ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAAHDEREN. No. 8269 Vrij dag 7 September 1928. 68e JaargaDg Eerste Blad. De tegenwoordige jeugd ABOKKEIENTSPRUS: t ft TIX L l St T aw. De innemende Landlooper BINNENLAND. Binnen Ter Neuzen f 1.40 per 3 maanden Buiten Ter Neuzen fr. per post f 1,80 per 3 maanden - Bij vooruitbetalinq fr. per post 6.60 p. Voor Belqie en Amerika f 2.25. overiqe landen 2,60 per 3 maanden fr. per post Abonnementen voor het buitenland all. en bi) voorui beta p. Dit btad verschijnt iederen Maandaq-, Woensdaq- en Vrijdaqavond. jaar Dit lijkt misschien een makkelijk onder werp voor n artikel. Er wordt toch aan alle kanten over de-jeugd-van-tegenwoor- dig geklaagd, en... de jongelui zijn zoo open als... een krant. Zij nemen geen blad voor den mend, zij doen niet stiekum, zij zitten niet achter gordijntjes verscholen, zij laten zich kijken, zij laten zelfs heel wat zien. Het schijnt dus gemakkelijk om zich hier een meening te vormen en dan dat (misschien reeds klaarliggende) oordeel ook te publiceeren. Toch is het niet zoo gemakkelijk als het op het eerste gezicht lijkt. Vooreerst niet, omdat zoo ergens dan zeker wel hier het gevaar dreigt van overdrijvina en onbillijke beoordeeling. In de tweeae plaats niet, omdat zoodoende meer kwaad wordt ge- daan dan goed; kloven, die toch reeds gaapten, nog maar meer en meer worden verwijd; misverstanden die toch reeds bij de vleet aanwezig waren. nog maar wor den vermeerderd; verschillen en geschillen die toch reeds schrijnden, toch nog worden verscherpt. En in de derde plaats is de behandeling van dit onderwerp tamelijk zwaar, omclat wij hier staan voor een ver- schijnsel, dat niet zoo gemakkelijk kan worden afgebakend. In een aardia boekje, korten tijd geleden over dit onderwerp verschenen van de hand van den bekenden heer H. G. Can- negieter, getiteld: „Moderne Jeugd". met als ondertitel: „Na-oorlogsche bespiegelin- gen van een voor-oorlogsch man wordt onder meer er de aandacht op gevestigd, dat volgens velen de jeugd van tegenwoor- dig een kenmerk heeft, dat haar onder- scneidt van het opgroeiend geslacht van een kwart eeuw geleden, en dat zou dan zijn, en zal ook wel wezen, dat zij, die tegenwoordige jeugd. na-oorlogsch is en modern. Maar en dat is zeker wel merk- waardig, nu blijkt al dadelijk, dat na-oor- logsch en modern lang niet hetzelfde is. Beide uitdrukkingen worden wel door el- kander gebruikt, maar zij dekken elkand.er bij lange na niet. Naast de moderne letter- kunde hebben wij bijvoorbeeld gekregen de na-oorlogsche letterkunde, naast de mo derne schilderkunst ook weer de na-oorlog sche, en dat zelfde geldt van het tooneel- spel, van de muziek, en van den dans. na-oorlogsche is wel modern, maar het moderne'is lang niet alles of altijd na-oor- logsch. Als na-oorlogsch mogen wij alleen datgene betitelen, wat voor den oorlog nog niet bestond. Na-oorlogsch mogen wij ook alleen datgene noemen, wat rechtstreeksch onder den indruk van den oorlog is ont- staan. Zoo kunnen wij als typisch na- oorlogsch kenschetsen: het Communisme ea Bolsjewisme, eenerzijds en het Fascisme aan den anderen kant. De gemeenschap- oelijke ontgoocheling bij den vrede, die verlies bracht voor overwinnaars en over- wonnenen beide, heeft een algemeene op- standigheid gekweekt tegen alle traditio- neele meeningen en geloof (waarlqk met alleen op het gebied van den godsdienst), opstandigheid ook tegen de geheele tradi- tioneele maatschappij en conventie. Men kreeq na al die soesah behoefte aan een dood-eenvoudige, simpele, sterk simphs- tische leer, men vond twee steenen tatelen door E. J. RATH. 26) Vervolg. veel te veel nog; een praktisch program, met enkele punten slecnts, wenschte men. Zoo kreeg men behoefte, en voelen velen in onze dagen nop behoefte, aan ,,sterke mannen", die zoo n eenvoudige leer pre- diken en dan natuurlijk ook in toepassing brenaen, mannen. die eenvoudig de knoo- pen doorhakken, en die de vroegere alleen- j heerschers vervangen; zoowel Lenin als Mussolini zijn daarom typische na-oorlog- sche figuren. En nu ligt het natuurlijk vol- komen voor de hand, dat deze na-oorlog sche mentaliteit zich het sterkst zou open- baren en doen gelden bij dat gedeelte van de menschheid. dat rechtstreeks bij den oorlog betrokken is geweest. Jonge man nen tijvoorbeeld, die al heel vroeg (vroe- ger tenminste dan in gewone omstandig- heden) voor vol werden aangezien, omdat men hen noodig had in den oorlog, om daar hun leven te offeren, bedankten er, toen die oorlog maar een keer voorbij was, stichtelijk voor om zich verder nog weer als kinderen te laten behandelen of be- voogden. Zij waren zelfstandig geweest, en zij wenschten nu verder zelfstandig te blijven. Zoo is er verschil tusschen modern en na-oorlogsch, maar moeten wij er even- zeer voor op onze hoede zijn om niet alles voor modern of na-oorlogsch uit te maken, wat ons nu als eigenaaraig of bijzonder in het oog springt. \Vij kunnen dit heel dui- delijk laten zien aan een voorbeeld. de kwestie der vroegrijpheid. Immers kan men tegenwoordig zoo vaak hooren be- weren, dat de kinderen in onze dagen al zoo vroeg geen kinderen meer zijn. Zij verbeelden zich al zoo spoedig, dat zij een oordeel hebben en mogen hebben over de meest ingewikkelde vragen en kwesties, wordt er dan gezegd. Zij willen den toon aangeven en zich bemoeien met dingen, die zeker niet „des kinds" zijn. De meerderjarigheidsgrens is al eens verlaagd, zal die binnenkort niet nog eens verlaagd dienen te worden, of was het misschien maar beter deze grens geheel te laten vervallen Op hun vijftiende jaar zijn immers onze kinderen al groot Toch is dit verschijnsel slechts in schijn na-oorlogsch of modern. Dr. De Vletter heeft korten tijd geleden in het Maandblad ,,Gezin en School" eenige aardige voor- beelden gegeven van voor-oorlogsche vroegrijpheid, die er ook mogen zijn: Goethe schreef voor zijn achtste jaar Duitsch, Fransch. Grieksch, Latijn en Ita- liaansch; Rhijnvis Feith ging op zijn der- tiende levensjaar al naar de universiteit: Justus van Effen was op zijn vijftiende jaar gouverneur bij en over andere kin deren; Menno van Coehoorn leidde op zijn zestiende jaar als kapitein een compagnie infanterie van Groningen naar Maastricht. Van elders wdten wij, dat de befaamde schoolmeester Rijkens. de auteur van .,De lieve Frederika" en „De beminnelijke Ger- rit", op veertienjarigen leeftijd reeds hoofd van een school was; dat Da Costa als der- tienjarig jongmensch college liep in oud- heia en letterkunde bij D. J. van Lennep, dat Schiller als zesjarige broekeman, Latijn leerde, en dat in 1810 het dichtlievend ge- nootschap ,,Kunstliefde spaart geen vlijt" (inspiratie scheen toen meer een kwestie te zijn van tijd en inspanning dan van in- tui'tie) aan de tienjarige dichteres Johanna Constantia Cleve een eereprijs toekende, en dat drie jaar later (van de toen dus dertienjarige) een veelgeprezen verzen- bundel verscheen, bijna alles meer dan Ze wilde hem niet kinderachtig vinden. Ze wilde alleen maar er aan denken, dat ze de bruid was, maar ze kon niet. ..Waarom heb je het me niet ge- vraagd?" herhaalde hij. „Wees toch niet zoo bazig, Herbert zei'ze met een poging om te lachen. Plotseling boog hij zich voorover en klopte Rawlins op den schouder. ,,Pas op, dat je je plaats niet weer ver- qeet," zei hij. „Ik heb nog niet met je af- gerekend. Het is niet mijn gewoonte, chauffeurs te laten ..Herbert!" Er klonk verwondering in Hilda s stem. Rawlins keek niet om en verried niet dat hij iets gehoord had. Hij reed kalm door, de oogen gevesticjd op den weg. Hij be" gon er plezier in te krijgen. Nou wat is er?' vroeg Wheeler. Hilda kreeg langzaam een kleur. ..Het lijkt 'me beter, dat je niet tegen Rawlins spreekt", zei ze. ,Mij niet", antwoordde hq met een kor ten lach. ..Als ik eenmaal begin ga ik door. Ik zal hem aan het verstand bren- fleilDat zal je niet", viel ze hem in rede. Ze keek naar Rawlins schouders ter- wijl ze sprak. Dat gaf haar een verklaar- baar gevoel van veiligheid, maar ze schaamde zich diep, als ze bedacht, dat honderd jaar geleden. en dus toch zeker noch modern noch na-oorlogsch En dan is er nog een zaak, die wij bij de beschouwing der tegenwoordige jeugd vooral niet mogen vergeten, en die ons zeker tot een ietwat zachter en billijker oordeel zal aansporen. De emancipate, die op dit punt plaats grijpt. is gepaard ge- gaan met emancipate van de vrouw en van de arbeidersklasse. De opstandigheid heeft hoogtij gevierd in de arbeiders- beweging. zij heeft gezegevierd bij de vrouwenkwestie, zij wilde zich nu ook laten gelden bij de jeugdbeweging. Deze jongeren kwamen en was oat zoo erg onbegrijpelijk in verzet tegen de on- aandoenlijkheid van Kerk en godsdienst bij het uitbreken van den arooten oorlog, en zoo kwam er een losbreking van de jeugd over de geheele linie. Men mag hier natuurlijk niet zonder meer van degene rate spreken. doch evenmin het aanstonds als regeneratie zien. De fouten, die zich hebben voorgedaan bij de andere, reeds genoemde, emancipates, en die zich voor een niet gering deel nog laten gelden, ver- toonen zich nu ook bij de emancipatie van onze teqenwoordiae jeugd: de vrouw bij voorbeeld verbeeldde zien, dat zij pas dan gelijk zou staan met den man, als zij in al ien deele den man geleek: de vrouwen zijn de mannen gaan nadoen in gebaren. Nee ding, manieren. b'eroep en methoden. Wat de jeugd betreft, er waren scholen en ge- zinnen. die het kind als volwassen mensch gingen behandelen, en die niet begrepen, dat en hoe zij zich op die wijze aan het kind vergrepen. Met de wijze versregels van Heye werd geen rekening gehouden: Kindren moeten kindren zijn, zullen z' eenmaal menschen wezen! Toch was het domste van alles en toen was eigenlijk de slag verloren), dat veel oude menschen voor jonge menschen wil- den doorgaan. Eerst was het zoo: de jonge menschen speelden voor oude men schen, maar ny werd het nog dwazer: de oude menschen ginger, jong doen. Na tuurlijk is het een mc-li.k te beantwoorden vraag: wanneer iemand oud is, d.w.z. wan- neer iemand als oud gelden mag Men geeft tegenwoordig een heel radicaal ant- woord: men wordt niet meer oud. W3e van ons kan het zich voorstellen, dat er een tijd is geweest, toen vrouwen van nau- welijks twintig jaar zich als echtgenoote en moeder in een soort ambtsgewaad hul- den, en op die wijze volkomen (althans in schijn) afstand deden van al de genietin- gen van de jeugd Zoodra een vrouw ge- trouwd was, behoorde zij dit niet meer te doen. liet zij dat, kwam zij daar niet meer, ging zij daar niet meer heen. Een moeder hoorde in de huiskamer. Tegenwoordig is dat alles anders. De meeste echtgenooten en moeders hebben zich uit en van dit alles losgemaakt. Zij hebben een stofzuiger, en daar weet ook een ander wel mee om te gaan, enz. Er zijn haast geen echte huis- moeders meer, en ook de grootmoeders sterven uit. Werd vroeger het kind in de kleeren van de volwassenen gestoken, nu richten de volwassenen zich naar de mode der kin deren. Oude mannen dragen korte broe- ken en er zat veel waarheid in die vraag, die in de ..Fliegende Blatter" een dochter- tje aan de moeder deed: ..Moes, wanneer ben ik oud genoeg om ook korte rokken te mogen gaan dragen Zoo is er dan een althans uiterlijke vervloeiing der leeftijds- hij niet anders doen kon dan luisteren. ,,OI En waarom niet?" Omdat ik niet wil, dat je ruzie maakt met mijn chauffeur zei Hilda. ,,Als hem iets aan het verstand gebracht moet wor den, zal ik het doen." Niettegenstaande alle vernedering, her- won ze haar zelfbeheersching. Ze wou. dat er plotseling een eind aan alles kwam hoe, kon haar niet schelen. Alles was zoo ellendig kleingeestig en toch scheen het zoo belangrijk. Rawlins was van geen belang natuurlijk en Her bert Wheeler ook niet en toch trok Hilda zich alles zoo aan. ,,Kies je zijn partij?" vroeg Wheeler en keek haar aan. ,,Mijn eigen partij" „Tegen mij?" „Tegen iedereen." Wheeler haalde een sigaret uit den „ak en klopte die op den rug van zijn hand. ,,En dat alles, ter wille van een chauf feur!" zei ze. Rawlins minderde plotseling zijn vaart. XIV. Rawlins reed voorzichtig naar den kant van den weg, stopte den motor, zette de handrem aan en keek of de versnelling wel op den vrij loop stond. Daarna keer" de hij zich om en keek Hilda aan. ,,Kan ik iets voor u doen, juffrouw? Ze beantwoordde zijn blik zonder de minste verwondering, wat hij beschouwde als een compliment harerzijds. „Ik geloof het wel, Rawlins," antwoord de ze kalm. Hij richtte den blik op Wheeler. „Hier moet u uitstappen," zei hij. ,,lk zal u helpen." Hij lichte zijn koffer op en liet hem grenzen. die zeker mag gelden als afspie- gelinq van een innerlijk streven naar levensgelijkheid. De volwassenen. zegt Cannegieter in het reeds genoemde boekje, laten zich de liefhebberijen der jeugd niet ontgaan, zij sluiten zich aan bij de levens- gewoonten en het taaleigen van de jeugd. Zuigeling en grijsaard het mag dan een beetje overdreven zijn deze overdrijving schaa'dt niet zuigeling en grijsaard gaan samen uit tuffen. zij tennissen samen, zij dansen samen, en zoo wordt de wereld een genoegelijke pele-mele. waarin men geen leeftijd meer onderscheidt. Ouders en kinderen zijn kameraden geworden en deze kameraadschappelijke omgang gaat natuurlijk ten koste van het ouderwetsche gezag en de ouderwetsche onderworpen- heid. De schuld is werkelijk niet alleen aan de jeugd-van-tegenwoordig. Men ziet uit dit alles wij hebben te doen met een zeer gecompliceerd, zeg ge- rustmet een uiterst verward verschijn sel Deze eene zaak mag niet worden los gemaakt van andere dingen. deze eene emancipatie mag niet eenzijdig worden belicht. De schuld mag ook zeker niet aan een kant worden gezocht. Dit te beden- ken kan en zal van grooten invloed zijn op onze houding tegenover de tegen woordige jeugd. Wij behoeven nu zeker niet in alles naar haar pijpen te gaan dan- sen. De jeugd van tegenwoordig behoeft niet te worden vertroeteld of gevleid. Aan den anderen kant is het even ge- vaarlijk en dwaas om hier alleen maar te critiseeren of wat misschien nog erger is met een gebaar uit de hoogte de jeugd te gaan behandelen. Beter ware het (wat dan ook Cannegieter in zijn boekje deed) te trachten haar te begrij- pen, en het goede bij haar te zoeken. Wie in iemand het goede zoekt, zoekt en vindt tegelijkertijd het goede voor hem. De jeugd van tegenwoordig heeft ge- broken met alle ritueel, zij heeft daar geen tijd voor over. Zij vraagt om alles is het de moeite, is het de kosten waard Dan ontbreekt bijna overal bij onze jeugd de uitbundiqheid. Men is kalm, gelaten, men toont zijn of haar aanhankelijkheid niet meer, men idealiseert niet, ook in zijn ge- voelens bezuinigt men, en vraagt men allereerst naar doelmatigheid. De jonge lui van tegenwoordig zijn nooit eens uit- zinnig, zij geraken niet spoedig buiten zichzelfwil en verstand beheerschen de jeugd van thans, zooals vroeger het ge- moeds- en gevoelsleven. Ga daar nu maar tegen in Tracht u daar nu maar eens tegen te verzetten Verzet baat niets. Het zal alleen maar zaak zijn hier te begrijpen, te waardeeren, en aan te passen, al zal dan die accomo- datie misschien gaan ten koste van heel veel, dat lief en zeer dierbaar was. Wie hier dient, wie ook hier dienen wil en de minste zijn, zal straks heerschen en de meeste blijken te wezen. GEZONDHEIDSCOMMISSIES. De Minister van Arbeid, Handel en Nijve-heid heeft aan de Commissarissen der Koningin in de provincies geschreven: In verband met de omstandigheid, dat onder de Gezondheidscommissies, die in- gesteld zijn voor groepen van gemeenten. ieden voorkomen, die in de hoedanigheid neerploffen in den greppel langs den weg. Daarna stapte hij uit en bleef eerbiedig staan. Wheeler was een oopenblik met stom- heid geslagen. Hij was perplex, niet zoo zeer door Rawlins' optreden. als wel door Hilda Kilbourne's berusting. Eerst keek hij naar den man op den weg, daarna naar Hilda. „En?" vroeg hij. Maar Hilda had niets te zeggen. Ze leunde achterover tegen de kussens, zucht- te diep en voelde zich plotseling behage- lijk. Dit gevoel was sterker dan de ver nedering. Eindelijk werd de quaestie op- gelost! „Ik verzoek u uit te stappen, mijnheer. Het was Rawlins' stem, kalm en eerbie dig. Wheeler besefte eerst langzamerhand wat er gebeurde. Hij keek nog steeds naar het meisje. ..En wel zoo snel mogelijk,' voeqde Rawlins er aan toe. ..Allemachtig stotterde Wheeler maar hield zich plotseling in. ..Hilda, wat heeft dit te beteekenen?" Rawlins boog zich naar voren en klop te hem op den arm. ,,U moogt geen woord^meer tegen iuf- froiiw Kilbourne zeggen," zei hij. ,,Als u iets te zeggen hebh wend u dan tot mii maar stap eerst uit." De man in de auto scheen langzaam ontwaken en stond op. ..Bedoel je soms ,Ik zei, dat u niet meer met luffrouw Kilbourne( ZOudt spreken. Maak voort MaaHKilda keek hem niet aan. Ze keek strak voor zich uit naar den weg alsof ze niets merkte maar inwendig trilde ze van nieuwsgierigheid om te zien w«. Rawlins zou doen. van burgemeester, wethouder of raads- lid, deel uitmaken van de daarbij betrok ken gemeentebesturen, is de vraag ge- rezen, of bij een combinatie van de beide functies, zoowel in beginsel als uit prac- tisch oogpunt, bezwaar bestaat. Ten aanzien van deze vraag neem ik het standpunt in, dat, hoewel tegen een vereeniging van beide functies geen over- wegend bezwaar bestaat. het niettemin beter is, dat, zoo een andere regeling mogelijk is, d. w. z. zoo er voor de functie van lid of secretaris eener Gezondheids- commissie andere geschikte personen ge- vonden kunnen worden, hieraan de voor- keur wordt gegeven. HET VERZOEK DER VERVENERS AFGEWEZEN. De Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw heeft aan de vervenersorga- nisalies meegedeeld, op grond van de ern- stige bezwaren, welke bij de besprekingen met de verveners zijn te berde gebracht, en in overeenstemming met het eenstem- mige advies der betreffende commissie voor versnelde veenafgraving, geen vrij- heid te kunnen vinden, het verzoek, om het z.g. „Kwartje van Kan" weer in te voeren, in te willigen. Wel heeft de Mi nister besloten, ter tegemoetkoming in de kanaalrechten, een bijslag te verleenen van 5 cts. per M3. voor de in den Zuid- Oosthoek van Drenthe te velde staande. met de hand gestoken fabrieksturf, afkom- stig uit de z.g. niet-vrije venen. Bovendien heeft de Minister ter kennis van de verveners gebracht, dat hij plan- nen, welke kunnen strekken om de lasten, welke op het veenbedrijf drukken, te ver- minderen, gaarne, indien slechts even mo gelijk, zal steunen. F. M. WIBAUT, DOCTOR HONORIS CAUSA. De Senaat der Amsterdamsche Univer siteit zal op Maandaq 17 September e.k. aan den heer F. ISd. V/ibaut het doctoraat honoris causa in de handelswetenschap- pen verleenen. DE VOLKENBOND BIJEEN. De algemeene beraadslagingen over het rapport van den secretaris-generaal van den Volkenbond zijn Woensdagmorqen beqonnen, Alle hoofden der deleqaties. ook Briand en Hermann Miiller, waren tegenwoordig. Het debat werd geopend door den ge- zant van China te Brussel, den heer Wang King Ky, die op de noodzakelijkheid van sam'enwerking met het tegenwoordige China wees. ,r. Door de revolutie in China heeit dit oudste cultuurland ter wereld zich op ge- lijken rang met de groote mogendheden gesteld. Het is de taak van den olken- bond, mede te werken aan de ontwikke- ling van China, waardoor de bond zal be- wijzen een werkelijke bond der volken te zijn Het is de wensch der Chineesche regeering, in de toekomst ten nauwste met den Volkenbond samen te werken. Daarna voerde onze Minister van Bui- tenlandsche Zaken, jhr. Beelaerts van Blokland het woord, die terstond op het ontwapeningsvraaqstuk inging. Hij be sprak ook het Kellogg-pact en verklaarde dat Nederland zijn goedkeuring aan dit pact hecht. Voorts drong hij er op aan, dat spoed betracht zal worden met de ontwapening Hij liet haar niet wachten. Hij opende het portier, greep Wheeler bij den arm en trok. De jonge man kwam op den weg terecht en gelukkig op zijn voeten. Raw lins sloot het portier en liep weer naar zijn plaats achter het stuur. Toen kwam WEeeler in beweqing. Beide partijen gingen kundig en gror- dig te werk en daarom duurde het niet lang. Ze waren aan elkaar gewaagd. Schoot de heer Wheeler te kort in kun- digheid en uithoudingsvermogen, dit werd vergoed door zijn woede, die hem mee- sleepte. als een wervelwind. Een minuut lang had hij de leiding. Een nieuweling in het vak zou hem voor de sterkste hebben kunnen houden en Hilda verkeerde even in het onzekere. Maar er waren kleine technische trucjes, die ze niet kon waar- nemen of begrijpen. Ook het razende jong mensch was er zich niet van bewust, tct- dat op een gegeven oogenblik, op onver- klaarbare wijze een eind kwam aan ziin aanval. Hij zat op den weg en keek knipperend naar de groote gedaante van Rawlins. Het was meer onbegrijpelijk dan pijnlijk. Voor iemands moreel is het meestal met qunstig om midden op een stoffigen v. c q te zitten, maar hij sprong overeind en be- toonde zich zoo moedig als men van iemand onder de gegeven omstandighe- den kon verwachten. Hij begon weer op hetzelfde punt, waar hij zoo plotseling^ op gehouden had; maar na dit voorval her haalde zich de geschiedenis. Den laatsten keer, dat hij op den weg zat, merkte hij, dat zijn neus bloedde en dat hij dat eigenlijk maar met een oog kon zien. Het was zulk een wonderlijke samenloop van omstandigheden. dat het niet alleen zijn verbazing, maar ook zijii belangstelling opwekte. Hij gaf het niei op: hij probeerde alleen iets te begrijpen. Hij zag Rawlins heelemaal niet Hij her- innerde zich hem niet eens. Hij herinner- de zich de heele auto niet; zelfs niet Hilda Kilbourne. Hij zat alleen maar te probee- ren met een oog zijn neus te zier, en hij was er niet eens zeker van, dat het zijn eigen neus was. Rawlins stapte in de auto en sloeg den motor aan. Hij reed een paar meter ver der en keerde. De weg was tamelijk smal en hij moest voorzichtig manoeuvreeren. Toen hij het gedaan had gekregen. zat Wheeler nog steeds op den weg, op den weg zelfs. Hij wist van niets en was dus noch boos, noch ongelukkig. .iij verkoos niet opzij te gaan voor ae auto, ook niet, toen Rawlins toeterde; het was dus noodig andermaal te stoppen en ter wille van de veiligheid van den in zich zelf qekeerden vechtersbaas, hem in clen greppel te rollen, waar zijn koffer ook lag. Daarna was de weg vrij. Eeniqen tijd lang reed Rawlins kalm terug in de richting van Kilbourne Heights maar toen er een zijweg kwam. sloeg mi die^anvankelijk begreep Hilda hem niet. Haar gedachten waren nog te veel bn wat er qebeurd was, maar toen het tot haar doordrong. dat Rawlins alleen maar ti.d zoek bracht om haar gelegenheid te geven weer op haar verhaal te komen, ghmlach- tc ze even cn boog zich naar vorcn. M „Als je even stopt, kom ik voor zitten zei ze. Toen dit gebeurd was en de auto weer in beweqing kwam, keek ze hem van ter- zijde aan. Zijn gezicht verried niets van zijn gevoelens. (Wordt vervolgd.) TER NEUZENSCHE COURANT mamar-i&wi o- nr&m

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1928 | | pagina 5