ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUW8CH-VLAANDEREN.
.ROSSEM"
TABAK
No 8216
Vrijdag 4 Mei 1928
68* Jaargang
8am en zijn schat
Be verhouding van het Christendom
tot do Wereldpdsdiensten.
AB0H1ERENTSPRIJS:
EEESTE BLAD.
EKOILLBTOH
BINNENLAND.
IMPATIMTVERPAKKIMC
4k)
..la."
BOBBY Lichie baai 25ct
TABA 20
ZEEPAARD 15
Bwtengewocn handig
TER NEUZEN,14fMei 1928.
TER
NSCHE COURANT
Binnen Ter Neuzen f 1,40 per 3 maanden Buiten Ter Neuzen fr. per post f 1,80 per 3 maanden Bij vooruitbetalinq fr. per post 6,60 per jaar
Voor het buitenland f 2,70 per 3 maanden franco per post Abonnementen voor het buitenland alleen bij voorui betalinq.
D.it hlad verschijnt iederen Maandap-, Woensdaq- en VrijdaqavoncL
II.
Wij hebben oververteld, hoe Schweit
zer, de verhoudinq zaq van het Christen
dom (het Evanqelie van Jezus) tot
Bjraihmanisme en Boeddhisme. Hij zaq
daar in deze Indische qodsdiensten. enkel
l»easimisme, in het Christendom daaren-
tecjen een wondere menqinq van pessimis-
ne en optimisme. Komt hij nu in China,
da* vindt hij daar precies het omqekeerde:
Hie* is alles optimisme. Schweitzer be-
weert (al heeft Prof. De Zwaan in zijn
mlerdinq de juistheid dezer opmerkinq en
Oeekeninq eeniqszins in twijfel qetrokken),
dat alle leidende qeesten onder de qods-
dienstiqe denkers in China deze overtui-
qinq met elkander qemeen hebben, dat de
krachten, die in de wereld werken, beslist
jioed zijn. Daarom zou dan (volqens hen)
de ware vroomheid hierin bestaan, dat wij
twehten ons zooveel moqelijk bij de
wereld aan te passen haren zin te ver-
skaan, en in overeenstemminq daarmede
te handelen.
■Deze Chineesche qodsdienst is voorts
•ok monistisch, d.w.z. God wordt hier be-
scKouwd als het totaal der krachten, die
w-esken in het heelal, en tenqevolqe daar-
van wordt er qemeend, dat wij in en door
de kennis van het heelal kunnen komen tot
de volkomen kennis van God. Ook hier
komt men dus nooit oftenimmer tot de
voorstellinq, dat God zou zijn persoonlijk-
heid. Blijft God voor de Indiers de leven-
kxvze, zuivere qeest, voor de Chineezen is
Hij het inbeqrip der in de wereld werken-
de krachten. En deze macht noemt de Chi
nees ,,Hemel".
Wat beteekent het nu (volqens de Chi
neesche qodsdienstiqe denkers) om naar
dea zin van ons bestaan en in voile har
monic met den Hemel te denken en te
l«ven Deze lieden zeqqen, dat wij qelijk
moeten worden aan de natuurkrachten.
En wat is nu wel het wezen dier natuur
krachten Zij werken onopvallend, on-
zelfzuchtiq, zonder uitwendiq vertoon en
zonder drukte, alleen door innerlijke
keacht. Daarom richten deze natuurkrach-
tea zoo veel uit. En nu moeten wij ook
aulke stille krachten willen worden. De
Hemel vraaqt derhalve van ons, dat wij
oaild en vreedzaam zullen zijn, en onszelf
nooit en nerqens op den voorqrond zullen
plaatsen. De Hemel verlanqt (volqens
den Chinees) qeen qeestdrift van ons, hij
verwacht van ons qeen krachtiq werken
voor het qoede; de natuurkrachten doen
ook nooit en nerqens iets derqelijks.
Samenvattend drukt Schweitzer het aldus
uit: ,,Een quietistische mystiek, die door
een milde ethiek is doordronqen, dit is de
qodsdienst, waartoe Laotse (zesde eeuw
voor Christus) qekomen is. Een zeer in-
teressant voorbeeld van deze opvattinqen
treffen wij aan in Laotse's veroordeelinq
van den oorloq, waarvoor hij deze woor
den qebruikt:
„Waar twee legers strijdend elkander
[tegemoet treden,
tear overwint hij, die met bloedend harte
[vecht
Wapen.s zijn onheilibrengende werktuigen,
geen werktuigen voor den edelen mensch,
alleen dan, als hij, niet anders kan, ge-
[bruikt hij ze.
Vervolq.
Kust en vrede zijn voor hem het hoogste.
Hij overwint, maar hij verheugt zich daar
[niet over.
Zoo hij zich er over verheuqde, zou hij
zich over menschenmoorden verheuqen:
wie in den strijd overwon, moet zich qe-
I voelen als op een beqrafenis.' En dat deze
Chineezen dikwijls weiniq verre zijn van
Christelijke qevoeltns en leerinqen, kail
ons ook blijiken uit een citaat van Mitse,
die waarschijnlijk in de tweede helft van
de vijfde eeuw voor Jezus leefde, en van
wien .dit schoone woord voor ons is be-
waard qebleven:
j ,,Men moet doen wat de Hemel wenscht,
en nalaten wat de Hemel niet wenscht.
Wat wenscht en wat haat nu de Hemel?
Hij wenscht, dat de menschen elkander
liethebben, dat zij elkander tot nut zijn en
wenscht zeker niet, dat de menschen
elkander berooven. Maar hoe weet men
dit? Hierdoor, omdat hij (de hemel) ze
alien zonder uitzonderinq liefheeft, en
zonder uitzonderinq hem tot nut is. Dit
kan men daaruit zien, dat de hemel alien
zonder uitzonderinq bezit, en alien zon
der uitzonderinq voedt.
Heeft Schweitzer, die zulke dinqen weet
te verhalen, qeen qelijk, als hij beweert,
dat dezen vromen van t oude China even-
als ons, Christenen, een visie voor-
zweefde van het koninkrijk Gods, dat
door liefde op aarde zich wif verwezen-
lijken? En wij kunnen het Schweitzer ook
i best qewonnen qeven, als hij aanspoort
om niet te poqen te verkleinen, wat wij
aan Christelijike idealen vinden op verren
afstand, in de qrijze oudheid en onder een
niet-Christelijk volk.
Toch bouwden deze Chineesche vromen
op zand. Immers, zij qinqen uit van de
veronderstelldnq, dat dit alles volkomen te
vinden zou zijn in de werkinq der natuur
krachten, en dat is zeker een illusie; maar
niettemin staan zij veel dichter bij ons
Christendom, omdat zij zich niet beweqen
in een aanmatiqende ontkenninq van
wereud en leven, doch worstelen om te
komen tot werkeiijke zcdelijke vroomheid.
Onze Godskennis, ons inzicht, dat God
ethische Persoonlijkheid is, zullen wij
nooit kunnen putten uit de wereld of uit
de natuurkrachten. God is voor ons noq
iets anders dan de qeestelij'ke qrondslaq
van heel deze wereld. ,,Monisme en
panthelsme, zij moqen noq zoo diep en noq
zoo vroom zijn", zeqt Schweitzer, „zij
leiden ons toch niet in het diepste qehei-
menis van den qodsdienst."
Dan qaat de qeleerde theolooq-philo-
soof-medicus-musicus over tot de behan-
delinq van het Hindoeisme, en hij wijdde
daaraan temeer aandacht, omdat velen
van zijn Enqelsche hoorders straks voor-
namelijk met dezen qodsdienst zouden te
maken krijqen. Dit ffindoeisme is echt de
volksqodsdienst qeworden van Britsch-
Indde, omdat het polytheisme bleef met
een vexlanqen naar ethisch monothei'sme.
Het handeide volqens deze methode: een
dex hooqste qodheden, qewoonlijk Visjnoe
of Krisjna, werd tot universeele God ver-
heven, die alle andere qoden in zich op-
nam, en zoo speelde men hier het kunst-
stukje klaar om teqelijk monothei'stisch en
polytheistisch te zijn en te denken.
Schweitzer zeqt, dat de Hindoes dit ver-
mochten te doen, omdat zij niet zoo zwaar-
tillend zijn als wij, maar ieder onzer be-
qrijpt toch ook, hoe een derqelijke qods-
dienstpraktijk haar bedenkinqen mee-
bracht.
Uit het Enqelsch
door
P. G. WODEHOUSE.
..Hoeveel keer in uw leven hebt u mij
qezien?"
„Duizend maal!"
„Wat? O, ik dacht niet meer aan dien
kiek. Maar tellen kieken eiqenlijk wel
mee?"
,,Nu, de mijne dan toch niet, als het
eerste wat u deedt was uw vriendin Cor
delia Blair te vertellen, hoe ze er een ver-
baaltje uit kon maken."
,,Dat heb ik niet qedaan. Ik zei het al
leen maar aan tafel om... om op het on-
derwerp te komen. En alsof ik er ooit
van zou droomen om met iemand over u
te spreken. En zij is niet eens een vrien
din van mij!"
,,U hebt haar toch een zoen qeqeven?"
,,lk heb haar niet qezoend."
„Mijn oom houdt vol van wel. Hij zeqt,
dat hij de vreeselijkste Bohemienne qelui-
den in de wachtkamer hoorde en dat u
toen binnenkwam en zeide, dat de dame
bedaard was."
„Uw oom praat zijn mond voorbij,
aeide Sam qestrenq.
„Dat vond ik zooeven ook. Maar als
hij u mijn qeheimen vertelt, dan is het niet
meer dan billijk, dat hij mij de uwe me-
dedeelt."
Sam slikte eens een paar maal.
..Als u precies wilt weten, wat er qe-
beurde, dan wil ik u wel zeqqen, dat ik
die qeplukte kip niet kuste, maar ze qaf
mij een zoen."
„Wat?"
„Ze qaf mij een zoen," zeide Sam kop-
piq. ,,Ik leqde het er een beetje dik op,
hoe zeer ik haar werk bewonderde en toen
zeide ze opeens: ,,Och lieve jonqen," en
sloeq haar stokkiqe armen om mijn hals.
Wat kon ik toen doen? Ik had haar wel
een kaakstoot kunnen qeven, maar een an
dere manier om van haar af te komen,
kon ik niet verzinnen."
Er kwam iets van deelnemenden schrik
op Kay's qezichtje.
„Het is afschuwelijk," zeide zij, „dat
a daar maar vrij rond loopt, een qemak-
kelij.ke prooi voor iedere schrijfster, die
het in haar hoofd krijqt om u te beleedi-
qen. U moet iemand hebben, die op u toe-
ziet..."
Sam's waardiqheid was nooit van heel
langen duur en verdween nu ook.
„U hebt qroot qelijk, zeide hij. ,,Nu
dan..."
Kay schudde het hoofd.
„Neen, ik bied mij niet aan. Wat uw
vriendin Cordelia Blair ook in haar ver
halen vertelt, meisjes trouwen nu eenmaal
niet met mannen, die ze pas voor den
tweeden keer in hun leven zien.
„Dit is anders al de vierde maal."
„Of vier keer zelfs."
,,Ik ken iemand in Amerika, die een
meisje op een partijtje s avonds ontmoet-
te en haar den volqenden daq trouwde.
,,En de volqende week waren ze alweei
qescheiden, vermoed ik. Neen, mijnheer
Shotter..."
„U mooqt me wel Sam noemen.
Gevolq echter van deze praktijken was
teqelijk, dat de qodsdienstiqe verhoudinq
van den mensch tot den Allerhooqste veel
inniqer en vooral veel levendiqer werd
dan bij Brahmanisme of Boeddhisme.
Meniqmaal spreekt deze qodsdienst een
taal. die haast Christeiljk klinkt. In ieder
geval is hier een mac '.tiq streven Om zich
op te werken tot een eihischen qodsdienst.
Merkwaardiq is dan ook zeker, dat het
Hindoeisme zich niet maar wilde neer-
laqqen bij de zware sociale misstanden in
Britsch-lndie, als daar b.v. worden qevon-
den de scherpe kaste-indeelinq en de
troostelooze positie der weduwen, maar
dat hier, zij het ook schuchter, naar aller-
lei hervorminqen werd en wordt qe-
streefd.
In elk opzicht bliikt het Hindoeisme
(misschien in de laatste eeuwen vooral
onder invloed van het Christendom) een
compromis-qodsdienst te zijn. Polytheisme
en monothei'sme, pantheisme en theisme,
intellectualistische mystiek en teqelijk
vroomheid des harten, qeestelijke qods
dienst en toch ook wear populaire cultus-
reliqie dit alles wil het Hindoeisme
tot eenheid brenqen, zonder er zich qoed
en ten voile rekenschao van te qeven, dat
deze dinqen onvereeniqbaar zijn.
Interessant is de worstelinq tusschen
ideaal en werkelijkheidsdranq in het ver-
haal van Ardjoena, in wiens hart, als hij
het sein tot den veldsiaq wil qeven, op
eens de twijfel opkom1, of hij werkelijk
menschen maq dooden. Dan verschijnt
(zoo deelt het qeschrift Bhaqavadqita
mede) de hooqste God hem, en heeft een
lanq qesprek met hem, waarin hem wordt
verklaard en duidelijk qemaakt, dat alles
aankomt op de qezindheid waarin de daad
wordt volbracht, en niet zoozeer op de
daad zelve. Als hij, Ardjoena, zich met
onbevanqen moordlust in den slaq zou
werpen, zoo zou hij stclliq verkeerd han-
delen. Maar als hij bedenkt, dat alles wat
qeschiedt, ook het strijden en het dooden,
qebeurt, omdat God het door ons laat
komen. dan zou zijn r% if el vervlieqen. En
als Ardjoena dus bedenkt, dat de vijan-
den, die teqenover hem staan, door God
tot den dood zijn bestemd, en hij slechts
volbrenqt wat God voorheeft, maq hij met
een qerust hart zijn strijdwaqen bestijqen.
en speer en zwaard qebruiken. Verheuqd
over dit antwoord, qaf de held daarop het
teeken tot den aanval.
Zoo komt dan Dr. Schweitzer teqelijk
tot zijn slotconclusies en tot de bepalinq
der verhoudinq. Elke qodsdienst, die het
denken eert, moet volqens hem kiezen, of
hij een ethische qodsdienst wil zijn of een
qodsdienst, die de wereld verklaart. Wij
Christenen (zeqt Schweitzer) kozen het
eerste als het meest waardevolle. En
daarmede qaven wij de loqische, afqeron-
de vroomheid prijs. De bruqqen van het
qewone, loqische, strak-loqische denken
zijn dan afqebroken. Het Christendom
durft het aan om naief te zijn.
Echter is er tweeerlei nai'veteit. De
eene is die, welke de problemen eenvou-
diq schuwt of neqeert, de andere, hoo-
qere nai'veteit, is die welke wel alle pro
blemen onder de ooqen heeft qezien, maar
toen tot het inzicht is qekomen, dat er qeen
alles verklarende oplossinq bestaat. Wie
tot dat inzicht is qekomen, dikwijls lanqs
een zwaren weq van allerlei ontqoochelinq
en desillusie, accepteert eenvoudiq het
paradoxale en onloqische van het Chris
tendom.
Met andere woorden: Gods qedachten
zijn niet de onze. Wie nu den menschen
predikt, zeqt Schweitzer bijna aan het
slot van zijn boekje, moet de menschen
leiden uit het alles-willen-weten tot het
eene, dat noodiq is: het wiillen zijn in God,
doordat wij anders worden dan de wereld
en, als u-it de wereld uitverkoren, boven
alle raadselen qaan staan. Dan qaan wij
zeqqen, wat qeschreven staat in Psalm 73:
,,Wien heb ik nevens U in den hemel?
Nevens u lust mij ook niets op de aarde!"
en: ,,Wij weten, dat denqenen, die God
liefhebben, alle dinqen medewerken ten
qoede. En Schweitzer voeqt er de aan-
sporinq bij: „Wijs den menschen deze
woorden aan als de toppen van den Ara
rat, waarop zij kunnen vluchten als de
vloed van het onbeqrijpelijke alles over-
stroomt!"
Zou iemand tenslotte vraqen: of ons
Christendom voldoet aan de eischen, die
daaraan moqen en moeten worden qesteld
niemand is dieper overtuiqd van het
bankroet onzer ,,beschavinq" en van onze
vreeselijke ontrouw aan den qeest van
Jezus, als Schweitzer. .,Als wij", zoo zeqt
hij, ,,teqenwoordiq het Evanqelie verkon-
diqen ,,zijn wij de voorposten van een
leqer, dat een vreeselijke nederlaaq heeft
geleden. Maar wij willen moediqe
voorposten zijn. Geen dwaling en qeen
menschelijke ontrouw kan aan het Evan
qelie van Jezus de waarheid ontnemen,
die het in zich draagt."
„DE STEM VAN NEDERL1ND".
Woensdagmiddag is over den kortegolf-
telefoniezender te Kootwijk, een propaganda-
uitzendmg over ons land gegeven. Deuitzen-
ding geschiedde uit de studio der Posterpen
en Telegrafie aan de Kortenaeibade te
's Gravenhage, en het gesprokene werd via
Kootwijk, over de geheele wereld verspreid.
Het ligt in de bedoeling om iedere week
een dergeiijke uitzendiDg te doen plaats
vinden, waarin propaganda voor Nederland
gemaakt zal worden. Iedere week zal onder
leiding ran den heer H. Salomonson, een
propaganda bulletin, „De stem van Neder
land" genaamd, worden sameDgesteld. De
berichten, die hierin voorkomen, zullen in
vier talen worden omgeroepen, n.I. Eol-
landsch, Franseb, Daitsch en Engelsch.
De uitzending gaat uit van Aneta, het
persburrau Vas Dias en het Nederlandseh
Correspondentie Bureau.
INTREKKING
BANKBILJETTEN VAN 25.
In de ,/StaatecouraBt"' wordt er aan her-
innerd, dat de termijn, binnen welken back-
biljetten van f 25, model 1862 en 1914 bij
de hoofdbank, bijbank, ag?ntschappen en
de correspondentscbappen van De Neder-
landsche Bank moeten worden aangeboden,
26 Juli a.s. afloopt.
De bovenbedoelde biljetten zijn
lo. de dror de Nederlard che Bank van
1 Januari 1890 af uitgpgeven baDkbiljetten
van f25. De bank biljeiten zijn gedateerd
van 1 Januari 1890 tot 9 Maart 1921.
Deze biljetten zijn alleen op de voorzijde
bedrukt. De druk bestaat uit een oranje-
kleurigen oudergrond met een inzwartge-
drukten tekst en gegraveerden randin
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN.
,,Ja, dat moest ik nu eiqenlijk maar doen.
Neen, Sam, ik kan heusch niet met je
trouwen. „Maar ik dank je wel voor het
vraqen."
,,Niet te danken."
„Ik ken je noq niet qoed qenoeq.
„Ik heb een qevoel, alsof ik je mijn
heele leven qekend heb."
„Kom nu?"
„lk heb een qevoel, alsof we voor el-
kaar bestemd zijn... van het begin der
wereld af."
.Misschien was jij koning in Babylon
en ik een Christen-slavin."
„Dat kan best", vervolqde Sam. En ik
zal je noq eens even iets vertellen. Toen
ik in Amerika was, eer ik er noq ooit over
gedacht had om naar Engeland te qaan.
heeft een waarzeqster mij voorspeld, dat
ik gauw een groote reis zou doen, en dat
ik aan het eind daarvan een mooi meisje
ontmoeten zou..
„Je moet niet in waarzeqsters qeloo-
ven."
„Ja, maar alles, wat deze mij verder
verteld heeft, was absoluut waar."
„Ja
„Ja. Ze zeide, dat ik een qeestelijk
hooqstaand mensch was met een prachtig
karakter en alom bemind, maar dat men
schen, die mij voor het eerst ontmoeten
mij niet altijd dadelijk naar waarde schat-
ten..."
„Zooals ik."
Omdat er zooveel diep in mij verbor-
gen is." i(
„0, is dat de reden.
„Nu. dat blijkt,"
„Heeft ze je nog meer verteld
„Dat ik moest oppassen voor een don- j
keren m3n. IVIasr nicts bijzondcrs vt .ucr.
per half ons
dien rand komt boven den tekst een leeuwen-
motief voor
2o. de door de Nederlandsche Bank mit-
gegeven zoogenaamde hulpbiljetten van
f25, gedateerd 1 Augustus 1914.
Van de coupnre van f25 zullen d*s al
leen gangbaar blijven de ook op aehterzjjde
bedrukte biljetten, welke gedateerd zijn van
11 Mei 1821 af. Dit zijn de biljetten op
welke zich boven den tekst een medaillon-
portret van prins Wiliem 1 van Oranje
(Willem de Zwjjger) bevindt.
JMOSSELK WEEKERSA
Maar ,ik had toch geen spijt van mijn twee
kwartjes.'
Heeft ze ook gezegd, dat je met dat
meisje trouwen zou
,,Ja... dat heeft ze me omstandig mee-
gedeeld."
,,Dus dan komt het er maar op aan, als
ik je goed begrijp, dat je niet het gevoel
Wilt hebben, dat je die twee kwartjes hebt
weggegooid
,,Niet heelemaal. Je vergeet, dat ik je
lief heb." Hij keek haar verwijtend aan.
„Lach niet."
,,Lachte ik dan
„Ja."
„Het spijt mij. Ik mag niet spotten met
de liefde van een sterken man, is het wel?"
„Je mag nooit met een ernstig gevoel
spotten. Liefde is iets heel wonderlijks.
Zelfs Snert maakt het mooter, en dat is
toch heel sterk."
,,Wanneer zal het jou vermooien
..Is dat nog niet gebeurd
,,Nog niet."
,,Heb dan maar geduld.
,,Ik zal het probeeren en laten we in-
tusschen den toestand eens onder de
oogen zien. Weet je, wat een meisje in
een Cordelia Blair-geschiedenis zou doen,
als ze in mijn plaats was V
,,Iets idioots natuurlijk."
.Heelemaal niet. Ze zou iets heel liefs
en aandoenlijks doen. Ze zou naar den
man kijken en stillekens glimlachen en zeg-
gen: Het spijt me zoo... het spijt me zoo.
je hebt me het grootste compliment qe
maakt, dat een man een vrouw maken
kan. Maar het kan niet zijn. Laten we
vrienden wezen echte vrienden...
„En dan krijqt hij een kleur en qaat naar
Zaterdagavond heeft de afdeeling Brninisse
van den Bond van Zeeuwsche Mosselkweekers
voor de eeretc maal, sinds zij op nor&cti-
viteit was gesteld, vergaderd.
Mede aanwezig was het lid van de Tweede
Kamer, de heer Krijger.
De voorzitfer deelde het resultaat mede
van de besprekingen, die met Philippine
zijn gehouden. „Phimos" zou tot den bond
toetreden mits het hoofdkantoor van Brui-
nisse werd overgeplaatst naar Philippine,
Bjj een te Philippine gehouden bespreking
is hieiaan toegegeven. Voorts zullen te
Antwerpen en te Brussel verkoopbnreaux
worden gesticht. Voor het vormen van
een fonds ter bestrijding van de voorloopige
onkosten zal 2t/2 cent per ton van het af
te leveren kwantum mossels worden gestort.
De retributie blpft onveranderd.
Levering zal geschieden om benrten.
Hij, die voor 36 francs lost, zal sleehts 26
francs van den bond ontvangen. terwijl bet
resteerende driemaandelijks zal worden af-
gerekend. Nieuw afgezetgebied zal worden
gezocht. De kwaliteit zal worden vastge-
steld in de plaats van bestemming en niet
meer op de plaats van herkomst. De heer
Krijger fcesprak de mogelijkheid van het
vinden van nieuw afzetgebied en het nut
van de orgaDisatie. Spr. sprak voorts de
wensch uit dat het mogelijk zou zj'n de
mosseleultuur weer op de heen te helpen
en riep de medewerkiiig van de leden in.
Afrika, bijvoorbeeld."
,,Neen, ik denk, dat hij dan wat blijft
omhanqen en hoopt, dat ze noq wel eens
van idee veranderen zal. Dat doen meis
jes noqal eens, zie je."
Ze qlimlachte en strekte haar hand uit.
Sam, met een verontwaardiqden blik naar
den ober, dien hij onbescheiden dicht bij
vond staan en die er veel te vaderlijk naar
zijn zin uitzaq, nam haar pootje in de zijne.
Hij deed meer hij drukte het heel lanq.
En een wat oudere heer met een Napo-
leontisch uiterlijk, die met een minister in
de hotelzaal had qeluncht en nu over de
plaats liep op weq naar zijn bureau, zaq
deze handelinqen door het groote raam
en bleef onthutst staan.
Een poosje bleef hij staan staren. Hi]
zaq Kay glimlachen. Hij zaq Sam haar
handje nemen. Hij zaq Sam glimlachen.
Hij zaq Sam haar handje vasthouden. En
toen vond hij, dat hij qenoeq qezien had.
En hij zaq af van zijn plan om naar Fleet-
Street te loopen, maar riep een taxi aan.
,,Daar qaat Lord Tilbury," zeide Kay.
„Ja zeide Sam. Lord Tilbury liet hem
koud.
,,Gaat weer naar zijn werk, denk ik.
Het zal jouw tijd ook worden."
Waarschijnlijk wel. Ga je niet mee.
dan kan je noq eens met je oom praten
Misschien kom ik straks. Ik qa nu
eerst even een briefje schrijven en dat
laat ik dan meteen wegbrengen".
..Belangrijk
,,Nogal. Willoughby Braddock wou.
dat ik iets voor hem deed. Maar ik zal
het niet kunnen. merk ik."
(Wordt vervolgd.)