ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBIAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN. No 8263 Vrijdag 24 Augustas 1928 68e Jaargang Eerste Blad. De Profundis. Persil A80NME1ENTSPRIJS: BINNENLAND. BTJITENLAND. Zelfwerkend Waschmiddel NSCHE COURANT Bi% »l Dit blad verschijnt iedcren Maandaq-, Woensdaq- en Vrijdaqavond. DRANKWET. Burgemeester en Wethouders van TER NEUZEN brengen ter openbare kennis ingevolge artikel 12, eerste lid der Drankwet, dat bij ben is ingekomen eer. verjoek om VERGUNN1NG voor den verkoop van sterken drank in het klein, voor gebruik ter plaatse van verkoop van PETRUS I'RANCISCUS MEERT, koopman, wonende te Ter Neuzen, voor het benedenlokaal van het perceel Nieuwe Kerkstraat22 te Slniskil. Binnen twee weken nadat deze bekendraaking is geschied, kan ieder tegen het verleenen van deze Vergilnning schriftelijk bezwaren indienen bij Burge meester en Wethouders. Ter Neuzen, den 24 Augustus 1928. Burgemeester en Wethouders voornoemd, J. HUIZINGA, Burgemeester. B. I. ZONNEVIJLLE, Seeretaris. II. Het feit, dat hij een gemeen gevangene is, die komt uit een gemeene^ gevangenis, zal Oscar Wilde onvoorwaardelijk moeten aannemen en voor zichzelf en anderen moeten realiseeren, zegt hij. Hij zal niet opvolgen den raad hem gegeven door enkelen, om straks te vergeten wie hij was. Hij zal het alles aannemen als een be- straffing. ook al maakt hij ten deze eenig voorbehoud. Hij zal straks, als hij zijn nieuwe leven begint en zijn nieuwe wereld binnentreedt, terwijl hij een nieuwe mogelijkheid ziet van ontwikkeling in kunst en leven, toonen dat hij iets heeft leeren kennen. wat hij vroeger niet wist noch vermoedde, en dat eene is: de smart. Vroeger, zegt hij, leefde hij uitsluitend voor genot. Hij schuwde alle lijden en smart, van wat aard die ook waren. Hij haatte ze beide en zij maakten absoluut neen dee! uit van zijn levensplan en had- den geen plaats in zijn wijsbegeerte. Zijn moecfer, die het leven in zijn geheel kende, placht vaak enkele regels van Goethe aan te 'halen, waarin gesproken werd van hem, die nooit zijn brood at met smart, en nooit de middernachtelijke uren doorbracht wee- nend en wachtend op den moraen, maar die ze dan ook niet kende, al die hemel- sche krachten, regels, die ook de edele koningin van Pruisen, welke Napoleon met zoo grove ruwheid behandelde, placht aan te halen in haar vernedering en bal- lingschap, maar Oscar Wilde had in zijn jonge jaren volstrekt geweigerd de ont- zaglijke waarheid, die in die regels gebor- gen lag, aan te nemen of toe te geven. Hij nerinnerde zich nog zeer wel, hoe hij tot zijn moeder placht te zeggen, dat hij er geen lust in had zijn brood in smart te eten of een enkelen nacht door te brengen in weenen en wachten op een bitterder dage- raad. En hij kon zich nog minder denken, dat dit een van de bijzondere dingen was, die het lot voor hem had wegaelegd. dat hij inderdaad een heel jaar lang of nog langer bestemd was weinia anders te doen. Hij heeft nu begrepen, dat de smart een onmisbaar onderdeel is van het leven. Achter vreugde en lach kan zich verschui- len een qemoed, grof, hard en ongevoelig. Maar achter de smart schuilt altijd smart, leed, in tegenstelling met vreugde, draagt nooit een masker. De geheimenis van net leven zoo ziet hij het nu is: lijden. Beginnen wij te leven, dan is het zoete ons zoo zeer zoet, en het bittere ons zoo zeer bitter, dat wij onvermijdelijk al onze verlangens richten naar genietingen, en er op uit zijn niet enkel ,,voor een maand of twee op honing te teren maar al onze jaren lang geen ander voedsel te proeven, zonder onderwijl te beseffen, dat wij eigenlijk bezig zijn onze ziel te laten verhongeren. Eerst, erkent Wilde, was hij niet in de sfeer, waarin men dit geloof betalen kan. Maar nu is dat anders met hembgeworden, en komt het hem voor. dat de een of an- dere liefde de eenig mogelijke verklaring is van de buitengewoon groote som van lijden op de wereld. Hij is nu overtuigd, dat er geen andere verklaring mogelijk is dan deze, dat de wereld werkelijk is op gebouwd uit smart. Wilde ziet het nu als zijn fout hij zegt zelfs: zijn eenige fout), dat hij zich uit sluitend in den hof van h«t leven heeft beperkt tot de boomen van wat hem de bezonde kant van den tuin leek, en dat hij de andere zijde schuwde om haar schaduw en haar mistroostigheid. Mislukking, schande, armoede, smart, wanhoop, lijden, tranen zelfs, de gebroken woorden die over lippen in leed komen, wroeging die den mensch op doornen doet wandelen, schuldbesef dat veroordeelt, zelfverlaaing die zich wreekt. ellende, die asch op haar hoofd strooit, benauwdheid die een zak kiest voor haar kleedij en gal stort in haar eigen drinkwater voor al deze dingen is hij tot heden toe bevreesd ge weest. En toc'h zegt hij nog en blijft hij zeg gen: „Geen oogenblik heb ik spijt, dat ik geleefd heb voor genot. Ik deed het ten voile, zooals men alles wat men doet, be- hoort te doen. Daar was geen enkele soort genot, waarmede ik geen kennis maakte.Hij wierp den pare! zijner ziel in een beker wijn. Het pad der vroege lentebloemen ging hij onder den klank van fluiten. Hij leefde van honing en honing- zeem. Maar als hij dat leven had voort- gezet, zou dat verkeerd geweest ziin, daar het beperkend zou hebben gewerkt. Hij moest nu verder. want ook de andere helft van den hof had haar aeheimen voor hem. Moge het dan misschien wel juist lijken, wat Boutens beweerd heeft, dat er in Oscar Wilde s boekje geen eenheid van gedachte is aan te wijzen, wij meenen nu toch wel met stelligheid te mogen zeggen, dat er een kerngedachte is in zijn betoog en uitingen, deze: dat hij nu de smart kent en haar beteekenis erkent. Deze gedachte is zelfs zoo overheerschend, dat wij ver- derop deze uiting van V/ilde tegenkomen: ,,Indien na mijn invrijheidstelling een van mijn vrienden een feest gaf en hij mij niet uitnoodigde, zou mij dat geheel on- verschillig zijn. Ik kan volmaSkt gelukkig zijn met mijzelf alleen. Vrijheid, bloemen, boeken en de maan wie zou daarmede niet volmaakt gelukkig zijn? Bovendien zijn feesten niet meer voor mij. Ik heb er te veel gegeven om er nog op gesteld te zijn. Die kant van het leven is voor mij voorbij, tot mijn groot geluk, geloof ik. Maar als na mijn ontslag (uit de gevan genis) een van mijn vrienden een verdriet tad, en hij mij dan niet toestond het te deelen, zou mij dat bitter krenken. Als hij de deuren van het huis zijner rouw voor mij sloot, zou ik telkens weer terugkomen en om toegang verzoeken, totdat ik deel mocht nemen aan wat mijn recht is. En als mijn vriend mij onwaardig oordeelde of ongeschikt om met hem te weenen, zou dat voor mijn gevoel de grievendste ver nedering zijn en de verschrikkeliikste smaadheid, die men mij kon aandoen. Maar dat zou niet mogelijk wezen. Het is mijn recht deel te hebben aan smart, en hij die tegelijk de liefelijkheid der wereld lean zien en deelen in haar smart, en iets van beider wonder kan beseffen, is in on- rniddeliijke aamaking iftet hei goddelijke, en is zoo dicht tot Gods geheimenis ge- naderd als eenig menscn maar komen kan." Tegelijk krijgen wij dan nu de gelegen- heid om de vraaa te stellen: Heeft Oscar Wilde gelijk? Wij willen eerlijk erken- nen: Toen wij zijn boekje voor het eerst in het oorspronkelijk lazen, in het En- qelsch. en pas daarna in de lang niet altijd feillooze vertaling van Boutens, troffen wij eerst overal in ,,De Profundis" het woordje sorrow" aan. Wij begrepen dat altijd wel als „smart", maar dan toch onwillekeurig steeds als smart met een lichte bijgedachte van spijt of berouw. Boutens echter vertaalt overal zonder meer: smart, en wij aelooven, dat de ver- taler daarmee gelijk heeft. Voor ons echter komt het nieuwe leven (Wilde spreekt graag op voorbeeld van Dante van de ,,vita nuova") voor ons komt het nieuwe leven voort uit het berouw, of wilt ge: uit smart, die als grondgedachte een onderstellina heeft de smart voor eigen schuld. Slechts een enkel keertje (wij schreven het reeds) ae- bruikt Wilde het woordje schuld, net woordje wroeging, het woordje schuld besef, maar dan doet hij dat toch altijd slechts terloops. Eens hoorden wij van een jong predikant, die pas tot taak had gekregen om in een gevangenis de ge- straften te bezoeken. Hij was dan nu een keer ,,rond" geweest, en nauwelijks waren de zware deuren achter hem dichtgegaan, en was hij weer terug op de drukke en voile straat, of hij kwam een ouder col- lega van hem tegen, wien hij zijn nood en ontsteltenis klaagde door te zeggen: hij had daar dien morgen in hun cellen een massa menschen opgezocht, maar wat het vreeselijkste van het geval was, was dit: al die menschen waren onschuldig! lets dergelijks zou dien predikant ook zijn overkomen. als hij Oscar Wilde had be- zocht: al die uitingen, hoe schoon ook ge- formuleerd en hoe fijn ook vaak gevoeld, bevatten nimmer een volledige en ruiter- lijke erkentenis van schuld. En om die reden kunnen wij dan ook noch bewonderen, noch goedkeuren den titel, dien Wilde's boedelberedderaar aan dit geschrift heeft gegeven. Wilde zelf noemde het een ,,epistola e carcere et vin- culis", een brief uit den kerker en uit de boeien. Dat is misschien nu wel wat overdreven, want hij had handen en voe- ten vrij, maar dat is toch altijd nog zuiverder dan de titel: In of uit de Diepte. Want die naam doet ons denken aan Psalm 130, dien wonderschoonen boete- psalm, den meesten onzer welbekend. We kunnen dien Psalm lezen in den Bijbel, wij kunnen hem ook voor onzen geest stellen in die wonderschoone en zoo klassieke berijming: „Uit diepten van ellende, roep ik met mond en hart tot U, die heil kunt zenden, o Heer, aanschouw mijn smart. Wil naar mijn smeekstem hooren, merk op mijn jammerklacht, verleen mij gunstig' ooren, daar 'k in mijn druk versmacht," enz. ^Vij zouden onzen lezers nu liefst de keus willen geven tusschen Oscar Wilde s ,,De Profundis en David s ,,Uit de Diepte". Wij stemmen toe: Er is eenige overeenkomst. Beide zijn zeker geschre- ven, gedicht in carcere et vinculis, in ker ker en boeien. Beide dichters hadden heel veel verdriet. Bij beiden ook is de smart op het hoogst en bet lijden op zijn zwaarst. En beiden ?nakken naar het nieuwe leven. naar de :a nuova. Alleen is er dit verschil, en dat verschil is heel groot, en heel breed en vooral heel diep: Bij Wilde is de vita nuova eigenlijk reeds begonnen, nu de smart maar ge- komen is, nu hij gezien en gemerkt en ver- staan heeft, zooals hij het zegt, dat niet alleen de bezonde kant van den tuin de eenig ware kant is, maar dat ook de an dere zijde met haar schaduw en mistroos tigheid haar recht en waarde heeft. Bij den dichter van Psalm 130 is echter achter en onder de smart het berouw aanwezig, de voile erkentenis, dat wij alien schuldig zijn, en dat niemand ,.vrij-uit-gaat", ook geen van al die menschen, die in vrijheid rondloopen, maar dat er bij God, tegen- over Wien wij alien staan als groote schul- digen, vergeving is, opdat Hij gevreesd worde. Vergeving en vrees misschien achten wij die volgorde verkeerd. Wellicht waren wij van deze opvatting, dat vergeving de vrees overwon en overtollig maakte. Maar bij David bleef, ondanks «le vergeving, de vrees toch bestaan. Vre^s dan in den die- pen zin van: ontzag. Vrees, wij zouden het ook zoo kunnen zeggen: de dagelijk- sche angst, dat hij toch het reeds ontvan- gene nog weer eens zou verliezen of kwet- sen. Hij heeft vergeving van ziin God ont- vangen, hij heeft zijn zonde geboet op den diepen weg, dien hij heeft moeten gaan, hij heeft de vergeving Gods ervaren, en nu houdt hij die vergeving vast en bewaart hij haar heel zuinig en teer, en vrees is er in zijn hart: die vergeving nog eens te ver liezen, of er ooit weer tegen te zondigen. En zoo licht dan in de verte de ,,vita nuova", het nieuwe leven, als hij, David, alles nog eens hoop- tt kunnen goed- maken. en roept hij het zichzelf en anderen toe: „Hoopt op den Heer, gij vromen, is Israel in nood, er zal verlossing komen, zijn goedheid is zeer groot Bijna aan het eind van zijn boekje schrijft Wilde, dat hij, als hij vrijkomt, wil [aan wonen aan de zee, op een of ander ouitenlandsch plaatsje, toch weer samen met dien jongen man, met wien hij zijn misdrijf tegen de zeden had begaan. Aan zee wil hij gaan wonen, want zegt hijde zee wascnt der wereld smetten en zonden weg. Zou dat waar zijn Zou de zee dat doen Ik weet wel van een diepe, rijke zee, van Gods genade, die de zonden weg- spoelt en die het leven verreint, maar ik heb toch ook vaak hooren spreken van din gen, die al het water van de zee niet af- wascht. Of elders, heelemaal aan het eind, schrijft Wilde, dat de maatschappij met- een wel geen plaats meer voor hem be- schikbaar zal willen stellen, maar zegt hij dan ,,de natuur, wier zoete regen valt op rechtvaardigen en onrechtvaardi- gen zonder onderscheid, heeft kloven in de rotsen, waar ik mij zal kunnen verschuilen, en heimelijke dalen, waar ik ongestoord zal kunnen weenen. Zij zal den nacht behangen met sterren, dat ik dolen kan in de duisternis zonder te strui- kelen, en zij zal den wind zenden over mijn voetsporen, dat niemand mij zal kun nen achtervolgen om mij kwaad te doen; zij zal mij reinigen in haar groote wateren, en met haar bittere kruiden zal zij mij heelen." Met die zinnen eindigt Oscar Wilde's boek. Wij eindigen anders, en wij hopen. dat onze lezers ook anders zullen eindigen. Wij behoeven niet te eindigen en willen niet eindigen zondeT te hebben getuigd van Hem. Die meer is dan de natuur, van Hem, die Schepper is, maar ook Vader, en van Wien geschreven staat, dat Hij Zijn zon doet opgaan over boozen en goe- den en dat Hij regeert over rechtvaardigen en onrechtvaardigen, een God, van wien wij weten, dat Hij degenen, die Hem lief- hebben, alle dingen doet medewerken ten goede, en dat niets ons zal kunnen schei- den van Zijne liefde. Dan gaan wij wel in de diepte, dan moeten #vij zelfs de diep te in, maar dan komen wij ook weer elke diepte door, en Hij brengt ons naar de hoogte, ja, door een nacht, hoe zwart, hoe dicht, voert Hij ons naar t eeuwig licht. echter tot dusver geen toepassing gevon- den, ofschoon aan deze toepassing niets in den weg staat voor zoover betreft de automobilisten uit landen waar Neder- anders reeds zijn vrijgesteld, zooals in Engeland, Italie, Luxemburg, Zweden en Zwitserland. Een overeenkomst van wederkeerigheid met Belgie zal voor de Nederlandsche automobilisten van het grootste belang zijn, aangezien zij dan bevrijd zouden zijn van de zeer groote belemmeringen, welke het internationaal verkeer ondervindt door de bestaande ,,taxe de sejour De Belgische regeering heeft onlangs reeds besloten Engelsche automobilisten vrij te stellen van deze taxe de sejour hetgeen het bezoek van Britsche automo bilisten aan Belgie ongetwijfeld zal bevor- deren. ten koste van Nederland. Ook tusschen Nederland en Belgie zijn onderhandelingen gaande, die wel kans van slagen schijnen te hebben. Bij dezen stand van zaken heeft de A. N. W. B. Toeristenbond voor Nederland gezamenlijk met de Koninklijke Neder landsche Automobiel Club een verzoek ericht tot den Minister van Financien, om _iij de Belgische regeering kracht op af- doening van deze aangelegenheid aan te dringen en zich ook in verbinding te stel len met landen als Noorwegen en Spanje, ter verkrijging van wederzijdsche afschaf- fing van bela"sting, zoomede uit te lokken een algemeenen maatregel van bestuur, waarbij op grond van art. 6 sub 3 der wet automobielen uit, Engeland, Italie, Zwe den, Zwitserland enz. van de wegenbelas- ting worden vrijgesteld voor dezelfde periode gedurende welke Nederlanders in die landen zijn vrijgesteld. De door den A. N. W. B. en de K. N. A. C. gezamenlijk aanbevolen maatrege- len zouden aan het internationale verkeer zeer ten goede komen en ons land zou er door vermeerderd toeristenbezoek wel bij varen. MINDER RAADSLEDEN IN GROOTE GEMEENTEN De Minister van Binnenlandsche Zaken heeft het gevoelen van Ged. Staten der provincien gevraagd omtrent een door B. en W. van Leiden aanbevolen wijziging van de Gemeentewet, waardoor in groo- tere gemeenten het aantal leden van den raad op een kleiner getal wordt bepaald dan thans het geval is. Bij toeneming van het zielental behoeft men dan minder spoedig te komen tot vermeerdering van het getal raadsleden, waarvan kostenbe- sparing het gevolg zal zijn. (Tel.) NATIONAAL MIDDENSTANDS- CONGRES. Het 25ste Nationaal Middenstandscon- ares zal 4, 5 en 6 September te Alkmaar bijeenkomen. Aangevangen zal worden met de jaarvergadering, waarin verschil- lende bondsaangelegenheden zullen wor den behandeld. Op het congres zullen tal van inleidin- gen worden gehouden en prae-adviezen worden uitgebracht. De heer S. P. Lips brengt een prae-ad- vies uit over: Het ontwerp van wet tot wij ziging der Ziektewet. Hij komt daarbij tot de volgende conclusies: le. De verplichtingen voor de werk- gever, voortvloeiende uit art. 1638c B. W. en de door de werkgevers vrijwillig getrof- fen aanvullende voorzieningen bij ziekte hunner arbeiders, gaan thans reeds aan- merkelijk verder, dan hun aandeel in de INGEZONDEN MEDEDEELINGEN. VRIJSTELLING VAN WEGEN- BELASTING. De A. N. W. B. publiceert het vol gende persbericht: De Wegenbelastingwet maakt t moge lijk (art. 6 sub 3) aan niet binnen het Rijk wonende of gevestigde houders van mo- torrijtuigen geheel of gedeeltelijk vrijstel- ling van belasting te verleenen, met in achtneming evenwel van het beginsel van wederkeerigheid, indien in het land waar die houders wonen of gevestigd zijn, een soortgelijke belasting wordt geheven. Deze bepaling, welke tegemoet kan komen aan vele bezwaren, welke de in- voering van de wegenbelasting voor het internationaal verkeer medebrengt, heeft verplichtingen, welke de Ziektewet op zou leggen. voor zoover de voorziening bij ziekte voor de arbeiders onvoldoende ge- acht moet worden, is dit uitsluitend te wij- ten aan het feit, dat die arbeiders zelf in verzuim zijn. 2e. Ziekterisico voor den arbeider en het risico van ziekengeldbetaling voor den werkgever zijn twee volkomen ongelijk soortige risico s. 3e. Het risico van ziekengeldbetaling is voor den werkgever in het algemeen geen object van verzekering. Verzeke- ringsdwang ten aanzien daarvan beteekent het leggen van overbodige improductieve lasten op het bedrijf en is daarom niet te aanvaarden. Volkomen vrijheid dient voor den werkgever geschapen te worden, het ziekengeldrisico, als tot nu toe, zelf te dragen. 4e. Aan het in de wet neergelegde be ginsel van paritetisch dragen der kosten, behoort een uitvoering gegeven te worden, welke dat beginsel niet tot een wassen neus maakt. Het" afhouden der halve premie door den werkgever van den werknemer, is zuivere theorie en is, althans voor de groote massa der middenstanders-werk- gevers, practisch onmogelijk vol te houden. Premieverrekening tusschen werkgever en werknemer is derhalve niet te aanvaarden als een ernstig bedoelde poging om de ar beiders de helft van de ziekteverzekering te laten betalen. Een betere oplossing is te vinden door aan ieder van de beide par- tijen de zorg voor een deel van den in de wet genoemden termijn van 26 weken toe te wijzen. De heer J. Groot, accountant te Amster dam, komt in zijn prae-advies: De perso- neele belasting, geheven van winkels, ho tels en koffiehuizen tot de volgende con clusies: Deze woorden, welke de uitspraak zijn van alle overtuigde verbruiksters, bewijzen hoezeer dit schitterende waschmiddel de genegenheid der huisvrouwen heeft verworven. Inderdaad, de populariteit welke Persil geniet, is zonder weerga. De huisvrouw, die Persil kent, weet wat zij eraan heeft. spaart en verzorgt het waschgoed en maakt het wasschen aangenaam en goedkoop. Vraagt gratis brochure „De Reiniging der Wasch" b/d. Eenige Imp.: E. Oster- mann Co. Amsterdam. Fabtikante Henkel Cie., A G., Diisseldorf. le. Invoering van de bedrijfsbelasting heeft het karakter der personeele belasting sterk gewijzigd en haar gemaakt tot een zuivere verteringsbelasting; 2e. Productieve uitgaven als de uitga- ven, gedaan voor de installatie van win kels, hotels en koffiehuizen, mogen door een verteringsbelasting niet worden ver- hoogd; 3e. Wil men, wat hotels en koffiehui zen betreft, de bezoekers van die inrichting treffen, dan leidt een heffing van perso neele belasting in haar tegenwoordigen vorm in het algemeen niet tot het ge- wenschte resultaat: 4e. De afschaffing van de hier bespro- ken personeele belastingen, diene langs den weg van het parlementair initiatief zoo spoedig mogelijk te worden bevorderd. De heer Koopmeiners, directeur van het Bureau der Rott. Middenstandsvereeniging ..Handel en Nijverheid" te Rotterdam, zai rapport uitbrengen over: De strafbedrei- ging tegen den flesschentrekker. Prof. Mr. J. A. Eigeman uit Rotterdam, zal een inleiding houden over: Zijn er te veel winkels DE TOESTAND DER BELGISCHE STAATS-FINANCIeN. De Belgische Handelskamers hebben verleden Zondag een algemeene vergade- ring gehouden te Verviers. Bij deze gele- Senheid heeft de minister van financign aron Houtart een rede gehouden waarin hij den toestand der Belgische staatsfinan- cien heeft uiteengezet. Het gevaar, aldus de minister, dat we in 1926 hadden te be- strijden was noch min. noch meer het fail- lissement van den Staat en de inflatie waardoor de franc zijn waarde zou hebben verloren. Het eenige middel om die ramp te voorkomen was de schulden op korten termijn te delgen, met welk doel nieuwe belastingen moesten geheven worden van een bedrag van anderhalf milliard. Dit doel is thans bijna bereiktbij het einde van dit jaar zal de openbare schuld op korten termijn terugbetaald zijn. In 1926 waren schatkistbons in omloop met vervaldag van een jaar of minder voor een bedrag van 6 milliard francs. Die schuld is bijna afgelost. zoodat ein de 1928 nog slechts 200 millioen francs zullen overblijven, die in 1929 moeten ver- effend zijn. De buitenlandsche schuld op korten termijn, zijnde 50 millioen dollar is eveneens gedelgd. Tegenover de natio- nale Maatschappij van Crediet aan de Nijverheid had de Staat een schuld van 850 millioen francs, welk bedrag ook einde 1929 zal afbetaald zijn. Deze som zal wederom aan de uitbrei- ding van nijverheid en handel kunnen be- steed worden. Einde 1929 zal dus de ge~ heele schuld op korten termijn, die de oor- zaak was der financeele crisis van 1926, aangezuiverd zijn. Teneinde die crisis te overwinnen, werd een amortisatiefonds cpqcricht. hetwelk gevoed werd door uitzonderlijke belastin-

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1928 | | pagina 1