ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAP VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN No 825 Vrij dag 10 Augustus '928, 68* Jaargang Eerste Blad. De Profundis. De innemende Landlooper ABON^E TSPR US: BINNENLAND. BUITENLAND. FBUILIilST OH. Oscar"Wilde's" eigen titel (uistet was dan j XT JStfUSrtBT-S ttj§ fil Ter Rinnpn Tcr Neuzen f 1 40 per 3 maandcn Buiten Voo: Belqie en "Amerika f 2.25, overige landen f 2,60 per j maanden fr. per post Dit blad verschijnt iederesi Maandaq-, Woensdaq- en Vnidaqavonu. m c t -f i SD r>t»r mianden Bii vooruitbetalinq fr. per post f 6.60 per jaar Neuzen b. V,, Post 1 ,_8°he, "litid aiiMn bii voormibeudtag. irta. r WU In N.illAMIH 1. in aag v. s. We oplaaq in 1913 drieduizend. terwiu derde oplaag weer drieduizend exemplaren qroot was. Wei een bewijs, dat de belang- stelling voor Wilde ook in ons land niet qering was en is. i Moeilijker is het hier een langer of kor- ter overzicht te geven van den inhoud. Boutens, hoe zeer ook een vereerder van Wilde, heeft zelf erkend, dat er in dit ge- schrift geen eenheid van gedachte is. Hij oogenblikkelijke stemmingen, onder den druk van lichamelijk lijden en geestelijke hulpbehoevendheid. Maar Boutens heeft toch evenzeer gelijk, als hij zegt, dat hier de ziende (liever nog zouden wij zeggen: de schouwende) geest vaak steeg boven den oogenblikken toestand. Natuurlijk ligt het niet in onze bedoeling den inhoud hier met een paar groote woor- den af te maken, en dus ons wat heel ge- Laten we eerst iets mogen zeggen over den titel van het betrekkelijk kleine boekje, dat zoo heet. Die naam ..De Profundis is niet afkomstig van den schrijver. Oscar Wilde, die dit boekje schreef in aegevan- genis tusscben de jaren 1895 en 1897 had zelf als titel gewenscht en aangegeven. ..Epistola in carcere et vinculis d.w.z.. ,,een brief in den kerker en in boeien Zijn letterkundige boedelberedderaar, Ro bert Ross, gaf er echter den titel aan: ,,De Profundis" „Uit (of over) de Diepte opzettelijk of onopzettelijk ontleend aan den bijbel, en wel aan de begin woorden van den 130sten Psalm, dien bekenden Boetepsalm, waar het heet: „Uit de diepte roep ik tot U, o God Of en in hoeverre H7.1 J.-. tjtej lister was dien UV. IVUVll 11 VI" JJ 7 wij aan het slot van ons tweede artikel nog even willen beantwoorden. In de tweede plaats deelen wij hier iets mede over den schrijver. Om niet voorin- genomen te schijnen. willen wij hier at- drukken, wat een van ziin vereerders, de man, die een in de wereldbibliotheek ver- schenen geautoriseerde vertaling van Wil- de's boeK gegeven heeft, in de inleiding over dien schrijver zegt. P. C. Boutens dan vertelt, hoe Oscar Fingal O Tiahertie Wills Wilde (namen dus genoeg leefde van 1854 tot 1900, en de befaamde schrij ver was van den roman ,,The Picture of Dorian Gray", van verscheidene bundels sprookjes, essays, gedichten, van het too- neelstuk Salome, gespeeld door en ge- maakt op verzoek van de bekende Sarah Bernhardt, maker ook van vier blijspelen wier vertooninqen niet ophielden, niet al- lcen te Londen, maar ook alom voile schouwburgen te trekken. Hij werd den 25sten Mei 1895 veroordeeld tot twee jaar tuchthuisstraf. Zijn veroordeeling om een misdrijf tegen de zeden was het onmiddel- lijk gevolg van zijn eigen aanklacht wegens laster tegen den Markies van Queensberry den vader van Lord Alfred Douglas, Wilde's te zeer door hem aangebeden en verafgoden „vriend". De veroordeelde on- dergiiig zijn straf in de gevangenis te Wandsworth en daarna in die te Reading, en het is in de lateren tijd van zijn verblijf aldaar, toen men hem toestond te schrij- ven wat, wanneer en zoolang als hij zelf verkoos, dat dit boekje ..De Profundis" ontstaan is. In Mei 1897 kwam Oscar Wilde weer vrij, en hij vestigde zich toen onder den schuilnaam ,,Sebastiaan Melmoth eerst te Berneval in de omgeving van Dieppe. Hier schreef hij 't eenige werk, dat hij na zijn gevangenschap heelft klaargekregen: ..The Ballad of Reading Goal". Het was zijn bedoeling Berneval niet eerder te ver- laten voordat hij zijn ontworpen drama ..Pharaon" voltooid zou hebben. Maar reeds in October van dat jaar gaf hij ge- hoor aan Douglas' aanhoudend dringen, en had hij een samenkomst met hem te Rouaan. Daarna waren de beide vrienden een korten tijd samen op Douglas villa te Posilippo, in de omgeving van Napels, maar zij werden gedwongen doordat vrien den en verwanten beider toelagen eenvou- I dio inhieiden, om opnieuw te scheiden. Oscar Wilde vertrok toen naar Parijs, I leefde daar in betrekkelijk behoeftige om- standigheden, en is er den 30sten Novem- ber 1900 aan menigitis gestorven. Zoowel over titel en schrijver, waaruit voldoende blijken kan, dat wij hier te ma ken hebben met een belangwekkend ge- schrift van een buitengewoon mensch. Voor in den Derder Druk (1919) van de Nederl. vertaling, uitgegeven in de We reldbibliotheek, staat aangegeven hoe er van de eerste oplaag in 1911 viifduizend exemplaren zijn geplaatst, van de tweede """3 drieduizend. terwijl de de wiingaarden, van het gras in den boom- qaard. dat wit is van den bloesemregen ot overstrooid ligt met afgevallen ooft daarvan weten de lieden binnen de gevan genis niets en kunncn zij ook niets te weten komen. Voor hen bestaat slechts een ge- tijde. het getijde der smart. Zelfs de zon en de maan schijnen van hen te zijn weg- genomen. Buiten is de dag misschien blauw en gouden, maar het licht, dat neer- zeeft door het dicht gedempte glas van het kleine raam met zijn ijzeren tralien, waar- onder zij zitfen, is grijs en karig. Het is altijd schemering in hun eel zooals het al- tijd schemering is in hun hart. En in den kring der gedachte, evenzeer als in den kring van den tijd, bestaat beweging niet meer. Is dat alles niet prachtig geteekend en diep gevoeid? Zoo mooi en aandoenlijk vertelt Oscar Wilde ook van den dood van zijn moeder. 1 al laat hij ook bij die mededeeling als altijd uitkomen. van hoe groot belang hij zichzelf acht. Als zijn moeder tijdens zijn verblijf in het tuchthuis overleden is, schrijft hij o.a. neer „Niemand wist, hoe diep ik haar beminde en vereerde. Hare dood was verschrikkelijk voor mij. Maar ik en daar voelen wij nu aanstonds weer zijn trots! ik. eens een machthebber over de taal, heb geen woorden om mijn benauwd- heid en schaamte uit te drukkenNooit, zelfs niet in de volmaakste dagen van zijn ontwikkeling als kunstenaar. zegt hij, zou hij woorden hebben kunnen vinden, ge- eigend tot het dragen van een zoo ver- schenen last, of om te bewegen met toerei- kende statigheid van muziek door den pur- makkelijk af te maken van wat hier door peren optocht wan zijn onuitsMe^hj^wee. Oscar Wilde wordt gezegd. Wij zijn er dan immers wel af, maar degenen. die dit artikel lezen, zijn er dan waarschijnlijk al heel weinig door verder gekomen, en als wij niet iets verder kwamen door de lezing en overdenking van een boekje, als De Profundis, waarvoor zou onze inspanning dan dienen Wij willen er dus al ons best voor doen, om Wilde zooveel mogelijk het volste recht te laten wedervaren. Reeds deelden wij mede: Wilde kreeg twee jaar tuchthuisstraf. Er zullen, toen hij begon te schrijven, reeds ongeveer an- derhalf jaar voorbij zijn geweest. Hij zegt, hoe het al lang geduurd heeft, maar hoe iemand, die vrij man is, nauwelijks een zoo wijde uitgestrektheid kan overzien. Lijden toch is een oneindig lang oogenblik. Wij kunnen het eigenlijk niet in getijden ver- deelen. Wij kunnen slechts zijn stemmin gen aanteekenen en daar terugkeer boe- ken. Voor ons hij bedoelt voor gevan- genen als hij heeft de tijd zelf geen voortgang. Hij wentelt om. Hij schijnt al maar rond te draaien om een middelpunt: leed. De verlammende onbewegelijkheid van een leven, waarvan elke bijkomstig- S heid geregeld wordt naar een onverander- j lijk voorbeeld, zoodat wij eten en drinken i en nederliggen en bidden, of tenminste onze knieen buigen, volgens de onwrikbare wetten van een ijzeren voorschrift, 1 deze eigenschap van onbewegelijkheid (schrijft Wilde), die elken dag met zijn verschrikkingen tot in het haarkleinste en -fijnste onderdeel gelijk maakt aan zijn broeder. schijnt zich mede te deelen aan die uitwendige krachten, wier eigenste we- zenheid van bestaan onafgebroken wisse- ling is. Van zaai- en oogsttijd, van de snijders, die buigen over het graan, of de druivenlezers, die zich een pad banen door Zijn moeder en zijn vader hadden hem een naam nagelaten, dien zij tot adel en eer hadden opgevoerd en hij heeft dien naam dat erkent Wilde dan toch maar! voor eeuwig onteerd. 1 Iij had dien naam gemaakt tot een gemeen spreekwoord on der gemeene lieden, en dien naam door het slijk gesleept. De dood zijner moeder. en al het andere leed van zijn ervarinq eeft hem dus toch wel doen verstaan, dat hij niet zonder schuld was, maar het is eigenaardig: hij noemt dat woordje schuld niet of nau welijks. Hij erkent het hier en daar, dat hij het zelf is geweest, die zich te gronde richtte, en dat niemand, groot of k.'ein, te gronde gericht kan worden dan door zijn eigen hand. Weinig menschen, ook dat erkent hij, maar het is niet eens een vraag, of het nederigheid of hoogmoed is dit zoo te belijden! Weinig menschen namen zoo n positie in tijdens hun leven, en zagen die beteekenis op zoo n wijze erkend. Gewoonlijk, zegt Wilde zelf. wordt iemands beteekenis bepaald door den geschiedschrijver of den criticus lanfl nadat zoowel de man als z jn tijd voorbij- gegaan zijn. Maar met hem was het an- ders. .,De Goden", zoo schrijft hij, had den mij bijna all'eding geschonken. Ik had een klinkenden naam, een hooge maat- schappelijke positie, de gave van te kun nen schitteren en van intellectueelen durf." Hij maakte de kunst tot een wijs- begeerte, en wijsbegeerte tot kunst. ..Daar was niets, wat ik zeide of deed, dat de menschen niet in verwonder;ng bracht. Maar dan vertelt hij (als in een adem) hoe hij daarnaast zich ook met andere dingen heeft beziggehouden en zich liet veriokken tot langdurige beqoochelinqen van zinneloos en zinlijk welbehagen, hoe hij er zich mee vermaakte een flaneur te zijn, een „dandy", een man van den dag, hoe hij zichzelf omrinqde met kleine na- turen en minderwaardige geesten, hoe hij werd de verzwendelaar van zijn eigen genie, en het hem een bijzondere vreugde schonk een eeuwigdurende jeugd te ver- kwisten. „Vermoeid van het verkeeren j op de hoogten zoo vertelt hij het zelf j daal'de hij opzettelijk af naar de laag- ten, op zoek naar altijd weer nieuwe zin- j nenprikkeling. Ten laatste was voor hem begeerte een ziekte of een waanzin, of wel allebei tegelijk. Hij - het begint nu sterk op een b'iecht te lijken hij bevredigde zijn genotzucht waar het hem behaagde, en hij ging nog verder. Hij vergat, dat elke kleine' d'aad van het dagelijksch leven vormend of vernietigend op het ka- rakter inwerkt, en dat men, wat men in zijn binnenkamer heeft gedaan, eenmaal zal moeten verkondigen op de daken. Hij liet zich door het genot beheerschen, en eindigde in afgrijselijke schande. En nu 1'eeft Oscar Wilde voort in een zekere tweeheid van stemming. Daar is aan den eenen kant het feit, dat hij thans hulpeloos is en hulpeloos blijft, dat hij is zooals hij het zelf zegt„volstrekt zon der middelen en volkomen zonder tehuis Maar aan den anderen kant is hij toch nog lang niet zonder vrienden, en zeker niet zonder geestverwanten en zelfs be- schermers. Hij weet wel, dat zijn lot straks niet zal zijn aalmoezen te vragen langs den weq, en dat, als hij ooit bij nachttijd zal nederliggen in het koele gras, dat wezen zal om sonnetten te schrijven op de maan. Hij weet wel haast zeker als hij uit de gevangenis komt, zal R..., zijn ,„vriend om wien hij de gevangenis is ingegaan, hem opwachten aan de andere zijde van de groote met ijzer beslagen poort. j Maar en dat is nu eigenlijk ons aller- I qrootste bezwaar tegen \M|de hij co~ moraal of godsdienst helpt hem de rede. Want die rede zegt hem, dat ae wetten waaronder hij veroordeeld is, verkeerde en onrechtvaardige wetten zijn. en dat het stelsel, waaronder hij geleden heeft, een verkeerd en onrechtvaardig stelsel is, ook al gaat Oscar Wilde nog niet zoo ver als zijn Hollandsche vertaler en verdediger Boutens, die het aandurft om te spreken over „zijn botsincj met de cfeboekte zede- lijkheidsbegrippen eener schijnheilige sa- menleving". Wat is het dan. dat Wilde straks uit de gevangenis hoopt mee te brengen als de vrucht van het daar geledene en als den grondslag, ja inhoud van het nieuwe leven, dat hij hoopt te beginnen Wij hopen dat in een tweede artikel mede te deelen. DE VAC.-SCHEURER. Thans is na het bedanken door de hee- ren Colijn en Rutgers door den waame- mend voorzitter van het Cenfcraal Stem- bureau benoemd verki'aard tot Tweede Kamerlid in de vacature ontstaan door het overlijden van den heer Schreurer, de heer Th. Heukels, lid van Ged. Staten van Z. Holland. Kilboumes; een twistgesprek tusschen hem en Rawlins volgt. i quetteerd zoo met zijn toestSPJ en met zijn leed. Hij vindt zichzelf zoo erg gewichtig, ook wel erg belangrijk, hij schrijft dan ook niet om anderen te helpen of te troosten of te steunen, hij schrijft alieen om zich zelf te handhaven, ook nu nog. Heel onomwonden zegt vV ilde het noch godsdienst, noch moraal. noch rede kunnen hem eenigszins helpen. De mo raal komt hem niet te hulp, want hij voen zichzelf altijd iemand buiten en boven de wet. Hij noemt zich een van hen, die ge- schapen zijn voor uitzonderingen en niet voor wetten. Ook de Godsdienst helpt hem met. Het geloof, dat anderen schenken aan wat on- zienlijk is, geeft hij aan wat men kan aan- raken en aanschouwen. Zijn goden wo- nen wel in tempelen, met handen gemaakt, en binnen den kring der feitelijke erva- ring heeft hij zijn geloof volkomen en vol- led'ig gemaakt, te volledig zelfs misschien, want zooals alien, die hun hemel op aar- de hebben geplaatst, heeft hij daar niet enkel de schoonheid van den heme., maar ook den afschuw van de hel gevonden. En als Wilde over godsdienst denkt, zegt hij lust te gevoelen om orde te stichten van hen, die niet kunnen gelooven, de Broederschap der Godsdienstloozen. waarin op een altaar, waarop geen kahrs brandde, een priester, in wiens hart vrede qeen woning had, de mis zou bedienen met ongeheiligd brood en een ledigen wijnkelk. Kan men ht-t haast negatiever, ja vijandiger denken En evenmin als U1TSLUITING AFGEKONDIGD. De correspondent van de N. R. Crt. te Brussel meldt1: Te Eecloo en Waarschoot. een belang rijk centrum van de textielindustrie in het nooxdwesten van Oost-V.aanderen nabij de Nederlandsche grens is in acht weve- rijen een uitsluiting afgekondigd. Ruim 1000 arbeiders worden door deze maat- regel getroffen. Gevreesd wordt, dat ooli andere- fabrikanten zich bij de beweging zullen aansluiten. DE IMMIGRATIE NAAR CANADA- Men meldt uit Londen Nauwelijks heeft de Canadeesche re- geering bekend gemaakt, dat zij mannen oproept om den oogst te helpen binnen- halen, of uit alle deelen van Engeland komen aanvragen binnen om dit werk te mogen doen. Reeds zesduizend man heb ben zich aangeboden, voornamelijk uit Zuid-Wales, de Midlands, Glasgow en Noord-Engeland. Verwacht wordt, dat dit getal tot 10.000 zal aangroe.en. Een aan- tal mannen, voornamelijk uit Southamp ton en omstreken, zijii reeds gekeurd en door de commissie, bestaande uit rijks- ambtenaren van Engeland en Canada aan- genomen en daarna aan boord van een der schepen van de Canadian Pacific Line gegaan. DE VLAAMSCHE RADIO VEREENIGING. Men schrijft uit Antwerpen aan de N. R. Crt.: Toen in 1923 Belgie met de Radio- Belgique" te Brussel een nationaal zend- station kreeg, blee'k al bij den aanvanq ook bij deze aangelegenheid als bij zoo- door E. J. RATH. o 14) Vervolg. Hortr inhoud van de vorige dertien numiners. Ben reiziger, wiens levensomstandigheden niet worden verteld, maar wiens uiterlijk, ma- nieren en lang-gedragen kleeding den man van beschaving, komt ergens in Amerika per trein aan. Hij verneemt van een rijke dame, mevr. Kilbourne, die ergens op het platteland woont en een zwak heeft voor verheffing van land- loopers. Zich naar haar buitenplaats begevend, terwijl hij zich het uiterlijk van een landlooper vendien, mijnheer geeft, ontmoet hij haar op den weg, waar zij stil staat met haar auto, die een klein defect heeft. De reiziger, die zich Wade Rawlins noemt, overtroeft den chauffeur van mevr. K. door het mankement direct te herstellen. De chauffeur biedt, verontwaardigd over de vrien- delijkheid waarmede mevr. K. den landlooper bejegent, zijn ontslag aan; Wade Rawlins wordt in zijn plaats aangesteld na mevr. K. een romantische „levensgeschiedenis" te heb ben opgedischt in tegenwoordigheid van de vijftienjarige dochter van mevr. K., Marian. Deze doorziet de fantasie, maar biedt den nieuweling een bondgenootschap aan op de voorwaarde van wederzijdsche oprechtheid. Daarna rijdt de nieuwbakken chauffeur de 25jarige Hilda Kilbourne, die hem aan een scherp verhoor onderwerpt en niet vriendelijk doet naar het golf-terrein. Terwijl zij aan het spelen is en hij buiten met den wagen wacht, komt een knappe jonge man, lid der golfclub, onvoorzichtig met een andere auto aannjden en beschadigd het spatbord van de auto der De mise-en-scene was voortreffelijk en Wade Rawlins waardeerde alle detaiis. De chauffeurs, die in een halven cirkel om hen heen stonden, waren vol verwachting en gunstig gestemd. De drie leden der club waren onzijdig en twee van hen sche- nen niet afkeerig den verderen gang van zaken te aanschouwen. De jeugdige heer Wheeler was rood van woede en zou waarschijnlijk onvoorzichtig en overhaast te werk gaan. Het was te verleidelijk om waar te zgn, dacht Rawlins. Hij had geen recht tot een gezellig vechtpartijtje niet op dat oogenblik tenminste; hij schudde dus glim- lachend het hoofd. „Spijt me. mijnheer Wheeler zoo heet u immers? maar ik heb niet het recht het vandaag uit te vechten. En bo- Hij zweeg om zijn voorgewende oader- danigheid nog hatelijker indruk te laten maken. Bovendien, mijnheer, komt het me voor dat zulke kwesties uitgevochten behooren te worden tenminste door heeren, die niet weten, hoe ze een auto behoor.ijk weqzetten op het politiebureau en het kantoor der verzekeringsmaatschappij." De adem stokte den heer Wheeler in de keel. „In dit geval, mijnheer. zou ik u graag las tig vallen om uw volledigen naam en adres. En als u een rijbewijs hebt - en dat zult u wel hebben, want iedereen kan ze tegenwoordig krijgen dan zou ik het wel even willen zien, als het u blieit. Vol verwachting haalde hij potlood en papier te voorschijn. ..Wil je wel eens uit dien wagen komen, voordat ik je er uit s.eur... Des heeren Wheeler's ultimatum, want als zoodanig was het bedoeld, bleef onvol- tooid. doordat Hilda Kilbourne, die onge- merkt genaderd was, plotseling naar vo- ren trad. De uitdager deed een stap ach- teruit en keek haar ver.'egen aan. t ,.Het spijt me, Hilda, maar deze man...^ Laten we er verder niet over spreken viel ze hem in de rede. Met een woedenden blik gaf ze haar qolfclubs aan Rawlins en stapte snel in de auto. De heer Wheeler deed weer een stap vooruit. ,,Laat me de zaak uitleggen, Hilda. ,Op een anderen keer I'iever, Herbert Haar stem klonk koel. „En zou je als je bl'ieft je auto niet wat opzij willen zetten: Anders kunnen we er niet uit en ik heb haast." Een oogenblik keek hij haar smeekenc aan; daarna keerde hij zich om en maakte ruimte. Toen de blauwe auto den weg op- reed. wierp hij woedende blikken op Raw lins. Hilda keek strak voor zich uit. Toen ze den hoofdweg hadden bereikt, verbrak Rawlins de stilte. ,,Als u maar weet, wie het is, hinoert het niet. Dan weet u, waarheen u de re- kening van het spatbord kunt sturen. ,,Dat spatbord kan me niets schelen. Ik wensch er geen woord meer over te hooren." Ze sprak zoo heftig, dat hi) haar sluiks aanzag. .Moet ik een nieuw koopen of zal ik de deuken er uit slaan? „Doe wat noodig is. Het komt er niets OPOanwillekeurig trok hij de wenkbrauwen op en wijdde alle aandacht aan het chau - ^Niet dezen kant," riep ze ongeduldig. ,,Neem den anderen weg." ..Ik reed denzelfden weg als we geko men zijn", legde hij kalm uit. ,,Wees zoo vriendelijk den weg te rij- den, dien ik je zal aanwijzen." „Zeker, juffrouw. maar Hij aarzei- de. ,,Ik wou graag, dat u begreep, dat het niet mijn schuld was wat daarginds gebeurd is." Hilda Kilbourne barstte los ,,Ik wil er geen woord verder over hoo ren. Het was hoogst pijnlijk voor mij. Het had niet mogen gabeuren Ze zweeg en bewoog zenuwachtig de handen. Rawlins was verwonderd. \Vaar- om zoo een kleine ruzie hoogst pijnlijk was voor een buitenstaander, kon hij niet inzien. Hij begreep niet, dat het genoeg was geweest, om het zachtzinnigste we zen buiten zichzelf te brengen en Hilda Kilbourne was meer dan dat. „Het spijt me, natuurlijk,' zei hij. .,1k wist niet, dat het voor u pijnlijk kon zijn. Zwijg, Rawlins! Geen woord verder. ..Uitstekend, juffrouw. Ik moet hem ze- ker niet aangeven bij de politic? Ze keek hem stom-verbaasd aan. j „Aanqeven!" riep ze uit. ,,Als )e dat waaqt..! Als je ooit weer over deze kwes- tie spreekt, Rawlins, hetzij tegen mil, het- zii teqen iemand anders, dan zal ik zor- gen, dat je verblijf op Kilbourne Heights van'korten duux is." Het was absoluut onbegnipeli)k, ai die opwinding over zoo een kleinigheid. Hij liet de zaak voorloopig rusten en besteed- de alle aandacht aan het rijden. Hilda zat den heelen weg roerloos voor zich uit te staren. Ze had de kaart met honderd vijf er op vergeten; zelfs aan liet duistere hoofdstuk dacht ze niet meer. Ze was zich alieen bewust van de pijnlijke situatie. VIII. De garage der familie Kilbourne her- bergde' drie auto's Hilda's two-seater, de limousine, die mevrouw Kilbourne ge- bruikte en een open wagen waaraan de heer Kilbourne de voorkeur gaf, omdat hij er niet van hield van de lucht afgeslo- ten te zijn onder het rijden. De open wacjen moest schoon pemaakt worden en Rawlins bes;eedde er twee uren aan, omdat men hem verteld had. dat hij er later op den dag den heer huizes mee zou moeten afaalen. Er mces. noq rekening gehouden worden met mijn heer Kilbourne en Rawlins besefte het psychologisch gewicht van den eersten in druk, Hij' stelde zich niet tevreden met al ieen de modder te verwijderen; zorgvu.- d:q wreef hij het lak op met zeemleer, want hij was vastbesloten, dat de auto zelf zijn sterkste aanbeveling moest zgn. Hij was er van overtuigd, dat Oswald er nooit zooveel zorg aan besteed ha Het was een genoegen te werken in een qarage, zooals die van de familie Kil bourne, tenminste voor iemana, die zuike dinqen waardeerde. De garage bevatte 1 werkelijk alles, wat maar eenigszins te 1 pas kan komen. Aan den eenen kant was een werkplaats met een werkbank er in, een electrisch gedreven draaibaneen complete collectie reserve-onderdeelen, kranen, banden, een tank voor samenge- perste lucht, die door een el'ectrischen compressor gevuld werd, een standaard om de auto's op te wasschen, in kort, alles, wat het werk mogelijk en makkelijk kon maken voor iemand, die er mee om kon gaan. Hoe meer hij ontdekte, des te meer "bewondering kreeg hij voor den eigciraax die zoo voor deze afdeeling gezorgd had. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1928 | | pagina 1