ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN. No. 8187. Vrijdag 24 Februari 1928 68* Jaargang. Augustinus. Sam en zijn schat Aspirin- si Persil Denken aan 3 dlngen: EERSTE BLAD FXUILLIT OH. Brrrr Tabletten. SL Zelfwerkend Waschmiddei. - o Voor binnen Ter Neuzen f 1 40 per 3 main den - Voor buitea Ter Neuzen ft. per post J 1,80 per 3 maanden - Bij vooruitbetaling fr. per post /6,60 per jaar A S Q ^1 ^1 E T S P R IJ S Voor *t buitenland f 2.70 per 3 maanden franco per post - Abonnementen voor t buitenland alleen bij vooruitbetaling. Dit bind verschljnt lederen Maandag-, Woensdag- en VHidagavond. - I. Misschien is er wel nooit lemand ge- weest, die zoo sterk en zoo precies tot in zijn familierelaties toe een afbeeldsel was van zijn tijd als Augustinus, de kerkvader die in 354 is geboren en in 430 (28 Augus tus) is gestorven. Reeds had in zijn dagen het Christendom meer en meer de over hand gekregen, maar toch wilde het hei- dendom nog niet sterven, en het werd in, zijn laatste worsteling ook nog geholpen door vijanden, die aan den bodem van het Christendom aanvankelijk waren ont- sproten. Augustinus' vader, Patricius, was een weinig bemiddeld burger van I agaste op de Noordkust van Afrika, wiens hart- stochtelijk karakter pas In zijn latere levensjaren het juk van Christus wilde dragen; zijn moeder, Monica, was een be- sliat christelijke vrouw, die het als haar levenstaak beschouwde om en haar man en haar kind Gode te heiligen, een levens- doel, dat zij, zij het dan ook na heel veel strijd en tranen, heeft mogen bereiken. Augustinus* wakkere en bewegelijke geest, die al aanstonds in de eerste klasse van wat wij noemen: ,,de latere school een zekeren afkeer had getoond tegen al het formeele in het onderwijs, werd door de verdere leerstof, vooral door de dich ters, zeer in beslag genomen en openbaar de reeds bij hem als kind die karak teristieke neigingen, die ook bij den man en grijsaard zijn blijven voortwerken, zoodat hij, die nooit tevreden was met den buitenkant, van ieder voorwerp, dat onder zijn aandacht werd gebracht, steeds den binnensten kern en den diepsten grond wilde leeren kennen. Nadat hij een mid delbare school had bezocht in het nabu rige Madaura, kwam hij weer voor een jaar thuis, terwijl zijn vader met- groote moeite de middelen zocht samen te bren- §en, om zijn zoon van zeventien jaar naar de hoogeschool te Karthago te zende'n. Hier zou dan de natuurlijke mensch in hem tot voile ontplooi'ing komen, de na tuurlijke mensch met al zijn lusten en hartstochten, die tot nu toe door dfe strengere schooltucht misschien waren gebreideld, terwijl zijn lieve en zorgzame moeder die met groote moeite binnen de perken had weten te houden, een poging, waarbij zij bitter weinig hulp genoot van haar echtgenoot, die als Au gustinus, nog steeds niet tot het Christen dom (door den Doop) was overgegaan. Augustinus was nu student in den volleii ain des woords. Reeds nu bezorgden successen op het terrein der wetenschap hem een zeker aanzien, doch tegelijker- eijd ontwikkelde zich bij hem een zoo verregaande eerzucht, dat hij. in weerwil Van zijn betere zedelijke gevoelens, in den omgang met diep-bedorven studenten, die hij overigens ook wegens hun geringere ©ntwikkeling en kennis verachtte, nog slechter en gemeener dan zij wilde zijn of lijken. En een hartstochtelijke liefde voor het tooneel, waarbij allerlei onwaarheid Uit het Engelsch door P. G- WODEHOUSE. en onwaarschijnlijkheid aan den dag trad, vervulde hem. Pas achttien jaar werd hem reeds een zoon geboren, die Adeo- datus werd genoemd, en die al spoedig eveneens met voortreffelijke geestesgaven bleek te zijn uitgerust. Hoe diep Augustinus ondertusschen ook mocht zinken, het gevoel over het onvol- daan blijven door alle wereldlust en zinne- lijkheid, gepaard gaande met een onver- woestbaar verlangen naar waarheid en naar de goddelijke ontferming, bleven als lichtende sterren zijn weg beschijnen en hem bleef steeds een trek bij naar het ideale, ben streven, dat nog te meer werd versterkt door de vroege bestudeering van Cicero's Hortensius, ook al vond hij daar- bij en daarin geen bevrediging. Het was in deze stemming, dat Augusti nus zich wendde tot den bijbel. Alleen de Heilige Schrift is het," zegt hij, „die bij den nederige haar werking doet ge- voelen, en ik versmaadde het om een nederige te zijn; ik vond mijzelf groot en ik had er geen lust in om mijn nek te buigen en den weg in te slaan, dien de H. Schrift wijst." De straf bleef niet uit. De onverstandige Augustinus, die overi gens niet de minste moeite er mede had om de zwaarste filosofen te volgen en te verstaan, verviel in het Manicheisme, een van de groote ketterijen zijner dagen. Deze lieden beweerden, dat het mogelijk was voor den mensch om, zuiver en alleen geleid door de rede, en overigens zonder eenige neerdrukkende autoriteit, tot God te gaan, en dan van Alle dwaling te wor den bevrijd. Waarheid en altijd weer waarheid, was, als bij alle stichters van secten, ook voor hen het groote woord. Zoo vingen zij den goedgeloovigen jonge- 1-ing in hun netten. Daar kwam nog bij, dat het Manicheesche beginsel, volgens hetwelk er een goed beginsel is, het licht, waaruit zicb het rijk des lichts ontwik- kelt, en een kwaad beginsel, de duisternis, welks rijk al het stoffelijke omvat, voor Augustinus dit voordeel had, dat hij op die wijze zichzelf schuldeloos kon gevoe- len, en alles, wat hij voor verkeerds had gedaan ten laste kon leggen van het booze beginsel. Negen jaar lang is Augustinus Manicheeer geweest, hij ,,verleidde en werd verleid", zooals hij later zelf ge- tuigde „hier was hij hoogmoedig en daar bijgeloovig, en op alle punten was hij vol nietswaardige ijdelheid.' Zijn moeder weende heete tranen over haar verdwaalden zoon. Omstreeks 375 gaf Augustinus les in zijn vaderstad. Toen stierf plotseling een vriend van hem, van wien hij erg veel hield. Een diepe smart daarover maakte hem het blijven onmogelijk, en zoo ging hij dan naar Karthago weer terug, waar hij onderwijs gaf in de rhetorica en ver- der voor de wetenschap leefde. Bij deze studien kwam de eerste grondige twijfel bij hem op aan de juistheid van de inzich- ten en leeringen der Manicheeen. Dat- gen'e wat dezen leerden verg?lijkend met de resultaten, waartoe astronomen kwa- men, begon Augustinus al spoedig de leer der Manicheeen te kennen als datgene wat deze in waarheid was: het product eener bedorven Oostersche fantasie. Zijn omgeving wist hem bij zijn twiifel niet te helpen, en de menschen, wien hij om in- 13) (Vervolg.) HOOFDSTUK VI. Een vriend in nood. Het is niet gemakkelijk te schrijven over de hoogtepunten van het leven. De ba- *ale verteller, wiens gaven meer liggen in de richting van gebeurtenissen vermel- den, zonder ze te ontleden, wordt er door van streek gebracht. Om nu te zeggen, dat Sam Shotter verlicht was door het plotseling weder-verschijnen van zijn ouden vriend, zou werkelijk een te zwak- ke omschrijving zijn. Het is echter moei- lijk woorden te vinden, die bij dit geval passen. Misschien is het maar het een- voudigste te zeggen, dat zijn gevoel het meeste overeenkwam met het gevoel, dat een garnizoen heeft op een film, als het door wilden belegerd wordt in de aller- laatste acte van zoo'n prachtding, als er op het witte doek verschijnt: ,,Hoera. Daar zijn de Amerikaansche Jantjes! En bijna verstikt door zijn overgroote vreugde, kwam onmiddellijk de gedachte Wij hem op, dat hij die visch nu voorgoed aan den haak mo est slaan. ,,Zecj eens," zeide de heer Braddock, die zich bewust werd, dat een hand de nouw van zijn jas vastgreep, ,,Beste Brad, oude jongen", zeide Sam. ,,fk ben het maar." „Wie?" „Ik." Iichtingen vroeg, stemden hem toe, dat er geen antwoord was te geven, De onwaar heid van het tot nu toe omhelsde stelsei werd ingezien, maar de waarheid werd niet tegelijkertijd gevonden. Augustinus was er thans dicht aan toe om aan alle waarheid te gaan twijfelen. Wij leven nu omstre- ks 383. De ruw- heid en onbeschaafdheid der Karthaagsche studenten en betere uitzichten voor zijn aard'sche toekomst brachten hem er toe om een professoraat te Karthago op te geven en naar Rome over te zeilen, waar- heen zijn moeder hem met alle geweld wenschte te Volgen. Dit maakte hij haar echter op een niet heel aardige wijze on mogelijk, door haar op slimme wijze te bedriegen, terwijl hij Adeodatus en diens moeder wel medenam. N]aar ook te Rome kwam Augustinus niet tot rust. Hij had aan den twijfel niet genoeg. Intusschen werden zijn wetenschappelijke onderzoe- kingen door hem met ernst voortgezet, en langzamerhand kwam hij nu tot het in- zicht, ,,dat de waarheid voor den mensche- lijken geest niet absohiut onbereikbaar was, doch dat de rechte weg om haar te leeren kennen door goddelijke aanwijzing en op Gods gezag alleen aan den mensch gewezen dient te worden Dit was na- tuurlijk reeds een goede en belangrijke schrede voorwaarts. Maar nog altijd had hij er bezwaar tegen zich aan het gezag der Kerk te onderwerpen, en Rome was ook eigenlijk een verkeerde plaats voor hem. Zoo was het dan Gods genade, die hem in het einde van het jaar 384 als officieel leeraar in de welsprekendheid naar Mi- laan bracht, waar hij in de school kwam bij den grooten Ambrosius. Hij begon aanstonds van Ambrosius te houden. maar dan niet als gids naar de waarheid, want hij had al'le hoop opgegeven om de waarheid in en door de Kerk te vinden doch hij kreeg Ambrosius lief, als een man, die reeds aanstonds door zijn welwillende v.oorkomendheid een diepen indruk op hem had gemaakt. Vlijt/g en trouw volg- de hij diens colleges zooals hij zelf nog dacht: totaal onverschillig ten opzichte van den inhoud daarvan, maar toch al was het dan tegen zijn w'il drong met de woorden, naar wier klank hij zoo ijverig luisterde, ook hem zin en geest in zijn ziel door. Augustinus leerde zooals-van-zelf het echte geloof van de Kerk kennen. Juist te rechtertijd kwam nu ook zijn moeder weer bij hem. Bij haar zoon was nu de crisis" gekomen, en haar gebed en tranen. haar liefdevolle leiding zouden een gelukkig resultaat opleveren. Zij ver- loor'het niet uit het oog. dat Auoustinus no-g meer ziek was aan zijn hart dan nan zijn verstand, en onophoudelijk drong zij er daarom bij hem op aan om de banden los te maken, die hem nog aan de wereld en de zonde geketend hielden wat ook geschiedde. Maar de ractie bleef niet uit. Een zwaardere worsteling en be- treurenswaardiqer dwalingen dan ooit te voren waren doorgemaakt, moest bij nu nog lijden, en pas nadat alles tenslotte op het spel had gestaan werd de strijd be- slist, en volgde in September 386 Augus tinus' bekeering. op zijn 32ste levensjaar Zoo had dan alles meeqewerkt: de filoso- fie, de kennis der H. Schrift, de voorbeel- „Wie ben je?"_ ,,Sam Shotter." „Die bij me op school was." .Juist, dat ben ik." ,,Ben jij Sam Shotter." a." „Ja, maar dat ben je," zeide de heer Braddock nu geheel overtuigd. Hij legde de grootste vreugde over deze herinne- ring aan den dag. ..Allergekste samenloop van omstandiq- heden, zag allerzonderlingst," zeide Braddock, terwijl hij Sam hartelijk in zijn schouder kneep. „Een uurtje geleden sprak ik in de Strand nog met een kerel over jou." ,,Waarachtig Brad, ouwe jongen? ,,Ja, afschuwelijk kerel. Ik liep tegen hem op, he en'hij draaide zich om en het eerste wat hij zei was: ,,Ken je Sam Shot ter ook?" En hij vertelde mij allerlei bij- zonderheden over je allerlei leuke din- gen, zag. Ik weet ze nou niet meer, h&, maar je begrijpt me wel." „Ik kan je best volgen, Brad. Waar heb je je hoed gelaten?" Een trek van verlichting kwam op Wil- loughby ■Braddock's gelaat. ,,Heb jij mijn hoed? Waar is die dan? ,',Ik heb je hoed niet!" ,,En je zei, dat je mijn hoed hadt. „Welneen." ..O," zeide de heer Braddock teleurge- steid. „Laten we dan maar een kop kof- fie gaan drinken." Sam Shotter kwam achter de toonbank met het gevoel van een reiziger, die na lange omzwervingen, na lang naar het beloofde land getuurd te hebben, eindelijk thuiskomt. De twed leegloopende heeren waren in de duisternis verdwenen, maar de man in uniform bleef met een zekere bravoure koek eten. ,,Is dat een vriend van je, Sam? vroeg de heer Braddock na koffie en eieren te hebben besteld. den van allerlei grooten, het gebed van anderen en van hemzelf, en ontving- de Kerk thans in hem een van haar grootste leidslieden. Augustinus nam zijn ontslag als leeraar in de welsprekendheid en bracht een ge- j heelen winter door te midden van gelijk- gezinde vrienden, op een landgoed in Boven-Italie, tot voorbefeiding voor zijn doop. Uit de gesprekken met zijn vrien den ontstonden nu zijn eerste, ons be- waard gebleven, geschriften. Den doop ontving hij in den Paaschtijd van 387 te Milaan door den bisschop Ambrosius, tegelijk met hem werden ge- doopt ^ijn vriend Alypius en zijn zoon Adeodatus, die kort daarop stierf. ,,Hij was nauwelijks vijftien jaar oud", schreef Augustinus, „en hij lovertrof in verstand menig bejaard man. Dat is Uw geschenk, o God, zooals ik belijd, want van mij had mijn jongen ndets dan mijn zonde, van U echter heel veel wonderlijks, zoodat ik mij vaak verbaasde over zoo'n geest. Vroeg hebt Gij hem uit deze wereld weggenomen, en ik weet zeker, dat Gij hem tot U ge nomen hebt". Ook Moeder Monica had iaar aardsche roeping vervuld; zij stierf nog in datzelfde najaar te Ostia, toen zij op het punt stond naar Afrika terug te keeren, waar zij en Augustinus en enkele andere vrienden zich voortaan geheel wenschten te gaan wij den aan den dienst des Heeren. De dood van de moeder jracht in zooverre voor Augustinus in dit plan verandering, dat hij, in plaats van naar Afrika te gaan, nu nog eerst een jaar iNGEZONDEN MEDEDEELINGBN. ,,WAarachtig niet,' zeide Sam vol af- schuw. „Verbeeld je, hij denkt, dat de hertog van York een tandenborstelsnor heeft." ..Neenl", zeide de heer Braddock vol afkeer. „Heusch waar." ,,Wat een stomme ezel." Zeker eens uit de wieg op zijn kop gevallen." ,,Laten we maar niet meer op hem let ten," meende de heer Braddock vertrou welijk op zeer luiden toon. De maaltijd ging qenoeglijk door. Sam had Willoughby Braddock altijd graag mogen lijden en de grandiose manier, waarop hij nu voortdurend harde eieren bestelde, bewees hem, dat die kinderlijk genegenheid niet misplaatst geweest was. Hij kreeg een behagelijk gevoel over zich. De koffie was van de soort, waarvan Je eerst een slokje neemt, dan dadelijk ncg een om eens te proeven, of ze werkelijk zoo slecht is als je eerst dacht, maar zij was tenminste lekker warm. En weldra scheen de wereld Sam nog zoo n kwade plaats niet toe. Hij werd bepaald joviaal. Hij luisterde met beleefde aandacht naar de langdradige beschrijving van de speech aan het reunisten-diner en was zelfs mile genoeg gestemd om een olijftak te bieden aan den man in uniform. „Het ziet er naar regen uit, zeide hij vriendelijk. ,,Wie," vroeg de heer Braddock ver „Ik sprak tot de meneer achter je," zeide Sam. De heer Braddock gluurde eens. voor zichtig over zijn schouder. ,,]a maar, spreken we eigenlijk wel tegen hem?" vroeg hij ernstig. ,,Ik „0 ja," zeide Sam lankmoedig. „Het is in den grond wel een goeie kerel, hi; moet een beetje ontbolsterd worden. (TJGEZONDEN MEDEDEELINGE? wat een nattigheid, echt weer voor rheumatiek, neuralgign, jicht en spit. Men vergete niet dat bij zulke aanvallen niets zoo goed is als Zij verzachten de pijnen en be- vorderen de afscheiding van urine-zuur. Men eische echter steeds de origineele verpakking u<Bayah", ken- baar aan den oranje band en het Bayerkruis. Prljs 75 cts. Weiger namaak of losse raoietten. ,,Waarom vindt je, dat hij er naar regen uitziet," vroeg de heer Braddock vol belangstelling. (De chauffeur van de taxi kwam zich nu bij hun groepje voegen. Hij zeide, dat hij de plannen van den heer Braddock niet kende, maar dat hij naar bed verlangde. De heer Braddock klopte hem met stra- lende goedmoedigheid op den schouder. ,,Dit", legde hij Sam uit, ,,is een aller- aardigste kerel. Ik weet alleen zijn naam niet meer." De chauffeur zei, dat hij Evans heette. Evans, o, maar natuurlijk. Evans. Ik wist wel, dat het met een G begon. Dit is nu mijn vriend Evans, Sam. Ik weet niet meer, waar we elkaar ontmoet heb ben, maar hij brengt me nu naar hu:s. ,,Waar woon je, Brad?" ,,Waar woon ik, Evans?" ,,U hebt mij gezegd in Valley-Fields' zei de chauffeur. ,,Waar woon jij, Sam?" ,,Nergens." ,,Hoe bedoel je, nergens?" „Ik heb geen thuis", zei Sam vol pathos. ,,Ik wil er wel een voor je graven", zei de man in uniform. ,,Geen huisi" riep de heer Braddock diep geroerd uit. „Geen plaats om van- nacht je hoofd neer te leggen? Zeg, luis- ter eens, je moet absoiuut met me mee. Evans, ouwe jongen, zou er nog een plaatsje in die ouwe auto van jou z'i"- Want ik ben er buitengewoon op gesteld, dat deze heer meegaat. Neen, goeie, ouwe Sam, spreek nu maar niet tegen „Dat zal ik niet doen." Je kunt op de divan in de zitkamer sla- pen. Ben je klaar, Evans, ouwe kerel. Prachtig, dan kunnen we weg wezen." Van Pimlico naar Burberry Road, Val ley-Fields, is een afstand van verschei- dene kilometers, maar Sam scheen het maar een kort ritje toe. Deze illusie wero 1. Persil in koud water oplossen; 2. Het waschgoed in dat koude sop doen 3. Het waschgoed gedurende een kwartier eenmaal koken! Zoo, Dames geschiedt het was* schen op de juiste manier! Indien Gij dan nog grondig naspoelt, eerst in goed warm vervolgens in koud water, is Uw waschgoed zoo welrie* kend en helder wit als Gij nimmer beter zoudt kunnen verlangen. Gebruikt echter uitsluitend zonder eenige toevoeging van zecp of zeeppoeder; want alleen dan bereikt Gij een volmaakt succes en wascht Gij inderdaad op z'n voordeeligst Vraagt gratis brochure De Reiniging der Wasch" b/d. Eenige Imp.: E. Oster- mannS. Co. Amsterdam. Fabrikante Henkel 6. Cie., A G., Dusseldorf. te Rome bleef. ,,Hier", zoo vertelt hij in een van zijn boeken, „kon ik het niet stil- zwijgend aanzien, dat de Manicheeen door hun pronken met hun valsche onthouding en matigheid de onkundigen bedrogen en zich zelfs boven de ware Christenen meenden te mogen verheffen, waar zij ab soiuut niet mee zijn te vergelijken, en daarom schreef ik tijdens dit verblijf te Rome twee boeken, het eene over de zeden der Katholieke Kerk en het ande're over de zeden der Manicheeen. Na den dood van den Keizer Maximus (388) keerde Augustinus naar Afrika, naar Tagaste terug. Hij zegt er zelf van: ,,Een ander was het die ging en een an- der die terugkeerde". niet ioozeer gewekt door de boeiende ge sprekken van den heer Braddock, of- schoon deze aldoor aan het woord was. als wel door het feit, dat hij lichtelijk ver- moeid na de beslommeringen van dien nacht, insluimerde eer ze de rivier nog over waren. Hij schrikte wakker, toen de taxi stilhield bij een houten hek, dat een kort grindpaadje afsloot, dat naar een wit- gepleisterd huis voerde. Bij het zwakke schijnsel van een lantaarn was heel duide- lijk de naam San Rafael te lezen. De heer Braddock betaalde den chauffeur en liet Sam het hek binnen. Hij haalde een sleu- tel te voorschijn na eenig zoeken en be- klom de stoep om de deur te openen. Sam trad een kleine flauw-verlichte vestibule binnen. ,,Ga maar gerust naar binnen,zeide de heer Braddock. ,,Ik ben dadelijk terug. Ik moet iemand spreken" ,,Wat moet je," zei Sam verbaasd. „Ik moet even iemand spreken. Een schoolkameraad, Evans heet hij. Ik kan er niet af." En met die slangachtige snelheid, die hedennacht al zijn beweringen kenmerkte, sloeg Willoughby Braddock de voordeur dicht met een bons en verdween. Sam ondervond een gemengd gevoel van leed en vreugde bij dit impulsieve vertrek van zijn gastheer. Aan de credit- zijde boekte hij, dat hij althans een dak boven zijn hoofd had, iets, wat hij een uur geleden niet verwachtte; maar hij wilde, dat zijn vriend hem, eer hij vertrok ten minste op het spoor had geholpen van de divan in de zitkamer, waar hij den nacht zou doorbrengen. Maar een korte onderzoekingstocht zou ongetwijfeld de verborgen kamer wel aan het licht brengen. Misschien was het dat vertrek wel aan den overkartt van de vestibule. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1928 | | pagina 5