.g. „Kwartje van Kan" weer in te
voeren, in te willigen. Wel heeft de Mi
nister besloten, ter tegemoetkoming in de
kanaalrechten, een bijslag te verleenen
van 5 cts. per M3. voor de in den Zuid-
Oosthoek van Drenthe te velde staande.
met de hand gestoken fabrieksturf, afkom-
stig uit de z.g. niet-vrije venen.
Bovendien heeft de Minister ter kennis
van de verveners gebracht, dat hij plan-
nen, welke kunnen strekken om de lasten,
welke op het veenbedrijf drukken, te ver-
minderen, gaarne, indien slechts even mo
gelijk, zal steunen.
F. M. WIBAUT, DOCTOR HONORIS
CAUSA.
De Senaat der Amsterdamsche Univer
siteit zal op Maandaq 17 September e.k.
aan den heer F. ISd. V/ibaut het doctoraat
honoris causa in de handelswetenschap-
pen verleenen.
DE VOLKENBOND BIJEEN.
De algemeene beraadslagingen over het
rapport van den secretaris-generaal van
den Volkenbond zijn Woensdagmorqen
beqonnen, Alle hoofden der deleqaties.
ook Briand en Hermann Miiller, waren
tegenwoordig.
Het debat werd geopend door den ge-
zant van China te Brussel, den heer Wang
King Ky, die op de noodzakelijkheid van
sam'enwerking met het tegenwoordige
China wees. ,r.
Door de revolutie in China heeit dit
oudste cultuurland ter wereld zich op ge-
lijken rang met de groote mogendheden
gesteld. Het is de taak van den olken-
bond, mede te werken aan de ontwikke-
ling van China, waardoor de bond zal be-
wijzen een werkelijke bond der volken te
zijn Het is de wensch der Chineesche
regeering, in de toekomst ten nauwste met
den Volkenbond samen te werken.
Daarna voerde onze Minister van Bui-
tenlandsche Zaken, jhr. Beelaerts van
Blokland het woord, die terstond op het
ontwapeningsvraaqstuk inging. Hij be
sprak ook het Kellogg-pact en verklaarde
dat Nederland zijn goedkeuring aan dit
pact hecht.
Voorts drong hij er op aan, dat spoed
betracht zal worden met de ontwapening
Hij liet haar niet wachten. Hij opende
het portier, greep Wheeler bij den arm
en trok. De jonge man kwam op den weg
terecht en gelukkig op zijn voeten. Raw
lins sloot het portier en liep weer naar zijn
plaats achter het stuur.
Toen kwam WEeeler in beweqing.
Beide partijen gingen kundig en gror-
dig te werk en daarom duurde het niet
lang. Ze waren aan elkaar gewaagd.
Schoot de heer Wheeler te kort in kun-
digheid en uithoudingsvermogen, dit werd
vergoed door zijn woede, die hem mee-
sleepte. als een wervelwind. Een minuut
lang had hij de leiding. Een nieuweling in
het vak zou hem voor de sterkste hebben
kunnen houden en Hilda verkeerde even
in het onzekere. Maar er waren kleine
technische trucjes, die ze niet kon waar-
nemen of begrijpen. Ook het razende jong
mensch was er zich niet van bewust, tct-
dat op een gegeven oogenblik, op onver-
klaarbare wijze een eind kwam aan ziin
aanval.
Hij zat op den weg en keek knipperend
naar de groote gedaante van Rawlins.
Het was meer onbegrijpelijk dan pijnlijk.
Voor iemands moreel is het meestal met
qunstig om midden op een stoffigen v. c q
te zitten, maar hij sprong overeind en be-
toonde zich zoo moedig als men van
iemand onder de gegeven omstandighe-
den kon verwachten. Hij begon weer op
hetzelfde punt, waar hij zoo plotseling^ op
gehouden had; maar na dit voorval her
haalde zich de geschiedenis.
Den laatsten keer, dat hij op den weg
zat, merkte hij, dat zijn neus bloedde en
dat hij dat eigenlijk maar met een oog
kon zien. Het was zulk een wonderlijke
samenloop van omstandigheden. dat het
niet alleen zijn verbazing, maar ook zijii
belangstelling opwekte. Hij gaf het niei
op: hij probeerde alleen iets te begrijpen.
Hij zag Rawlins heelemaal niet Hij her-
innerde zich hem niet eens. Hij herinner-
de zich de heele auto niet; zelfs niet Hilda
Kilbourne. Hij zat alleen maar te probee-
ren met een oog zijn neus te zier, en hij
was er niet eens zeker van, dat het zijn
eigen neus was.
Rawlins stapte in de auto en sloeg den
motor aan. Hij reed een paar meter ver
der en keerde. De weg was tamelijk smal
en hij moest voorzichtig manoeuvreeren.
Toen hij het gedaan had gekregen. zat
Wheeler nog steeds op den weg,
op den weg zelfs. Hij wist van niets en
was dus noch boos, noch ongelukkig. .iij
verkoos niet opzij te gaan voor ae auto,
ook niet, toen Rawlins toeterde; het was
dus noodig andermaal te stoppen en ter
wille van de veiligheid van den in zich
zelf qekeerden vechtersbaas, hem in clen
greppel te rollen, waar zijn koffer ook lag.
Daarna was de weg vrij.
Eeniqen tijd lang reed Rawlins kalm
terug in de richting van Kilbourne Heights
maar toen er een zijweg kwam. sloeg mi
die^anvankelijk begreep Hilda hem niet.
Haar gedachten waren nog te veel bn wat
er qebeurd was, maar toen het tot haar
doordrong. dat Rawlins alleen maar ti.d
zoek bracht om haar gelegenheid te geven
weer op haar verhaal te komen, ghmlach-
tc ze even cn boog zich naar vorcn. M
„Als je even stopt, kom ik voor zitten
zei ze.
Toen dit gebeurd was en de auto weer
in beweqing kwam, keek ze hem van ter-
zijde aan. Zijn gezicht verried niets van
zijn gevoelens.
(Wordt vervolgd.)
TER NEUZENSCHE COURANT
mamar-i&wi
o-
nr&m