ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBIAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN.
No 8263
Vrijdag 24 Augustas 1928
68e Jaargang
Eerste Blad.
De Profundis.
Persil
A80NME1ENTSPRIJS:
BINNENLAND.
BTJITENLAND.
Zelfwerkend Waschmiddel
NSCHE COURANT
Bi% »l
Dit blad verschijnt iedcren Maandaq-, Woensdaq- en Vrijdaqavond.
DRANKWET.
Burgemeester en Wethouders van TER NEUZEN
brengen ter openbare kennis ingevolge artikel 12,
eerste lid der Drankwet, dat bij ben is ingekomen
eer. verjoek om VERGUNN1NG voor den verkoop
van sterken drank in het klein, voor gebruik ter
plaatse van verkoop van PETRUS I'RANCISCUS
MEERT, koopman, wonende te Ter Neuzen, voor het
benedenlokaal van het perceel Nieuwe Kerkstraat22
te Slniskil.
Binnen twee weken nadat deze bekendraaking is
geschied, kan ieder tegen het verleenen van deze
Vergilnning schriftelijk bezwaren indienen bij Burge
meester en Wethouders.
Ter Neuzen, den 24 Augustus 1928.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
J. HUIZINGA, Burgemeester.
B. I. ZONNEVIJLLE, Seeretaris.
II.
Het feit, dat hij een gemeen gevangene
is, die komt uit een gemeene^ gevangenis,
zal Oscar Wilde onvoorwaardelijk moeten
aannemen en voor zichzelf en anderen
moeten realiseeren, zegt hij. Hij zal niet
opvolgen den raad hem gegeven door
enkelen, om straks te vergeten wie hij was.
Hij zal het alles aannemen als een be-
straffing. ook al maakt hij ten deze eenig
voorbehoud.
Hij zal straks, als hij zijn nieuwe leven
begint en zijn nieuwe wereld binnentreedt,
terwijl hij een nieuwe mogelijkheid ziet
van ontwikkeling in kunst en leven, toonen
dat hij iets heeft leeren kennen. wat hij
vroeger niet wist noch vermoedde, en dat
eene is: de smart.
Vroeger, zegt hij, leefde hij uitsluitend
voor genot. Hij schuwde alle lijden en
smart, van wat aard die ook waren. Hij
haatte ze beide en zij maakten absoluut
neen dee! uit van zijn levensplan en had-
den geen plaats in zijn wijsbegeerte. Zijn
moecfer, die het leven in zijn geheel kende,
placht vaak enkele regels van Goethe aan
te 'halen, waarin gesproken werd van hem,
die nooit zijn brood at met smart, en nooit
de middernachtelijke uren doorbracht wee-
nend en wachtend op den moraen, maar
die ze dan ook niet kende, al die hemel-
sche krachten, regels, die ook de edele
koningin van Pruisen, welke Napoleon
met zoo grove ruwheid behandelde, placht
aan te halen in haar vernedering en bal-
lingschap, maar Oscar Wilde had in zijn
jonge jaren volstrekt geweigerd de ont-
zaglijke waarheid, die in die regels gebor-
gen lag, aan te nemen of toe te geven. Hij
nerinnerde zich nog zeer wel, hoe hij tot
zijn moeder placht te zeggen, dat hij er
geen lust in had zijn brood in smart te eten
of een enkelen nacht door te brengen in
weenen en wachten op een bitterder dage-
raad. En hij kon zich nog minder denken,
dat dit een van de bijzondere dingen was,
die het lot voor hem had wegaelegd. dat
hij inderdaad een heel jaar lang of nog
langer bestemd was weinia anders te doen.
Hij heeft nu begrepen, dat de smart een
onmisbaar onderdeel is van het leven.
Achter vreugde en lach kan zich verschui-
len een qemoed, grof, hard en ongevoelig.
Maar achter de smart schuilt altijd smart,
leed, in tegenstelling met vreugde,
draagt nooit een masker. De geheimenis
van net leven zoo ziet hij het nu is:
lijden. Beginnen wij te leven, dan is het
zoete ons zoo zeer zoet, en het bittere ons
zoo zeer bitter, dat wij onvermijdelijk al
onze verlangens richten naar genietingen,
en er op uit zijn niet enkel ,,voor een
maand of twee op honing te teren maar
al onze jaren lang geen ander voedsel te
proeven, zonder onderwijl te beseffen, dat
wij eigenlijk bezig zijn onze ziel te laten
verhongeren.
Eerst, erkent Wilde, was hij niet in de
sfeer, waarin men dit geloof betalen kan.
Maar nu is dat anders met hembgeworden,
en komt het hem voor. dat de een of an-
dere liefde de eenig mogelijke verklaring
is van de buitengewoon groote som van
lijden op de wereld. Hij is nu overtuigd,
dat er geen andere verklaring mogelijk is
dan deze, dat de wereld werkelijk is op
gebouwd uit smart.
Wilde ziet het nu als zijn fout hij zegt
zelfs: zijn eenige fout), dat hij zich uit
sluitend in den hof van h«t leven heeft
beperkt tot de boomen van wat hem de
bezonde kant van den tuin leek, en dat hij
de andere zijde schuwde om haar schaduw
en haar mistroostigheid. Mislukking,
schande, armoede, smart, wanhoop, lijden,
tranen zelfs, de gebroken woorden die
over lippen in leed komen, wroeging die
den mensch op doornen doet wandelen,
schuldbesef dat veroordeelt, zelfverlaaing
die zich wreekt. ellende, die asch op haar
hoofd strooit, benauwdheid die een zak
kiest voor haar kleedij en gal stort in
haar eigen drinkwater voor al deze
dingen is hij tot heden toe bevreesd ge
weest.
En toc'h zegt hij nog en blijft hij zeg
gen: „Geen oogenblik heb ik spijt, dat ik
geleefd heb voor genot. Ik deed het ten
voile, zooals men alles wat men doet, be-
hoort te doen. Daar was geen enkele
soort genot, waarmede ik geen kennis
maakte.Hij wierp den pare! zijner ziel
in een beker wijn. Het pad der vroege
lentebloemen ging hij onder den klank van
fluiten. Hij leefde van honing en honing-
zeem. Maar als hij dat leven had voort-
gezet, zou dat verkeerd geweest ziin, daar
het beperkend zou hebben gewerkt. Hij
moest nu verder. want ook de andere helft
van den hof had haar aeheimen voor hem.
Moge het dan misschien wel juist lijken,
wat Boutens beweerd heeft, dat er in
Oscar Wilde s boekje geen eenheid van
gedachte is aan te wijzen, wij meenen nu
toch wel met stelligheid te mogen zeggen,
dat er een kerngedachte is in zijn betoog
en uitingen, deze: dat hij nu de smart kent
en haar beteekenis erkent. Deze gedachte
is zelfs zoo overheerschend, dat wij ver-
derop deze uiting van V/ilde tegenkomen:
,,Indien na mijn invrijheidstelling een
van mijn vrienden een feest gaf en hij mij
niet uitnoodigde, zou mij dat geheel on-
verschillig zijn. Ik kan volmaSkt gelukkig
zijn met mijzelf alleen. Vrijheid, bloemen,
boeken en de maan wie zou daarmede
niet volmaakt gelukkig zijn? Bovendien
zijn feesten niet meer voor mij. Ik heb er
te veel gegeven om er nog op gesteld te
zijn. Die kant van het leven is voor mij
voorbij, tot mijn groot geluk, geloof ik.
Maar als na mijn ontslag (uit de gevan
genis) een van mijn vrienden een verdriet
tad, en hij mij dan niet toestond het te
deelen, zou mij dat bitter krenken. Als hij
de deuren van het huis zijner rouw voor
mij sloot, zou ik telkens weer terugkomen
en om toegang verzoeken, totdat ik deel
mocht nemen aan wat mijn recht is. En
als mijn vriend mij onwaardig oordeelde
of ongeschikt om met hem te weenen, zou
dat voor mijn gevoel de grievendste ver
nedering zijn en de verschrikkeliikste
smaadheid, die men mij kon aandoen.
Maar dat zou niet mogelijk wezen. Het
is mijn recht deel te hebben aan smart, en
hij die tegelijk de liefelijkheid der wereld
lean zien en deelen in haar smart, en iets
van beider wonder kan beseffen, is in on-
rniddeliijke aamaking iftet hei goddelijke,
en is zoo dicht tot Gods geheimenis ge-
naderd als eenig menscn maar komen
kan."
Tegelijk krijgen wij dan nu de gelegen-
heid om de vraaa te stellen: Heeft Oscar
Wilde gelijk? Wij willen eerlijk erken-
nen: Toen wij zijn boekje voor het eerst
in het oorspronkelijk lazen, in het En-
qelsch. en pas daarna in de lang niet altijd
feillooze vertaling van Boutens, troffen
wij eerst overal in ,,De Profundis" het
woordje sorrow" aan. Wij begrepen
dat altijd wel als „smart", maar dan toch
onwillekeurig steeds als smart met een
lichte bijgedachte van spijt of berouw.
Boutens echter vertaalt overal zonder
meer: smart, en wij aelooven, dat de ver-
taler daarmee gelijk heeft.
Voor ons echter komt het nieuwe leven
(Wilde spreekt graag op voorbeeld
van Dante van de ,,vita nuova")
voor ons komt het nieuwe leven voort uit
het berouw, of wilt ge: uit smart, die als
grondgedachte een onderstellina heeft de
smart voor eigen schuld. Slechts een
enkel keertje (wij schreven het reeds) ae-
bruikt Wilde het woordje schuld, net
woordje wroeging, het woordje schuld
besef, maar dan doet hij dat toch altijd
slechts terloops. Eens hoorden wij van
een jong predikant, die pas tot taak had
gekregen om in een gevangenis de ge-
straften te bezoeken. Hij was dan nu een
keer ,,rond" geweest, en nauwelijks waren
de zware deuren achter hem dichtgegaan,
en was hij weer terug op de drukke en
voile straat, of hij kwam een ouder col-
lega van hem tegen, wien hij zijn nood en
ontsteltenis klaagde door te zeggen: hij
had daar dien morgen in hun cellen een
massa menschen opgezocht, maar wat het
vreeselijkste van het geval was, was dit:
al die menschen waren onschuldig! lets
dergelijks zou dien predikant ook zijn
overkomen. als hij Oscar Wilde had be-
zocht: al die uitingen, hoe schoon ook ge-
formuleerd en hoe fijn ook vaak gevoeld,
bevatten nimmer een volledige en ruiter-
lijke erkentenis van schuld.
En om die reden kunnen wij dan ook
noch bewonderen, noch goedkeuren den
titel, dien Wilde's boedelberedderaar aan
dit geschrift heeft gegeven. Wilde zelf
noemde het een ,,epistola e carcere et vin-
culis", een brief uit den kerker en uit de
boeien. Dat is misschien nu wel wat
overdreven, want hij had handen en voe-
ten vrij, maar dat is toch altijd nog
zuiverder dan de titel: In of uit de Diepte.
Want die naam doet ons denken aan
Psalm 130, dien wonderschoonen boete-
psalm, den meesten onzer welbekend. We
kunnen dien Psalm lezen in den Bijbel, wij
kunnen hem ook voor onzen geest stellen
in die wonderschoone en zoo klassieke
berijming:
„Uit diepten van ellende,
roep ik met mond en hart
tot U, die heil kunt zenden,
o Heer, aanschouw mijn smart.
Wil naar mijn smeekstem hooren,
merk op mijn jammerklacht,
verleen mij gunstig' ooren,
daar 'k in mijn druk versmacht," enz.
^Vij zouden onzen lezers nu liefst de
keus willen geven tusschen Oscar Wilde s
,,De Profundis en David s ,,Uit de
Diepte". Wij stemmen toe: Er is eenige
overeenkomst. Beide zijn zeker geschre-
ven, gedicht in carcere et vinculis, in ker
ker en boeien. Beide dichters hadden heel
veel verdriet. Bij beiden ook is de smart
op het hoogst en bet lijden op zijn
zwaarst. En beiden ?nakken naar het
nieuwe leven. naar de :a nuova.
Alleen is er dit verschil, en dat verschil
is heel groot, en heel breed en vooral
heel diep:
Bij Wilde is de vita nuova eigenlijk
reeds begonnen, nu de smart maar ge-
komen is, nu hij gezien en gemerkt en ver-
staan heeft, zooals hij het zegt, dat niet
alleen de bezonde kant van den tuin de
eenig ware kant is, maar dat ook de an
dere zijde met haar schaduw en mistroos
tigheid haar recht en waarde heeft. Bij
den dichter van Psalm 130 is echter achter
en onder de smart het berouw aanwezig,
de voile erkentenis, dat wij alien schuldig
zijn, en dat niemand ,.vrij-uit-gaat", ook
geen van al die menschen, die in vrijheid
rondloopen, maar dat er bij God, tegen-
over Wien wij alien staan als groote schul-
digen, vergeving is, opdat Hij gevreesd
worde.
Vergeving en vrees misschien achten
wij die volgorde verkeerd. Wellicht waren
wij van deze opvatting, dat vergeving de
vrees overwon en overtollig maakte. Maar
bij David bleef, ondanks «le vergeving, de
vrees toch bestaan. Vre^s dan in den die-
pen zin van: ontzag. Vrees, wij zouden
het ook zoo kunnen
zeggen: de dagelijk-
sche angst, dat hij toch het reeds ontvan-
gene nog weer eens zou verliezen of kwet-
sen. Hij heeft vergeving van ziin God ont-
vangen, hij heeft zijn zonde geboet op den
diepen weg, dien hij heeft moeten gaan, hij
heeft de vergeving Gods ervaren, en nu
houdt hij die vergeving vast en bewaart
hij haar heel zuinig en teer, en vrees is er
in zijn hart: die vergeving nog eens te ver
liezen, of er ooit weer tegen te zondigen.
En zoo licht dan in de verte de ,,vita
nuova", het nieuwe leven, als hij, David,
alles nog eens hoop- tt kunnen goed-
maken. en roept hij het zichzelf en anderen
toe: „Hoopt op den Heer, gij vromen, is
Israel in nood, er zal verlossing komen,
zijn goedheid is zeer groot
Bijna aan het eind van zijn boekje
schrijft Wilde, dat hij, als hij vrijkomt, wil
[aan wonen aan de zee, op een of ander
ouitenlandsch plaatsje, toch weer samen
met dien jongen man, met wien hij zijn
misdrijf tegen de zeden had begaan. Aan
zee wil hij gaan wonen, want zegt hijde
zee wascnt der wereld smetten en zonden
weg. Zou dat waar zijn Zou de zee dat
doen Ik weet wel van een diepe, rijke
zee, van Gods genade, die de zonden weg-
spoelt en die het leven verreint, maar ik
heb toch ook vaak hooren spreken van din
gen, die al het water van de zee niet af-
wascht. Of elders, heelemaal aan het eind,
schrijft Wilde, dat de maatschappij met-
een wel geen plaats meer voor hem be-
schikbaar zal willen stellen, maar zegt
hij dan ,,de natuur, wier zoete regen
valt op rechtvaardigen en onrechtvaardi-
gen zonder onderscheid, heeft kloven in
de rotsen, waar ik mij zal kunnen
verschuilen, en heimelijke dalen, waar ik
ongestoord zal kunnen weenen. Zij zal
den nacht behangen met sterren, dat ik
dolen kan in de duisternis zonder te strui-
kelen, en zij zal den wind zenden over
mijn voetsporen, dat niemand mij zal kun
nen achtervolgen om mij kwaad te doen;
zij zal mij reinigen in haar groote wateren,
en met haar bittere kruiden zal zij mij
heelen."
Met die zinnen eindigt Oscar Wilde's
boek. Wij eindigen anders, en wij hopen.
dat onze lezers ook anders zullen eindigen.
Wij behoeven niet te eindigen en willen
niet eindigen zondeT te hebben getuigd
van Hem. Die meer is dan de natuur, van
Hem, die Schepper is, maar ook Vader,
en van Wien geschreven staat, dat Hij
Zijn zon doet opgaan over boozen en goe-
den en dat Hij regeert over rechtvaardigen
en onrechtvaardigen, een God, van wien
wij weten, dat Hij degenen, die Hem lief-
hebben, alle dingen doet medewerken ten
goede, en dat niets ons zal kunnen schei-
den van Zijne liefde. Dan gaan wij wel
in de diepte, dan moeten #vij zelfs de diep
te in, maar dan komen wij ook weer elke
diepte door, en Hij brengt ons naar de
hoogte, ja, door een nacht, hoe zwart, hoe
dicht, voert Hij ons naar t eeuwig licht.
echter tot dusver geen toepassing gevon-
den, ofschoon aan deze toepassing niets
in den weg staat voor zoover betreft de
automobilisten uit landen waar Neder-
anders reeds zijn vrijgesteld, zooals in
Engeland, Italie, Luxemburg, Zweden en
Zwitserland.
Een overeenkomst van wederkeerigheid
met Belgie zal voor de Nederlandsche
automobilisten van het grootste belang
zijn, aangezien zij dan bevrijd zouden zijn
van de zeer groote belemmeringen, welke
het internationaal verkeer ondervindt door
de bestaande ,,taxe de sejour
De Belgische regeering heeft onlangs
reeds besloten Engelsche automobilisten
vrij te stellen van deze taxe de sejour
hetgeen het bezoek van Britsche automo
bilisten aan Belgie ongetwijfeld zal bevor-
deren. ten koste van Nederland.
Ook tusschen Nederland en Belgie zijn
onderhandelingen gaande, die wel kans
van slagen schijnen te hebben.
Bij dezen stand van zaken heeft de A.
N. W. B. Toeristenbond voor Nederland
gezamenlijk met de Koninklijke Neder
landsche Automobiel Club een verzoek
ericht tot den Minister van Financien, om
_iij de Belgische regeering kracht op af-
doening van deze aangelegenheid aan te
dringen en zich ook in verbinding te stel
len met landen als Noorwegen en Spanje,
ter verkrijging van wederzijdsche afschaf-
fing van bela"sting, zoomede uit te lokken
een algemeenen maatregel van bestuur,
waarbij op grond van art. 6 sub 3 der wet
automobielen uit, Engeland, Italie, Zwe
den, Zwitserland enz. van de wegenbelas-
ting worden vrijgesteld voor dezelfde
periode gedurende welke Nederlanders
in die landen zijn vrijgesteld.
De door den A. N. W. B. en de K. N.
A. C. gezamenlijk aanbevolen maatrege-
len zouden aan het internationale verkeer
zeer ten goede komen en ons land zou er
door vermeerderd toeristenbezoek wel bij
varen.
MINDER RAADSLEDEN IN
GROOTE GEMEENTEN
De Minister van Binnenlandsche Zaken
heeft het gevoelen van Ged. Staten der
provincien gevraagd omtrent een door B.
en W. van Leiden aanbevolen wijziging
van de Gemeentewet, waardoor in groo-
tere gemeenten het aantal leden van den
raad op een kleiner getal wordt bepaald
dan thans het geval is. Bij toeneming
van het zielental behoeft men dan minder
spoedig te komen tot vermeerdering van
het getal raadsleden, waarvan kostenbe-
sparing het gevolg zal zijn. (Tel.)
NATIONAAL MIDDENSTANDS-
CONGRES.
Het 25ste Nationaal Middenstandscon-
ares zal 4, 5 en 6 September te Alkmaar
bijeenkomen. Aangevangen zal worden
met de jaarvergadering, waarin verschil-
lende bondsaangelegenheden zullen wor
den behandeld.
Op het congres zullen tal van inleidin-
gen worden gehouden en prae-adviezen
worden uitgebracht.
De heer S. P. Lips brengt een prae-ad-
vies uit over: Het ontwerp van wet tot wij
ziging der Ziektewet. Hij komt daarbij
tot de volgende conclusies:
le. De verplichtingen voor de werk-
gever, voortvloeiende uit art. 1638c B. W.
en de door de werkgevers vrijwillig getrof-
fen aanvullende voorzieningen bij ziekte
hunner arbeiders, gaan thans reeds aan-
merkelijk verder, dan hun aandeel in de
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN.
VRIJSTELLING VAN WEGEN-
BELASTING.
De A. N. W. B. publiceert het vol
gende persbericht:
De Wegenbelastingwet maakt t moge
lijk (art. 6 sub 3) aan niet binnen het Rijk
wonende of gevestigde houders van mo-
torrijtuigen geheel of gedeeltelijk vrijstel-
ling van belasting te verleenen, met in
achtneming evenwel van het beginsel van
wederkeerigheid, indien in het land waar
die houders wonen of gevestigd zijn, een
soortgelijke belasting wordt geheven.
Deze bepaling, welke tegemoet kan
komen aan vele bezwaren, welke de in-
voering van de wegenbelasting voor het
internationaal verkeer medebrengt, heeft
verplichtingen, welke de Ziektewet op zou
leggen. voor zoover de voorziening bij
ziekte voor de arbeiders onvoldoende ge-
acht moet worden, is dit uitsluitend te wij-
ten aan het feit, dat die arbeiders zelf in
verzuim zijn.
2e. Ziekterisico voor den arbeider en
het risico van ziekengeldbetaling voor den
werkgever zijn twee volkomen ongelijk
soortige risico s.
3e. Het risico van ziekengeldbetaling
is voor den werkgever in het algemeen
geen object van verzekering. Verzeke-
ringsdwang ten aanzien daarvan beteekent
het leggen van overbodige improductieve
lasten op het bedrijf en is daarom niet te
aanvaarden. Volkomen vrijheid dient voor
den werkgever geschapen te worden, het
ziekengeldrisico, als tot nu toe, zelf te
dragen.
4e. Aan het in de wet neergelegde be
ginsel van paritetisch dragen der kosten,
behoort een uitvoering gegeven te worden,
welke dat beginsel niet tot een wassen neus
maakt. Het" afhouden der halve premie
door den werkgever van den werknemer, is
zuivere theorie en is, althans voor de
groote massa der middenstanders-werk-
gevers, practisch onmogelijk vol te houden.
Premieverrekening tusschen werkgever en
werknemer is derhalve niet te aanvaarden
als een ernstig bedoelde poging om de ar
beiders de helft van de ziekteverzekering
te laten betalen. Een betere oplossing is te
vinden door aan ieder van de beide par-
tijen de zorg voor een deel van den in de
wet genoemden termijn van 26 weken toe
te wijzen.
De heer J. Groot, accountant te Amster
dam, komt in zijn prae-advies: De perso-
neele belasting, geheven van winkels, ho
tels en koffiehuizen tot de volgende con
clusies:
Deze woorden, welke de uitspraak
zijn van alle overtuigde verbruiksters,
bewijzen hoezeer dit schitterende
waschmiddel de genegenheid der
huisvrouwen heeft verworven.
Inderdaad, de populariteit welke
Persil geniet, is zonder weerga. De
huisvrouw, die Persil kent, weet
wat zij eraan heeft.
spaart en verzorgt het waschgoed
en maakt het wasschen aangenaam
en goedkoop.
Vraagt gratis brochure „De Reiniging
der Wasch" b/d. Eenige Imp.: E. Oster-
mann Co. Amsterdam. Fabtikante
Henkel Cie., A G., Diisseldorf.
le. Invoering van de bedrijfsbelasting
heeft het karakter der personeele belasting
sterk gewijzigd en haar gemaakt tot een
zuivere verteringsbelasting;
2e. Productieve uitgaven als de uitga-
ven, gedaan voor de installatie van win
kels, hotels en koffiehuizen, mogen door
een verteringsbelasting niet worden ver-
hoogd;
3e. Wil men, wat hotels en koffiehui
zen betreft, de bezoekers van die inrichting
treffen, dan leidt een heffing van perso
neele belasting in haar tegenwoordigen
vorm in het algemeen niet tot het ge-
wenschte resultaat:
4e. De afschaffing van de hier bespro-
ken personeele belastingen, diene langs
den weg van het parlementair initiatief zoo
spoedig mogelijk te worden bevorderd.
De heer Koopmeiners, directeur van het
Bureau der Rott. Middenstandsvereeniging
..Handel en Nijverheid" te Rotterdam, zai
rapport uitbrengen over: De strafbedrei-
ging tegen den flesschentrekker.
Prof. Mr. J. A. Eigeman uit Rotterdam,
zal een inleiding houden over: Zijn er te
veel winkels
DE TOESTAND DER BELGISCHE
STAATS-FINANCIeN.
De Belgische Handelskamers hebben
verleden Zondag een algemeene vergade-
ring gehouden te Verviers. Bij deze gele-
Senheid heeft de minister van financign
aron Houtart een rede gehouden waarin
hij den toestand der Belgische staatsfinan-
cien heeft uiteengezet. Het gevaar, aldus
de minister, dat we in 1926 hadden te be-
strijden was noch min. noch meer het fail-
lissement van den Staat en de inflatie
waardoor de franc zijn waarde zou hebben
verloren. Het eenige middel om die ramp
te voorkomen was de schulden op korten
termijn te delgen, met welk doel nieuwe
belastingen moesten geheven worden van
een bedrag van anderhalf milliard. Dit
doel is thans bijna bereiktbij het einde
van dit jaar zal de openbare schuld op
korten termijn terugbetaald zijn.
In 1926 waren schatkistbons in omloop
met vervaldag van een jaar of minder voor
een bedrag van 6 milliard francs.
Die schuld is bijna afgelost. zoodat ein
de 1928 nog slechts 200 millioen francs
zullen overblijven, die in 1929 moeten ver-
effend zijn. De buitenlandsche schuld op
korten termijn, zijnde 50 millioen dollar is
eveneens gedelgd. Tegenover de natio-
nale Maatschappij van Crediet aan de
Nijverheid had de Staat een schuld van
850 millioen francs, welk bedrag ook einde
1929 zal afbetaald zijn.
Deze som zal wederom aan de uitbrei-
ding van nijverheid en handel kunnen be-
steed worden. Einde 1929 zal dus de ge~
heele schuld op korten termijn, die de oor-
zaak was der financeele crisis van 1926,
aangezuiverd zijn.
Teneinde die crisis te overwinnen, werd
een amortisatiefonds cpqcricht. hetwelk
gevoed werd door uitzonderlijke belastin-