ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAP VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN
No 825
Vrij dag 10 Augustus '928,
68* Jaargang
Eerste Blad.
De Profundis.
De innemende Landlooper
ABON^E TSPR US:
BINNENLAND.
BUITENLAND.
FBUILIilST OH.
Oscar"Wilde's" eigen titel (uistet was dan j XT JStfUSrtBT-S
ttj§
fil
Ter
Rinnpn Tcr Neuzen f 1 40 per 3 maandcn Buiten
Voo: Belqie en "Amerika f 2.25, overige landen f 2,60 per j maanden fr. per post
Dit blad verschijnt iederesi Maandaq-, Woensdaq- en Vnidaqavonu.
m c t -f i SD r>t»r mianden Bii vooruitbetalinq fr. per post f 6.60 per jaar
Neuzen b. V,, Post 1 ,_8°he, "litid aiiMn bii voormibeudtag.
irta. r WU In N.illAMIH
1.
in
aag v.
s. We
oplaaq in 1913 drieduizend. terwiu
derde oplaag weer drieduizend exemplaren
qroot was. Wei een bewijs, dat de belang-
stelling voor Wilde ook in ons land niet
qering was en is.
i Moeilijker is het hier een langer of kor-
ter overzicht te geven van den inhoud.
Boutens, hoe zeer ook een vereerder van
Wilde, heeft zelf erkend, dat er in dit ge-
schrift geen eenheid van gedachte is. Hij
oogenblikkelijke stemmingen, onder den
druk van lichamelijk lijden en geestelijke
hulpbehoevendheid. Maar Boutens heeft
toch evenzeer gelijk, als hij zegt, dat hier
de ziende (liever nog zouden wij zeggen:
de schouwende) geest vaak steeg boven
den oogenblikken toestand.
Natuurlijk ligt het niet in onze bedoeling
den inhoud hier met een paar groote woor-
den af te maken, en dus ons wat heel ge-
Laten we eerst iets mogen zeggen over
den titel van het betrekkelijk kleine boekje,
dat zoo heet. Die naam ..De Profundis
is niet afkomstig van den schrijver. Oscar
Wilde, die dit boekje schreef in aegevan-
genis tusscben de jaren 1895 en 1897 had
zelf als titel gewenscht en aangegeven.
..Epistola in carcere et vinculis d.w.z..
,,een brief in den kerker en in boeien
Zijn letterkundige boedelberedderaar, Ro
bert Ross, gaf er echter den titel aan: ,,De
Profundis" „Uit (of over) de Diepte
opzettelijk of onopzettelijk ontleend aan
den bijbel, en wel aan de begin woorden
van den 130sten Psalm, dien bekenden
Boetepsalm, waar het heet: „Uit de diepte
roep ik tot U, o God Of en in hoeverre
H7.1 J.-. tjtej lister was
dien
UV. IVUVll 11 VI" JJ 7
wij aan het slot van ons tweede artikel nog
even willen beantwoorden.
In de tweede plaats deelen wij hier iets
mede over den schrijver. Om niet voorin-
genomen te schijnen. willen wij hier at-
drukken, wat een van ziin vereerders, de
man, die een in de wereldbibliotheek ver-
schenen geautoriseerde vertaling van Wil-
de's boeK gegeven heeft, in de inleiding
over dien schrijver zegt. P. C. Boutens
dan vertelt, hoe Oscar Fingal O Tiahertie
Wills Wilde (namen dus genoeg leefde
van 1854 tot 1900, en de befaamde schrij
ver was van den roman ,,The Picture of
Dorian Gray", van verscheidene bundels
sprookjes, essays, gedichten, van het too-
neelstuk Salome, gespeeld door en ge-
maakt op verzoek van de bekende Sarah
Bernhardt, maker ook van vier blijspelen
wier vertooninqen niet ophielden, niet al-
lcen te Londen, maar ook alom voile
schouwburgen te trekken. Hij werd den
25sten Mei 1895 veroordeeld tot twee jaar
tuchthuisstraf. Zijn veroordeeling om een
misdrijf tegen de zeden was het onmiddel-
lijk gevolg van zijn eigen aanklacht wegens
laster tegen den Markies van Queensberry
den vader van Lord Alfred Douglas,
Wilde's te zeer door hem aangebeden en
verafgoden „vriend". De veroordeelde on-
dergiiig zijn straf in de gevangenis te
Wandsworth en daarna in die te Reading,
en het is in de lateren tijd van zijn verblijf
aldaar, toen men hem toestond te schrij-
ven wat, wanneer en zoolang als hij zelf
verkoos, dat dit boekje ..De Profundis"
ontstaan is.
In Mei 1897 kwam Oscar Wilde weer
vrij, en hij vestigde zich toen onder den
schuilnaam ,,Sebastiaan Melmoth eerst
te Berneval in de omgeving van Dieppe.
Hier schreef hij 't eenige werk, dat hij na
zijn gevangenschap heelft klaargekregen:
..The Ballad of Reading Goal". Het was
zijn bedoeling Berneval niet eerder te ver-
laten voordat hij zijn ontworpen drama
..Pharaon" voltooid zou hebben. Maar
reeds in October van dat jaar gaf hij ge-
hoor aan Douglas' aanhoudend dringen,
en had hij een samenkomst met hem te
Rouaan. Daarna waren de beide vrienden
een korten tijd samen op Douglas villa te
Posilippo, in de omgeving van Napels,
maar zij werden gedwongen doordat vrien
den en verwanten beider toelagen eenvou-
I dio inhieiden, om opnieuw te scheiden.
Oscar Wilde vertrok toen naar Parijs,
I leefde daar in betrekkelijk behoeftige om-
standigheden, en is er den 30sten Novem-
ber 1900 aan menigitis gestorven.
Zoowel over titel en schrijver, waaruit
voldoende blijken kan, dat wij hier te ma
ken hebben met een belangwekkend ge-
schrift van een buitengewoon mensch.
Voor in den Derder Druk (1919) van de
Nederl. vertaling, uitgegeven in de We
reldbibliotheek, staat aangegeven hoe er
van de eerste oplaag in 1911 viifduizend
exemplaren zijn geplaatst, van de tweede
"""3 drieduizend. terwijl de
de wiingaarden, van het gras in den boom-
qaard. dat wit is van den bloesemregen ot
overstrooid ligt met afgevallen ooft
daarvan weten de lieden binnen de gevan
genis niets en kunncn zij ook niets te weten
komen. Voor hen bestaat slechts een ge-
tijde. het getijde der smart. Zelfs de zon
en de maan schijnen van hen te zijn weg-
genomen. Buiten is de dag misschien
blauw en gouden, maar het licht, dat neer-
zeeft door het dicht gedempte glas van het
kleine raam met zijn ijzeren tralien, waar-
onder zij zitfen, is grijs en karig. Het is
altijd schemering in hun eel zooals het al-
tijd schemering is in hun hart. En in den
kring der gedachte, evenzeer als in den
kring van den tijd, bestaat beweging niet
meer. Is dat alles niet prachtig geteekend
en diep gevoeid?
Zoo mooi en aandoenlijk vertelt Oscar
Wilde ook van den dood van zijn moeder.
1 al laat hij ook bij die mededeeling als altijd
uitkomen. van hoe groot belang hij zichzelf
acht. Als zijn moeder tijdens zijn verblijf
in het tuchthuis overleden is, schrijft hij
o.a. neer „Niemand wist, hoe diep ik
haar beminde en vereerde. Hare dood was
verschrikkelijk voor mij. Maar ik en
daar voelen wij nu aanstonds weer zijn
trots! ik. eens een machthebber over de
taal, heb geen woorden om mijn benauwd-
heid en schaamte uit te drukkenNooit,
zelfs niet in de volmaakste dagen van zijn
ontwikkeling als kunstenaar. zegt hij, zou
hij woorden hebben kunnen vinden, ge-
eigend tot het dragen van een zoo ver-
schenen last, of om te bewegen met toerei-
kende statigheid van muziek door den pur-
makkelijk af te maken van wat hier door peren optocht wan zijn onuitsMe^hj^wee.
Oscar Wilde wordt gezegd. Wij zijn er
dan immers wel af, maar degenen. die dit
artikel lezen, zijn er dan waarschijnlijk al
heel weinig door verder gekomen, en als
wij niet iets verder kwamen door de lezing
en overdenking van een boekje, als De
Profundis, waarvoor zou onze inspanning
dan dienen Wij willen er dus al ons best
voor doen, om Wilde zooveel mogelijk het
volste recht te laten wedervaren.
Reeds deelden wij mede: Wilde kreeg
twee jaar tuchthuisstraf. Er zullen, toen
hij begon te schrijven, reeds ongeveer an-
derhalf jaar voorbij zijn geweest. Hij zegt,
hoe het al lang geduurd heeft, maar hoe
iemand, die vrij man is, nauwelijks een zoo
wijde uitgestrektheid kan overzien. Lijden
toch is een oneindig lang oogenblik. Wij
kunnen het eigenlijk niet in getijden ver-
deelen. Wij kunnen slechts zijn stemmin
gen aanteekenen en daar terugkeer boe-
ken. Voor ons hij bedoelt voor gevan-
genen als hij heeft de tijd zelf geen
voortgang. Hij wentelt om. Hij schijnt al
maar rond te draaien om een middelpunt:
leed. De verlammende onbewegelijkheid
van een leven, waarvan elke bijkomstig-
S heid geregeld wordt naar een onverander-
j lijk voorbeeld, zoodat wij eten en drinken
i en nederliggen en bidden, of tenminste
onze knieen buigen, volgens de onwrikbare
wetten van een ijzeren voorschrift,
1 deze eigenschap van onbewegelijkheid
(schrijft Wilde), die elken dag met zijn
verschrikkingen tot in het haarkleinste en
-fijnste onderdeel gelijk maakt aan zijn
broeder. schijnt zich mede te deelen aan
die uitwendige krachten, wier eigenste we-
zenheid van bestaan onafgebroken wisse-
ling is. Van zaai- en oogsttijd, van de
snijders, die buigen over het graan, of de
druivenlezers, die zich een pad banen door
Zijn moeder en zijn vader hadden hem een
naam nagelaten, dien zij tot adel en eer
hadden opgevoerd en hij heeft dien naam
dat erkent Wilde dan toch maar!
voor eeuwig onteerd. 1 Iij had dien naam
gemaakt tot een gemeen spreekwoord on
der gemeene lieden, en dien naam door het
slijk gesleept.
De dood zijner moeder. en al het andere
leed van zijn ervarinq eeft hem dus toch
wel doen verstaan, dat hij niet zonder
schuld was, maar het is eigenaardig: hij
noemt dat woordje schuld niet of nau
welijks. Hij erkent het hier en daar, dat
hij het zelf is geweest, die zich te gronde
richtte, en dat niemand, groot of k.'ein, te
gronde gericht kan worden dan door zijn
eigen hand. Weinig menschen, ook dat
erkent hij, maar het is niet eens een
vraag, of het nederigheid of hoogmoed
is dit zoo te belijden! Weinig menschen
namen zoo n positie in tijdens hun leven,
en zagen die beteekenis op zoo n wijze
erkend. Gewoonlijk, zegt Wilde zelf.
wordt iemands beteekenis bepaald door
den geschiedschrijver of den criticus lanfl
nadat zoowel de man als z jn tijd voorbij-
gegaan zijn. Maar met hem was het an-
ders. .,De Goden", zoo schrijft hij, had
den mij bijna all'eding geschonken. Ik had
een klinkenden naam, een hooge maat-
schappelijke positie, de gave van te kun
nen schitteren en van intellectueelen
durf." Hij maakte de kunst tot een wijs-
begeerte, en wijsbegeerte tot kunst. ..Daar
was niets, wat ik zeide of deed, dat de
menschen niet in verwonder;ng bracht.
Maar dan vertelt hij (als in een adem)
hoe hij daarnaast zich ook met andere
dingen heeft beziggehouden en zich liet
veriokken tot langdurige beqoochelinqen
van zinneloos en zinlijk welbehagen, hoe
hij er zich mee vermaakte een flaneur te
zijn, een „dandy", een man van den dag,
hoe hij zichzelf omrinqde met kleine na-
turen en minderwaardige geesten, hoe hij
werd de verzwendelaar van zijn eigen
genie, en het hem een bijzondere vreugde
schonk een eeuwigdurende jeugd te ver-
kwisten. „Vermoeid van het verkeeren j
op de hoogten zoo vertelt hij het zelf j
daal'de hij opzettelijk af naar de laag-
ten, op zoek naar altijd weer nieuwe zin- j
nenprikkeling. Ten laatste was voor hem
begeerte een ziekte of een waanzin, of wel
allebei tegelijk. Hij - het begint nu sterk
op een b'iecht te lijken hij bevredigde
zijn genotzucht waar het hem behaagde,
en hij ging nog verder. Hij vergat, dat
elke kleine' d'aad van het dagelijksch
leven vormend of vernietigend op het ka-
rakter inwerkt, en dat men, wat men in
zijn binnenkamer heeft gedaan, eenmaal
zal moeten verkondigen op de daken. Hij
liet zich door het genot beheerschen, en
eindigde in afgrijselijke schande.
En nu 1'eeft Oscar Wilde voort in een
zekere tweeheid van stemming. Daar is
aan den eenen kant het feit, dat hij thans
hulpeloos is en hulpeloos blijft, dat hij is
zooals hij het zelf zegt„volstrekt zon
der middelen en volkomen zonder tehuis
Maar aan den anderen kant is hij toch
nog lang niet zonder vrienden, en zeker
niet zonder geestverwanten en zelfs be-
schermers. Hij weet wel, dat zijn lot straks
niet zal zijn aalmoezen te vragen langs den
weq, en dat, als hij ooit bij nachttijd zal
nederliggen in het koele gras, dat wezen
zal om sonnetten te schrijven op de maan.
Hij weet wel haast zeker als hij uit de
gevangenis komt, zal R..., zijn ,„vriend
om wien hij de gevangenis is ingegaan,
hem opwachten aan de andere zijde van
de groote met ijzer beslagen poort.
j Maar en dat is nu eigenlijk ons aller-
I qrootste bezwaar tegen \M|de hij co~
moraal of godsdienst helpt hem de rede.
Want die rede zegt hem, dat ae wetten
waaronder hij veroordeeld is, verkeerde
en onrechtvaardige wetten zijn. en dat het
stelsel, waaronder hij geleden heeft, een
verkeerd en onrechtvaardig stelsel is, ook
al gaat Oscar Wilde nog niet zoo ver als
zijn Hollandsche vertaler en verdediger
Boutens, die het aandurft om te spreken
over „zijn botsincj met de cfeboekte zede-
lijkheidsbegrippen eener schijnheilige sa-
menleving".
Wat is het dan. dat Wilde straks uit
de gevangenis hoopt mee te brengen als
de vrucht van het daar geledene en als
den grondslag, ja inhoud van het nieuwe
leven, dat hij hoopt te beginnen
Wij hopen dat in een tweede artikel
mede te deelen.
DE VAC.-SCHEURER.
Thans is na het bedanken door de hee-
ren Colijn en Rutgers door den waame-
mend voorzitter van het Cenfcraal Stem-
bureau benoemd verki'aard tot Tweede
Kamerlid in de vacature ontstaan door het
overlijden van den heer Schreurer, de heer
Th. Heukels, lid van Ged. Staten van Z.
Holland.
Kilboumes; een twistgesprek tusschen hem en
Rawlins volgt.
i quetteerd zoo met zijn toestSPJ en met zijn
leed. Hij vindt zichzelf zoo erg gewichtig,
ook wel erg belangrijk, hij schrijft dan ook
niet om anderen te helpen of te troosten
of te steunen, hij schrijft alieen om zich
zelf te handhaven, ook nu nog.
Heel onomwonden zegt vV ilde het
noch godsdienst, noch moraal. noch rede
kunnen hem eenigszins helpen. De mo
raal komt hem niet te hulp, want hij voen
zichzelf altijd iemand buiten en boven de
wet. Hij noemt zich een van hen, die ge-
schapen zijn voor uitzonderingen en niet
voor wetten.
Ook de Godsdienst helpt hem met. Het
geloof, dat anderen schenken aan wat on-
zienlijk is, geeft hij aan wat men kan aan-
raken en aanschouwen. Zijn goden wo-
nen wel in tempelen, met handen gemaakt,
en binnen den kring der feitelijke erva-
ring heeft hij zijn geloof volkomen en vol-
led'ig gemaakt, te volledig zelfs misschien,
want zooals alien, die hun hemel op aar-
de hebben geplaatst, heeft hij daar niet
enkel de schoonheid van den heme., maar
ook den afschuw van de hel gevonden.
En als Wilde over godsdienst denkt, zegt
hij lust te gevoelen om orde te stichten
van hen, die niet kunnen gelooven, de
Broederschap der Godsdienstloozen.
waarin op een altaar, waarop geen kahrs
brandde, een priester, in wiens hart vrede
qeen woning had, de mis zou bedienen
met ongeheiligd brood en een ledigen
wijnkelk. Kan men ht-t haast negatiever,
ja vijandiger denken
En evenmin als
U1TSLUITING AFGEKONDIGD.
De correspondent van de N. R. Crt. te
Brussel meldt1:
Te Eecloo en Waarschoot. een belang
rijk centrum van de textielindustrie in het
nooxdwesten van Oost-V.aanderen nabij
de Nederlandsche grens is in acht weve-
rijen een uitsluiting afgekondigd. Ruim
1000 arbeiders worden door deze maat-
regel getroffen. Gevreesd wordt, dat ooli
andere- fabrikanten zich bij de beweging
zullen aansluiten.
DE IMMIGRATIE NAAR CANADA-
Men meldt uit Londen
Nauwelijks heeft de Canadeesche re-
geering bekend gemaakt, dat zij mannen
oproept om den oogst te helpen binnen-
halen, of uit alle deelen van Engeland
komen aanvragen binnen om dit werk te
mogen doen. Reeds zesduizend man heb
ben zich aangeboden, voornamelijk uit
Zuid-Wales, de Midlands, Glasgow en
Noord-Engeland. Verwacht wordt, dat dit
getal tot 10.000 zal aangroe.en. Een aan-
tal mannen, voornamelijk uit Southamp
ton en omstreken, zijii reeds gekeurd en
door de commissie, bestaande uit rijks-
ambtenaren van Engeland en Canada aan-
genomen en daarna aan boord van een
der schepen van de Canadian Pacific Line
gegaan.
DE VLAAMSCHE RADIO
VEREENIGING.
Men schrijft uit Antwerpen aan de N.
R. Crt.:
Toen in 1923 Belgie met de Radio-
Belgique" te Brussel een nationaal zend-
station kreeg, blee'k al bij den aanvanq
ook bij deze aangelegenheid als bij zoo-
door
E. J. RATH.
o
14) Vervolg.
Hortr inhoud van de vorige dertien numiners.
Ben reiziger, wiens levensomstandigheden
niet worden verteld, maar wiens uiterlijk, ma-
nieren en lang-gedragen kleeding den man van
beschaving, komt ergens in Amerika per trein
aan. Hij verneemt van een rijke dame, mevr.
Kilbourne, die ergens op het platteland woont
en een zwak heeft voor verheffing van land-
loopers. Zich naar haar buitenplaats begevend,
terwijl hij zich het uiterlijk van een landlooper vendien, mijnheer
geeft, ontmoet hij haar op den weg, waar zij
stil staat met haar auto, die een klein defect
heeft. De reiziger, die zich Wade Rawlins
noemt, overtroeft den chauffeur van mevr. K.
door het mankement direct te herstellen. De
chauffeur biedt, verontwaardigd over de vrien-
delijkheid waarmede mevr. K. den landlooper
bejegent, zijn ontslag aan; Wade Rawlins
wordt in zijn plaats aangesteld na mevr. K.
een romantische „levensgeschiedenis" te heb
ben opgedischt in tegenwoordigheid van de
vijftienjarige dochter van mevr. K., Marian.
Deze doorziet de fantasie, maar biedt den
nieuweling een bondgenootschap aan op de
voorwaarde van wederzijdsche oprechtheid.
Daarna rijdt de nieuwbakken chauffeur de
25jarige Hilda Kilbourne, die hem aan een
scherp verhoor onderwerpt en niet vriendelijk
doet naar het golf-terrein. Terwijl zij aan het
spelen is en hij buiten met den wagen wacht,
komt een knappe jonge man, lid der golfclub,
onvoorzichtig met een andere auto aannjden
en beschadigd het spatbord van de auto der
De mise-en-scene was voortreffelijk en
Wade Rawlins waardeerde alle detaiis.
De chauffeurs, die in een halven cirkel om
hen heen stonden, waren vol verwachting
en gunstig gestemd. De drie leden der
club waren onzijdig en twee van hen sche-
nen niet afkeerig den verderen gang van
zaken te aanschouwen. De jeugdige heer
Wheeler was rood van woede en zou
waarschijnlijk onvoorzichtig en overhaast
te werk gaan.
Het was te verleidelijk om waar te zgn,
dacht Rawlins. Hij had geen recht tot een
gezellig vechtpartijtje niet op dat
oogenblik tenminste; hij schudde dus glim-
lachend het hoofd.
„Spijt me. mijnheer Wheeler zoo
heet u immers? maar ik heb niet het
recht het vandaag uit te vechten. En bo-
Hij zweeg om zijn voorgewende oader-
danigheid nog hatelijker indruk te laten
maken.
Bovendien, mijnheer, komt het me voor
dat zulke kwesties uitgevochten behooren
te worden tenminste door heeren, die
niet weten, hoe ze een auto behoor.ijk
weqzetten op het politiebureau en het
kantoor der verzekeringsmaatschappij."
De adem stokte den heer Wheeler in
de keel.
„In dit geval, mijnheer. zou ik u graag
las tig vallen om uw volledigen naam en
adres. En als u een rijbewijs hebt - en dat
zult u wel hebben, want iedereen kan ze
tegenwoordig krijgen dan zou ik het
wel even willen zien, als het u blieit.
Vol verwachting haalde hij potlood en
papier te voorschijn.
..Wil je wel eens uit dien wagen komen,
voordat ik je er uit s.eur...
Des heeren Wheeler's ultimatum, want
als zoodanig was het bedoeld, bleef onvol-
tooid. doordat Hilda Kilbourne, die onge-
merkt genaderd was, plotseling naar vo-
ren trad. De uitdager deed een stap ach-
teruit en keek haar ver.'egen aan. t
,.Het spijt me, Hilda, maar deze man...^
Laten we er verder niet over spreken
viel ze hem in de rede.
Met een woedenden blik gaf ze haar
qolfclubs aan Rawlins en stapte snel in de
auto. De heer Wheeler deed weer een
stap vooruit.
,,Laat me de zaak uitleggen, Hilda.
,Op een anderen keer I'iever, Herbert
Haar stem klonk koel. „En zou je als je
bl'ieft je auto niet wat opzij willen zetten:
Anders kunnen we er niet uit en ik heb
haast."
Een oogenblik keek hij haar smeekenc
aan; daarna keerde hij zich om en maakte
ruimte. Toen de blauwe auto den weg op-
reed. wierp hij woedende blikken op Raw
lins. Hilda keek strak voor zich uit.
Toen ze den hoofdweg hadden bereikt,
verbrak Rawlins de stilte.
,,Als u maar weet, wie het is, hinoert
het niet. Dan weet u, waarheen u de re-
kening van het spatbord kunt sturen.
,,Dat spatbord kan me niets schelen.
Ik wensch er geen woord meer over te
hooren."
Ze sprak zoo heftig, dat hi) haar
sluiks aanzag.
.Moet ik een nieuw koopen of zal ik de
deuken er uit slaan?
„Doe wat noodig is. Het komt er niets
OPOanwillekeurig trok hij de wenkbrauwen
op en wijdde alle aandacht aan het chau -
^Niet dezen kant," riep ze ongeduldig.
,,Neem den anderen weg."
..Ik reed denzelfden weg als we geko
men zijn", legde hij kalm uit.
,,Wees zoo vriendelijk den weg te rij-
den, dien ik je zal aanwijzen."
„Zeker, juffrouw. maar Hij aarzei-
de. ,,Ik wou graag, dat u begreep, dat het
niet mijn schuld was wat daarginds
gebeurd is."
Hilda Kilbourne barstte los
,,Ik wil er geen woord verder over hoo
ren. Het was hoogst pijnlijk voor mij. Het
had niet mogen gabeuren
Ze zweeg en bewoog zenuwachtig de
handen. Rawlins was verwonderd. \Vaar-
om zoo een kleine ruzie hoogst pijnlijk
was voor een buitenstaander, kon hij niet
inzien. Hij begreep niet, dat het genoeg
was geweest, om het zachtzinnigste we
zen buiten zichzelf te brengen en Hilda
Kilbourne was meer dan dat.
„Het spijt me, natuurlijk,' zei hij. .,1k
wist niet, dat het voor u pijnlijk kon zijn.
Zwijg, Rawlins! Geen woord verder.
..Uitstekend, juffrouw. Ik moet hem ze-
ker niet aangeven bij de politic?
Ze keek hem stom-verbaasd aan.
j „Aanqeven!" riep ze uit. ,,Als )e dat
waaqt..! Als je ooit weer over deze kwes-
tie spreekt, Rawlins, hetzij tegen mil, het-
zii teqen iemand anders, dan zal ik zor-
gen, dat je verblijf op Kilbourne Heights
van'korten duux is."
Het was absoluut onbegnipeli)k, ai die
opwinding over zoo een kleinigheid. Hij
liet de zaak voorloopig rusten en besteed-
de alle aandacht aan het rijden.
Hilda zat den heelen weg roerloos voor
zich uit te staren. Ze had de kaart met
honderd vijf er op vergeten; zelfs aan liet
duistere hoofdstuk dacht ze niet meer. Ze
was zich alieen bewust van de pijnlijke
situatie.
VIII.
De garage der familie Kilbourne her-
bergde' drie auto's Hilda's two-seater,
de limousine, die mevrouw Kilbourne ge-
bruikte en een open wagen waaraan de
heer Kilbourne de voorkeur gaf, omdat
hij er niet van hield van de lucht afgeslo-
ten te zijn onder het rijden.
De open wacjen moest schoon pemaakt
worden en Rawlins bes;eedde er twee
uren aan, omdat men hem verteld had.
dat hij er later op den dag den heer
huizes mee zou moeten afaalen. Er mces.
noq rekening gehouden worden met mijn
heer Kilbourne en Rawlins besefte het
psychologisch gewicht van den eersten in
druk, Hij' stelde zich niet tevreden met al
ieen de modder te verwijderen; zorgvu.-
d:q wreef hij het lak op met zeemleer,
want hij was vastbesloten, dat de auto
zelf zijn sterkste aanbeveling moest zgn.
Hij was er van overtuigd, dat Oswald er
nooit zooveel zorg aan besteed ha
Het was een genoegen te werken in een
qarage, zooals die van de familie Kil
bourne, tenminste voor iemana, die zuike
dinqen waardeerde. De garage bevatte
1 werkelijk alles, wat maar eenigszins te
1 pas kan komen. Aan den eenen kant was
een werkplaats met een werkbank er in,
een electrisch gedreven draaibaneen
complete collectie reserve-onderdeelen,
kranen, banden, een tank voor samenge-
perste lucht, die door een el'ectrischen
compressor gevuld werd, een standaard
om de auto's op te wasschen, in kort, alles,
wat het werk mogelijk en makkelijk kon
maken voor iemand, die er mee om kon
gaan. Hoe meer hij ontdekte, des te meer
"bewondering kreeg hij voor den eigciraax
die zoo voor deze afdeeling gezorgd had.
(Wordt vervolgd.)